Uitgelicht ~ Caspar Burman (1696-1755)

Titelpagina van de eerste editie (1738) van Caspar Burmans Traiectum Eruditum

Titelpagina van de eerste editie (1738) van Caspar Burmans Traiectum Eruditum

Caspar Burmans Traiectum Eruditum.
Een verblijdend gevolg voor Utrecht van de stichting van de universiteit in 1636 was de groei van de intelligentsia. De reputatie van grote geleerden onder de professoren straalde af op de stad. Het door Caspar Burman in 1738 gepubliceerde Traiectum Eruditum zou vermoedelijk ongeschreven gebleven zijn, als Caparus Burmannus, zoals hij voor zijn lezers wilde heten, niet tal van hoogleraren ter sprake had kunnen brengen. Trouwens ook in Utrecht geboren zonen van hen bleken zich nogal eens zo in de wetenschap onderscheiden te hebben, dat zij in zijn boek een plaats verwierven. In een lofdicht, dat Johannes Alexander Röell – een zoon van de hoogleraar Herman Alexander Röell – ter ere ervan schreef, had deze het terecht over een Burmannengeslacht (gensBurmannia). Sinds de komst in 1662 van Franciscus Burman als hoogleraar theologie naar Utrecht hadden ook twee zoons er een professoraat bekleed.

Caspar Burman zou ongetwijfeld de laatste geweest zijn om te beweren dat Utrecht voorafgaand aan de stichting van de universiteit intellectueel geen betekenis had gehad. De Hieronymusschool was een voortreffelijke onderwijsinstelling. Zij leverde leerlingen af, die zich menigmaal ontwikkelden tot wetenschappers van formaat. Caspar Burman had eerder een biografie gewijd aan de in Utrecht geboren paus Adrianus VI. Het zegt iets over zijn instelling, dat de trots op deze stadsgenoot het won van opvattingen waar hij als gereformeerd protestant voor stond. Paushuize, Kromme Nieuwegracht 49, riep bij hem associaties op die men bij een katholiek zou verwachten. Wat paus Adrianus betrof ruimde hij tevens voor de schilder van diens portret, Jan van Scorel, een plaats in. Onbevooroordeeld beschreef Burman de levensloop van Heribert Rosweyde, een lid van de Jezuïetenorde. Deze Rosweyde, die Utrecht had verlaten vanwege het verbod op de openbare uitoefening van de katholieke religie, verzamelde heiligenlevens en legde daarmee de grondslag voor de vanaf 1649 door de Bollandisten uitgegeven Acta Sanctorum.

Het aantal door Caspar Burman opgenomen biografische schetsen van protestantse theologen was uiteraard veel en veel groter. Maar ook in de keuze van hen gedroeg hij zich allerminst eenkennig. Terecht kreeg de remonstrant Johannes Wtenbogaert de hem toekomende aandacht. Hij besteedde zowel aan zijn ‘avus’, grootvader Franciscus Burman als aan de man die zich zo diametraal anders over theologische vraagstukken uitte, Gisbertus Voetius, een flink aantal pagina’s. Ook geestverwanten van Voetius als Guilielmus Saldenus en Anna Maria van Schurman – het boek zou volgens de titel alleen over ‘viri’, mannen gaan – kwamen aan bod. Het is echter niet moeilijk om vast te stellen, dat geestverwanten van Franciscus Burman hem veel meer aanspraken dan die van Gisbertus Voetius.

Caspar Burman droeg Traiectum Eruditum op aan zijn vader Petrus Burman, die zijn arbeid als hoogleraar welsprekendheid, geschiedenis en Grieks te Utrecht, van 1715 af in Leiden voortzette. Omdat deze nog leefde, ontbreekt een artikel over hem. Caspar Burmans biografische interesse moge de aanleiding zijn om een element in zijn vaders biografie te belichten, dat op een wandeling door juridisch Utrecht aandacht waard is.

Caspar Burmans vader Petrus Burman
Van 1709 tot 1713 zijn er in Utrecht processen gevoerd, waarvan Petrus Burman het middelpunt was. In de latere biografische literatuur komen die uitvoerig aan bod. Samuel Johnson vermeldt er in zijn kort na diens dood in The Gentleman’s Magazine gepubliceerde necrologie ‘The life of Peter Burman’ nog niets over. Caspar Burman deed net als Paulus en Johannes Voet zijn best om de familie-eer hoog te houden.

Gelukkig voor hem lukte dit gemakkelijker met de dedicatie van het boek aan zijn vader dan met een eventueel ‘vita’. Caspar Burman kon hierin voorbijgaan aan de beschuldiging als zou zijn vader in 1708 een buitenechtelijk kind verwekt hebben. Die aantijging leidde tot een stortvloed van pamfletten, waaronder schotschriften. Een artikel in het Harvard Library Bulletin, jaargang 2000, over Petrus Burman concentreerde zich juist op dit punt.[xii] De schrijfster ervan is het te doen om de toespelingen in een van die schotschriften, maar deelt in een inleiding mee wat er allemaal precies gebeurd zou zijn.

Bron numero één hiervoor is Proces, Geventileert voor den Ed. Hove van Utrecht tusschen Dina van Spangen …, Als Moeder ende Mombersse voor haare onmondige Dogter Dina van Woudenberg, … in cas van defloratie. Contra Petrus Burmannus, Rotterdam 1709.

Tijdens de Utrechtse kermis van juli 1708 verbleef een 21-jarige Haagse dienstbode Dina van Woudenberg enkele dagen bij haar moeder te Utrecht. In een gesprek op straat nodigde de weduwe van een koperslager het dienstmeisje uit om ’s anderendaags, woensdagmiddag 11 juli, bij haar in de Bakkersteeg langs te komen.[xiii]

In haar woning zou zij een weduwnaar te spreken krijgen, die een minder zware baan in de huishouding ter beschikking had. De kennismaking met deze persoon bleek plaats te moeten vinden in een bovenkamer. Een paar glazen wijn deden de rest. Tweemaal vond er een ‘vleesselyke conversatie’ plaats. Op 17 november 1708 vervoegde Dina zich blijkens de aanklacht bij Petrus Burman. Intussen wist zij, dat hij degene was met wie zij in juli in contact kwam. Zij gaf de hoogleraar een briefje met de mededeling, dat ze zwanger was en geld nodig had. Dit verzoek liep in januari 1709 uit op een proces, want Burman ontkende, met als verweer dat men zijn naam trachtte te bekladden en het dus om een geval van smaad ging. Van Burman werd een genoegdoening groot 3000 gulden geëist, een bedrag van 300 gulden om de kosten van de bevalling te bestrijden plus geld voor de alimentatie. Petrus Burman schreef de tegenpartij lichte zeden toe. Dina van Spangen en haar dochter meenden hun positie te versterken door Burman voor te stellen als een notoir vrouwenjager. De dienstbode zou bovendien maagd geweest zijn. In de pamfletten kreeg Burman het met name hard te verduren over de doorgegeven staat van weduwnaar, vandaar een titel als De Gewaande Weeuwnaar.

De juridische strijd vertoonde nog een ander aspect, doordat Petrus Burman ongeveer gelijktijdig een aanklacht ingediend had tegen de arts Daniel Voet. Nadere bijzonderheden over het motief hiervoor zijn te vinden in het twee jaar later uitgegeven Proces, Geventileert voor den Ed. Gerechte van Utrecht tusschen den Heer ende Mr. Petrus Burmannus, … in cas van injurien. Contra den heer Daniel Voet, …, Rotterdam 1711.

Burman herinnerde aan de vete tussen zijn vader Franciscus Burman en de grootvader van de door hem aangeklaagde arts Gisbertus Voetius als grondoorzaak van de poging om zijn goede naam aan te tasten. De Voetiaanse darm was nog niet ‘uytgescheten’, heette het. Hij legde omstandig uit, hoe het gerucht over zijn beweerde misstap door toedoen van de arts Daniel Voet in de wereld gekomen was. Voet ontkende dit in een al even breedvoerig tegenbetoog. Het verhaal over de defloratie deed al eerder de ronde, stelde hij. Degene aan wie hij het verteld zou hebben, had er omgekeerd juist hem van op de hoogte gesteld, en zelfs die persoon was niet de aanvankelijke verspreider. In dit proces tegen Daniel Voet kwam alles eveneens tot in de kleinste details aan de orde. De uitgave ervan telt 91 pagina’s. Zo wordt ook hier bijvoorbeeld stapsgewijs in een dialoog uit de doeken gedaan, hoe het dienstmeisje er op 13 november 1709 bij een collega-arts van Daniel Voet achter kwam dat zij zwanger was. Zij zou geen andere veroorzaker van haar zwangerschap kunnen noemen dan Burman: “Ik kan niemand noemen, al souden sy my met vier paarden van malkanderen trekken”.

Het proces tegen Burman eindigde onbeslist. Na een nieuw, mede door de echtgenoot van de inmiddels getrouwde Dina van Woudenberg aangespannen rechtsgeding kwam het Hof van Utrecht op 3 juli 1713 dan tenslotte tot de conclusie, dat Petrus Burman geen schuld had aan het hem ten laste gelegde.

In 1715 vertrok Burman naar Leiden. Het gebeurde in Utrecht deed hem kennelijk geen kwaad. Om echter nog even terug te keren tot Caspar Burman, de zeer belezen auteur van Traiectum Eruditum: Het zal je vader maar wezen!