Webpamflet 2 – Werken met het patroon van generaties

No comments yet

080212BeckerFront2.1. Inleiding
2.2. Empirische gegevens
2.3. Idealisaties
2.4. Stereotypen
2.5. Culturen
2.6. Slotopmerkingen

WEBPAMFLET 2 is een onderdeel van Generaties van Geluksvogels en Pechvogels. Dit boek is een living document. Dit betekent, dat er regelmatig  updates verschijnen, meestal in de vorm van webpampletten.

2.1. Inleiding
Wie met het patroon van generaties aan de slag gaat, krijgt met een aantal methodologische tradities te maken. In dit Webpamflet komen deze tradities kort aan de orde. In de meeste gevallen zijn deze tradities echter al uitvoerig in Generaties van Geluksvogels en Pechvogels (2014, 3e druk) besproken.

In de generatiesociologie is het traditie om ten aanzien van het begrip generatie onderscheid te maken tussen drie componenten. Bij de eerste component gaat het om empirisch onderzoek naar generaties in de samenleving. In de meeste gevallen betreft dit cohortenonderzoek. De tweede component presenteert idealisaties, dus relatief sterk geabstraheerde weergaven van de betrokken stukken sociale werkelijkheid. Denk aan verklarende theorieën. Denk ook aan literatuuroverzichten en hierop gebaseerde inleidende publicaties. De derde component verschaft informatie over typologieën van generaties die reeds in de samenleving zijn geïnstitutionaliseerd. Verder is het traditie om rekening te houden met de culturele verschillen die in het wetenschappelijk bestel bestaan.
Om het patroon van generaties en zijn onderdelen voldoende duidelijk in kaart te kunnen brengen is het gebruikelijk om met SWOT-analyses te werken. Lettend op ‘strengths, weaknesses, opportunities, threats’. Er komen in dit Webpamflet dan ook meerdere keren SWOT-analyses ter sprake.

2.2. Empirische gegevens
Het bestaan van generaties in de samenleving is sinds de klassieke oudheid algemeen bekend. Denk aan kinderen die tijdens een hongersnood werden geboren uit een moeder die ondervoed was. Een hoog percentage van deze kinderen vertoond een hersenbeschadiging. Een tweede voorbeeld komt uit Griekenland. Sparta was op een bepaald moment in oorlog en de meeste volwassen mannen waren elders bij militaire operaties betrokken. In Sparta zelf zagen de jonge mannen een kans om maatschappelijke veranderingen af te dwingen. Na terugkomst van het slagveld waren de volwassen mannen woedend. Zij onderdrukten de innovaties van de jongeren en verbanden een deel van hen naar Noord-Italië. Het gaat hier om een duidelijk voorbeeld van het ontstaan van twee generaties. Een ‘major event’ in de samenleving heeft tot effect de opkomst van een nieuwe generatie van individuen die de grote maatschappelijke gebeurtenis in hun formatieve periode hebben ondergaan.
In hetzelfde tijdperk bestonden in het Roomse Rijk geen maatschappelijke generaties. De oudere cohorten onderdrukten alle poging van jongere generaties om een afzonderlijke cultuur in het leven te roepen. (Bertman, 1976).

Het is gebruik in de wetenschappen om een studieterrein tot de discipline te rekenen die er het meeste over kan vertellen. Op basis van deze argumentatie worden maatschappelijke generaties tot de sociologie gerekend.
De empirische sociologie is tot stand gekomen met de epidemiologie als voorbeeld. In de 19e eeuw lukte het Snow om het ontstaan van cholera in het Zuiden van Londen empirisch aan te tonen. Vijf maatschappijen leverden water. Bij enkele van deze maatschappijen bleken er cholerabacteriën in het drinkwater te zitten. De nieuwe gevallen van cholera clusterden rond de pompen van deze maatschappijen. (Snow, 1849)

De empirische sociologie deelt met de epidemiologie het feit dat haar studieterrein relatief veel ‘ambiguiteit’ vertoont. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Neem een biljartbal in je hand en leg die op een tafel. Neem een tweede bal in de andere hand en houd die boven de eerste bal. Laat nu de bovenste bal los. Nu kun je met absolute zekerheid voorspellen dat de bovenste bal naar beneden rolt. Maar je kunt niet precies voorspellen aan welke kant de bal naar beneden gaat rollen.
Sinds een aantal eeuwen voelen wetenschappelijke disciplines met weinig of geen ambiguïteit in hun studieobject zich verheven boven disciplines die met veel ambiguïteit in hun studieterrein kampen. Zo verbood Margareth Thatcher om van ‘social sciences’ te spreken en schreef zij de aanduiding ‘social studies’ voor. Er bestaan ook veel recente voorbeelden van dergelijke verschillen in reputatie (Becker, 2014).

2.3. Idealisaties
In de chaostheorie lezen wij: ‘Dynamische systemen zijn idealisaties. Een deel van de werkelijkheid wordt geïsoleerd, irrelevante aspecten worden terzijde gelaten, invloeden van buitenaf worden verwaarloosd. Zonder zulke idealisaties zijn de natuurwetenschappen onmogelijk’. (Broer e.a.,1995:141). Dynamische systemen zijn dus modellen van bepaalde aspecten van de unieke, zich nooit volledig herhalende werkelijkheid. Ook in de empirische sociologie nemen dynamische systemen een belangrijke plaats in.

In de eerste plaats geldt dit voor beschrijvende en verklarende theorieën. In de tweede plaats gaat het om modellen. In de empirische generatiesociologie komen wij in dit verband met name typologieën tegen. Denk aan bijvoorbeeld een typologie bestaande uit de Vooroorlogse Generatie, de Stille Generatie, de Vroege Babyboomgeneratie, de Late Babyboomgeneratie, de Pragmatische Generatie en de Grenzeloze Generatie.
De grens tussen enerzijds de uitkomsten van empirisch onderzoek, anderzijds idealisaties in de vorm van theorieën en modellen, is soms moeilijk precies te trekken. Voorbeelden van dergelijke nauwe relaties komen wij bijvoorbeeld in publicaties over uitkomsten van microsimulaties tegen. (Dekkers e.a., 2014).
In de communicatie tussen wetenschappers geeft de grens tussen uitkomsten van empirisch onderzoek enerzijds, idealisaties in de vorm van typologieën anderzijds vaak aanleiding tot hilariteit. Denk aan het kenschetsen van een studieterrein als ‘vaag’ door aan idealisaties de eisen op te leggen die voor empirische studies uit de eerste component gelden en de idealisaties als enige component in de discussie te betrekken. Ik kom hierop later nog terug bij de behandeling van ‘clowning’ in het wetenschappelijk bestel.

2.4. Stereotypen
Het woord ‘generatie’ komen wij vrijwel elke dag in de media tegen. Toch bestaat er zelden behoefte aan een definitie. Dit kan worden verklaard uit het feit dat elk van ons over een serie vragen beschikt die helderheid verschaft. De eerste vraag is: ‘gaat het in de betrokken tekst om tijdgenoten?’ De tweede vraag luidt: ‘gaat het over één of over meerdere categorieën van tijdgenoten?’ Als derde vraag hanteren wij: ‘is de eerste categorie als maatschappelijke generatie geïnstitutionaliseerd en geldt dit ook voor de eventuele tweede of verdere categorie?’. Anders geformuleerd: ‘gaat het om een onderdeel van een erkende typologie?‘. Wij lopen per geval de reeks van vragen door totdat wij geen antwoorden meer tegenkomen. Vervolgens hanteren wij in de betrokken situatie de term ‘generatie’ volgens de laatste opgespoorde betekenis.
Ook wat stereotypen aangaat komen wij heel wat tegenstellingen tussen wetenschappers van verschillend pluimage tegen. Hoe geringer de ambiguïteit in de discipline van een criticus of critica, hoe groter de kans dat aan stereotypen voorwaarden worden verbonden die van toepassing zijn op uitkomsten van empirisch onderzoek. Op deze praktijken komen wij hierna nog terug.
De term ‘generatie’ komen wij in het Nederlands tegen. In andere talen gaat het over ‘generation’, ‘génération’, ‘Generation’ etc.. Bij elke verwijzing naar het verschijnsel moeten de hiervoor genoemde reeks vragen worden gesteld.

3.5. Culturen
In ‘Two Cultures’ van C.P. Snow (1963) komen wij een beschrijving van een diner in Cambridge tegen. Het gaat om een periodiek plaatsvindend evenement waaraan wetenschappers uit een groot aantal disciplines plegen deel te nemen. Een nieuwkomer in dit gezelschap probeert een conversatie te beginnen met een tafelgenoot tegenover zich en krijgt slechts een snauw tot antwoord. Ook de gasten rechts en links van hem reageren afwijzend. De tafelpreses stelt hem gerust: ‘Oh, dat zijn wiskundigen ! Wij praten nooit met hen.’
Een nadere uitwerking van dit soort tegenstellingen vinden wij bij Lepenies (1985). Het gaat om het boek Die Drei Kulturen: Soziologie zwischen Literatur und Wissenschaft. Voor tal van wetenschappelijke disciplines in tal van landen komen de achtergronden van de controverses aan bod. Met andere woorden: botsingen tussen de leden van disciplines en daarbinnen specialismen komen veelvuldig voor.

In vele gevallen gaat het om clowning. Denk aan twee clowns. Degene, die de rol van ‘der dumme August’ speelt, maakt de tegenstander belachelijk door hem in een karikatuur weer te geven. De andere, ‘Weiszclown’, legt aan het publiek uit op welke punten ‘de dumme August’ de tegenstander aanvalt. De leden van het publiek worden geacht het spel door te hebben. Veelal helaas zijn delen van het publiek onvoldoende instaat om de clowns te ontmaskeren. (Becker 2014: 189 e.v.)
Zolang het om kleine schermutselingen en speelse plaagstoten gaat is er niets ernstigs aan de hand. Pas als kleine, felle groeperingen met elkaar in strijd raken moeten er maatregelen worden genomen. Dergelijke bedreigingen kunnen ook rond de patronen van generaties en het werken met concrete utopieën ontstaan. Zodra dergelijke complicaties optreden, is ingrijpen noodzakelijk. Dan moet de discussie op scherp formuleren en redeneren worden ingesteld. Om welke bedreigingen gaat het precies? Welke kansen op oplossingen vallen te onderkennen? Met andere woorden: ook hier kan een SWOT-analyse uitkomst bieden en het begin van onderhandelingen vormen.

3.6. Slotopmerkingen
Dit Webpamflet wil degenen ondersteunen die op basis van het patroon van generaties en zijn dynamiek willen overgaan op het werken met concrete utopieën. Uitlopend op generatiebewust beleid. Komen zij knelpunten op het gebied van empirisch onderzoek, idealisaties of stereotypen tegen, dan biedt dit Webpamflet het nodige houvast. In de meeste gevallen zijn de controverses reeds in het boek Generaties van Geluksvogels en Pechvogels nader uitgewerkt. Wie met cultuurverschillen in het wetenschappelijk bestel wordt geconfronteerd, kan eveneens op de beschikbare literatuur terugvallen.
Tot slot gaat om de vraag in hoeverre de generatiesociologie die in mijn onderzoeksprogramma aan de orde komt voldoet aan de in de wetenschap gebruikelijk eisen.

Wat de eerste component aangaat zijn de eisen aan cohortenonderzoek van belang. Bij mijn eigen bijdragen is expliciet met deze eisen rekening gehouden (o.a. Goor, A. van de & H.A. Becker, 2000; H.A. Becker & Z. Lippényi, 2012). Verdere bijdragen uit het cohortenonderzoek worden ook aan deze eisen getoetst.
De tweede component bevat onder meer verklarende theorieën. Tot mijn bijdragen op dit terrein behoort onder meer een artikel in het Zeitschrift für Familienforschung (2008). Verder vormt het boek Generaties van Geluksvogels en Pechvogels een bijdrage tot deze component, met literatuuroverzichten en typologieën van generaties.
De derde component treffen wij onder meer aan in een boek van P. Ester e.a., (2008). Dit boek gaat over wat generaties zelf denken. Rekenen Nederlanders zich tot een generatie? Op grond van welke overwegingen? Zien zij verschillen in hun kansen en in opvattingen? Leggen zij die verschillen in het onderwijs, arbeid, sociale zekerheid, politiek, macht of invloed? Hoe beoordelen zij zichzelf ten op opzichte van andere generaties? In welke mate denken Nederlanders in termen van generaties. Wat de derde component aangaat heb ik zelf geen onderzoek verricht.

Bekijken wij de componenten en de daaraan verbonden methodische eisen, dan blijken ons recente boek en verdere bijdragen tot het generatiesociologische programma goed verdedigbaar te zijn.
Is het boek vrij van plagiaat? Aan het eind heb ik vermeld: ‘De auteur van het boek heeft zijn best gedaan om alle citaten uit publicaties van derden correct als zodanig te vermelden. Bij onduidelijkheden gelieve men met hem contact op te nemen.’ Niemand heeft tot nu toe met mij ter zake contact gezocht.

De voornaamste functie van Webpamflet 2 is om duidelijk te maken met welke methoden de beschikbare informatie op een verdedigbare wijze kan worden toegepast. De beschikbare informatie staat ten eerste in het boek Generaties van Geluksvogels en Pechvogels. De toepassing zal inhouden het ontwerpen van concrete utopieën en het inzetten van deze realiseerbare scenario’s in simulaties in de vorm van het ‘Derde Gouden Eeuw Spel’. Om verwarring met andere Gouden Eeuw Spelen te voorkomen wordt van het ‘Derde’ Gouden Eeuw Spel’ gesproken. De toepassing zal in de tweede plaats inhouden het toepassen van het Droomboek in Derde Gouden Eeuw Spelen. Ik heb het Droomboek geanalyseerd op de mogelijkheden die het bevat om ‘items’ toe te passen in het Derde Gouden Eeuw Spel. Er blijken vele tientallen items te bestaan die toepassingsmogelijkheden vertonen. Het Droomboek kan dus een tweede jeugd beleven.

Het toepassen van de beschikbare informatie in een Derde Gouden Eeuw Spel kan meerdere vormen aannemen. Bijvoorbeeld toepassing in een groep die in twee teams is onderverdeeld. Elk team probeert zo goed mogelijk te presteren bij het ontwerpen van concrete utopieën, de Minigids volgend. De prestaties van elk team worden aan jurering onderworpen. Of door een externe jury, of door een stemming waaraan alle leden van de groep deelnemen.
Komen er enkele controversiële ontwerpen naar voren, dan kan per geval een wetenschapsrechtbank aan het werk worden gezet. In Webpamflet 1 is de structuur van een wetenschapsrechtbank uiteengezet.
Stel, dat de activiteiten van de twee teams in een workshop plaatsvinden. Dan kunnen de deelnemers na afloop nog vele uren in vele dagen besteden aan het nader bestuderen van het boek en de verder beschikbare informatie.

BRONNEN
Becker, H.A. (2008). Karl Mannheim’s “Poblem der Generationen” – 80 Jahre danach. Zeitschrift für Familienforschung, 20. Jahrgang. Heft 2, 203-221.
Becker, H.A. (2012, 2013, 2014) Generaties van Geluksvogels en Pechvogels: Strategieën voor assertief opgroeien, actief ouder worden en intergenerationele solidariteit tot 2030. Amsterdam: Rozenberg Publishers
Becker, H.A. & Z. Lippényi, ‘Generaties en Meertaligheid’. In H.A. Becker, 2012, 2013, 2014. Blz. 141-150.
Bertman . S. (1976) The Conflict of Generations in Ancient Greece and Rome. Amsterdam: B.R. Grüner.
Broer, H., J. van de Craats & Ferdinand Verhulst (Chaostheorie: Het einde van de voorspelbaarheid? Utrecht: Epsilon Uitgaven
Dekkers, G., M. Keegan & C. O’Donoghue (2013). New Pathways in Microsimulation. Farnham: Ashgate Publishing Limited.
Ester, P., H. Vinken en I. Diepstraten (2008) Mijn Generatie, tien jaar later: Generatiebesef, jeugdervaringen en levenslopen in Nederland. Amsterdam: Rozenberg
Goor, A.G. van de, & H.A.Becker (2000). Technology Generations in the Netherlands a sociological analysis. Maastricht: Shaker.
Lepenies, W. (1985). Die Drei Kulturen:Soziologie zwischen Literatur und Wissenschaft. München: Carl Hanser Verlag.
Snow, C.P. (1959). The Two Cultures and A Second Look. Cambridge: Cambridge University Press.
Snow, J. (1849). On the Mode of Communication on Cholera. Essay

 

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Comments

Leave a Reply





What is 14 + 18 ?
Please leave these two fields as-is:
IMPORTANT! To be able to proceed, you need to solve the following simple math (so we know that you are a human) :-)
  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives