Jarig


Hij hangt onderuit.
‘Moet alleen de motivatie even vinden. Maar ik heb lang genoeg niks gedaan. Ik solliciteer nu actief. Nou ja, ik heb op Instagram gezet dat ik wel wil werken.’
Hij luistert.
‘Nee, ik kan niet komen vanmiddag. Heb nog maar twee euro op mijn kaart.’
Een paar minuten later gaat de deur open.De conducteur meldt zich.
De jongen legt de telefoon neer, gaat rechtop zitten.
Als hij zijn kaart geeft, zegt hij: ‘Ik heb maar niet ingecheckt. Er staat toch te weinig op.’
‘Waar ga je naartoe?’
‘Naar Sloterdijk. Maar ik moet naar Hoofddorp. Daar woont mijn moeder. Die is vandaag jarig.’
‘Hoe kom je daar dan?’
‘Mijn zus pikt me zo op.’
De conducteur aarzelt een paar tellen, haalt zijn schouders op en geeft de kaart terug.
‘Omdat je moeder jarig is.’
Als de conducteur verder loopt, grijnst de jongen naar me , pakt zijn telefoon en zegt: ‘Shit, man.’

Bookmark and Share

Sushi


Ze stappen vrolijk kletsend binnen.
Zodra ze zitten opent de langste haar AH-sushi-bakje en hapt enthousiast in zo’n zwart rolletje.
De kleinere luistert naar het verslag van het concert waar haar blonde vriendin van genoten heeft.

“Heb je al een nieuwe kamer?”, vraagt de lange even later.
“Nee”, antwoordt de kleinere, “maar misschien kan ik volgende maand bij Emily intrekken.”
De blonde schudt haar hoofd. “Daar zou ik niet tegen kunnen”, zegt ze met een zucht en pakt weer zo’n dingetje uit het AH-bakje.
De kleine kijkt opzij naar haar vriendin. Ze lijkt wat onder de indruk van het zelfverzekerde gedrag.
“Volgend jaar wordt Jeroen negentien”, vervolgt Sushi, “en ik achttien. Dan gaan we misschien een huis kopen. Dat moet toch een keer.”
De kleinere kijkt naar de grond. Een paar tellen maar.
“Wat een kutleven lijkt me dat”, zegt ze dan.

 

Bookmark and Share

Onbetaalde liefde


‘Ik kom iedere dag maar een uur eerder.’
Hij kijkt wat verlegen.
‘Dit is toch een ziekenhuis?’
Al vier jaar werkt hij als schoonmaker in een academisch ziekenhuis. Vier maanden geleden werd de schoonmaakploeg weer kleiner en werden er nog wat seconden van zijn tijdschema afgeknabbeld. Na een week besloot hij om dan maar een uurtje eerder te komen.
‘Sommige collega’s vinden me een uitslover.’
Hij haalt zijn schouders op.
‘Maar dit is een ziekenhuis’, herhaalt ie.

Bookmark and Share

Sleutel


Het is koud, zo rond het vriespunt, en het regent.
Als ik bijna bij het huis ben waar de bijeenkomst is, zie ik een oude man op de stoep staan.
‘Weet u waar nummer 28 is?’, vraagt hij, ‘dat zou hier om de hoek moeten zijn.’ 
‘Om de hoek?’, vraag ik.
‘Ja,’ zegt hij, ‘het pand is dichtgetimmerd en ik ben de sleutel kwijt.’
‘Als het dichtgetimmerd is, kunt u er waarschijnlijk niet in’, zeg ik.
‘Maar ik woon er.’
Zijn stem is breekbaar. Hij moet het koud hebben in die dunne bruine trui.
Ik zie dat het licht brandt in de sportschool waar we voor staan.
‘Komt u maar even mee naar binnen’, stel ik voor, ‘daar is het vast warmer.’
Hij aarzelt, maar loopt toch met me mee.
In de hal zitten twee jongens. Ik leg uit dat deze meneer zijn huis niet in kan en dat het bovendien dichtgetimmerd is.
‘Wilt u een kop koffie, meneer?’, vraagt een van de jongens.
Hij knikt.
We besluiten de politie te bellen. Het kan even duren, legt de telefoniste uit, maar ze stuurt een wagen.
Het mannetje vindt het maar niks als we hem vertellen dat de politie eraan komt.
‘Ik weet niet of dat goed is’, zegt hij, ‘je weet nooit of je vroeger iets gedaan hebt waarvoor ze je alsnog op willen sluiten.’
We beloven dat we het allemaal in de gaten zullen houden. Maar het stelt hem niet gerust. Na tien minuten besluit hij te vertrekken, het kost moeite hem binnen te houden.
Als ik vraag hoelang hij al op nummer 28 woont, wordt ie boos.
‘U vraagt te veel. Dat doen ze allemaal.’
Ik beloof niets meer te vragen.

Even later wordt er aangebeld. Twee agenten melden zich.
Binnen een paar minuten is het hen duidelijk waar het om gaat.
‘Zullen we u maar even meenemen?’
Hij schudt zijn hoofd. “Daar begin ik niet aan.”
We leggen uit dat de mogelijkheid bestaat dat hij dan wordt opgesloten, want je weet maar nooit waar ze op het bureau achterkomen.
‘Dat is dan vast verjaard’, meldt de jongste van de twee, ‘maakt u zich maar geen zorgen, meneer.’
Het stelt het mannetje ietwat gerust.
De agenten maken aanstalten om hem mee te nemen als de deur opengaat en een blonde dame van rond de zestig binnenkomt.
‘Hé, buurman’, zegt ze, ‘kom je even buurten?’
Het mannetje kijkt haar aan. Hij kent haar niet.

Een paar minuten later gaat de auto op weg naar het verzorgingshuis waar hij sinds een paar jaar woont. Het is een eindje rijden.
‘Zal ik de sirene aanzetten?’, vroeg de jongste toen ze instapten.
Het mannetje schudde zijn hoofd.
‘Je moet ze niet wakker maken’, was het antwoord, ‘je weet nooit wat ze van plan zijn.’

Bookmark and Share

De stand van zaken


Vanmiddag is ze naar een ander ziekenhuis gebracht. Het eerste uur is ze rustig. Ze vraagt zich alleen vol verbazing af waarom ze nu al uren op het perron van het Centraal Station staat. Met bed en al.
Tegen middernacht was alles anders. Hartfalen, vocht in longen en weggegleden in een coma.
Terwijl wij met de arts de grens van ingrijpen bespraken, besloot het lichaam om nog maar niet bij de pakken neer te gaan zitten. Tegen de ochtend kon ze van de eerste apparaten worden losgekoppeld.

Haar kleine, oude hand nestelt zich in de mijne.
Ik kijk naar de botten, zichtbaar door de dunne huid. De paarsblauwe plekken van de infusen worden groter en donkerder.
Ik haal koffie. Als ik ga zitten, kijkt ze even op.
Een zachte blik die al gauw weer wegglijdt. Ze ademt zwaar.
Ik verschuif voorzichtig mijn stoel. Ze opent haar ogen.
‘Hoe is het met de politiek?’, vraagt ze met redelijk heldere stem.
Je wilt niet dat dit tere lichaam de definitieve optater krijgt door te vertellen hoe het er voor staat in dit land.
Ik lieg en zeg ‘goed’.

Bookmark and Share

Het systeem


‘Fuck the system’ staat op de betaalautomaat.
‘Waarom maakt u een foto?’, vraagt ze, ‘vindt u dit leuk?’
‘Je weet nooit of je het nog een keer kunt gebruiken’, antwoord ik.
‘Bent u fotograaf?’
‘Nee’, zeg ik, ‘maar ik maak wel vaker foto’s van dingen die me opvallen op straat.’
‘Wat doet u daar dan mee?’, vraagt ze. Op strenge toon. Ze komt net boven haar rollator uit.
‘Ja, bewaren’, zeg ik onhandig.
‘Voor later zeker’, klinkt het schamper.
Ik haal mijn schouders op.
‘Alsof die automaat er wat aan kan doen’, zegt ze, ‘die geeft alleen maar geld. Het zijn mensen die het je afpakken.’
Ze zet haar rollator weer in beweging.
‘Maak daar maar es een foto van’, snerpt ze.

Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives