Niet leerlingen, maar volwassenen moeten pesten indammen

straatPesten staat volop in de belangstelling sinds het dit schooljaar (2013) bij enkele tieners mogelijk (mede) tot zelfdoding heeft geleid. Uit onderzoek blijkt dat pesten in 2012 intensiever is geworden: het aantal pesters neemt af maar zij maken meer slachtoffers. Staatssecretaris Dekker wil dat scholen pestgedrag terugdringen met een bewezen effectieve aanpak. Maar welke dan?

Als we de pestprogramma’s op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (http://www.nji.nl) bestuderen, zien we hoeveel tijd en geld op scholen worden verspild aan benaderingen die niet bewezen effectief zijn.
Meestal stopt het pesten slechts gedeeltelijk of tijdelijk. De nieuwste trend is een training aan hele klassen, waarbij leerlingen leren om elkaar aan te spreken op pestgedrag. Maar ook daarvan mogen wij niet te veel verwachten, want het pesten gaat daarna in 60% van de gevallen gewoon door.

Dat laatste is niet verbazingwekkend. Uit schriftelijke leerling-enquêtes in het Voortgezet Onderwijs over de omgangssfeer in de klas blijkt dat meerdere klasgenoten bij onprettig gedrag daar regelmatig iets van zeggen. Echter, bij de vraag of dat helpt, schrijven zij vrijwel allemaal: ‘Nee, even later gebeurt het weer.’ Of: ‘Nee, want dan krijg ik zelf een snauwerige opmerking terug.’

De prikkel die uitgaat van corrigerende opmerkingen van klasgenoten is voor veel pesters te zwak. Pesten is een vorm van groepsvermaak; iets doen waar je samen over kunt lachen fungeert als een krachtig bindmiddel in de eigen vriendenkring en levert een gevoel van superioriteit op. Die ‘winst’ laten de lolbroeken zich niet zomaar ontfutselen. Ook niet door klasgenoten.

Daarom zullen volwassenen hun volle gewicht in de schaal moeten leggen, telkens weer, bij elke pesterij. En leerlingen moeten vanaf de eerste schooldag ingeprent krijgen dat zij pesterijen die niet tijdig stoppen bij een volwassene moeten melden. Die roept betrokken leerlingen vervolgens bij zich, waarna iedereen die andermans grenzen niet heeft gerespecteerd een corrigerende maatregel opgelegd krijgt.

Onlangs, toen opmerkingen van klasgenoten vergeefs bleken, voerde een afdelingsleider zo’n gesprekje. Eerst werd met de pester overeengekomen om geen dingen meer te zeggen als ‘Homo, flikker’ en ‘Je bent lelijk’. Daarna zette de afdelingsleider de ‘als niet, dan’-procedure uiteen: Als de pester vergeet zich aan de afspraak te houden, zal het slachtoffer hem eerst twee duidelijk omschreven stopsignalen geven.

Het eerste stopsignaal zou bestaan uit een ik-boodschap: Ik vind je gedrag vervelend, hou ermee op. Het tweede stopsignaal luidde: Nu doe je het weer; als je niet stopt omdat ik het vraag, vraag ik aan de afdelingsleider wat ik dan voortaan beter kan doen of zeggen.
Als de pester daarna volhardt, geldt de afspraak dat het slachtoffer het probleem bij de afdelingsleider meldt.

Tenslotte kwamen de consequenties ter sprake, die de eerstvolgende pest-melding voor de pester zou hebben. Die zou dan een flinke schrijftaak over het eigen pestgedrag krijgen die ouders moeten tekenen. Tevens zou bij de ouders worden aangekaart dat bij voortduring van het pestgedrag hulp of gedragstherapie nodig is, zodat de pester ander groepsgedrag kan leren.

Huh? Opeens ging de pester rechtop zitten, want die voetbalt in zijn vrije tijd liever dan dat hij een middag per week kwijt is aan een gedragstherapie.
Zover wilde de pester het niet laten komen. Dus opeens wilde hij nauwgezet de procedure verifiëren en vroeg aan het slachtoffer:
‘Wat is ook alweer precies je tweede waarschuwing?’
Behulpzaam herhaalde het slachtoffer:
‘Nou, dat als je het weer doet, ik het ga melden bij de afdelingsleider.’
De pester luisterde aandachtig en knikte.

Hoe het afliep?
Het voormalige slachtoffer meldt na enkele weken desgevraagd dat hij ‘nog geen enkele keer heeft hoeven waarschuwen’. Dat komt, denkt hij, omdat de ex-pester als hij nu in de klas grappen maakt af en toe omkijkt om te zien of het ex-slachtoffer die grappen nog wel in orde vindt.

Als volwassenen systematisch op kalme, luchtige toon aan élke pesterij goed doordachte maatregelen verbinden, wijzigen vrijwel alle pesters hun gedrag. Zo kunnen we pesterijen in kleine kring stoppen, zonder hele klassen met het pestprobleem op te zadelen. Dan hoeven leerlingen niet behalve op de les óók nog op het pestgedrag van een handjevol klasgenoten te letten. Op een eenvoudige goedkope wijze kunnen we zodoende elke plagerij stoppen voordat het pesten wordt.


Astrid Boon is als orthopedagoge en extern vertrouwenspersoon verbonden aan een veertiental scholen voor Voortgezet Onderwijs in Amsterdam en omstreken.
Astrid Boon schreef Straf/Regels – Praktijkverhalen uit de school. Zie: http://www.augustus.nl – Eerder bij Rozenberg Publishers verschenen onder titel Wie de leerling liefheeft.
Samen met Leo Prick schreef ze Te gezellig in de klas, dat ook bij uitgeverij Augustus verscheen.

De website van Astrid Boon: http://snuggerstraffen.nl