Beleving van de werkstraf in de buurt door jeugdigen ~ Bijlage Topiclijsten en observaties & Literatuur
Bijlage Topiclijsten en observaties & Literatuur
Inventarisatie werkstraffen in de buurt
1. Worden er in uw regio werkstraffen in de buurt (woon- of pleegbuurt) gegeven? (Wat verstaat u daarbij onder buurt? – dit kan van regio tot regio verschillen)
2. Zijn dit specifieke projecten die zich richten op de buurt?
3. Hoe worden jongeren voor een werkstraf in de buurt geselecteerd?
4. Hoeveel jongeren voeren jaarlijks een werkstraf in de buurt uit? Zijn er cijfers voorhanden? (jaarrapportages/databestanden/scripties)
5. Hoe is de verhouding tussen werkstraffen in de woonbuurt en in de pleegbuurt?
6. En hoe is de verhouding groep/ individueel?
7. Welke werkzaamheden voeren de jongeren uit?
8. Welke begeleiding is er op locatie? (voor, tijdens en na de straf)
9. Hoeveel contact/ begeleiding is er met/ vanuit de taakstrafcoördinator?
10. Worden buurtbewoners op de hoogte gesteld? (Waarom wel/niet? Vaste procedures? Welke ervaringen hiermee?)
11. Zijn de jongeren herkenbaar als werkgestraften? (Hoe? Welke overwegingen spelen hierbij een rol? Welke ervaringen hiermee?)
12.
a. Welke reacties krijgen jongeren van de buurt?
(1 2 3 4 5 (heel negatief – heel positief)
b. Is er interactie met de buurt 1 2 3 4 5
(geen interactie – veel interactie)
c. Kunt u een concreet voorbeeld noemen?
13. Weet u of er in andere regio’s werkstraffen in de woon- of pleegbuurt gegeven worden?
14. Zou u eventueel willen meewerken aan een persoonlijk (verdiepend) interview en/of aan het veldonderzoek?
Topiclijst interviews taakstrafcoördinatoren “Werkstraffen in de buurt”
Doel: Aanvullende informatie op inventarisatieronde. In het bijzonder: precisering en verdieping van onderzoeksvraag 5 (reacties van buurtbewoners op jongeren, interactie), anderzijds om (een inschatting van) de beleving van werkstraffen in de woon- of pleegbuurt (onderzoeksvraag 6). Daarbij zal worden ingegaan op eventuele overeenkomsten en verschillen met reguliere werkstraffen.
1. Intakegesprek
* Vorm (individueel, groep, aanwezigheid ouders, anderen)
* Inhoud
* Keuzevrijheid jongere
* Perceptie vooraf van de jongere op zijn eventuele herkenbaarheid
* Invloed jongere (en evt. ouders) op de besluitvorming
* Aanwezigheid mogelijk van één van de onderzoekers?
2. Besluitvorming plaatsing individueel/groep
* Keuze voor wel/niet ‘in de buurt’
* Keuze individueel – groep
* Overwegingen met betrekking tot (persoon van de) jongere
* Overwegingen met betrekking tot het delict
* Praktische overwegingen
* Beschikbaarheid projecten
* Statusverhogend/verlagend?
3. Inhoud ‘werkstraf in de buurt’ (evt. aanvullingen op inventarisatieronde)
* Locatie: eigen woonbuurt of buurt waar delict werd gepleegd
* Aard werkzaamheden
* Groep/individueel
* Omvang (aantal deelnemers)
* Duur
* Frequentie: continu – incidenteel; hoe vaak per jaar)?
* Begeleiding voor/tijdens/na uitvoering
4. Werkmeester/werkbegeleiders
* Wie?
* Certificering werkmeester (opleiding/training?)
* Rol
* Taakverdeling / afstemming met taakstrafcoördinator/medewerker
5. Verloop taakstraf
* Zijn de jongeren tijdens het uitvoeren van de werkstraf in de buurt herkenbaar als werkgestraften?
* Wat loopt goed en wat minder?
* Groepsprocessen; positief en negatief
* Verschillen en overeenkomsten met andere werkstraffen.
* Is er verschil tussen uitvoering in de eigen woonbuurt en uitvoering in de buurt waar het delict gepleegd is (indien dit niet de eigen woonbuurt is)?
* Zijn er uitvallers? Waarom? Meer of minder dan bij andere projecten//werkstraffen?
* Interactie werkmeester/werkbegeleider/coördinator – jongere
6. Rol van de buurt
* Wordt buurt geïnformeerd? Hoe?
* Interactie jongere – buurt(bewoners)
* Reacties van buurt(bewoners); positief en negatief
7. Beleving door de jongeren
* Wat vinden de jongeren positief/negatief aan de werkstraf
– Praktisch
– Psychisch
* Sociaal
* Denken de jongeren zelf dat het voor buurtbewoners duidelijk is dat zij een taakstraf aan het uitvoeren zijn?
* Overeenkomsten en verschillen met andere werkstraffen (niet in de buurt)
* Beleving van interactie met en reacties van de buurt(bewoners); positief en negatief
* Beleving van interactie met en reacties van anderen (bv. leeftijdsgenoten)
8. Evaluatie/reflectie
* Contact coördinator – jongere
* Eindgesprek? Individueel/groep? Wel/niet ouders aanwezig?
* Beleving van de jongere achteraf?
* Meerwaarde werkstraf in de buurt/herkenbaarheid vs. reguliere werkstraf?
* Nadelen / kritische punten werkstraf in de buurt/herkenbaarheid vs. reguliere werkstraf?
9. Concrete afspraken
* Wanneer, waar
* Toestemming meedraaien/observeren
* Toestemming interviews jongeren
* Eventuele andere praktische zaken
Topiclijst interviews jongeren “Werkstraffen in de buurt”
Centraal staan de onderzoeksvragen
5 (reacties van en interacties met buurtbewoners),
6 (eigen ervaring van werkstraf in de buurt),
7 (denken de jongeren dat werkstraf duidelijk is voor buurtbewoners) en
8 (kwalitatieve verschillen tussen de jongeren).
Vooraf: Kennismaking, korte info over de respondent (ook om in de rapportage een – geanonimiseerd –
‘levendig’ beeld te kunnen schetsen van de persoon).
NB: Formulering afstemmen op niveau/stijl van respondenten.
1. Intakegesprek
* Vorm (individueel, groep, aanwezigheid ouders, anderen)
* Inhoud: waar ging het over?
* Zelf ervaren keuzevrijheid jongere (individueel – groep; wel/niet ‘in de buurt’)
* Perceptie vooraf van de jongere op zijn/haar eventuele herkenbaarheid
* Invloed jongere (en evt. ouders) op de besluitvorming
2. Eigen ervaring/beleving van de werkstraf
* Wat goed/slecht aan het soort werkstraf (aard werkzaamheden, organisatie)
* Wat vond je van deze werkstraf in relatie tot het delict?
* Contacten met andere werkgestraften
* Eigen rol en rol van andere werkgestraften
* Waardering taakstrafcoördinator/medewerker en werkmeester/begeleider
* Wat heb je van het werk dat je moest doen geleerd? Wat vond je goed en wat niet?
* Overeenkomsten en verschillen met andere werkstraffen (niet in de buurt)
– In vergelijking met eigen eerdere ervaringen met andere werkstraffen
– In vergelijking met wat je weet / gehoord hebt over werkstraffen buiten de woon-/pleegbuurt.
* Is dit soort werkstraf beter – slechter voor jou dan een andere werkstraf of ander soort straf (bv. boete, leerstraf)?
– In vergelijking met evt. eigen eerdere ervaringen met andere werkstraffen of ander soort straffen
– In vergelijking met wat je weet van / gehoord hebt over werkstraffen buiten de woon-/pleegbuurt of ander soort werkstraf
– Wat voor werkstraf zou je nooit willen krijgen? Waarom niet?
3. Groepsproces (kwalitatieve verschillen tussen de jongeren; sociale aspecten)
* Soort werkstraf: Groep/individueel
* Eigen rol/positie/status. Veranderingen in de loop van werkstraf?
* Groepsprocessen; positief en negatief
* Wat vond je van de andere deelnemers? Wat vond je goed en wat niet?
* Wat heb je van de andere jongens/meisjes geleerd?
4. Rol en beleving van de buurt en omgeving (sociale aspecten)
* Denk je zelf dat het voor buurtbewoners duidelijk is dat je een straf aan het uitvoeren bent?
* Interactie jongere – buurt(bewoners)
* Beleving van interactie met en reacties van de buurt(bewoners); positief en negatief
* Beleving van interactie met en reacties van anderen (bv. leeftijdsgenoten). Weten leeftijdsgenoten/vrienden ervan? Hebben ze je gezien? Hoe reageren ze?
5. Beleving door de jongeren (psychische en emotionele aspecten)
* Vrij laten vertellen.
* Verdiepen op eventuele schaamte- en schuldgevoelens, inhoudelijk en qua intensiviteit (beetje – sterk).
* Aangeven of jongere zelf deze begrippen hanteert en al dan niet een van de onderstaande of andere gevoelens noemt.
* Algemeen voor werkstraf of (meer) specifiek voor werkstraf in de buurt?
Literatuur: Schaamte komt voort uit een negatieve evaluatie van anderen; het niet voldoen aan idealen. Schuldgevoel heeft meer te maken met het overschrijden van geïnternaliseerde normen en waarden. Bij schuldgevoel gaat het om wat de persoon gedaan heeft, bij schaamte om de persoon zelf.
* SCHAAMTE (uit literatuur; wordt geassocieerd met sociale afkeuring en stigmatisering):
– spanning, pijn, opwinding
– het gevoel gestraft te moeten worden
– onderdanigheid, minderwaardigheid
– geremdheid
– gebrek aan status, gebrek aan macht
– gebrek aan zelfvertrouwen, vernedering, waardeloosheid
– hulpeloosheid, verlamming,
– willen verstoppen, willen verdwijnen, willen ontsnappen,
– verwarring, verlies van controle
– gevoel van blootstelling en vervreemding van anderen
* SCHULD (uit literatuur; wordt geassocieerd met nemen van verantwoordelijkheid en het goedmaken van fouten):
– Spijt, berouw
– Verantwoordelijkheid
– spanning, pijn, opwinding,
– treurigheid, ongemak
– gevoel gestraft te moeten worden
6. Evaluatie van deze belevingen/gevoelens
* Consequenties van deze gevoelens voor de jongere zelf
Een gematigde hoeveelheid schuldgevoel, maar ook schaamte, kan een positieve leerervaring zijn. Zowel excessieve schuldgevoelens als overdreven gevoelens van schaamte kunnen juist negatieve gevolgen hebben. Dit kan leiden tot disfunctionele ervaringen, depressie en sociaal terugtrekken
Observatielijst werkstraffen (Beleving in de buurt)
Doel: ‘mee te lopen’ met de tewerkgestelde jongere of groepen jongeren in de eigen woonbuurt of de pleegbuurt en de interactie tussen de jongeren onderling en met buurtbewoners te observeren. Onderdeel hiervan vormen informele gesprekken met de jongeren.
A: Is werkstraf ook duidelijk voor buurtbewoners (vraag 7)
B: Reacties en interacties met buurtbewoners (onderzoeksvraag 5)
C: Eigen ervaring van werkstraf in de buurt (vraag 6)
D: Kwalitatieve verschillen tussen jongeren (vraag 8)
A: Is werkstraf ook duidelijk voor buurtbewoners (beeldvorming)
Buurt wel – niet op de hoogte? Wie wel – wie niet? Hoe wel?
– Opvallend – onzichtbaar
– Bekenden – ‘vreemden’
B: Reacties en interacties buurtbewoners (omgangssfeer)
Hoe is omgang/reactie vanuit de buurtbewoners naar de jongeren?
Hoe is omgang/reactie vanuit de jongeren naar de buurtbewoners?
– Actief – passief – neutraal
– Ontspannen – gespannen
– Empatisch – leedvermaak
– Vriendelijk – vijandig
– Compassie – wraak
– Introvert – extravert
– Confrontatie zoeken – confrontatie mijden
– Nutteloos – zingeving
– Provoceren (roddelen, uitschelden) – neutraliseren
– Kwetsbaar – trots
– Humor – verbeten
C: Eigen ervaring werkstraf in de buurt (incl. schuld / schaamte)
Hoe is de ervaring van de straf als zodanig?
Welke rol speelt hierbij dat de straf ‘in de buurt’ plaatsvindt?
Welke rol spelen ‘bystanders’ (zoals leeftijdsgenoten, vrienden)?
– Reputatieverlies – reputatiebehoud
– Ontkenning – schuldbesef
– Nuttig – zinvol
– Coöperatief – solistisch
– Geven – nemen
– Angstig – stoer
– Schijt hebben – schaamte/schuldgevoel
– Extravert – introvert
– Tactisch – impulsief
– Obstinaat – sociaal
– Praten – zwijgen
D: Welke kwalitatieve verschillen tussen jongeren (presentatie, pose en waarden)
Let op: etniciteit, opleiding, leef- en muziekstijl, groepsgrootte, grote stad / platteland.
In welke mate komen onderstaande waarden voor?
– Machismo
– Eergevoel
– Statusgevoel
– Kort lontje – rustig, laconiek
– Sociale intelligentie
– Straattaal
– Streetwise
– Leiderschap – volgers/meelopers
– Competitief
– Vriendelijk – Vijandig
– Ontzag, gezagsgetrouw
– Verzet, recalcitrantie
– Sologanger – Teamspeler
– Aanpakken
– Thrillseeker
– Cool
– Heldenverering
– Simuleren
Literatuur
Agar, M.H. (1980) The professional stranger. An informal introduction to Ethnography. Orlando: Academic Press.
Aldridge, J., & Cross, S. (2008). Young people Today. News Media, Policy and Youth Justice. Journal of children and media, 2(3), 203-218.
Ausubel, D.P. (1955). Relationships between Shame and guilt in the Socializing Process. Psychological Review, 62(5), 378-390.
Becker, H.S. (1963) Outsiders. Studies in the sociology of deviance. The Free Press: New York.
Bianchi, H. (1971) Stigmatisering. Deventer: Kluwer.
Braithwaite, J. (1989) Crime, Shame and Reintegration. Melbourne: Cambridge University Press.
Braithwaite, J. (2000). Shame and criminal justice. Canadian Journal of Criminology, 42(3), 281-298.
Decorte, T. & Zaitch, D. (2009) Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. Leuven/Den Haag: Acco.
Doek, J. (2008). Juvenile Justice: International Rights and Standards. In R. Loeber, N.W. Slot, P.H. van der Laan & M. Hoeve (eds.) Tomorrow’s Criminals. The development of Child Delinquency and Effective Interventions. (pp. 229-246) Surrey/Burlington: Ashgate.
Dijk, J.J.M. van, Sagel-Grande, H.I. & Toornvliet, L.G. (2006) Actuele criminologie. Den Haag: SDU Uitgevers.
Fetterman, D.M. (1998) Ethnography: Step by Step. Thousand Oaks, CA: Sage.
Gemert, F. van (1998) Ieder voor zich. Kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse jongens. Amsterdam: Het Spinhuis.
Glaser, B.G. & Strauss, A. L. (2008, 1st edition 1967) The discovery of grounded theory. Strategies for qualitative research. Chicago: Aldine Publishing Company.
Glaser, B. G. (1992) Basics of Grounded Theory Analysis: emergence vs forcing. Mill Valley, Ca.: Sociology Press.
Goffman, E. (1971) Relations in public. Microstudies of the public order. London: Penquin Press.
Gottfredson, M., & Hirschi, T. (1990). A General Theory of Crime. Standford: Stanford University Press.
Hinds, L., & Daly, K. (2001) The War on Sex Offenders: Community Notification in Perspective. The Australian en New Zealand Journal of Criminology, 34(3), 256-276.
Hirschi, T. (1969) Causes of delinquency. Berkeley: University of California Press.
Imkamp, F. (2002). Werken met taakgestraften. Ervaringen van projectbegeleiders. Ars Aequi Libri.
Jong, J.D. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse jongens. Amsterdam: Aksant.
Katz, J. (1988) Seductions of Crime. Moral and Sensual Attractions in Doing Evil. New York: Basic Books.
Koster, F., Goudriaan, H., & Schans, C. van der (2009). Shame and Punishment: An International Comparative Study on the Effects of Religious Affiliation and Religiosity on Attitudes to Offending. European Journal of Criminology, 6 (6), 481-495.
Kugler, K., & Jones, W.H. (1992). On Conceptualizing and Assessing Guilt. Journal of personality and Social Psychology, 62(2), 318-327.
Laan, A. M. van der, Vervoorn, L., Schans, C. A. van der, & Bogaerts, S. (2008) Ik zit vast – een exploratieve studie naar emotionele verwerking van justitiële vrijheidsbeneming door jongeren. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.
Lünnemann, K. (2005). Werkstraffen: succes verzekerd? Succes- en faalfactoren bij werkstraffen van meerderjarigen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
Miedema, S. (2002) Onderzoek nader onderzocht. Een vergelijkende analyse van etnografisch onderzoek naar de relatie tussen etniciteit, groepsvorming en delinquentie bij jongens. Tijdschrift voor Criminologie, 44(2), 150-161.
Mulbregt, J.M.L., van (2000). Het betere werk. Verwachtingen en ervaringen met betrekking tot het strafkarakter van een werkstraf. Boom Juridische uitgevers.
Noaks, L. & Wincup, W. (2004) Criminological research. Understanding qualitative methods. London: Sage.
Pawson, R. (2002). Does Megan’s Law Work? A theory-driven systematic review. ESRC UK Centre for Evidence Based Policy and Practice: Working paper 8, University of London.
Pawson, R. (2006) Reviewing outer contexts: naming & shaming. In: Evidence-based policy, pp. 151-166. London: Sage.
Presser, L., & Gunnison, E. (1999). Strange Bedfellows: Is Sex Offender Notification a Form of Community Justice? Crime Delinquency, 45(3), 299-315.
Ronken, C., & Lincoln, R. (2001). Deborah’s Law: The Effects of Naming and Shaming on Sex Offenders in Australia. The Australian en New Zealand Journal of Criminology, 34(3), 235-255.
Rose, T. (1994) Black noise: rap music and black culture in contemporary America. New England: Weslyan University Press.
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981-1990. Amsterdam, Het Spinhuis.
Staring, R. & Swaaningen, R. van (2009) Naar een kwalitatieve criminologie. De relatie tussen theorie, onderzoeksvragen en methode. In: Decorte, T. & Zaitch, D. (eds.) Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. Leuven/Den Haag: Acco.
Tangey, J.P. (1990). Assessing Individual Differences in Proneness to Shame and Guilt: Development of the Self-Conscious Affect and Attribution Inventory. Journal of personality and Social Psychology, 59(1), 102-111.
Terpstra, J. (1996) Over families, piraten en beunen. Achterstand en subcultuur in een Nederlandse nieuwbouwwijk. Sociologische Gids, 43(3): 204-224.
Terpstra, J. (1997) Jeugdsubcultuur en de reproductie van maatschappelijke achterstand. Sociologische Gids, 44(3): 205-229.
Wicker, F.W., Payne, G.C., & Morgan R.D. (1983). Participant Descriptions of guilt and Shame. Motivation and Emotion, 7 (1), 25-39.
Wing-Cheong C. (2003). A review of the Corrective Work Order in Singapore. The British Criminology Conference: Selected Proceedings. Volume 5. Papers from the British Society of Criminology Conference, Keele, July 2002.
Zandbergen, A. (1996). Shaming in a Dutch diversion project. European Journal on Criminal Policy and Research, 4(4), 95-112.