Een smeltkroes in het verpleeghuis

Als je op reis gaat is in het begin alles nieuw, je verbaast je over van alles en hebt vragen als waarom is dit zo of waarom doen ze dat en hoe komt dat?

Ik ben vaker op vakantie geweest. Naar verre oorden zoals Oeganda, Kenia, Indonesië, Amerika en China, maar ik bezocht ook de Nederlandse dorpen en steden. Door te reizen wordt idealiter onze nieuwsgierigheid aangewakkerd wat kan leiden tot persoonlijk groei en ‘anders’ in het leven staan. Wie reist bekijkt zijn eigen samenleving met andere ogen. Door te reizen kun je vergelijken en volgens de Engelse filosoof Hume is vergelijking de bron van kennis.

Hierdoor zou je kunnen stellen dat ik al bezig was met antropologie (de studie van de mens) voordat ik daadwerkelijk aan deze studie begon aan de Universiteit van Amsterdam. Door mijn reizen buiten Nederland heb ik de culturele eigenaardigheden van Nederland steeds kunnen relativeren. Wij doen het zo, en zij doen het zo.

Zoals elke goede antropoloog betaamt begon ik dus ook mijn samenleving als vreemd te ervaren. Ik werd wat de Duitse filosoof Simmel noemt een ‘stranger in the city’. Het is met deze blik van een vreemdeling dat ik opnieuw begon te kijken naar de verzorgingstehuizen in Nederland.

Voor mijn werk als docent aan de Hoge School Inholland te Amsterdam bezoek ik regelmatig verpleeghuizen waar over het algemeen oudere mensen opgenomen worden die, doordat ze psychisch en/of lichamelijk zo ziek zijn, niet meer zelfstandig kunnen leven en voortdurende zorg nodig hebben. Het viel mij op dat juist in de verpleeghuizen veel gekleurd personeel werkzaam is. Het is een bijzonder gezicht om gekleurde, hoofdzakelijk vrouwelijke, verzorgsters te zien tussen de vooral witte ouderen. Bijzonder, niet omwille van het kleurverschil, maar omdat het dominante vertoog in de Nederlandse samenleving is dat wit en zwart niet samen gaan. Honderd en één vragen dwarrelden door mijn hoofd: Waarom gaan die twee eigenlijk niet samen? En wat hebben de bewoners en verzorgsters dan wel samen? Wat kunnen ze van elkaar leren of wat zullen zij daarover uitwisselen en/of overnemen? Praat men onderling over cultuur en hoe handelt men dan? En wat kunnen wij leren van deze verzorgingshuizen?

Al de bovengenoemde vragen en nog veel meer heb ik kunnen beantwoorden tijdens mijn veldonderzoek, verricht in vijf verpleeghuizen waarvan vier in Amsterdam en één in Limburg.[ii] Ik wilde het leven en de culturele diversiteit in het verpleeghuis juist zien, proeven, horen, beluisteren, betasten en zelfs ruiken. Mijn methode was een vrij simpele namelijk ‘when in Rome do as the Romans do’ of te wel ‘s lands wijs, ‘s lands eer, en maakte dat ik de gewoontes en gebruiken van het verpleeghuis leerde kennen. Op vier onderzoekslocaties heb ik mij, net als mijn collega’s, in een wit uniform gestoken. Ik was dus net als zij een verzorgster. Bij de vijfde onderzoekslocatie, een kleinschalige woonproject voor oudere demente bejaarden, werd er in gewone kleren gewerkt.

Makkelijk zou je denken toch, uiteindelijk denken de meeste mensen in ons land dat verzorgen eenvoudig en ongeschoold werk is dat zij zondermeer zouden aankunnen. Niet dus. Ondanks dat ik vroeger zelf verpleegkundige geweest ben, kon ik natuurlijk als verzorgster niet tippen aan de echten! Verzorgen is een vak, een specialisme dat je leert door het te doen. Verzorgsters moeten empathie kunnen tonen en moeten kunnen opbrengen om zich te kunnen inleven in het lichaam en de persoonlijkheid van hulpbehoevende ouderen. Ik ging meewerken op de afdelingen in de vorm van het assisteren van de verzorgsters en helpenden. Dat hield in dat ik samen met hen de dagelijkse zorg aan de bewoners gaf zoals wassen en aankleden, helpen bij het naar de wc brengen, eten geven, een wandeling maken en het wegbrengen naar uitjes. Soms kon die zorg complex worden, bijvoorbeeld als pijnlijke wonden verbonden en verschoond moeten worden. Of aanwezig zijn bij agressie van dementerende bewoners of assisteren bij het overlijden. Naast het meewerken bij de zorg ‘aan het bed’ ging ik ook regelmatig naar de huiskamer om interacties tussen bewoners en verzorgers te observeren. Ik hielp daar bij het eten en drinken geven, maakte praatjes met bewoners, hun bezoekers, de keukenassistentes en de verzorgsters. Ik was tevens aanwezig bij de besprekingen zoals de ‘overdracht’ waar de verzorgsters hun werk overdragen van de ene dienst aan de andere.

Het onderzoek beleefde ik als een lange, mooie en indrukwekkende reis. Het was een reis door ouderenland in een moderne multiculturele samenleving. Ik was onder de indruk van wat ik gezien en beleefd heb. Het leven voor de bewoners is de laatste fase waarin men veel van zijn zelfstandigheid verliest, immers men woont niet meer thuis, men is lichamelijk verzwakt en geestelijk soms in de war. Veel van de bewoners zijn sociaal geïsoleerd. Zij zijn onze onzichtbare populatie, de Nederlanders die wij niet willen zien, terwijl wij er niet zouden zijn zonder hen! Eigenlijk lijken ze ver weggestopt te wachten op de dood, eenzaam zonder het leven om hen heen dat ze gewend waren. Hun partners en hun leeftijdsgenoten zijn soms overleden en familie kan niet altijd bij hen op bezoek komen. Ik zag lichamelijk lijden maar ook psychische wanhoop en verdriet om wat ze verloren hebben.

Daarnaast zag ik ook hun moed, hun berusting en de tijd en het geduld die zij hadden voor bijvoorbeeld de verzorgsters. Met gemak en zelfs liefdevol gaven zij zich over aan de verzorgsters die uit alle windstreken kwamen. Er werd ook plezier gemaakt en genoten van de kleine dingen in het leven. Er gebeurde van alles tussen de bewoners onderling. Zo zag ik bewoners, afkomstig uit Suriname, Nederland en Indonesië, vriendinnen worden.

Verder was ik ook erg onder de indruk van de verzorgsters. Wat maken zij niet allemaal mee, wat moeten zij soms hard werken, wat staan zij voor immense levensvragen, en naast al deze vragen moeten zij zorg verlenen en dan ook nog zo goed mogelijk en met te weinig personeel. Ze zijn bekwaam in de dagelijkse zorg. Ze lijken hun bewoners feilloos te kennen.

Ik zag bijvoorbeeld de Nederlandse-Surinaamse[iii] verzorgster Monique[iv] liefdevol oudere mensen wassen en helpen bij het aankleden intussen afwisselend ‘Migudu’ zeggen of dan weer ‘mijn schatje’. Of een Nederlandse verzorgster José met veel geduld een Nederlandse-Hindoestaanse man begeleiden bij zijn laatste dagen. Hij leek niets meer te volgen maar als José met hem sprak over zijn familie dan was er opeens een tevreden glimlach. Ik zag een jonge Nederlandse-Marokkaanse verzorgster lol maken met een oude man uit de Amsterdamse Jordaan terwijl zij hem hielp bij het toiletteren. Ik hielp een keer de Nederlandse-Marokkaanse verzorgster Malika met het verzorgen van een mevrouw met een ernstige vorm van huidkanker en dementie waardoor ze erg achterdochtig was. Ze fluistert naar me: ‘Ik vertrouw haar niet’. Ze kneep Malika daarbij. Soms zei ze ook ‘vuile buitenlander’. Ik ontdekte dat Malika en ook de andere verzorgsters dit gedrag koppelden aan de ziekte. Er ontstond daarmee begrip voor de zieke bewoonster. De Nederlandse-Colombiaanse verzorgster Cristina begreep niet dat Nederlanders hun ouders zo wegstoppen. Daarom probeerde ze zo zorgzaam mogelijk en met veel geduld de bewoners te begeleiden. Dit zijn nu de mensen die onze ouderen begeleiden richting hun dood. Het zijn dezelfde mensen die vaak met de nek worden aangekeken en vaak het gevoel krijgen dat ze hier niet echt horen.

Ik zie een emotionele wederkerigheid: wat de gekleurde verzorgsters juist minder in de samenleving buiten het verpleeghuis krijgen, gezien worden als gelijken, krijgen zij van de hulpbehoevende ouderen. Ik hoorde ook dat de verzorgsters soms juist ondersteund werden door de bewoners. De jonge Nederlandse-Marokkaanse Fatima krijgt iets terug van de ouderen, tenminste de bewoners die niet dementeren. Ouderen staan volgens haar tussen haar ouders en de Nederlandse jeugd in. Toen ze thuis problemen had zeiden de Nederlandse jeugdige collega’s alleen maar: ga toch weg bij je ouders. Maar weggaan, dat wilde ze toen juist niet en de bewoners dachten toen met haar mee hoe ze dit het beste met haar ouders kon gaan bespreken. Ook hielpen ze haar hoe te onderhandelen met haar ouders.

Iets wat ik ook heel opvallend vond is de lichamelijke aandacht die er gegeven wordt aan demente bejaarden. De verzorgsters knuffelen, strelen wangen en handen en strijken zachtjes met hun handen over de ruggen van de bewoners of door hun haren. De bewoners delen zoentjes uit en zoeken de handen op van hun verzorgsters. Omarmd lopen ze samen rond. Dat alles gaat gepaard met kooswoordjes en uitingen als ‘schatje’, ‘liefje’ en ‘mijn kindje’.

In deze verpleeghuizen wordt een nieuwe cultuur van aanraken gecreëerd. Volgens de antropoloog Edward Hall is een karakteristiek van Westerse landen dat vreemden elkaar niet aanraken. De psycholoog Erikson zegt dat als ouderen weer terug gaan naar ‘kindsheid’ men dan geneigd is hen te behandelen als kinderen en hen als zodanig te benaderen. Als deze benaderingen naast elkaar geplaatst worden dan kan aan de ene kant deze cultuur van aanraken verklaard worden door te verwijzen naar Erikson maar aan de andere kant wordt dat aanraken wellicht extra gestimuleerd door de invloed van de allochtone verzorgsters. Dit duidt op overname van een cultuur. Het ziet er lijfelijk en lieflijk uit en echt! Hier is een voorbeeld uit één van mijn dagboeken:

 Yefri, de eerste jaren van zijn leven opgegroeid in Suriname, zorgt voor de stevige meneer Mulder, een ogenschijnlijke stoere man, zittend achter zijn dagelijkse krant. Als je hem vraagt wat hij eigenlijk leest, weet hij het niet en kan hij niks vertellen. Somber en een paniekerige uitdrukking. Yefri zit bij hem, streelt zijn rug, en neemt rustig de tijd. Langzaam wordt meneer Mulder weer rustiger en zit genietend op de bank.

In de dagelijkse zorg wordt er van elkaars wijze van zorgen geleerd, men neemt over en vormt nieuwe benaderingen en methoden. Een voorbeeld is dat de Nederlandse-Surinamers de bewoners beter wassen, tanden poetsen, nagels en haar verzorgen wat soms door de Nederlandse verzorgers overgenomen wordt. De Nederlandse-Surinaamse verzorgsters nemen van de Nederlanders over om soms een pas op de plaats te maken bij een verschil van mening. De Nederlandse-Marokkaanse verzorgsters gedragen zich vaak zo respectvol naar de oudere bewoners dat de anderen daar wat van overnemen. Ik maakte gesprekken mee over hoe op de beste manier zorg verleend kan worden bij het stervensproces. Daarbij werden er ook zorgmanieren van elkaar overgenomen. De Nederlandse-Surinaamse Vivian verwoordde het zo:
Een Hollandse collega vroeg me eens waarom praten jullie altijd bij het afleggen van de doden, ik doe dat automatisch. Ik heb zoiets van ze horen me wel maar ze kunnen niet meer praten, dan kunnen de doden lekker gaan. Ik heb dat wel van huis uit meegekregen. Samen geven we nu betere zorg rondom de dood, de Nederlandse collega is minder bang bij het afleggen en ik praat nu meer al van te voren met de familie want dan leer ik weer van de Hollanders.

 Er zijn ook discussies over respect en acceptatie; een Nederlandse vrouw die op vrouwen valt geeft als voorbeeld een voorval met een Islamitische collega:
 Het was heel erg hoor, ik zou gestoord zijn, ziek, ik zei dat kan jij vinden, dat is jouw goed recht maar ik denk daar anders over en dat is mijn recht. Jij leeft gesluierd en daar heb ik niks mee, maar dat wil niet zeggen dat ik elke dag tegen jou zeg, jij moet die sluier afdoen. Dat was heel heftig maar ik moet je zeggen, tot de dag van vandaag gaat het heel gezellig. We hebben er toen echt over gepraat en er is weer respect voor elkaar.

Enkele prominente figuren in onze samenleving hebben hun mond vol van hoe moeilijk interculturele communicatie is. We zouden zelfs te maken hebben met een multicultureel drama. Bij deze bewoners en verzorgsters blijk dat ondanks cultureel, religieus, of seksueel verschil, kritisch communiceren mogelijk is als het maar respectvol gebeurt.

Ik heb veel respect voor de verzorgsters en de bewoners, hun geduld, hun echtheid en hun elan. Ik zag beide groepen – ondanks de lage salarissen en waardering voor het werk van de verzorgsters en de komende dood en ellende van het bewoners – genieten, er waren intieme banden, echte gesprekken en grappen. Er werd plezier gemaakt.

Ik wil de vele andere factoren die een rol spelen in de mate van kwaliteit van zorg zoals het medisch model, de institutionele macht, de rol van de leiding en het opleidingsniveau van de verzorgsters alsmede de krappe financiële posities van de verpleeghuizen hier nog wel even benoemen omdat ik vind dat er vaak ernstige dingen gebeuren. Bijvoorbeeld de zorg die er bij in schiet, het lange wachten, de medische fouten, de lelijke en armoedige ruimtes en het tekort aan aandacht voor de bewoners. Er zou heel veel moeten veranderen. Maar in dit relaas gaat het mij met name om hoe de bewoners en verzorgsters roeien met de riemen die ze hebben en welke positieve invloed dit heeft op de kwaliteit van zorg.

De verpleeghuiswereld mag trots zijn op zijn smeltkroes. Bewoners en de verzorgsters zijn een voorbeeld van een nieuwe multiculturele samenleving. In deze nieuwe multiculturele samenleving zijn wij allemaal gehybridiseerd, om met de termen van de filosoof Glissant te spreken, we leven en werken samen met meerdere culturen. Als deze elkaar ontmoeten is er sprake van voortdurende cultuurverandering en – vernieuwing.

Welnu als Limburgse Amsterdammer met een voorkeur voor deze stad met al haar diversiteiten nodig ik de lezer uit om ook een reis te maken en te zoeken naar zijn eigen ‘hybriditeit’ binnen zijn eigen wereld. Dit eenmaal herkennend vraagt dit om verantwoordelijkheid voor al degenen die het minder goed hebben in onze samenleving. De ouderen die weggestopt worden of de nieuwkomers, soms zelfs al van twee generaties geleden of van de minderbedeelde autochtonen waar we op neerkijken die beter verdienen. Zij leren ons hoe een gehybridiseerde samenleving te creëren. Reis met hen mee!

Noten
i. Pien van Langen is medisch socioloog en antropoloog en werkzaam als docent op de Hoge School Inholland, afdeling Health te Amsterdam
ii. Het uitgebreide onderzoek behandelt ook de concepten, opvattingen over cultuur, macht, discours, gezamenlijke wereld en care en is te lezen in Mijn scriptie heeft de titel : Een smeltkroes in het verpleeghuis. Een onderzoek naar de gehybridiseerde ruimte in de verpleeghuispraktijken en is op te vragen via de de digitale bibliotheek FMG scriptie jaar 2006 nummer 392.
http://dare.uva.nl/document/31548
iii. In de tekst schrijf ik regelmatig over de Nederlandse-Surinaamse of de Nederlandse-Marokkaanse, de Nederlandse-Chinese, enz. Ondanks dat het misschien onprettig te lezen is heb ik voor deze schrijfwijze gekozen want bij het gebruik van ‘Surinaams, ‘Turks’, etc. tegenover ‘Nederlands’ wordt er bijgedragen aan essentialiasering van categorieën, iets wat ik eigenlijk niet wil. Het voordeel van de dubbele termen is steeds weer opnieuw gedwongen worden om te bedenken dat het hier gaat om niet-standaard, pasklare categorieën.
iv. Alle namen in dit document zijn fictief