POEM: A ‘New’ Literature

VUCoverThank you for the invitation to speak at this important conference. I have been asked to tell you something about my own experience of teaching South African literature at Dutch universities, but also to give an indication of what South African literature departments might be expecting from the Vrije Universiteit (VU) and other Dutch universities at this point in time. This I do as someone who is South African born and bred and who taught at a South African university for 16 years. Every year I go back to South Africa at least once and I have many friends who are also colleagues in Afrikaans and Nederlands departments in South Africa. For various reasons they are suffering severe cutbacks. In the Humanities Faculties at Dutch universities a similar pinch is being felt.

What strategies should be developed in beleaguered times? In searching for an answer I would like to draw our attention for a minute to the rich tradition of so-called extra muros departments of Dutch all over the world: Barcelona, Budapest, Goa, Helsinki, Jakarta, Johannesburg, Jerusalem, London, Los Angeles, Münster, Oldenburg, Olomouc, Oporto, Oslo, Paris, Stellenbosch, Semarang, Strasburg, St Petersburg, Vienna – to name but a few cities where Dutch literature is taught. The differentiating terms intra muros (which refers to the universities in the ‘centre’ – the Netherlands and Belgium) and extra muros (the term refers to the universities outside the walls of the centre; on the ‘margins’) are soundly entrenched in the workings of the Society of Netherlandic Studies. The same has recently become true for the teaching of South African literature. English literature by authors such as Coetzee and Fugard has of course been part of English colonial curricula for many years and I will mainly focus on the new post-apartheid status of Afrikaans literature. It is taught intra muros at South African universities of course and since 1990 extra muros in many different countries all over the world: Poland, Hungary, the Czech Republic, the USA, Austria, Germany, Russia, Belgium and the Netherlands, to name but a few. Read more

Bookmark and Share

POEM: Political Studies In South Africa. A Personal Perspective.

VUCover2005. First, let us consider the discipline’s demography in South Africa. Over the last ten years political studies or political science has been taught in each of the country’s 21 universities. Aspects of the discipline were also taught in public administration courses at polytechnics; several of these institutions are now being amalgamated with universities. Historically, as with other areas of social science, politics as an academic community was sharply divided, socially and intellectually between the English language universities and the Afrikaans medium institutions. Within Afrikaner departments, traditionally, the discipline was influenced quite heavily by American behaviouralist and quantitative social science models and methods and researchers tended to focus their work within the confines of the formal political system (including the structures of ethnic homeland government). At the segregated black universities, departments were often led and staffed by graduates from Afrikaans institutions as well as from UNISA.
In English speaking departments, by the 1980s, Marxist approaches had supplanted traditionally liberal ideas about politics and leading researchers concentrated their attention on popular political movements, emphasising those dimensions of their activities and ideas that corresponded most closely with expressions of class consciousness. In this context, the study of the discipline had a strong historical dimension: indeed at institutions such as Wits and Cape Town the boundaries between a ‘revisionist’ history grounded in Marxist conceptions of political economy and the discipline of politics became very blurred indeed. Today, though legacies of these differences between Afrikaans and ‘English’ institutions remain, the distinctions between Afrikaans-speakers and English language practitioners of the discipline in South African are less important, particularly since the introduction of English language courses at Afrikaans universities. Read more

Bookmark and Share

POEM: Some Trends In South African Academic History: Changing Contexts And Challenges

VUCoverSeismographic social and political shifts introduced the 1990s: the end of the Cold War, the demise of communism abroad, and in South Africa the official end of apartheid and the subsequent instalment of a new democratic government. Given these developments it is reasonable to expect that historians, who construct their versions of the past in the present, and are at least to some degree influenced by that present, should, in the light of wider contextual changes, re-evaluate their approaches and revise their interpretations. The relationship between societal change and historical production is, however, not a simple one-to-one function.

It is against this background that this paper seeks to identify and briefly explore selective developments pertaining to the dynamics of the historical profession in South Africa and the intellectual correlates that help to define the current nature of the enterprise. The paper focuses only on certain aspects and makes no claim to have covered the vast and treacherous area exhaustively.

Academic historians and the question of growth
The 1990s were not the most auspicious of times for the profession. Instead of bewailing this fact, it may be more profitable to apply historical insights to the phenomenon and to ask what are the conditions that are particularly conducive for the expansion of the historical enterprise as practiced professionally? This necessitates a brief look at the contextual forces that helped to shape the profession in South Africa. Read more

Bookmark and Share

Bredero’s Bouwbedrijf – Familiebedrijf, mondiaal bouwconcern, ontvlechting ~ Inhoudsopgave & Ten Geleide

A.H. Bredero 1889 - 1947

A.H. Bredero 1889 – 1947 Foto: Familie Bredero

Wijn & Stael – Ten geleide – zie hieronder
dr. ir. W. van Vonno – Ter inleiding
drs. B. van Santen – Bredero’s Bouwbedrijf, 1921 – 1947 
drs. H. Buiter – Naar een internationaal bouwconcern, 1947 – 1986
mr. W.M.J. Bekkers – De opsplitsing van het Bredero-concern, 1986 – 2005
drs. P.M.G. Baas – Bredero, een persoonlijke visie op de neergang van Breevast (summier) en van Bredero (uitgebreider)
dr. ir. A. Feddes – Nawoord
De redactie – Ten slotte & Personalia

Ten Geleide
In uiteenlopende aangelegenheden doen particulieren, overheden en bedrijven een beroep op advocaten. Daardoor raken advocaten als dienstverlener bij tal van aspecten van de samenleving betrokken. Advocaten hebben daarbij een eigen verantwoordelijkheid. Wijn & Stael wil naast het dagelijkse advocatenwerk bijdragen aan maatschappelijke discussie. Met die gedachte is tien jaar geleden het initiatief voor deze serie “Recht te Utrecht” genomen. De serie begon in 1994 met een proloog: Recht te Utrecht.

Deel II verscheen in 1998 en ging over de Kantharos van Stevensweert. De Kantharos, een Grieks-Romeinse drinkbeker, was jarenlang onderwerp van een rechtsstrijd, waarbij het ging om de vraag of sprake was van een verkopersdwaling. De uitspraak van de Hoge Raad heeft de gemoederen van juristen en niet-juristen danig beziggehouden, zoals onder meer bleek bij het symposium over recht en onrecht in de rechtspleging[i] dat destijds ter gelegenheid van de presentatie van de bundel werd georganiseerd.
In 2000 verscheen deel III: Hamburgerstraat 28. Nadat te Utrecht eeuwen recht was gesproken aan de Hamburgerstraat, verhuisde de Utrechtse rechtbank in 2000 naar het Vrouwe Justitiaplein. In de bundel is een aantal opmerkelijke zaken besproken die hebben gediend voor de Rechtbank Utrecht en komen rechters, officieren, griffiers, advocaten en journalisten aan het woord met herinneringen aan het oude Gerechtsgebouw.
In 2002 verscheen ter gelegenheid van de invoering van de BaMa-structuur op de universiteiten, deel IV in de serie met de titel Rechten in Utrecht. De bundel werd gepresenteerd tijdens een congres over de inrichting van de rechtenstudie[ii]. Met de uitgave van de Bredero-bundel is het eerste vijftal bundels in de serie voltooid. (Recht te Utrecht 5 – Willem Bekkers, A.W.P. Esmeijer, D. W. Aertsen en K. Oskam (red.) – In 2005 verschenen bij Dutch University Press) 
Read more

Bookmark and Share

Bredero’s Bouwbedrijf – Ter Inleiding

Omslag Bredero HR‘t Kan verkeren. Met deze woorden sloot de Amsterdamse dichter en toneelschrijver G.A. Bredero in het begin van de zeventiende eeuw al zijn werk af. Het zijn inmiddels gevleugelde woorden, waarmee ik graag deze studie naar de opkomst en ondergang van het Bredero-concern wil inleiden.
Ik beschouw het als uiterst waardevol dat Wijn & Stael het initiatief heeft genomen om de geschiedenis van Bredero aan het papier toe te vertrouwen. Hopelijk draagt het ertoe bij dat de naam Bredero in de toekomst niet uitsluitend wordt geassocieerd met de ondergang van het concern, maar is er ook erkenning en waardering voor de vooraanstaande en leidende rol, die Bredero in ondernemingsland – en uiteraard in de Nederlandse bouwindustrie – heeft ingenomen. De onderneming heeft in ‘de bouw’ een voortrekkersrol vervuld.
Deze constatering doet recht aan het beeld waarmee medewerkers die deel hebben uitgemaakt van Bredero terugdenken aan hun werkgever. Ook voor hen die zijdelings met de onderneming te maken hadden is de terugblik waardevol. Geschiedenis is in de regel leerzamer dan toekomst-prognoses.

Deze studie laat u nader kennismaken met een concern dat al ver voor de Tweede Wereldoorlog bekend stond als een zogenoemd ‘eigen bouwer’, die aandacht had voor zaken als industrialisatie en prefabricatie. Deze ontwikkelingen werden na 1945 onder leiding van Jan de Vries enthousiast voortgezet. Als een der eersten in de branche was Bredero in staat om niet uitsluitend de rol te vervullen van uitvoerend aannemer, maar om tevens het ontwerp te verzorgen. Het realiseren van wat wij heden ten dage ‘design & construct’-contracten noemen, werd door Bredero geïnitieerd. Bredero was opnieuw een van de eerste die zich bezig hield met de ontwikkeling van projecten op het gebied van commercieel vastgoed, zoals kantoor- en winkelruimte. Hierbij speelde dochteronderneming Empeo een rol van betekenis. Hoogtepunt in de portefeuille van werken vormt ongetwijfeld het aanvankelijk geprezen, maar later verguisde Hoog Catharijne-complex in Utrecht.
Het was voor die jaren uniek dat een gemeente met een projectontwikkelaar een contract afsloot voor de ontwikkeling van de binnenstad. Nu, aan het begin van de 21ste eeuw, beschouwen we het als een volstrekt normale zaak dat gemeenten contracten aangaan met commerciële gebiedsontwikkelaars. Projectontwikkeling is in Nederland uitgegroeid tot een volwaardig vak met adequate opleidingen, tot op academisch niveau. Bredero heeft aan de bakermat van deze ontwikkeling gestaan.

Er zijn uit de geschiedenis van Bredero vele lessen te leren. Belangrijk is het om oog te hebben voor de internationalisatie van het concern. In het kader van die ontwikkeling werden door Bredero zowel binnen als buiten Europa middelgrote en grote projecten ontwikkeld en uitgevoerd. Het managen van dergelijke internationale ‘ad hoc’-activiteiten verlangt zeker drie tot vier keer meer inspanning, dan het managen van een gelijkwaardig project in een thuismarkt. Dit komt voort uit de onbekende werkomgeving, die allerlei extra risico’s met zich meebrengt. Een gestructureerde en grondige analyse van alle risico’s bij internationale projecten – tegenwoordig standaardprocedures in onze onderneming – stond toen nog in de kinderschoenen. De gevolgen daarvan blijken meestal bij een neergaande economie. Als alle potentiële risico’s zich dan materialiseren, kan een onderneming in de gevarenzone komen. Als op dat moment het vertrouwen van de financiële wereld in het bedrijf ontbreekt, valt het doek. Zo verkeerde het Bredero. Twijfels over dit faillissement zullen altijd blijven, maar de geschiedenis neemt geen keer.
Het mag niet onvermeld blijven dat de opsplitsing van het Bredero-concern in 1988 ook een positieve kant had. Er zijn nauwelijks arbeidsplaatsen verloren gegaan. De meeste medewerkers van Bredero vonden emplooi bij andere Nederlandse bouwondernemingen, zoals BAM. Daardoor is de enorme kennis en kunde die door Bredero was opgebouwd niet verloren gegaan en is de knowhow door andere concerns benut voor eigen, verdere ontwikkeling. Read more

Bookmark and Share

Bredero’s Bouwbedrijf – 1921-1947

Adriaan Bredero in zijn hoogtijdagen als directeur van Bredero's Bouw Bedrijf in de jaren dertig

Adriaan Bredero in zijn hoogtijdagen als directeur van Bredero’s Bouw Bedrijf in de jaren dertig

Inleiding
Bredero’s Bouwbedrijf was al voor de Tweede Wereldoorlog een begrip in grote delen van Nederland. BBB bouwde door heel het land eengezinswoningen, van Tilburg tot Groningen, maar de meeste in de provincies Noord-Brabant en Utrecht. Richard Hubertus Bredero begon rond 1900 als aannemer een eigen timmerfabriek in Utrecht. In de twintiger en dertiger jaren groeide het bedrijfje als N.V. onder de dynamische leiding van zoon Adriaan Bredero uit tot een bouwbedrijf waar rekening mee gehouden diende te worden. BBB was in zijn vooroorlogse periode vooral ook een modern bouwbedrijf, dat wil zeggen dat men zich met nadruk richtte op een zo modern mogelijke bedrijfsvoering, efficiënte bouwmethoden (en -materialen) en een goede PR. Daarvoor schakelde Adriaan Bredero graag specialisten in: architecten als Gerrit Rietveld en Willem Dudok, wetenschappers op het gebied van moderne bouwmaterialen en kunstenaars die bijdragen konden leveren aan vormgeving van de PR. Ook nam Bredero als eerste bouwbedrijf een econoom in dienst die de woningmarkt in diverse steden wetenschappelijk moest onderzoeken.
Na een moeizame periode rond het midden van de jaren ’30 – maar welke bedrijfstak leed niet onder de zware economische crisis – braken goede tijden aan, die niet in het minst geremd werden door het eerste oorlogsjaar.
De dynamische aard van Adriaan Bredero spoorde hem in mei 1940 onmiddellijk aan tot het zich in dienst stellen van weder-opbouwprojecten. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog bleven efficiëntie, onderzoek naar nieuwe bouwmaterialen en PR de speerpunten van het bedrijf, dat alles vooral ook met het oog op naoorlogse tijden. Dan zou er pas echt gebouwd moeten gaan worden. Het liep echter anders dan de directie had verwacht: in het chaotische eerste bevrijdingsjaar kreeg Adriaan Bredero te maken met een beschuldiging van collaboratie, niet-ingeloste beloften van opdrachten voor de Wederopbouw, een snel oplopend financieel tekort en zijn steeds slechter wordende gezondheid. Het bedrijf kreeg in 1947 wel de broodnodige financiële ondersteuning van de Nationale Herstelbank, maar de prijs die betaald moest worden was het aftreden van Adriaan Bredero als directeur. De niet lang daarvoor in dienst gekomen Jan de Vries nam zijn functie over. Adriaan Bredero overleed datzelfde jaar nog.

De aanloop tot N.V. Bredero’s Bouwbedrijf 
Richard Hubertus Bredero (geboren op 1 december 1859 te Utrecht) stond vanaf 1885 in het adresboek van Utrecht vermeld als timmerman aan de Oude Kerkstraat 39. Als timmerman in loondienst, besloot hij op een gegeven moment voor zichzelf te beginnen. In een gedenkschrift uit 1942 ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de N.V. werd de bouw van enkele huizen in 1895 vermeld, zonder nadere adresaanduiding. Bredero sr. had hiermee zijn eerste schreden gezet als eigen bouwer. Nieuwe opdrachten en eigen initiatieven volgden en rond 1901 had hij voldoende kapitaal om een eigen aannemersbedrijfje op te richten aan de Weerdsingel W.Z. Ondertussen was hij vader geworden van twee zoons, Hubertus Richard (1885) en Adrianus Hendrikus (1889) en een dochter Johanna Hendrika (1889).
Welke opdrachten hij precies allemaal in Utrecht en daarbuiten verwierf, is slechts spaarzaam bekend. Een belangrijke opdracht kreeg hij van het kruideniersbedrijf De Gruyter & Zoon, dat hem winkels liet bouwen en verbouwen. Hij bouwde onder andere de winkels aan de J.P. Coenstraat en de Twijnstraat in Utrecht, een winkel in Hilversum en in 1914 ook de fabriek van De Gruyter in ’s-Hertogenbosch(i).
In Utrecht verbouwde aannemer Bredero in dezelfde jaren de smederij van de beroemde edelsmid Brom en was hij betrokken bij de grootschalige verbouwing van het Agnietenklooster tot Centraal Museum in de jaren 1916-1920. Een andere grote opdracht was de bouw van de Rooms-Katholieke Arbeidersdrukkerij Lumax in Ondiep. Op de oprichtingsakte, in 1918 ingemetseld in een loden koker bij de eerste steen, stond tussen de handtekeningen van de directie en de bestuursleden van het Rooms-Katholieke Vak-bureau die van R.H. Bredero. Deze drukkerij werd vanwege de zware machines voor een deel opgetrokken met een betonnen casco.

Beton was in 1918 al geen nieuw materiaal meer, maar het werd voornamelijk gebruikt voor de dragende constructies van utiliteitswerken (met name van de spoorwegen) en grote gebouwen als Lumax of de luxueuze modewinkel van de gebroeders Gerzon aan de Oudegracht (1917)(ii), maar nauwelijks nog voor de woningbouw. Toch werd juist in deze periode in het buitenland en ook in Nederland volop geëxperimenteerd met diverse betonsystemen voor het bouwen van woningen. Bredero was ook in beton geïnteresseerd, sterker nog: hij wilde in beton gaan bouwen. Read more

Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives