When Coming Home is no longer a Home-Coming

Life can only be understood backwards, but it must be lived forwards.
Søren Kierkegaard, Journals

Geboren en getogen in de provincie Limburg moest ik Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) leren spreken tijdens mijn kleutertijd. Degenen die het Limburgse accent nooit konden kwijtraken zouden levenslang worden beoordeeld – of is het veroordeeld? – als lijdende aan een “boerse afwijking”. Alsof beschaafd en accent niet samengaan, of erger nog elkander zouden uitsluiten? Een opvatting waarmee mijn Antilliaanse partner, en met hem vele andere nieuwkomers in de Nederlandse samenleving, wordt gekonfronteerd als gevraagd wordt “Bent U al lang in Nederland? Waar hebt U zo goed Nederlands leren spreken?”

In de jaren zestig, tijdens mijn eerste poging tot studeren aan de toen nog Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, ben ik mijn Limburgse accent snel kwijtgeraakt. Afkomstig uit een agragrische gemeenschap, met als zogenaamde verdienste de eerste studente te zijn aan een niet-katholieke universiteit in het zondige Amsterdam van de provo’s, wenste ik elke associatie met mijn afkomst als ‘boerentrut’ te vermijden. Verblijf in het buitenland en functionele meertaligheid hebben het accent nog verder verwaterd zodat niemand meer horen kan waar ik vandaan kom als ik Nederlands spreek. “Je kunt echt niet horen dat je uit Limburg komt” wordt verondersteld een kompliment te zijn. Waar hebt U zo’n ‘Beschaafd’ Nederlands leren spreken?

Nu ik – tegen de zestig – terugblik merk ik echter dat mijn Limburgse roots sterker zijn dan de Nederlandse nationaliteit. Dit is mede beinvloed door het feit dat ik bijna de helft van mijn leven in s’Nederlands Overzeesche Gebiedsdelen heb doorgebracht. Het Engels is mijn eerste taal geworden en als ik Nederlands spreek en schrijf (iets wat ik nog zelden doe) maak ik me steeds meer schuldig aan germanismen en anglicismen. Desondanks had ik moeite om op het Net te lezen dat Wilders zoveel stemmen had verkregen in Limburg omdat hij “ein vaan us” zou zijn. Die moeite had te maken, niet alleen met de manier van schrijven [ien van ôs, zou ik geschreven hebben], maar meer nog met het feit dat ik niet langer weet wie bedoeld wordt met “us / ôs”.

Sinds vijfentwintig jaar is Sint Maarten home. Ik woon en werk hier in de sector onderwijs. Ik stem en betaal belasting (ja, dat doet men hier ook!). Betrokkenheid bij het gebeuren in de gemeenschap is bepalend om een gevoel van thuis te hebben; zowel voor mezelf als voor de gemeenschap. In het begin leek dit thuisgevoel bepaald te worden door de keuze tussen een tropical paradise or an icebox – wat niet moeilijk was. Ik herinner me mijn eerste bezoek aan Nederland en de woorden van De Génestet:

O land van mest en mist, van vuilen, kouden regen,
Doorsijperd stukske grond, vol killen dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen,
Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp!

Bij terugkeer op St. Maarten voelde de omarming van de warme wind bij het afdalen van de vliegtuigtrap als een verwelkoming. You are home. Now you can relax. Tegenwoordig is dit anders – zowel physiek als emotioneel. Nu Hare Majesteit de nieuwe Princess Juliana Airport heeft geopend moet men wachten tot buiten het gebouw voordat de hitte, het lawaai en de verkeers-opstopping toeslaan. En aankomst op Schiphol herinnert me nu aan de woorden van Lasana Sekou – St. Maarten’s poeet par excellence in zijn gedicht double dutch. immigration at schip hole:

What was it now?
the sniffing, german shepherd. on leash search
that should have forewarned

like a boot
a cross. a gun. a vessel.

first on line. w/ everybody. equal like
then separate

Eenmaal buiten Schiphol, op het perron, in de trein en in de bus krijg ik het gevoel in een vreemd land te zijn. Mijn oor heeft moeite met het ritme, de klank en de tongval totdat ik me realiseer dat het ABN niet meer is. Het Algemeen Beschaafd Nederlands is dood. Lange Leve het Algemeen Nederlands. En het Limburgse dialect is verheven tot streektaal volgens ‘The European Charter for Regional or Minority Languages’. Op weg naar Noord Limburg, alwaar ik mijn twee-en-negentig-jarige moeder ga bezoeken in een ouden-van-dagen-tehuis – pardon, tegenwoordig heet dat een verzorgingstehuis – wordt ik gekonfronteerd met allochtone Nederlanders van Noord-Afrikaanse afkomst die Nederlands spreken met een Zuid-Nederlands accent. Behoren zij tot “us / ôs= us” or “them”? Uiterlijk lijken ze op mijn zoon. Oh, ik wist niet dat je kinderen had. Opnieuw realiseer ik me dat een kwart eeuw in een andere kultuur – hoewel nog steeds onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden – heeft geleid tot een verandering in paradigma’s. Half-broers en half-zusters bestaan in Sint Maarten niet. Trouwens welke helft zou in aanmerking behoren te komen en welke niet? Stiefmoeders evenmin. De zoon van mijn man is mijn zoon. Ik heb hem niet gebaard maar wel opgevoed. I am not his bloodmother but his othermother. De grens tussen ‘ons’ en ‘zij’ is vervaagd en het is mogelijk om meerdere identiteiten tegelijkertijd op te eisen.

Mijn moeder vertelt me dat het ouderlijk huis is afgebroken. Ik moet denken aan mijn jongste zusje, die twee jaar oud was toen we verhuisden van Horst naar Sevenum. Iedereen ging naar school, maar zij bleef thuis met mijn moeder en voelde zich ontheemd. Dit is nit thoes, dit is hőfke. Twaalf jaar later verliet ik het ouderlijk huis en sindsdien wordt ik gekonfronteerd met de vraag: Waar is thuis? Waar begint het en waar eindigt het? Ver weg van thuis kan men zichzelf opnieuw uitvinden totdat het duidelijk wordt dat het nooit mogelijk is om volledig met het verleden te breken.

Lang voordat het Limburgse een deel werd van het Koninkrijk der Nederlanden, in 1839, was St. Maarten – als onderdeel van Curaçao en onderhorigheden – een deel der Nederlanden en haar koloniale bezittingen. Mijn voorouders, afhankelijk van de tijdsperiode, waren respectievelijk onderhorig aan België, Frankrijk, Duitsland en Spanje. Na Bismarck’s KulturKampf (1871) verlieten vele katholieke ordes Duitsland en weken uit naar Limburg. Voor de Tweede Wereldoorlog was het merendeel van het onderwijs in Limburg in handen van Duitse paters en nonnen. (Op St. Maarten waren dit Nederlandse nonnen.) Mijn ouders, evenals mijn na-oorlogse generatie, zijn het product van een zekere Deutsche Bildung. Het was makkelijker, en voor de hand liggender, om Goethe en Heine van buiten te leren dan Vondel en Hooft. (Opeens schiet de naam van Vader Cats me te binnen maar behalve Ich weiß nicht, was soll es bedeuten, daß ich so traurig bin, kan ik me niets herinneren: es kommt mir nichts in dem Sinn). Waar begint thuis en waar eindigt het? Ubi bene, ibi patria. Dit zou betekenen dat plaats ondergeschikt is aan het gevoel ergens thuis te horen. In Nederland heb ik dit gevoel nooit kunnen lokaliseren. Evenmin in Limburg. Polarisatie was altijd troef, weliswaar verhuld door de sluier van verzuiling. Natuurlijk mocht je anders zijn. Nederland heeft zich eeuwenlang beroemd op haar tolerantie, zij het repressief, liberaal of vooruitstrevend. Maar het anders zijn was altijd een keuze tegen “Doe maar gewoon want dan doe je al gek genoeg!”

In het Caribische Gebied en op St. Maarten, waar ik niet gedwongen wordt te kiezen – of / of – maar waar het mogelijk is om en / en te zijn, bestaat dit gevoel van thuishoren wel. Ik ben tegelijkertijd insider en outsider. Grenzen vervagen en er lijkt niet langer een verschil te zijn tussen de keuze, het gekozene en de keuzemaakster. Gisteren en morgen; hier en daar; voor en na zijn met elkaar verbonden. Instemmend met Deleuze heb ik hier geleerd dat ik mezelf niet tegenkom in de buitenwereld, maar dat ik de ander vind in mezelf. Mijn Limburgse roots onderstrepen de toevalligheid van grenzen en nationaliteit, taal en identiteit, en, hoe het allerkleinste verschil in accent een reden kan zijn om de ander buiten te sluiten.

Binnen het Koninkrijk der Nederlanden heeft het centrum eeuwenlang gelegen aan gene zijde van de Atlantic, aan de grens met Europa. De periferie was een soort achtergesteld adoptiekind dat moest worden opgevoed volgens het beeld en gelijkenis van Europa / Nederland. De tijd is aangebroken om deze volgorde te doorbreken. Als zogenaamde multiculturele samenleving kunnen de Lage Landen leren van de Overzeese gebiedsdelen waar vermenging van kulturen de basis der samen=leving is. Deze vermenging of creolization leert ons dat roots vervangen kunnen worden door wings.