Inburgeren in Ghanees transnationalisme

No Comments yet

Met Salim – de zoon van een vriendin – aan de ene hand en zijn koffer in de andere, sleep ik door zomers Schiphol.
‘Hier is de Burgerking!’ roept Salim.
Het terras op de Plaza is goed gevuld met vooral witte mensen.
‘Zie jij een rasta? Hij heet Burga.’, vraag ik.
Burga neemt Salim mee terug naar Spanje. Salim was voor zijn vakantie bij mij in Nederland maar is met zijn negen jaar te jong om alleen te vliegen. Burga en Salim hebben elkaar nog nooit gezien, maar er zitten zoveel gemeenschappelijke kennissen, hele en halve familieleden in hun transnationaal netwerk, dat Burga Salim maar moet meenemen. Salim’s moeder Marije hosselt[i] in Barcelona, ze moet al het werk aannemen wat ze kan krijgen en kan niet zelf met hem op vakantie gaan.
‘Burga, Burga’, roep ik zonder echt boven het omgevingsgeluid uit te komen. In Ghana had ik het wel geweten. Daar zou ik een keel opzetten. De terrasbezoekers zouden hard gaan lachen en me vervolgens helpen. ‘You look for a rasta guy? Very black? Oh, he left, just now, let me check him for you’.
Mijn gsm doet mijn handtas trillen.
Het is Marije, Salim’s moeder.
‘Burga staat aan de incheckbalie. Hij wil door de douane gaan, hij is bang dat hij zijn vlucht mist. Ik kan niet nog een ticket voor Salim   kopen’.

Basil Davidson opent zijn ‘The Black Men’s Burden; Africa and the Curse of the Nation State’ met de beschrijving van praktijken in Aflao Border; de grens tussen Ghana en Togo. Passanten kunnen een paspoort laten zien om de grens over te mogen; ze kunnen ook een bedrag betalen om deze verplichting te omzeilen. Paspoorten zijn voor veel mensen duur, lokale marktvrouwen bijvoorbeeld kunnen ze niet kopen. Inmiddels blijkt dat Ghanezen – met andere Afrikanen in hun kielzog- veel grenzen, ook Europese en Amerikaanse, op dezelfde wijze hebben gepasseerd. Of met het juiste document, of tegen betaling. Ook als dat grote risico’s met zich meebrengt.

In veel landen zijn sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw hardwerkende Ghanese gemeenschappen ontstaan. Kantoren en hotels in Tel Aviv, Londen en New York worden vaak schoongemaakt door Ghanezen in dienst van mensen met een andere nationaliteit of afkomst. Ook in Nederland staan enkele tienduizenden Ghanezen ingeschreven bij de burgerlijke stand. De verhouding tussen de Nederlandse overheid en deze nieuwe migrantengroep blijft moeizaam.

‘Wat een klootzak is die Burga. Waarom geef je me zijn nummer niet, dan bel ik hem zelf wel’ schreeuw ik tegen Marije in de telefoon terwijl ik met Salim door de zee van vakantiegangers van Schiphol Plaza naar vertrekhal 2 probeer te komen.
Ik voel woede opkomen als ik zijn nummer intoets.
‘Burga are you a Ghanaian? Do you believe in God? Half my life I’ve waited for Ghanaians and now you want to leave Salim here with me, because of 15 minutes. Is this my kid? 15 minutes, who are you? Do you have heart?
Ik irriteer me ineens net zo mateloos aan zijn overdreven punctualiteit als mijn Ghanese vrienden kunnen doen aan Nederlanders in hun pogingen tot inburgeren.
‘Okay, okay, I’ll wait for you. Row 3.’

Het Nederlandse vreemdelingenbeleid wordt beïnvloed door de diepgewortelde gedachte dat migranten iets komen halen en niets te brengen hebben. Het contrast met hardwerkende Ghanezen kan niet groter zijn. Ghanezen zijn modelburgers van een staat met een kleine, ‘teruggetreden’ overheid. Veel voorzieningen die Nederland te bieden heeft zijn voor veel nieuwgekomen Ghanezen onherkenbaar, zo ongewoon dat men er gewoon langs gaat. Een soortgelijke ontkenning van de nationale staat en haar instituties als de mogelijkheid voor de marktvrouwen aan Aflao Border om met een luttel muntje alle formaliteiten en controles te ontwijken. Men is niet gewend aan een overheid die zorg verleent. Aan ziekteverzekeringen of sociale zekerheid. Men heeft er daar ook eigenlijk geen tijd voor, het schiet niet op. Het lukt je niet om hier een bestaan op te bouwen en de familie in Ghana draaiende te houden vanuit de WW of bijstand.

Uit de verte zie ik dat Burga’s ogen alle kanten schieten in zijn vertrokken gezicht. Angst en haat vertonen zich op dezelfde wijze. Grenzen blijven beangstigende dingen, zelfs als ben je inmiddels legaal. Jarenlang sappelen, hosselen, ver van de Ghanese open- en behulpzaamheid voor niets. Opgepakt, opgesloten, terug naar huis. Waisted time. But you’ll try again, you’ll never give up. Desnoods in een doodsboot.

Marije, de moeder van Salim, is niet de enige Nederlandse die zich met een Afrikaan verhoudt. Veel beter opgeleide Nederlandse moeders (in spé) proberen de zorgtaken voor kinderen en huishouden te delen met hun partner om een positie op de arbeidsmarkt te handhaven. Nederlandse mannen en werkgevers willen nog wel eens de andere kant op kijken als het gaat om de hoge kosten – in cash en natura – voor de reproductie. Ongeveer zoals de Ghanezen voorbij gaan aan de nationale staat en haar instituties, gaat een groot deel van de Nederlanders voorbij aan de tegenstrijdigheid die het ideaal van gelijke rechten en het onevenredig zorgen van mannen ten opzichte van vrouwen met zich meebrengt. Een groot deel van de Afrikaanse mannen die hier zijn, is zorgzaam en huishoudelijk. De verzorging van de omgeving, het lichaam, de familie en de kinderen heeft hoge prioriteit.

Het prototype van een importgeliefde wordt gezien als moslim, dorps en ongeletterd. Ze gaat door voor een brok achterstand op twee benen. Bovendien is deze achterstand, die duur is voor de Nederlandse samenleving, openbaar. Hij wordt overgedragen op de kinderen. Het Sociaal Cultureel Planbureau en veel media werken mee om een negatief beeld te schetsen van de ‘importbruid’ en haar nazaten.

Ondanks jarenlange kritiek wordt doorgegaan met het baseren van statistieken op ‘de vier grote migranten-groepen’. De diversiteit onder ‘allochtonen’ wordt niet belicht. De generalisaties blijven bestaan. Het volkse idee dat je toch maar uit moet kijken met een Marokkaanse stagiair wordt bevestigd. Het woord migrant is voor veel Nederlanders synoniem is met het woord probleem. Waarom zou je je daar als nuchtere Hollander mee inlaten? En hoe moet dit beeld worden ingekleurd, verfijnd, als de gevestigde bevolking geen eigen ervaringen opdoet in contact met migranten? De elite die beter zou kunnen weten houdt zijn mond, grijpt niet in. De Nederlandse vreemdeling in Nederland komt zeer moeizaam tot zijn recht. Hij en zij zit klem tussen links en rechts, tussen paternalisme enerzijds en xenofobie en competitie anderzijds.

– Competitie op de arbeids- en liefdesmarkt van mensen die niet geloven in hun eigen identiteit.
– Competitie van rechtse politie om de strengste te zijn in het vreemdelingenbeleid.

De ouders van Salim voldeden aan de voorwaarden – inkomenseis, woonruimte – voor een verblijfsvergunning voor Nederland op grond van verblijf bij partner. De vader van Salim moest als aanvrager van de vergunning alleen nog aantonen dat en wanneer hij geboren was. Ghana was door het ministerie van Buitenlandse Zaken benoemd tot één van de vijf probleemlanden. Dit betekende dat de aanvrager van geboorte- en ongehuwde akten, per document – en het waren er altijd twee – driehonderd euro moest betalen en stukken moest overleggen waaruit de leeftijd en de staat van ongehuwd zijn op te maken viel. Een team van lokale medewerkers in dienst van de ambassade ging deze bewijzen ‘controleren’ en zocht daarbij de familie van de aanvrager op om hen te ondervragen.

De familie van de vader van Salim in Ghana was niet bereid – of had domweg het geld niet – om de Ghanese medewerkers van de Nederlandse ambassade in Accra om te kopen. Dat hoorde informeel bij de standaardprocedure om je geboortebewijs en akte van ongehuwd zijn te legaliseren. De ouders van Salim verkregen de gelegaliseerde akte niet, en daarmee kon hij de vergunning niet krijgen.

Gezinshereniging en gezinsvorming levert in andere landen zoals Duitsland, Frankrijk en Engeland weinig problemen op. In Spanje had de vader van Salim wel de mogelijkheid om legaal te werken, zich te verzekeren en een huis te kopen. Salim moest daarom zijn Nederlandse school en oma in de steek laten om in Spanje een nieuw leven te beginnen. En Marije haar familie en haar werk. Salim spreekt inmiddels Nederlands, Engels, Spaans en Hausa.

De regeling heeft op microniveau wel meer bizarre gevolgen. Zo lukte het een Haagse Ghanese niet om de geboorteakten van haar twee dochters in Ghana te legaliseren. Ze moest eind jaren ’90 2000 gulden onder tafel schuiven aan het A-team dat werkte voor de Nederlandse ambassade. Dat bedrag had ze niet. Ze voldeed verder aan alle eisen voor de gezinshereniging. Als rechtgeaarde Ghanese had ze geen zin in om haar dagen als schoonmaakster in Nederland zonder kroost om zich heen te slijten. Ze besloot tot een tweede leg. Weer twee dochters.

De legalisatiemaatregel was nodig omdat er teveel valse papieren uit de vijf probleemlanden kwamen, aldus het ministerie. De legalisatieprocedure van documenten in de vijf probleemlanden was een manier om migranten te weren, aldus de aanvragers en –gerenommeerde – advocaten. Het was een manier om de Nederlandse bevolkingsregisters vrij te houden van dubbele inschrijvingen, aldus het ministerie.

Deze maatregel heeft een aantal jaren voor mensen afkomstig uit vijf door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken aangewezen ‘probleemlanden’ gegolden, totdat de Raad van State er een eind aan maakte. De maatregel was discriminerend.

Momenteel is er een toelatingsregel voor kenniswerkers van kracht. In de media verschijnen berichten dat hoewel de aanvragers aan alle voorwaarden voldoen de IND de verblijfsvergunningen van de gezinsleden van de kennismigranten om vage redenen afwijst. Net als andere ‘nieuwe’ groepen is de mobiliteit onder Ghanezen hoog. Anglofone landen bieden meer mogelijkheden om snel geld te verdienen, zodat familie, have en goed in Ghana veilig kunnen worden gesteld. Ghanezen hebben vaak geen tijd om Nederlands te leren, in te burgeren. ‘Time waits for no man’ is een gevleugelde uitspraak in Anglofoon West-Afrika.

Departure 3 is stampvol. Ik neem de tijd om uitgebreid met Burga kennis te maken. Hij ontspant, wordt blij van het feit dat een onbekende Nederlandse vrouw veel van zijn situatie begrijpt. Bij het inchecken houd ik in eerste instantie afstand. Als de baliejuf moeilijk doet over een paar kilo overgewicht – dat overkomt mij nou nooit- grijp ik in. Ik maak aanstalten om de koffer open te maken om wat gewicht over te hevelen naar de handbagage, maar dat hoeft al niet meer, het is al goed. Later verneem ik van Marije, Salim’s moeder dat Burga en Salim lachend in Barcelona aankomen.

Noot
[i] Hosselen=Eindjes aan elkaar knopen door al het werk aan te nemen wat je kunt krijgen. Woord uit Surinaamse context.

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Comments

Leave a Reply





What is 20 + 4 ?
Please leave these two fields as-is:
IMPORTANT! To be able to proceed, you need to solve the following simple math (so we know that you are a human) :-)

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives