Zo zijn onze manieren ~ Visies op multiculturaliteit in Nederland ~ Inhoudsopgave

Geen multicultureel drama of naief multiculturalisme maar een realistisch optimistische kijk op multiculturaliteit in Nederland. Vanuit persoonlijke ervaringen of op basis van eigen onderzoek geven de auteurs van deze serie stof tot nadenken over wat ieders bijdrage kan zijn aan een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan en mag komen.
Deze serie artikelen roept ons op de moed te hebben om de Nederlandse samenleving te beschouwen als ‘onder voortdurende constructie’. De auteurs laten zien dat (voor-)oordelen en rigide uitgangsposities niet leiden tot het vaak bezongen ideaal van integratie, maar juist bijdragen tot een verdergaande polarisatie en onbegrip. Iedereen die gelooft in radicale zelfkritiek en respectvolle kritiek van andersdenkenden moet deze serie lezen. Rozenberg Publishers – 2007 – ISBN 978 90 5170 862 2

Inhoudsopgave
Francio Guadeloupe, Vincent de Rooij – Inleiding

Deel I – Het verleden: De wortels van het nu

Lammert de Jong – Tegen de autochtone klippen op
Gloria Wekker – Een Nederlands Fotoboek … Momenten in de multiculturele samenleving
Maria van Enckevort – When Coming Home is no longer a Home-Coming
Brada Kwasi Koorndijk – Multiculturaliteit in Nederland: gevangen in een web van definities
Vincent de Rooij – Multiculturaliteit en meertaligheid: Een kritische beschouwing van het Dutch-only vertoog
Thijl Sunier – What’s in a name?

Deel II – Het heden: Een kritische beoordeling

Feia Tol – De inburgeringscursus: Eenheid of verdeeldheid?
Lucia Lindner – Inburgeren in Ghanees transnationalisme
Yiufai Chow – Multiculturele schizophrenie: ‘Jij bent anders, jij bent Chinees’
Mattijs van de Port – De Islam bestaat niet
Francio Guadeloupe – De zon van multiculturaliteit: Accepteren van wie we zijn
Irene Stengs – Intercultureel intermezzo

Deel III – De toekomst: Bakens van hoop

Pien van Langen – Een smeltkroes in het verpleeghuis
Chantal Gill’ard – We zijn allemaal verschillend en dat blijft
Daan Beekers – Verwante vreemden: Jonge moslims in een ontkerkelijkte samenleving
Erna Kerkhof – Berichten uit Niksland
Jeroen de Kloet – Een pleidooi voor multiculturele vervuiling
Yolanda van Ede – Doggy hondjes
Peter Geschiere – Nawoord

Over de auteurs

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Zo zijn onze manieren ~ Inleiding

Inleiding
Dit boek wil op een kritische en onbevangen wijze kijken naar multiculturaliteit in Nederland. U leest het goed: multiculturaliteit, en niet multiculturalisme. Het –isme in multiculturalisme geeft aan dat het gaat om een ideologische stroming en dit boek wil niet de kritiekloze vertolker zijn van een specifiek politiek-maatschappelijk ideaal. De bijdragen in dit boek zijn bedoeld als kritische reflecties op de multiculturele staat waarin Nederland zich bevindt: die multiculturele conditie benoemen we hier met de term multiculturaliteit. Multiculturaliteit is geen politiek-maatschappelijk ideaal; het is een gegeven, een realiteit waarmee we ons moeten verhouden. En dat is precies wat de auteurs van dit boek doen: sommigen laten zien hoe moeilijk we het hebben met multiculturaliteit en wat de redenen daarvoor zijn; anderen zetten uiteen hoe mede-Nederlanders van verschillende afkomst door moeilijkheden heen elkaar leren kennen en waarderen en met elkaar tot nieuwe gedeelde praktijken komen; maar ook wordt duidelijk dat multiculturaliteit cultuurverschillen kan opleveren die niet of nauwelijks te overbruggen zijn en mogelijk kunnen leiden tot een nieuwe verzuiling van de samenleving. Dit boek geeft dus geen pasklaar antwoord op de problemen die onze multiculturele samenleving stelt; integendeel, de algemene strekking van de essays in dit boek is dat pasklare of eenduidige antwoorden op onze problemen niet bestaan. Het gemak waarmee vele politici spreken over integratie, Nederlandse identiteit, en eenduidige loyaliteit daaraan, is misleidend en gevaarlijk omdat het medeverantwoordelijk kan zijn voor processen die velen onder diezelfde politici willen stoppen: uitsluiting, xenofobie, politiek extremisme.

‘Zo zijn onze manieren…’ roept de vraag op over wiens manieren het in dit boek gaat. Natuurlijk klinkt in deze regel uit het bekende kinderliedje door dat dit ‘onze’ slaat op de mensen die het voor het zeggen hebben. In multicultureel Nederland zijn dat de witte Nederlanders die ieder die anders is dan zij simpelweg meedelen: dit is hoe wij het doen, als je mee wilt doen moet je doen zoals wij. Maar er is ook een meer subversieve lezing van het ‘onze’ mogelijk. Al die ‘andere’ Nederlanders kunnen immers ook zeggen: ‘zo zijn onze manieren…’.

Ook zij kunnen hun voorwaarden stellen aan de manier waarop wij met z’n allen, Nederlanders van allerhande komaf, met elkaar omgaan. Als iedereen gehoord wil worden en serieus genomen wil worden –en dat is toch waar het in een democratische, open samenleving om draait- moet dat ‘onze’ dus op alle Nederlanders slaan. Als dat zo is komt het integratiebetoog dat uitgaat van een denken waarin minderheden zich dienen te assimileren aan de dominante meerderheid, op losse schroeven te staan. Als we iedereen erbij willen houden zullen we ook naar iedereen moeten willen en kunnen luisteren, contact maken en conflicten aan durven gaan in een inter-culturele dialoog die kan, maar niet hoeft te leiden tot nieuwe manieren van denken en handelen. In plaats van veilig terug te vallen op starre gepolariseerde posities, roepen wij daarom alle Nederlanders op om de moed te hebben het contact en daarmee ook de discussie met anderen aan te gaan.

De auteurs van dit boek hebben de uitdaging opgepakt om buiten de tegenwoordig als veilig geldende grenzen van het assimilatiedenken te treden en hun mening te geven over multicultureel Nederland. Onder de auteurs bevinden zich wetenschappelijke onderzoekers, activisten, studenten, onafhankelijke intellectuelen, docenten, consultants, artiesten, en web chatters: een ratjetoe van mensen met verschillende politieke overtuigingen die niet onverschillig willen toezien hoe grote groepen in onze samenleving lijden door uitsluiting en discriminatie op basis van uiterlijke kenmerken, geslacht, seksuele geaardheid, religie, of klasse. ‘Wij’, de verzameling auteurs van dit boek vormen tezamen een kritische club, een collectief zonder ideologisch zwaartepunt of gedeelde dogma’s, een veelkleurige, multi-religieuze/multi-atheïstische verzameling van mensen die zeggen wat zij belangrijk achten, een nederige club ook die accepteert dat Nederlanderschap geen vaststaand gegeven is maar voor iedereen anders, voor elk van ons meervoudig en veranderlijk kan en mag zijn. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Tegen de autochtone klippen op

New York/Amsterdam, oktober 2007

I also noticed that strangers may live here, but on your conditions, your standards, your codes, your history, your enlightenment, and your ethics. You, who once was so versatile in how relative everything was, who knew how to survive surrounded by frenetic bombastic countries, are yourself becoming more and more snugly fixated on what you have and what you are, in stead of re-imagining strangers into a new community of wholeness. Charity you do, yes, lots of it. But you can only deal with us, the Third World, as charity and never as equals because you deeply believe: what you are, you have achieved by your hardworking selves, and what we are, is because we keep on lazily failing ourselves. (Antjie Krog, 2006) [1]

Démasqué
De confrontatie met niet-westerse nieuwkomers op het eigen terrein van de Nederlandse natie heeft geleid tot een démasqué van het tolerante Nederlandse ego van de Gouden Eeuw en het grenzeloze multinationale karakter van de Nederlandse handelsgeest. Het kosmopolitische aureool waarmee Nederland omgeven was heeft zijn glans verloren en veel van wat Nederland als klein land zo groot maakte staat thans ter discussie.

De verbeelding van Nederland, van wat Nederland is, van wat Nederland is geweest, wortelt diep. In de schilderijen van Rembrandt van Rijn, Rembrandt’s verbeelding dus, zou te zien zijn dat hij vrijzinnig en tolerant was.[2] Het immigrantenkarakter van de Dutch society in de Gouden Eeuw is door Jonathan Israël geboekstaafd.[3] Buitenlandse zeelui werkten in de havens en op de schepen. In het Amsterdam van de jaren 1650 trouwden meer buitenlandse mannen dan nieuwkomers afkomstig uit Republiek. Meer dan 40 procent van de zeelieden in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie kwam in de jaren 1650 uit het buitenland. De steden in Holland en Zeeland wedijverden om de Hugenoten uit Frankrijk, hun geld en vaardigheden. Hugenoten maakten 7 procent van de bevolking van de grootste steden uit.[4]

Jan Marijnissen stelt, en hij niet alleen, dat hier een traditie van tolerantie is die teruggaat tot de zeventiende eeuw en die te maken heeft met onze handelsgeest: ‘Het is een misvatting te denken dat Nederlanders in essentie racistisch zijn en discrimineren.’(cursief; ldj)[5] Ook Paul Scheffer heeft vertrouwen: ‘De meeste mensen hebben in beginsel niets tegen de aanwezigheid van migranten in Nederland en willen vreedzaam met hen samenleven.’(cursief; ldj)[6] Wordt met dit in beginsel en in essentie bemanteld dat het in de praktijk anders uitpakt? De kwestie van het Nederlanderschap van Ayaan Hirsi Ali werd in de buitenlandse pers geboekstaafd als ‘a victory for intolerance in Holland’. Haar boek ‘The Caged Virgin’ werd in New York geadverteerd met een melodramatische verwijzing naar ‘now abandoned by her adoptive country.’ De Nederlandse minister-president sprak van imagoschade.[7] De vrees het historische kapitaal van een tolerante natie te verliezen is terecht, maar er is veel meer aan de hand. Jan Latten oreert dat Nederland zwanger is van segregatie en benadrukt dat normen, óók die over segregatie, kunnen veranderen, óók in Nederland.[8] De beeldvorming van de nieuwkomers wordt bewust gederailleerd om een overtrokken Nederlands cultuurbegrip te consolideren. Het gedrag van populistische politici biedt rugdekking aan sluimerend xenofoob gedrag; inderdaad, het wordt daardoor gelegitimeerd. De Nederlandse politiek schrikt er voor terug vreemdelingenhaat en racisme aan de kaak te stellen.[9] Het buitenland kijkt verbijsterd toe; Nederland lijkt een bange, kleinburgerlijke natie.[10] Het poldergepruttel van de Nederlandse natiestaat over vreemde (-lingen) zaken is niet van deze tijd. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Een Nederlands Fotoboek ~ Momenten in de multiculturele samenleving.

Voor Kwame Nimako[i]

I. Artis, 1954
In ons familiefotoboek zit een serie kiekjes van een bezoek dat het gezin Wekker aan Artis bracht. Het moet in de zomer van 1954 geweest zijn. Artis is onze buur, want we wonen op een bovenwoning in de oude Joodse buurt, op de Plantage Kerklaan. Eind 1951 migreerden we vanuit Suriname. Mijn vader, die hoofd van de recherche in Paramaribo is, wil in Nederland rechten studeren.

Oom Erwin en tante Nita uit Paramaribo zijn die zomer voor zaken in Nederland en ter gelegenheid daarvan vindt het uitje naar Artis plaats. Tante Nita heeft, met haar pas aangeschafte toestel, de zwart-wit foto’s genomen. Het is een zomerse dag, getuige onze lichte kleren en hier en daar valt zonlicht op de hoge bomen, die Artis omzomen. Onze ouders zijn niet te zien op de foto’s, alleen wij, vijf kinderen. Mijn oudste broer is 11, ik ben 4 jaar oud. De twee jongens dragen broeken tot op hun knie en de drie meisjes, van wie ik de jongste ben, hebben geruite plooirokjes en witte sokjes aan. Wij hebben pijpenkrullen en mijn moeder heeft elke morgen een uur werk aan het oliën en het in de krul draaien van ons haar. Het ergert haar verschrikkelijk als onbekenden ons willen aanraken; met name onze gezichten en ons haar nodigen daar kennelijk onweerstaanbaar toe uit. Regelmatig wordt er geroepen dat we “net poppen” zijn.

Op een van de foto’s staan wij in een kringetje rondom een ezeltje. Vooral de jongste kinderen hebben een uitdrukking van verrukking op hun gezicht. Op de volgende foto zit ik vóór mijn zus Dulci op de ezel, allebei met een stralende lach, die bij haar het fietsenrek in haar mond blootlegt.
Maar wat die foto uniek maakt is dat een deel van de omgeving is meegenomen. Misschien wilde tante Nita iets vastleggen van de vreugde die het moment uitstraalt. Want aan de randen van de foto is te zien dat een menigte witte mensen zich om ons heen heeft verzameld: mannen maar vooral vrouwen, aan wie nog de naoorloogse sfeer van armoede en troosteloosheid kleeft. Maar voor even is de zon doorgebroken: terwijl wij naar het ezeltje kijken, kijken zij naar ons, met evenveel verrukking en overgave.
Zwart, of bruin(-tje) zoals het toen nog heette, is leuk als het klein en schattig is. Ook onder een aantal andere omstandigheden is zwart leuk. Als het amusant is en zich voegt in stereotype beelden; als het atletisch is, maar met weinig tekst en zekere geen kritische tekst; mooi en exotisch mag ook, graag zelfs. Maar meestal is zwart niet leuk en zeker niet als het zelfbewust is.

II. Polderen, 2005-2006.
Iets van die verrukking voor het vreemde, het exotische, was nog steeds waar te nemen in debatten of berichtgeving waarin het tweede kamerlid voorde VVD Ayaan Hirsi Ali een rol speelde. Dat was niet het enige vertoog dat circuleerde met betrekking tot Hirsi Ali, maar het was wel constant en invloedrijk sinds zij haar opwachting maakte op het Nederlandse politieke toneel. Hirsi Ali werd opgeroepen als een mooie, intelligente, welsprekende Afrikaanse prinses. Hoewel het haar als prinses aan niets ontbrak, was zij zo nobel dat zij eigenhandig het feminisme ten behoeve van minder bedeelde Islamitische vrouwen uitvond en in haar eentje ter hand nam. Het was een grote schande dat nog nooit iemand zich over de problemen van deze vrouwen had uitgelaten, zo heette het, en ook Ayaan zelf droeg niet weinig bij aan deze indruk. Als ze al eens iemand citeerde waren dat steevast witte mannen, Voltaire, Bernard Lewis, Bolkestein (Moors 2005), niet direct degenen aan wie het feminisme schatplichtig was, maar ja, een kniesoor die daarop lette. Hirsi Ali was een geleerde, een een- en- twintigste eeuwse incarnatie van Voltaire. In dit vertoog was zij een mengeling van een koninklijk zwart fotomodel, voorzien van een allercharmantst accent, en een geleerde, kortom een buitengewoon aantrekkelijk object van adoratie, een symbolisch “ons-soort–mensen”. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

When Coming Home is no longer a Home-Coming

Life can only be understood backwards, but it must be lived forwards.
Søren Kierkegaard, Journals

Geboren en getogen in de provincie Limburg moest ik Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) leren spreken tijdens mijn kleutertijd. Degenen die het Limburgse accent nooit konden kwijtraken zouden levenslang worden beoordeeld – of is het veroordeeld? – als lijdende aan een “boerse afwijking”. Alsof beschaafd en accent niet samengaan, of erger nog elkander zouden uitsluiten? Een opvatting waarmee mijn Antilliaanse partner, en met hem vele andere nieuwkomers in de Nederlandse samenleving, wordt gekonfronteerd als gevraagd wordt “Bent U al lang in Nederland? Waar hebt U zo goed Nederlands leren spreken?”

In de jaren zestig, tijdens mijn eerste poging tot studeren aan de toen nog Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, ben ik mijn Limburgse accent snel kwijtgeraakt. Afkomstig uit een agragrische gemeenschap, met als zogenaamde verdienste de eerste studente te zijn aan een niet-katholieke universiteit in het zondige Amsterdam van de provo’s, wenste ik elke associatie met mijn afkomst als ‘boerentrut’ te vermijden. Verblijf in het buitenland en functionele meertaligheid hebben het accent nog verder verwaterd zodat niemand meer horen kan waar ik vandaan kom als ik Nederlands spreek. “Je kunt echt niet horen dat je uit Limburg komt” wordt verondersteld een kompliment te zijn. Waar hebt U zo’n ‘Beschaafd’ Nederlands leren spreken?

Nu ik – tegen de zestig – terugblik merk ik echter dat mijn Limburgse roots sterker zijn dan de Nederlandse nationaliteit. Dit is mede beinvloed door het feit dat ik bijna de helft van mijn leven in s’Nederlands Overzeesche Gebiedsdelen heb doorgebracht. Het Engels is mijn eerste taal geworden en als ik Nederlands spreek en schrijf (iets wat ik nog zelden doe) maak ik me steeds meer schuldig aan germanismen en anglicismen. Desondanks had ik moeite om op het Net te lezen dat Wilders zoveel stemmen had verkregen in Limburg omdat hij “ein vaan us” zou zijn. Die moeite had te maken, niet alleen met de manier van schrijven [ien van ôs, zou ik geschreven hebben], maar meer nog met het feit dat ik niet langer weet wie bedoeld wordt met “us / ôs”.

