God wil het! – II – Reizen in het spoor van de kruisvaarders

Duitsland: de vijanden van God

Paus Urbanus

Paus Urbanus

In het Duitse rijk was met de dood van Hendrik II het Saksische koninkrijk in 1024 in de mannelijke lijn uitgestorven. Met de komst van de Frankische keizer Koenraad groeiden de Franken en Saksen steeds verder uit elkaar, waardoor het land tot de dag van vandaag in een van karakter verschillend noordelijk en zuidelijk deel is opgesplitst. Duitsland werd veruit het machtigste rijk en bezat in de elfde eeuw Nederland, Bourgondië, Lotharingen en een groot deel van Italië. Het rijk strekte zich uit van de Oostzee tot Marseille en voorbij Rome. Hendrik IV was als zes-jarige jongen in 1056 op de troon gekomen. Na het regentschap van zijn moeder ontwikkelde de keizer zich tot een machtig heerser. Door de voortdurende strijd om de macht tussen Paus Gregorius en keizer Hendrik IV verzetten de Duitsers zich tegen de door Rome gedicteerde kruistocht. Alleen een paar onbelangrijke edelen sloten zich bij de doortrekkende legers van Peter de Kluizenaar en Godfried van Bouillon aan.

De geboorte van een held
Verscholen tussen de zuidelijke bossen van de Belgische Ardennen ligt het lieflijke plaatsje Bouillon op enkele kilometers van de Franse grens. Boven op een rots staat de majestueuze burcht van Bouillon, terwijl aan de voet ervan hotels en herbergen zich verdringen om de gunst van de toeristen. Hotel de la Poste roemt de ‘kamer met panoramisch vergezicht op het slot en het rivierdal,’ waar Napoleon Bonaparte, de Frank die zeven eeuwen na de kruistochten opnieuw een invasie in het Midden-Oosten uitvoerde, een nacht heeft doorgebracht.

De rivier de Semois slingert met een lus rond het schiereiland waarop de imposante vesting uit 1040 staat. Aan de rechterzijde van het fort staat een manshoge beeltenis van de beroemdste bewoner van feodaal België. ‘Een stoere kerel,’ noemt conservator Freddy Deleux de heerser die later bekend wordt als de legendarische aanvoerder van de eerste kruistocht, Godfried van Bouillon. ‘Hij kuiste hier als zevenjarige jongen de stallen, bracht het eten aan tafel en werkte in de keuken als hulp. Hij begon zoals elke andere  jongen van zijn leeftijd in het kasteel als schildknaap: de jonge Godfried zorgde voor de paarden en het klaarleggen van de wapenuitrusting van zijn heer. Om zich te amuseren mocht hij soms met een houten zwaard spelen en met de honden rondstoeien op het kasteel.’ Hij ontwikkelde zich volgens andere bronnen tot ‘een reus met brede borst en schier overmatig gespierde ledematen en toch een relatief smal middel, fijn besneden trekken; een man van grote persoonlijke moed, een echte houwdegen meer dan een generaal. Geestelijk een doorsnee-mens, typische middelmaatfiguur, zowel in zijn verstandelijke aanleg, die alle schittering, alle originaliteit ontbeert, als in zijn gevoelens, die zelden heftig of zeer diep aandoen, kortom een in veel opzichten sympathiek mens.’

bron bertsgeschiedenissite.nl

Peter de Kluizenaar

Aan het eind van de winter van 1096 bereikte Peter de Kluizenaar Bouillon, de hoofdstad van het hertogdom Lotharingen, dat zich uitstrekte van Verdun tot aan Zeeland. Hij kreeg een gewillig oor bij Godfried die op dat moment kasteelheer was onder de Duitse Keizer Hendrik IV, die overwoog Godfried vanwege zijn slechte beheer van het hertogdom zijn taken te ontnemen. Deze onzekere toekomst speelde Godfried door het hoofd toen Peter de Kluizenaar aan de poorten van de burcht rammelde. ‘Broeders,’ riep de prediker eenmaal op de erecour ‘jullie moeten straks in naam van Christus veel ellende doorstaan: armoede, naaktheid, vervolging, ziekte, honger, dorst en meer van dergelijke zaken. Zoals de Heer tegen zijn discipelen sprak: “Gij moet veel lijden doorstaan in mijn naam.” Ik weet dat u al heeft gehoord van de getuigenissen van velen over de barbaarse furie tegen gods kerken in het Oosten en – schande – het in slavernij houden van de Heilige Stad van Christus, Jeruzalem. Daarom roepen wij u op tot een reis …’

Een klaterend applaus viel Peter de Kluizenaar na zijn toespraak te deel en de paarden in de stallen snoven onrustig toen Godfried onder luid gejuich van de burchtbewoners de kleine prediker om de hals viel en zijn steun betuigde. Godfried’s besluit stond vast: hij trok ter kruisvaart.

Avonturiers
De stalen tourniquettes klikken telkens als een bezoeker de toegangspoort van het kasteel passeert. Het vormt de enige moderne dissonant in een verder middeleeuwse entourage. De torens zijn dertig meter hoog, zestien meter breed en de erecourt telt zestig bij veertig meter. De totale lengte van het kasteel bedraagt 340 meter. Het interieur bestaat uit verschillende zalen: de wapenzaal, de slaapzaal van de ridders, een kapel en een gevangenis. De authenticiteit straalt van de oude muren. ‘Hier komen we in de Godfried van Bouillon-zaal’, zegt Deleux na het passeren van een donkere tunnel. ‘Daar is het wapenschild van de eerste kruistocht en ook hier staat een standbeeld van Godfried.’ In de schaars verlichte ruimte liggen in een vitrine middeleeuwse emblemen en wapens: vlijmscherpe zwaarden waarvan de handvatten versierd zijn met fonkelende diamanten en paarlemoer. Enkele meters verderop staat een onder het zand bedolven houten kruis dat pas dertig jaar geleden door bouwvakkers tijdens renovatiewerkzaamheden is ontdekt. Het verhaal doet de ronde dat Ide D’Ardenne, de moeder van Godfried, Boudewijn en Eustache, dit kruis zou hebben aangebracht toen haar zonen eind augustus 1096 met ongeveer tienduizend man naar Jeruzalem vertrokken. Maar er wordt ook beweerd dat het in feite geen kruis is, maar afsluitingen of resten van de paardenstallen. ‘Samen met Saksen, Engelsen, Duitsers, Italianen, Fransen en Hollanders alsmede gevangenen en avonturiers trokken veel Vlamingen met de grote karavanen mee in oostelijke richting’ zegt Deleux. In de Middeleeuwen ontbraken officiële gevangenissen. Er waren slechts enkele cellen in de kelders van de kastelen. Veel geboefte werd dan ook door de geestelijkheid op pelgrimage gestuurd. Sterven in de strijd betekende een vrije doortocht naar de hemel. ‘De enige vorm van fysieke straf was de gevangenen op kruistocht te sturen. Ze verdwenen voor jaren uit het zicht van de gemeenschap. Wanneer ze onderweg stierven dan was dat voor een goed doel. Kwam het geboefte heelhuids terug, dan hoopte men dat ze een spirituele ervaring rijker waren, die hun karakter positief had beïnvloed.

bron ardennen.nl

Kasteel van Bouillon

De nauwe gangen in het kasteel van Bouillon, waar een bedompte lucht hangt, leiden naar één van de vele observatieposten die volledig in de rotsten is uitgehakt. Een blik naar beneden leert dat de schildwachten de gehele loop van de Semois rond het kasteel konden controleren. ‘Uit het steen van deze rots zijn twee zetels gehakt waarvan één stoel toegeschreven wordt aan ridder Godfried. Er is ook nog een legende aan verbonden’, vervolgt de Belgische conservator: ‘Een jongedame die geen man vindt, vlijt zich neer op de zetel van Godfried, doet een wens en nog datzelfde jaar is ze getrouwd, gegarandeerd’!

Achter de burcht heeft de gemeente Bouillon een museum ingericht over het leven en werk van haar beroemdste inwoner. Onder aanzwellende harp- en doedelzakmuziek klinkt ineens uit de luidsprekers een stem met een opvallend Fries accent: ‘In 1096 verenigden zich de volkeren van West-Europa om de tocht naar Jeruzalem te ondernemen en het graf van Christus te bevrijden. In de lange muurkast rechts van de ingang vindt men een afbeelding van de kruisvaarders zoals ze in die tijd gekleed gingen. In de centrale kast roept de maquette van Godfried van Bouillons graftombe het beeld op van deze bijzondere leenheer…’

Voor zijn vertrek verkocht Godfried van Bouillon zijn kastelen in Mouzay en Steenay aan de Maas aan de bisschop van Verdun. De hele familie hielp mee om zijn tocht voor te bereiden. Hij trok samen met zijn broer Boudewijn door het graafschap om ridders en donaties te vinden. ‘De twee zonen van Vrouwe Ide kwamen ook in onze provincie. Onderweg brachten ze delen van hun bezit onder in arme kloosters en ook de religieuzen van Afflighem lieten de kans niet voorbijgaan enige zaken te verkrijgen,’ tekende een van de monniken op.

Godfried schonk het kasteel Ramioul tussen Huy en Luik aan de monniken van Maastricht onder verplichting voor zijn ziel te bidden. ‘Het kasteel van Bouillon werd aan bisschop Othbert van Luik verkocht voor 1300 zilvermarken. Deze Othbert stond bekend als een geslepen geldmaker en financier. Hij liet door de kerk ingezamelde sieraden omsmelten tot staven goud. Ook kruisen ondergingen dit lot maar niet voordat eventuele edelstenen er waren uitgehaald.’ Zo vertrok Godfried van Bouillon met in het midden van de kleine karavaan een karrenvracht vol goud en zilver. Onder de reizigers sloot zich ook ene graaf Emich von Leinigen aan, die een reputatie had opgebouwd als bandiet en ordeverstoorder.

Rijnlandse joden
Langs de West-Europese handelsroute naar het Oosten bevonden zich al eeuwen lang joodse gemeenschappen. De joden speelden een belangrijke rol in de internationale handel tussen christelijke en moslimlanden. Omdat woekerpraktijken voor christenen streng verboden waren, was het bankwezen in joodse handen. De joden vroegen vaak hoge rente en maakten enorme winsten. Veel boeren en arme stadbewoners raakten hierdoor steeds dieper in de schulden. Door deze praktijken groeide in de elfde eeuw de weerstand tegen de joden. In de vroege Middeleeuwen waren westerse christenen dan ook de grote vijanden van de joden. Ook de kruisvaarders moesten bij gebrek aan land geld lenen van ‘hen die Christus kruisigden.’ Er ging zelfs het gerucht rond dat Godfried, die vanuit Noord-Frankrijk onderweg was naar Duitsland, Christus’ dood wilde wreken alvorens op kruistocht te gaan, maar Godfried liet aan de autoriteiten in het Rijnland weten niet tot vervolging over te gaan.

Op 18 mei 1096 arriveerde graaf Emich met zijn troepen in Worms, een vriendelijk stadje aan de Rijn. Hij ving het gerucht op dat een christen was verdronken door een jood. Dat gaf aanleiding tot opstootjes en rellen. Steeds meer bewoners van Worms maakten zich onder leiding van graaf Emich op voor een aanval op de joodse wijk. Op 20 mei vond er een bloedbad plaats waarbij elke jood van Worms om het leven werd gebracht. ‘Ik weet niet of het een oordeel van God was of een waanvoorstelling in hun geesten, maar de pelgrims raakten in een golf van wreedheid tegen de joden. Ze veroorzaakten een wrede slachtpartij, vooral in het Duitse Rijnland (…).

Het gietijzeren hek van de joodse begraafplaats in Worms knarst op haar hengelsels. Aan de westzijde van de Andreasweg tegenover de oude, gerenoveerde stadsmuur, ligt het uit 1076 daterende Heilige Zand, de oudste joodse begraafplaats van Europa. Volgens de legende is hier zand afkomstig van het Heilige Land uitgestrooid. Een groep Duitsers trekt onder leiding van een rabbijn van grafsteen naar grafsteen waarop kleine kiezelsteentjes met gevouwen briefjes liggen. ‘Dat is een eerbetoon aan hooggeplaatste rabbijnen die hier begraven liggen,’ zegt Wout van Bekkum. Hij is werkzaam bij de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen als hoogleraar Semitische Talen en Culturen met als specialisatie middeleeuws jodendom.

Veel grafstenen zijn verbrokkeld door de tand des tijds en sommigen zien er vaalgroen uit. Het gebladerte van de eeuwenoude bomen vol tsjilpende vogels hangt roerloos boven de stenen. Het lager gelegen deel van de begraafplaats, naast de kathedraal, bevat ongeveer duizend zandstenen graven. Iedere grafsteen staat naar het noordoosten gericht, naar de synagoge. Hier ligt de oudste grafsteen van Worms, uit 1076, maar de Hebreeuwse opschriften zijn nauwelijks meer te ontcijferen. Enekel meters verderop liggen de graven van de slachtoffers van graaf Emich von Leiningen. ‘Onder andere van bestuurders van de joodse gemeente van Worms. Marjahoeda is een belangrijke naam die in 1096 een functie had als voorzanger en ten prooi viel aan de eerste kruistocht,’ zegt Van Bekkum die op enkele kleine nauwelijks zichtbare grafstenen wijst in de linkerhoek van de begraafplaats. Sir Steven Runciman spreekt in dit verband van een pogrom. De moord op de Rijnlandse joden door de kruisvaarders is te vergelijken met de uitroeiing van deze bevolkingsgroep door Hitler en consorten. ‘De nazipartij bediende zich zeker van dezelfde christelijke symboliek en dezelfde vooroordelen jegens de joden als in de tijd van de kruisvaarders,’ zegt Van Bekkum. ‘Vergeet niet dat de nazi’s hun mensen recruteerden uit de Duitse katholieke Orden. De joden werden toen beschouwd als de vijanden van Christus,  ja zelfs als de moordenaars van Christus en dat religieus antisemitisme werd door de monniken die in verschillende bedelorden waren georganiseerd flink aangewakkerd. Het was eeen vorm van opruiing die de kruisvaarders goed van pas kwam. Het oude theologische vooroordeel dat de joden de Messias niet hebben geaccepteerd dient te worden bestraft, toen en ook nu nog in deze eeuw

Paus Urbanus en zijn bisschop Adhémar sanctioneerden de vervolging van de joden door de kruisvaarders, een gegeven dat later herhaald werd door Paus Pius XII, wiens rol in de Tweede Wereldoorlog omstreden is.

Op 25 mei 1096 bereikte graaf Emich von Leiningen Mainz waar de aartsbisschop inmiddels de poorten had gesloten. De inwoners verkeerden in paniek vanwege een te verwachten aanval daardoor braken er rellen uit waarbij een christen werd gedood. De joden verzamelden zich in de synagoge vanwaar ze, in ruil voor bescherming, forse giften lieten sturen naar de stadsautoriteiten. Een joodse onderhandelaar bracht zelfs zeven pond goud naar graaf Emich, die het fluks in eigen zak stak. De volgende dag viel von Leiningen het paleis aan. De joden boden weerstand maar werden verslagen.

‘Iedere man van Israël bewapende zich op de binnenplaats en allen marcheerden naar het Poorthuis om de burgers en kruisvaarders te bestrijden. Ze streden tot in het Poorthuis, maar tot onze ellende overweldigde de vijand hen en bezette het huis. Toen verzamelden alle heidenen zich om de joden te vernietigen (…). In het midden van de binnenplaats vond de vijand enkelen van onze gelovigen samen met rabbi Isaac ben Moses, een zeer briljant geleerde. Hij was de eerste die zijn nek uitstak en ze sloegen zijn hoofd eraf. De joden hadden zich in gebedsdoeken gewikkeld en wachtten op het voltrekken van de wil van hun Schepper. Ze wilden geen uur langer meer leven en gaven zich over aan het oordeel van de hemel. De vijand wierp stenen en speren naar hen, maar ze vluchtten niet. Allen werden afgeslacht.’

Verschillende joden redden zich echter ook het leven door hun geloof af te zweren. De massamoord duurde twee volle dagen. Ongeveer duizend joden vonden in Mainz de dood. ‘Graaf Emich was de vijand van alle joden – moge zijn beenderen fijn worden gemalen door ijzeren molenstenen. Hij stond bekend als een man die geen genade kende voor de oude of jonge vrouwen, noch de baby’s, de zuigelingen of de zieken. Hij verpulverde Gods mensen als stof tijdens het dorsen. Hij sloeg de jonge mannen neer met het zwaard en sneed zwangere vrouwen open…’

bron sportgeschiedenis.nl

Godfried van Bouillon

Onder het toeziend oog van Godfried van Bouillon – die ondanks zijn toezeggingen niet ingreep om de wandaden tegen te gaan – trok de karavaan verder naar Ratisbon, het hedendaagse Regensburg. In hun gelederen bevonden zich ook volgelingen van graaf Emich von Leinigen. Sommigen hadden muilezels die op de dagelijkse tocht van circa 35 kilometer bijna door de poten zakten, zo zwaar waren de dieren beladen met gestolen goud, zilver en diamanten.

De Hongaarse koning Koloman had net bij een gewelddadige confrontatie een ander volksleger onder leiding van de priester Gottschalk vernietigd. Koloman weigerde Von Leinigen de toegang tot zijn land en sloeg de wanordelijke karavaan uiteen. Von Leiningen zag kans op zijn snelle paard te ontkomen. De weinige andere overlevenden sloten zich later aan bij het leger van Godfried van Bouillon, dat de Hongaarse grens begin oktober 1096 bereikte.

Hoofdstuk drie: http://rozenbergquarterly.com/?p=1428

Robert Mulder & Lejo Siepe – God wil het! Reizen in het spoor van de kruisvaarders
Rozenberg  Publishers 2005         ISBN 978 90 5170 168 5