Europa: christelijk of humaan?

Erica Meijers

De vraag zoals die op de aankondiging van deze bijeenkomst staat: Is Europa een christelijk project? is niet in een vacuüm ontstaan. Ik zal eerst kort ingaan op de context van de vraag, waarbij ik die vraag meteen een wat andere richting zal geven.
Aan de hand van drie stellingen zal ik vervolgens toelichten waarom het naar mijn inzicht niet gaat om een christelijk Europa, maar om een humanistisch, of liever gezegd een humaan Europa.
Tenslotte zal ik nog iets zeggen over het karakter van het humanisme dat we vandaag in Europa hard nodig hebben.

De context van de vraag
Het lijkt tegenstrijdig, dat de term christelijke cultuur en zelfs joods-christelijke cultuur weer vaker gebezigd wordt in een tijd dat de christenen steeds duidelijker tot een minderheid behoren, zowel in ons land als in Europa als geheel. Maar bij nader inzien is het niet zo vreemd dat de vraag naar de betekenis van een identiteit sterker klinkt wanneer deze zijn vanzelfsprekende plaats verliest. De onzekerheid die ontstaat door het verlies van macht en aanzien vraagt om bezinning en een nieuwe plaatsbepaling. De kerken zijn volop bezig met deze vragen.

Vreemder is het wellicht, dat degene die de christelijke identiteit het meest luidruchtig verdedigen, mensen zijn die weinig affiniteit vertonen met de christelijke kerken en ook slecht op de hoogte zijn van de recente geschiedenis van het christendom in Europa.

Eén voorbeeld: Geert Wilders spreekt graag en veel van de verdediging van onze vermeende joods-christelijke cultuur om daarmee de islam uit te sluiten als niet-Europees, maar hij lijkt niet te weten dat deze term gemunt is door christelijke theologen die het juist te doen was om de bestrijding van uitsluiting. Zij waren er, kort na de Tweede Wereldoorlog, diep van doordrongen dat christenen medeschuldig waren aan het antisemitisme in Europa, en dus medeverantwoordelijk voor de Shoah. De christelijke theologie mocht haar Joodse wortels nooit meer vergeten of verloochenen. Dat vroeg om een theologische praktijk die antisemitische sporen van bijbellezing en godsdienstonderricht zichtbaar zou maken en de Joodse tradities voortaan in hun interpretaties zou meewegen, om uitsluiting van wie onder het nationaalsocialisme als ‘de anderen’ uitgesloten werden, in de toekomst te voorkomen.

Dat de term joods-christelijk nu juist gebezigd wordt om anderen buiten te sluiten, is een illustratie van de afnemende kennis van de geschiedenis van het christendom in onze samenleving, die gepaard gaat met tal van misverstanden over de relatie tussen geloof en politiek en de betekenis van de scheiding van kerk en staat. (maar dat is een ander verhaal)

De vraag dringt zich, niet voor het eerst in de geschiedenis van Europa op: wie willen we zijn? Naar mijn mening is dát de identiteitsvraag waar we ons voor gesteld zien. Niet zozeer dus: wie zijn we, maar veel meer: wie willen we zijn in de wereld van nu? Wat betekent het mens te zijn in het huidige Nederland, in dit Europa en deze wereld? Valt daarover vanuit de theologie iets te zeggen?

Niemand weet of de Europese Unie de huidige spanningen aankan. De financiële en economische crisis uit 2008 heeft de vraag naar solidariteit op de agenda geplaatst; de uitbreiding van de Europese Unie met landen buiten West-Europa roept de vraag op naar de culturele identiteit die ons als Europeanen verbindt en de terugkeer naar nationalisme in tal van landen zet het voortbestaan van de Unie zelf op het spel.

Kortom: de vraag wie we willen zijn in Europa vindt plaats in een context van onzekerheid en van strijd, met als inzet de vraag wie wel en wie niet tot onze Europese cultuur behoort en wat het karakter van die cultuur is. In deze context moet wat mij betreft de claim van de christelijke identiteit van Europa worden verworpen en worden vervangen door de oproep tot een menselijk, een humaan Europa.

Waarom de claim van de christelijke identiteit van Europa (inclusief die van Nederland) moet worden verworpen en vervangen door de oproep tot een humaan Europa.

Mijn eerste stelling luidt als volgt:
De bewering dat Europa christelijk was, is en moet blijven doet geen recht aan de gecompliceerde geschiedenis van ons continent.

Want de Europese waarden zijn ontstaan in een complex samenspel van Joodse, christelijke, islamitische en humanistische ontmoetingen.

Het christendom, inclusief zijn Joodse oorsprong enerzijds, en de klassieke letteren anderzijds (Jeruzalem en Athene) hebben elkaar voortdurend beïnvloed. Het klassieke humanistische ideaal van de renaissance van de vrije volwassen mens inspireerde het reformatorische verlangen naar een niet–klerikale, op de wereldgerichte theologie. En de reformatie met zijn kritische geest, uitgedrukt in het semper reformandum maakte de Verlichting mede mogelijk. De bereidheid en het verlangen de eigen gedachtewereld voortdurend onder de kritiek van de eigen bronnen te stellen kenmerken zowel de Verlichting als het protestantisme. Daarin hebben zij elkaar gestimuleerd én bekritiseerd. De terugkeer naar de klassieke bronnen werd mede mogelijk gemaakt door islamitische denkers, die zich in een tijd dat in Europa niemand meer aan hen dacht, het gedachtegoed van klassieke Griekse denkers als Socrates, Plato en Aristoteles levend hielden en ertoe bijdroegen dat deze aan het einde van de middeleeuwen werden herontdekt.

Zo zijn christendom, jodendom, humanisme en islam verbonden in het ontstaan van waarden die vandaag als typisch Europees gelden: menselijke solidariteit, vrijheid en verantwoordelijkheid, rede en redelijkheid. De namen van de islamitische Averroës (Córdoba 1126 – Marrakesh 1198), de joodse Maimonides (Córdoba 1135 – Fustat (Egypte) 1204) uit de 12e eeuw en enkele eeuwen later, de christelijke Erasmus (Rotterdam 1466 – Bazel 1536) zijn met deze geschiedenis van Europees humanisme verbonden.

Mijn tweede stelling luidt daarom:
Niet de geïnstitutionaliseerde religies of de grote ideologische stromingen als zodanig zijn maatgevend voor de toekomst van Europa, maar alleen de strijd om humaniteit, die kan putten uit al die verschillende bronnen.  

De bewering dat Europa christelijk was, is en moet blijven, wekt in onze pluralistische samenleving door zijn exclusieve benadering tradities van uitsluiting tot leven, die nooit werkelijk overwonnen zijn en opnieuw verwoesting kunnen zaaien. Want het Europese humanisme, gegroeid uit het samenspel tussen Jeruzalem, Athene en ‘Córdoba’ heeft verschillende gezichten.

De 20e eeuwse theoloog Karl Barth typeerde het 18eeuwse humanisme positief als een groots project van zelfvertrouwen, van geloof in de menselijke vermogens. Maar hij kon dit humanisme ook negatief typeren als een door beheersingsdrang gedreven absolutisme. Deze innerlijke tegenstrijdigheid verscheurde de Verlichting. Het geloof in de almacht van de menselijke vermogens en het geloof in God, in iets dat buiten de mens staat en groter is dan de mens zelf, stonden vanaf het begin op gespannen voet. Die spanning keert steeds terug in de Europese geschiedenis.

De vroege romanticus Novalis bijvoorbeeld, groot voorstander van de Franse Revolutie en de gelijkheidsidealen, kritiseerde enkele jaren na 1789 niettemin de verlichte tendens om de Europese mens in het centrum van alles te plaatsen en alles om zich heen tot object te maken en te onderwerpen. Novalis sprak daarbij van de natuur en de geschiedenis, maar het verhaal dat ten tijde van Novalis nog maar net begonnen was, van slavernij, kolonialisme en industriële revolutie, uitmondend in de Eerste en Tweede Wereldoorlog, laat zien dat deze onderwerping ook vaak de mensen betrof die anders waren dan Europese verlichte mensen zelf (een hij uiteraard). Het Europees humanisme is daarom een gespleten, een gebroken humanisme. Vrouwen, mensen van kleur, seksuele minderheden moeten allen heftige strijd leveren om niet langer object te zijn, maar zelf subject van waarden als menselijke solidariteit, redelijkheid en gelijkheid.

Het Europese project maakt deel uit van die strijd voor een humaan Europa. Het wilde na twee – zowel moreel als menselijk – verwoestende oorlogen een dam opwerpen tegen het geweld en de beheersingsdrang door middel van samenwerking en openheid.

Dat brengt me tot mijn derde stelling:
De bewering dat Europa een christelijk project is, biedt geen aanknopingspunten om zinvol om te gaan met vragen rondom diversiteit en religie in de conflictueuze wereld waarin we nu leven.

Religie is nog steeds een levende werkelijkheid in Europa, maar is van een ongelofelijke veelkleurigheid. De religieuze instituten hebben veel aan macht ingeboet, religie is diffuser, individueler en tegelijkertijd politieker geworden. Open vormen van spiritualiteit, waarbij verschillende religieuze tradities de identiteit van mensen tegelijkertijd kunnen vormen, staan naast gesloten en fundamentalistische interpretaties van zowel christendom, jodendom als islam. Geweld en terreur worden opnieuw religieus gerechtvaardigd, terwijl anderen zich daar heftig tegen verzetten en de barmhartigheid van hun geloof onderstrepen. Wie op zoek is naar een open Europa waarin inclusieve humanistische waarden de leidraad vormen, kan niet terecht bij één religie. Het christendom alleen kan niet garant staan voor een dergelijk Europees samenleven.

Wat we nodig hebben is veel meer een cultuur waarin echte ontmoeting tussen mensen ondanks alle verschillen mogelijk blijft. Een cultuur waarin we ons niet baseren op wie we denken te zijn op grond van wie we ooit waren, maar waarin we ons gezamenlijk de vraag stellen wie we willen zijn. Aanknopingspunten daarvoor zijn in alle eerder genoemde tradities uit de Europese geschiedenis te vinden, inclusief het christendom natuurlijk. Ik besluit met een voorbeeld.

Ik en jij
De Joodse denker Martin Buber (Wenen 1878 – Jeruzalem 1965), groeide op aan de randen van het Habsburgse Rijk en maakte twee wereldoorlogen mee. Zijn ervaringen leidden tot het inzicht dat het in het leven niet gaat om een geobjectiveerd beeld van jodendom, christendom of humanisme, maar dat het uiteindelijk draait om ontmoeting. Ik vertel tot slot van mijn bijdrage slechts één anekdote, om duidelijk te maken welke humaniteit in het hedendaagse Europa mijns inziens op het spel staat. Meer achtergronden kunt u vinden in het zojuist verschenen boek Kwaliteit van Leven, waarin theoloog Theo Witvliet in gesprek gaat met Martin Buber over de actualiteit van zijn Hebreeuws humanisme.

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, de gespannen eerste maanden van 1914, krijgt Martin Buber bezoek van dominee William Hechler, destijds een bekende figuur in Europese hofkringen. Hij kondigt het uitbreken van de komende wereldoorlog aan. Als Buber hem naar het station brengt, zegt Hechler: ‘Beste vriend, we leven in een grote tijd. Zegt u mij, gelooft u in God? Buber probeert de dominee gerust te stellen, maar als hij alleen is bekruipt hem de twijfel. Hij blijft lange tijd op een straathoek staan, en dan komt het volgende antwoord in hem op. “Als in God geloven betekent in de derde persoon over hem spreken, geloof ik niet in God. Als in hem geloven betekent, tot hem kunnen spreken, dan geloof ik in God.”

Het bestaan van God laat zich niet objectief vaststellen, wat dat betreft onttrekt God zich aan het moderne, rationalistische wereldbeeld. God onttrekt zich aan de absolutische drang tot beheersing en objectivering. God is de eeuwige Jij die onder alle omstandigheden een tegenover blijft.

In het behoud van en het respect voor een dergelijk ‘tegenover’ – God, mens, natuur, geschiedenis – ligt mijns inziens de sleutel tot een humaan Europa.

Quasimodolezing, 20 april 2017

Erica Meijers (1966) studeerde theologie en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en de Université Protestante de Strasbourg. In 2008 promoveerde ze aan de Protestantse Theologische Universiteit op het debat over apartheid in de Nederlandse protestantse kerken. Meijers werkte eerder als journalist voor de IKON, als (hoofd)redacteur van verschillende politieke en theologische tijdschriften en webmagazines en als onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit.

Naast haar werk voor de Helling zit ze regelmatig discussies voor in en buiten GroenLinks, waarbij religie en cultuur haar specialiteiten zijn. Voor het wetenschappelijk bureau werkte ze ondermeer samen met De Linkerwang, de Boekmanstichting en de Green European Foundation.