Sinds vijfentwintig jaar is Sint Maarten home. Ik woon en werk hier in de sector onderwijs. Ik stem en betaal belasting (ja, dat doet men hier ook!). Betrokkenheid bij het gebeuren in de gemeenschap is bepalend om een gevoel van thuis te hebben; zowel voor mezelf als voor de gemeenschap. In het begin leek dit thuisgevoel bepaald te worden door de keuze tussen een tropical paradise or an icebox – wat niet moeilijk was. Ik herinner me mijn eerste bezoek aan Nederland en de woorden van De Génestet:

O land van mest en mist, van vuilen, kouden regen,
Doorsijperd stukske grond, vol killen dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen,
Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp!
Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Multiculturaliteit in Nederland ~ gevangen in een web van definities

De sociaal-economische achterstand van minderheden houdt verband met de hang naar de eigen taal en cultuur en die belemmert een succesvolle integratie in de Nederlandse samenleving. Dit is toch wel het beeld dat vooral overheidspublicaties oproepen (zie bijvoorbeeld Schnabel et al. 2005). Tegenover dat beeld stel ik dat de Nederlandse samenleving juist gebaat is bij vitale (deel)gemeenschappen waar eigenheid zo maximaal mogelijk moet kunnen worden beleefd.

Zoals het menselijk lichaam de eigenschap bezit aan het eigen lichaam vreemde organen soms af te stoten zo ook vergaat het in mijn beleving de intrede van nieuwe burgers in een ontvangende samenleving. En hoe bedreigender de transfusie van ‘nieuw bloed’ wordt voorgesteld in de media des te groter de weerstand zal zijn van de recipiërende partij. En de Nederlandse gemeenschap maakt hierop geen uitzondering.

Zo gauw het aantal toegelaten nieuwkomers als groot en overlastig ervaren wordt, komt het beleid onder druk te staan van de publieke opinie. De politiek legt de druk vervolgens terug bij de nieuwbakken Nederlanders. Integratie is dan het wondermiddel om de kwaliteit van de Nederlandse samenleving te verzekeren. Tegelijkertijd wordt remigratie ofwel terugkeer[i] aangemoedigd. Dus behoud, maar dan zo Nederlands mogelijk zijn(integratie), terwijl de achterdeur wordt opengezet naar het land van herkomst (Rijkschroef et al 2003: 21,22).

Zolang de verblijfsduur van verschillende groepen migranten in de jaren 60 (Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten) en 70 (Surinaamse en Antilliaanse rijksgenoten) van de vorige eeuw onzeker blijft, is er sprake van ad hocerig beleid. De Molukse treinkaping is echter een keerpunt in deze ad hoc benadering, want de oorzaken hiervan – onvervuld Moluks onafhankelijk-heidsstreven gevoegd bij uitsluitingsmechanismen op de arbeidsmarkt,gevoelens van miskenning, en opgedrongen minder-waardigheid – konden een voedingsbodem zijn voor erupties bij andere groepen (Van Thijn 2006).

Kenmerkend voor de jaren zeventig en de periode daarna is dan ook de gerichtheid op ‘integratie met behoud van identiteit’ ofwel het categoriale beleid. Hierbij moet in aanhaling van Penninx het begrip integratie, afgaande op het gebruik ervan, worden uitgelegd als ‘inpassing’ in maatschappelijke verbanden (Penninx aangehaald in Rijkschroef et al:23). In het verlengde hiervan is er de vertaalslag met nationale, beleidsmatige aandacht voor onderwijs in de ‘eigen taal’ aan buitenlandse kinderen (Turken en Marokkanen). Al blijft het beleid terughoudend bij het aanprijzen van eigenheid in het onderwijs en gericht op remigratie. Rijkschroef et al laten wat de beleidsmakers betreft, geen verband zien tussen de sociaal-culturele en de sociaal-economische positie van de nieuwe ingezetenen – rijksgenoten en arbeidsmigranten(Rijkschroef et al:27). Dus het cultureel anders zijn en de verbetering van de maatschappelijke positie van het individu sluiten elkaar hier niet uit.

Vanaf 1980 tot aan ’90 is er geen sprake meer van een kris-kras policy; wel van een door het ministerie van Binnenlandse Zaken gecoördineerd beleid. Gegeven het feit dat minderheden zich blijvend zullen vestigen in Nederland spreekt de overheid nu van de multiculturele samenleving, waarbij emancipatie van minderheden betekent bestrijding van achterstanden (Rijkschroef et al:40). Het idee is dat behoud van de eigen identiteit niet bepaald haaks staat op het ontstaan van achterstanden. Integendeel leeft de gedachte dat het Onderwijs in de Eigen Taal en Cultuur (OETC) de verwerving van het Nederlands kan bevorderen (Rijkschroef et al:29).
Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives