De Kantharos IX – Ten slotte en Personalia

Tenslotte
Een rechter deed in 1956 uitspraak in een op het eerste oog niet bijzonder opzienbarende of juridisch ingewikkelde zaak. Daarna ging het vonnis tot twee keer toe, populair gezegd, over de kop. Op zichzelf is dit nog steeds niets bijzonders. Doorprocederen tot en met de Hoge Raad is in de tweede helft van deze eeuw niet zo uitzonderlijk. Rechters en advocaten weten dat een opvolgende rechterlijke instantie een andere mening kan hebben en het is niet altijd even gemakkelijk om te berusten als een ander je ongelijk geeft. Bij advocaten en rechters ligt dit misschien gevoeliger dan bij niet-juristen, maar de bittere pil van het ongelijk krijgen wordt verguld als de rechter zijn eindoordeel baseert op valide, liefst overtuigende argumenten. De desbetreffende rechter vond echter de argumenten of rechtsoverwegingen van de beide instanties die na hem over de zaak moesten oordelen niet overtuigend en dat zat hem dwars. Maar rechters zwijgen in het algemeen over uitspraken van een hogere instantie. Zo niet deze rechter. Prof.mr. V.J.A. van Dijk liet zich 35 jaar later ontvallen dat hij zich in het oordeel van de Hoge Raad nooit heeft kunnen vinden. De Utrechtse rechtbank had naar zijn mening in de gegeven omstandigheden het enig juiste oordeel gegeven.

Verrast was hij bijval te krijgen van een Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad die vond dat de rechter destijds een juiste uitspraak had gedaan. Dat vonnis had, zo vond prof.mr. J. Leijten, derhalve niet vernietigd moeten worden.

Dit voorval zegt iets over het karakter van Van Dijk en Leijten. Met hun bijdragen voor deze bundel hebben zij getoond ook na hun pensionering van geen wijken te weten als hun rechtsopvatting in het geding komt. De beide juristen, die vele tientallen jaren een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de rechtswetenschap en rechtspleging in Nederland, hebben de redactie van deze bundel geïnspireerd. Daar kwam nog bij de afscheidsrede van prof.mr. A.H. Santen, uitgesproken op 9 februari 1993, die tal van nieuwe aspecten van de Kantharoscasus behandelt. Oud-­notaris Santen toont daarin dat ook hij niet gemakkelijk opgeeft als hij op zoek is naar feiten en omstandigheden die van invloed kunnen of moeten zijn op oordeelsvorming in de rechtspleging.

Graag hadden wij gezien dat mr. Van Dijk zelf nog een keer de pen ter hand zou hebben genomen om zijn voor de bundel Recht te Utrecht kort weergegeven mening nader uit te werken. Helaas werd hem dat door ziekte, kort nadat hij een aanvang had gemaakt met zijn bijdrage, onmogelijk gemaakt. Wel bleef hij voor de redactie de inspiratiebron bij het tot stand brengen van de bundel. De redactie is prof. Leijten dankbaar dat hij zijn uitlatingen van destijds als recent van NRC Handelsblad wilde heroverwegen. Leijten nuanceert zijn mening van toen aldus: ‘Daar moet ik na verdere bestudering zover op terugkomen dat het arrest niet slecht is in de zin van de juridisch-technische fout. De Hoge Raad werd bovendien door de beslissing van het Amsterdamse Hof in zijn bewegingsvrijheid beperkt. Maar ik blijf de uitkomst hoogst onredelijk vinden. En hoewel het vonnis van de rechtbank op een punt aanvechtbaar is en meer uitleg nodig had dan werd gegeven denk ik toch dat toen het Hof het vonnis vernietigde, het iets vernietigde dat omwille van een zo groot mogelijke rechtvaardigheid overeind had moeten blijven.’

Niet alleen juristen kennen de casus van de Kantharos. Zo had Peter Vos onmiddellijk een beeld van de rechtsstrijd voor ogen toen hem om medewerking werd gevraagd. Dat zullen ongetwijfeld ook de dochters van mr. Davids hebben. Hoe hun vader de feiten destijds te Stevensweert tijdens de fietstocht heeft gepresenteerd weet de redactie niet. Wel is er een vermoeden na het lezen van zijn bijdrage. Zijn inleiding ‘Een virtuele fietstocht naar Stevensweert’ zet de toon van deze bundel.

Uiteindelijk heeft de uitwerking van de Kantharoscasus, die over anderhalf jaar er een is uit de vorige eeuw, een kleine twee jaar in beslag genomen. De actuele rechtspraktijk vroeg ook de nodige aandacht.

Prof.dr. P. ‘t Hart, die destijds ook meewerkte aan de bundel Recht te Utrecht gaf de redactie waardevolle adviezen.

In de slotfase verleende Linda Schorer de redactie op enthousiaste wijze secretariële ondersteuning en was mr. Bas van Breevoort onze man bij Kluwer. De redactie wil de bundel over de Kantharos eindigen met de woorden van de inleider: ‘Het is mooi geweest’. Zij hoop dat u met plezier en verwondering van de inhoud van de bundel kennis hebt genomen.

De Redactie (1998)

Personalia

Mr. W.M.J. Bekkers (1944) studeerde Nederlands Recht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en is thans advocaat te Utrecht bij Wijn & Stael. Van 1981 tot en met 1990 was hij lid van de Raad van Toezicht van de Utrechtse Orde van Advocaten, waarvan de laatste vijf jaren als Deken.

Mr. J.M. Berger-Bos (1933) studeerde Nederlands Recht aan de Universiteit Utrecht en was docent bij deze Universiteit van 1966 – 1994. Voorts is zij sinds 1993 docent bij de mr.dr. M. Teekens Stichting, het Instituut voor Opleiding en permanente Educatie voor Gerechtsdeurwaarders.

Mr. W.J.M. Davids (1938) studeerde Notarieel/Nederlands Recht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen; hij was kandidaat-notaris te Hilversum, Curaçao en Groningen; vervolgens was hij wetenschappelijk medewerker aan de Rijksuniversiteit te Groningen, rechter en vice-President van de Rechtbank te Assen. Thans is mr. Davids vice-President van de Hoge Raad der Nederlanden. Hij is een van de auteurs van de Asser-serie, publiceerde in bundels en schreef artikelen in diverse tijdschriften.

Mr. A.A.H.M. Gommers (1967) studeerde Nederlands Recht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en Europees recht aan de Universiteit van Bologna. Zij is thans advocaat te Utrecht bij Wijn & Stael.

Mr. M. Hiemstra (1972) studeerde Nederlands Recht aan de Universiteit Utrecht en is thans advocaat te Utrecht bij Wijn & Stael.

Prof.mr. J.C.M. Leijten (1926) studeerde Nederlands Recht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij was een aantal jaren advocaat. Voorts was hij vele jaren rechter, hoogleraar Burgerlijk Procesrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden. Prof. Leijten heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan.

Drs. J. Luijt (1966) studeerde analytische chemie aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn studie verrichtte hij onderzoek naar het Utrechtse goudsmedengilde en de Provinciale Utrechtse Munt. Momenteel bereidt hij een dissertatie voor met als onderwerp: de belasting op het keuren van goud en zilver in de Bataafs-Franse Tijd (1795-1813). Tussendoor onderzoekt en publiceert hij over numismatiek en het zilverambacht in de ruimste zin des woords.

Mr. H.AE. Uniken Venema (1957) studeerde Nederlands Recht aan de Universiteit Utrecht. Hij was jaren advocaat te ‘s-Gravenhage bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn. Hij is thans coördinerend vice-President van de Rechtbank te Utrecht.

Peter Vos (1935 -2010) is afgestudeerd aan de Rijks Academie te Amsterdam. Voor zijn werk ontving hij in: 1972 de Zilveren Griffel, 1991 de Gouden Penseel en in 1994 de Tom Smitspenning. In 1996 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.  Peter Vos woont en werkt als kunstenaar in Utrecht. Als tekenaar en illustrator ziet hij zichzelf als een achtergebleven neefje van een oude familie tekenaars als Pisanello, Dürer en Doré. Al decennia lang tekent hij voor Vrij Nederland. Zijn Beestenkwartet werd een nationaal spel, en met de door hem geïllustreerde ‘Sprookjes van de lage landen’ zijn generaties opgegroeid. In 1995 kwam ter gelegenheid van een overzichtsexpositie in de Beyerd te Breda het boek ‘Peter Vos -tekenaar’ uit met bijna vierhonderd reproducties van zijn werk, onder meer geïnspireerd door Ovidius’ Metamorfosen.