The Organisation For Economic Co-operation And Development (OECD)

The mission of the Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) is to promote policies that will improve the economic and social well-being of people around the world.

The OECD provides a forum in which governments can work together to share experiences and seek solutions to common problems. We work with governments to understand what drives economic, social and environmental change. We measure productivity and global flows of trade and investment. We analyse and compare data to predict future trends. We set international standards on a wide range of things, from agriculture and tax to the safety of chemicals.

We look, too, at issues that directly affect the lives of ordinary people, like how much they pay in taxes and social security, and how much leisure time they can take. We compare how different countries’ school systems are readying their young people for modern life, and how different countries’ pension systems will look after their citizens in old age.

Drawing on facts and real-life experience, we recommend policies designed to make the lives of ordinary people better. We work with business, through the Business and Industry Advisory Committee to the OECD, and with labour, through the Trade Union Advisory Committee. We have active contacts as well with other civil society organisations. The common thread of our work is a shared commitment to market economies backed by democratic institutions and focused on the wellbeing of all citizens. Along the way, we also set out to make life harder for the terrorists, tax dodgers, crooked businessmen and others whose actions undermine a fair and open society.

Read more: http://www.oecd.org/about/




Aarefa Johari – Home Sweet Home

www.hindustantimes.com. August, 18, 2013.  Technically, tailors Sheetal and Shankar Malkar live in a slum. But to look at their home, you would never think it.
The couple rebuilt their cramped 150-sq-ft room in Bhandup’s Sai Vihar settlement last year, turning it into a two-storey structure with their workspace and store on the ground floor and a bedroom-cum-kitchen above.
In true Konkan style, the tiny balcony lends a splash of bright colour.

As a notified slum, Sai Vihar’s residents are eligible for housing in Slum Rehabilitation Authority (SRA) buildings, but they say the home they now have is better in design and construction quality.
“A flat would never allow us a separate workspace,” says Sheetal, 36.

The Malkars’ home was built by Amar Mirjankar, a popular informal contractor in the area.
He has no formal training in engineering or architecture; in fact, he grew up in the Sai Vihar slum and has studied only till Class 10. But for 13 years, he has designed and built numerous concrete homes in the area.
“I make homes based entirely on the residents’ personal and professional needs. The focus is on maximising space and keeping costs low,” says Mirjankar, 38, who worked with a network of informal masons, electricians, plumbers and painters to build the Malkars’ house for R4.5 lakh.

Read more: http://www.hindustantimes.com/Mumbai/Home-sweet-home




Ruban Selvanayagam – Rents In Rio De Janeiro Slums Soar Ahead Of The Olympics

theguardian.com. Investment in Brazil’s favelas has reduced crime but locals fight forced evictions.

In preparation for the 2014 World Cup and South America’s first Olympic Games in 2016, Rio de Janeiro has attracted large investments – not only in the games themselves but, perhaps more importantly, in overcoming the massive divides in living standards in the city.
Following a series of largely unsuccessful attempts spread over decades, it would seem the various projects driven by the government-led growth acceleration program, as well as police pacification initiatives in which police patrol neighbourhoods they previously avoided to bring down crime rates, may finally be achieving the desired effects. Great news for the city’s residents, who have longed for such a transformation.

But there is another side to this story. Rio de Janeiro’s previously no-go neighbourhoods have now evolved into real-estate hotspots, where land beneath favela homes has become a goldmine.

Read more: http://www.theguardian.com/rents-rio-janeiro-soared-olympics




Jan Sneep – Einde van het stenen tijdperk – Bestuursambtenaar in het witte hart van Nieuw-Guinea

Sneep CoverJonge bestuursambtenaren maakten maandenlange verkenningstochten naar een van de laatste nog nooit door blanken betreden delen van het onhergbergzame centrale bergland, het Sterrengebergte in toenmalig Nederlands Nieuw-Guinea. Sneep beschrijft de eerste tochten van zijn collega en vriend Hermans, die een vliegveldje aanlegde en een pioniersbivak bouwde, het begin van de eenvoudige bestuurspost Sibil. Van daaruit trokken zij verder het bergland in en maakten kennis met bewoners in afgelegen valleien die eerst wat schuchter, maar al snel heel nieuwsgierig, vriendelijk en gastvrij de witte mensen in hun dorpen ontvingen.
De dragers deden ‘s avonds aan het kampvuur verslag van hun ervaringen van die dag, wat vaak tot hilarische taferelen leidde.

Sneep heeft vervolgens een belangrijk aandeel in de voorbereiding van de laatste grote wetenschappelijke expeditie van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) naar het Sterrengebergte en neemt daar namens het Bestuur gedurende zes maanden ook aan deel. Hij beschrijft zijn ervaringen en de vele problemen waarmee de expeditie te kampen had.
Aansluitend vergezelde Sneep de Frans-Nederlandse filmexpeditie van de cineast Pierre Dominique Gaisseau die in zeven maanden van Zuid- naar Noordkust trok, door goeddeels onbestuurd gebied. Behalve tot dan toe onbekende bergbewoners ontdekten zij ook een Nederlandse pater die zich met zijn Papua geliefde in het geisoleerde oerbos had teruggetrokken. Het boek Einde van het stenen tijdperk is in 2005 bij Rozenberg Publishers verschenen. ISBN 978 90 5170 927 8.

Nu online:

Inleiding
Naar Nieuw-Guinea
Video: Interview Pierre Dominique Gaisseau
Einde van het stenen tijdperk – Mijn eerste standplaats Mindiptana
Einde van het stenen tijdperk – Het Sterrengebergte
Einde van het stenen tijdperk – Mijn tweede standplaats – Sibilvallei
Einde van het stenen tijdperk – De Sterrenberg expeditie
Einde van het stenen tijdperk – De Frans-Nederlandse filmexpeditie
Einde van het stenen tijdperk – Nawoord




Einde van het stenen tijdperk – Voorwoord

Sneep CoverRuim veertig jaar na ons vertrek uit toenmalig Nederlands Nieuw-Guinea, besloten mijn oud-collega en vriend Nol Hermans en ik om onze ervaringen, als bestuursambtenaar in de periode 1954 – 1960 opgedaan in de binnenlanden van Nieuw-Guinea, op papier te zetten.
In het bijzonder wilden wij beschrijven hoe wij het laatste onbestuurde gebied in het centrale bergland, het Sterrengebergte, binnengingen, verkenden en onder bestuur brachten. Hermans maakte de eerste verkenningstochten vanuit het zuiden, had de leiding bij de aanleg van een vliegveldje in de Sibilvallei en bouwde het eerste pioniersbivak. Voor zijn vertrek naar Nederland werkten wij enige tijd samen en maakten wij afwisselend verkenningstochten dieper het bergland in. Tenslotte nam ik de post van hem over en werd de voorbereiding en ondersteuning van de wetenschappelijke expeditie naar het Sterrengebergte, die onder auspiciën van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) in 1959 plaatsvond, één van de hoofdtaken.

Om verschillende redenen bleek het heel moeilijk om de verhalen van Hermans en mij aan elkaar te koppelen, hoewel ze in de tijd wel op elkaar aansluiten. Hermans heeft mij daarom zijn deel overgedragen om te bewerken en in mijn verhaal te voegen. Deze vervlechting van twee verschillende schrijfstijlen was geen eenvoudige opgave. Dat is ook deels de verklaring (niet een excuus) voor het feit dat het verhaal niet altijd even ‘gesmeerd’ verloopt. Om een spannend jongensboek te kunnen zijn zouden nogal wat onderwerpen ingekort, weggelaten of minder formeel beschreven moeten zijn. Ook de dagboekstijl kan afbreuk doen aan de leesbaarheid. Hopelijk kan de lezer er echter begrip voor hebben dat dit het relaas is van twee jonge (begin 20) mannen die onder de meest primitieve omstandigheden zich afwisselend en soms gelijktijdig in de rol van avonturier, ontdekkingsreiziger en ambtenaar thuis moesten voelen. Vanuit die verschillende hoedanigheden wordt hierna via onvermijdelijke genrewisselingen min of meer chronologisch verslag gedaan.

Aansluitend op de expeditie naar het Sterrengebergte vergezelde ik als patrouilleleider de Frans-Nederlandse filmexpeditie van cineast Gaisseau, die voor het eerst in de geschiedenis gedurende zeven maanden over het breedste deel van het eiland van zuid- naar noordkust trok. De documentairefilm ‘Le Ciel et la Boue’ (Tussen Hemel en Moeras) was hiervan het resultaat.

Onze komst naar en verblijf in het oostelijk bergland was niet alleen voor ons een spannend avontuur, voor de bergbewoners betekende onze aanwezigheid het begin van grote veranderingen in hun tot dan toe redelijk geordende bestaan. Wij beschrijven hierna een korte periode uit onze jeugd die we af en toe ook wel als de mooiste tijd van ons leven beschouwen. Diezelfde periode, waaruit wij de beste herinneringen bewaren aan onze contacten met de bewoners van de Sibilvallei en van andere valleien dieper in het bergland, betekende voor al die Papua’s dat ze met een veel grotere wereld dan hun kleine ‘veilige’ wereldje werden geconfronteerd en dat ze uit het stenen tijdperk de ‘moderne’ tijd werden ingetrokken. Het is maar de vraag of de voordelen zoals onderwijs en gezondheidszorg opwegen tegen de nadelen die zij vooral na ons vertrek met de komst van een minder op hun welzijn gericht bewind ondervinden.

Veel dank ben ik verschuldigd aan Maya Ooijens, die met grote toewijding het geheel heeft gelezen en uitvoerig gecorrigeerd op stijl en leesbaarheid. Waardevolle adviezen werden ontvangen van Prof. Dr. J.W. Schoorl en Dr. J.J.A.M. Gorisse. Marjan Groen verzorgde de opmaak van het manuscript.
Voor de illustraties werd geput uit eigen archief en uit het fotoarchief van het KIT (Koninklijk Instituut voor de Tropen). Een aantal kiekjes is afkomstig van een fotorapportage die voormalig bestuursambtenaar Schoorl maakte tijdens de eerste verkenningstocht naar het Sterrengebergte; foto’s gemaakt door de Franse fotograaf Tony Saulnier ontving ik direct van hem of via de andere deelnemer aan de filmexpeditie Gerard Delloye. Voorts ontving ik foto’s van de heren Tissing, Terlaag en Brongersma.




Het einde van het stenen tijdperk – Naar Nieuw-Guinea

Dansende Mandobo-mannen begroeten bezoekers in Tanah-Merah

Dansende Mandobo-mannen begroeten bezoekers in Tanah-Merah

Op de dag van vertrek word ik door mijn ouders, broer Arie en een grote groep familieleden op Schiphol uitgezwaaid. Nog even de gebruikelijke foto op de vliegtuigtrap en daar vertrek ik dan voor mijn eerste en tegelijk enorm lange luchtreis van Schiphol naar Hollandia. De viermotorige KLMSuperconstallation PH-LKE ‘Pegasus’ zal ons naar Biak brengen, vanwaar we met ‘De Kroonduif’ zullen doorvliegen naar Hollandia. Die eerste keer met gierende motoren de lucht in is een aparte sensatie. Bij de invallende schemering zien we Nederland als in feestverlichting onder ons verdwijnen.

Na 3½ uur maken we de eerste stop in Rome, waar we uitstappen voor een consumptie in het vliegveldrestaurant. De tweede keer starten is al niet zo nieuw meer. Ook beginnen de dertien kersverse Nieuw-Guinea-gangers al aardig aan elkaar te wennen. Na weer 4½ uur vliegen en enige hazenslaapjes arriveren we de volgende morgen in Caïro, waar we met bussen naar het KLM-hotel worden gebracht voor het ontbijt. Een beetje onwerkelijk om zo kort na vertrek uit het koude Nederland in een warme omgeving, die je vaag herkent van plaatjes die je ooit van Egypte hebt gezien, te worden bediend door onderdanen van President Nasser, die gekleed zijn in lange witte jurken compleet met rode fez.
De tweede dag vliegen we in 8½ uur (met een gemiddelde snelheid van 440 km/uur) door naar Karachi. Een vlucht over eindeloze woestijnen en in het zonlicht zilverachtig schitterende zeeën rond het Arabisch schiereiland. In Karachi overnachten we in het Grand Hotel. Om vier uur worden we alweer gewekt, wat nogal vroeg blijkt als we op het vliegveld een paar uur vertraging krijgen omdat er een bougie moet worden verwisseld. De vette bougie van mijn Mobylette kon ik doorgaans sneller verwisselen! Op het traject richting Rangoon vliegen we eerst over geïrrigeerde akkers aan de Indus en daarna over meer geaccidenteerde delen van India. De passagiers mogen een kijkje nemen in de cockpit, waar gezagvoerder Roos over een en ander tekst en uitleg geeft. Tenslotte strijken we bij zonsondergang over de delta van de Irrawaddy neer in Rangoon. Een vochtige hitte slaat ons tegemoet en we zijn blij dat we na een glas lauwe orange-squash in een rommelig restaurant weer snel kunnen instappen voor het korte stukje naar Bangkok. In een duidelijk rijkere omgeving krijgen we hier een prima diner geserveerd. Ik heb bovendien een leuke ontmoeting met Tony, de vriendin van een oud-klasgenoot van de HBS, Tim Brouwer de Koning die voor haar een pakje heeft meegegeven. Zij leidt als KLM-stewardess lokale dames op tot grond-stewardess.
De derde nacht van onze reis brengen we weer in de lucht door. We landen nog eenmaal in Manilla en op de vierde dag na ons vertrek uit Nederland komen we toch echt aan in Nieuw-Guinea, op het eiland Biak. We zijn de eerste groep die in het comfortabele splinternieuwe gouvernementshotel wordt ondergebracht. Weer eens een nacht in een bed geeft ons een gevoel van grote luxe. De vijfde dag vliegen we al vroeg met een Dakota (DC3) van de Nederlands Nieuw-Guinea Luchtvaartmaatschappij (NNGLM) door naar Hollandia, waar ik op het vliegveld wordt begroet door Jannie Westdorp uit Hellevoetsluis en haar man Wil van Beurden. Zij is de dochter van de familie waarbij ik een jaarlang als officier in pension heb vertoefd, hij werkt in Hollandia als burger bij de Marine inlichtingendienst. Ondanks de lange reis heb ik het gevoel dat de wereld toch niet zo groot is als ik tot nu toe heb gedacht.

Hollandia
Het Bestuursinstituut in Hollandia, waar we ongeveer 10 maanden zullen wonen om te worden onderricht in alle vakken die voor een aankomend bestuursambtenaar van nut zouden kunnen zijn, ligt op een mooie plek van de hoger gelegen wijk Dock V. Het bestaat uit twee boven elkaar tegen de helling gebouwde woonblokken. Elk blok bevat een aantal naast elkaar gelegen kamertjes met een terrasje (platje). In de bovenste rij wonen alleenstaande ambtenaren; wij betrekken de kamertjes in het benedenste blok. Vanaf mijn platje heb ik een fraai uitzicht op de uitgestrekte Humboldtbaai en op de prachtige wolkenformaties die zich daarboven regelmatig vormen. Verder is er een eetzaal met aangrenzende keuken en beheerderswoning, een kantine en een kantoor-/lesgebouw. De vaste staf van het Instituut bestaat uit een rector, een secretaresse, een beheerder en een kokkin en wat lokaal personeel verleent hand- en spandiensten. Rector Van Berkel, een gouvernementsambtenaar die voor een jaar in deze functie is benoemd, is een rustige, vriendelijke man van middelbare leeftijd. Af en toe lijkt het hem enige moeite te kosten om zijn soms wat onstuimige pupillen in het gareel te houden. Mevrouw Kannegieter, de secretaresse, is de enige vrouw in deze mannenwereld. Bij haar kun je altijd wel terecht voor een gezellig praatje. Beheerder De Vries is oud-militair, een al wat verlopen figuur zoals die in verhalen over de tropen niet mag ontbreken.
Kort na onze aankomst is er een groot feest ter gelegenheid van zijn derde huwelijk, dat hij op zijn 30ste jaar sluit met zijn Indische kokkin van 42. Wij menen dat met dit verstandshuwelijk de kwaliteit van onze maaltijden voorlopig is gegarandeerd. Niets is echter minder waar, want voor de voedselaanvoer is de nieuwe mevrouw De Vries aangewezen op haar man en we krijgen al snel in de gaten dat ze daar niet erg van op aan kan. Als er cursisten met hem meegaan naar de leveranciers, waaronder de Chinese toko van de heer Oei in Hollandia-Binnen, worden er vanwege de vaak drukkende hitte eerst de nodige koele biertjes gedronken en ook voor gebruik op het Instituut wordt een flinke voorraad drank ingeslagen. Van de huishoudpot blijft dan voor de voedselaankoop niet veel meer over. Resultaat is dat, als we voor de lunch aan tafel gaan, we in veel gevallen niet veel meer dan een bak rijst, kangkoengblad uit water en soms een onduidelijk vleesprutje voorgeschoteld krijgen. De flessen ketjap en tomatensaus dienen om aan het geheel nog wat smaak te geven. Klagen bij de rector over de minimale kwaliteit van de maaltijden heeft weinig zin, want waar vindt men zo gauw een andere beheerder die bovendien is getrouwd met een kokkin? Het enige waar je bij De Vries altijd voor terecht kan is een borrel of een biertje!
In de eerste weken kunnen we dankzij een nog onvolledig lesrooster de omgeving wat verkennen. We zwemmen en snorkelen aan het mooie witte koraalstrand van Base G, een van de landingsstranden van de Amerikanen tijdens hun opmars tegen de Japanners in W.O.II. Door je bril zie je hele scholen prachtig gekleurde visjes voorbij schieten. De reuzenhoge golven kunnen je soms weinig zachtzinnig op het strand gooien. In de strandtent Moonlight Bay halen we de nodige verfrissingen. We zwemmen ook in het Sentanimeer bij de uitspanning Meerzicht en bezoeken omliggende Papoeadorpen, waar we uitbundig worden begroet door grote groepen schattige, meestal naakte kindertjes. Feestjes zijn er ook, zoals bijvoorbeeld in Kota Baroe waar de voetbalvereniging EDO iets te vieren heeft. Het is een club van Indische jongens, die ons blanke nieuwkomers (Baroes) wat argwanend bekijken, zeker als ze bij het dansen vanwege het geringe aantal Indische meisjes concurrentie hebben te duchten. Als onder invloed van geestrijk vocht enkele van onze maten zich nogal agressief gaan gedragen, kost het ons de nodige moeite hen mee te tronen om een fikse vechtpartij te voorkomen. De ene keer lukt dat beter dan de andere. Ook op het Bestuursinstituut worden af en toe dansfeesten georganiseerd waarvoor de secretaressen van de verschillende overheidsdiensten zich graag als partner laten uitnodigen. De Van Beurdens halen me regelmatig op voor een film bij de marine in het Van Heutszkamp of voor een weekend bij hen thuis in Berg en Dal, waar de maaltijden van Jannie heel wat beter smaken dan die op het Instituut.
Geleidelijk komt onze cursus op gang. We verdiepen ons in de beginselen van het recht en van de volkenkunde, we stampen Maleise woorden in ons hoofd en ambtenaren van de verschillende gouvernementsdiensten maken ons bekend met alle aspecten van het ambtelijk apparaat waarmee we in het veld te maken zullen krijgen. In het politieopleidingskamp krijgen we theorielessen wapenkunde en houden we schietoefeningen met verschillende typen handvuurwapens. Voor de ex-militairen onder ons niet nieuw, maar wel een prettige afwisseling van de lessen in het warme leslokaal. Nog plezieriger zijn de autorijlessen die we van de politie-instructeurs krijgen. Die pakken de zaken zo serieus aan dat je tijdens het examen bij het wegrijden van de handrem op een helling je horloge achter een wiel moet leggen, om te controleren of de auto niet een stukje achteruit is gezakt. We krijgen dus een vrij gedegen allround opleiding.

Koninginnedag 1957. Rector Van Berkel geridderd

Koninginnedag 1957. Rector Van Berkel geridderd

In vrije uren wordt er gebridged en worden talloze brieven geschreven naar familie en vrienden. ’s Avonds studeren we regelmatig en meer en meer vragen Nederlandse gezinnen ons als babysit, met als beloning vrij gebruik van consumpties uit de koelkast. Bij de vertegenwoordiger van de oliemaatschappij, die boven ons op de berghelling een riante villa bewoont, loopt zo’n avond wel eens uit de hand als de babysitters gezelschap krijgen van collega’s, die ook iets uit de overvloedige biervoorraad komen consumeren. Om geen argwaan te wekken wordt een deel van de lege flessen onder luid gerinkel van de helling af gegooid. Wanneer de eigenaar na maanden toevallig eens in zijn tuin onder aan de helling gaat kijken en de berg glasscherven ontdekt, verzoekt hij zijn babysitters vriendelijk geen flessen meer van de berg te gooien!

Op zondag ga ik met enkele collega’s vrij regelmatig, als we tenminste op tijd zijn opgestaan, naar de Pauluskapel, het protestantse kerkje aan de overkant van de weg. Daar preken de dominees Drost, Sierat of Kamma. Na afloop worden we dan vaak ergens op de koffie gevraagd, waardoor je iets van dat bekende Hollandse zondagochtendgevoel krijgt. Dat krijg ik trouwens ook altijd een beetje wanneer de post de wekelijkse brief van thuis brengt, die vrijwel standaard begint met de volgende openingszin van mijn moeder: ‘Het is zondagmorgen, en we zitten aan de koffie’.
Regelmatig worden er meerdaagse voettochten in de omgeving van Hollandia georganiseerd om met het leven in de Papoeadorpjes kennis te maken en alvast te wennen aan het zwaardere werk, met soms wekenlange patrouilles, dat ons in het veld te wachten staat.

Merauke
Na afloop van de tien maanden durende opleiding worden mijn 12 medecursisten en ik benoemd tot A.A.A. (Adjunct Administratief Ambtenaar) en krijgen we verspreid over Nieuw-Guinea onze eerste standplaatsen toegewezen. Samen met Herman Zevering en Freek Groeneveld vertrek ik op 22 augustus 1957 naar de residentie Zuid-Nieuw-Guinea, waar in Merauke de ervaren hoofdbestuursambtenaar Maturbongs ons drie weken zal begeleiden.Hij laat ons als eerste taak de bewoners van de stadskampong KelapaLima registreren. We leren veel nieuwe gezichten kennen. Allereerst maken we kennis met de bijzonder innemende resident Boendermaker en zijn naaste medewerker Kouwenhoven (Controleur ter beschikking) ‘oudere’ collega’s zijn Van Diest en Thurkov. In het gezellige gouvernementshotel verzamelen zich ambtenaren en particulieren uit Merauke en omstreken aan de altijd drukke bar om wat uit te blazen en bij te praten, maar ook tref je daar passanten uit andere delen van Nieuw-Guinea en bezoek uit Nederland, zoals de leden van de parlementaire missie Van de Wetering en Schermerhorn, en de moppentapper Max Tailleur.

Tanah Merah
Het registreren in Kelapa Lima is al snel wat eentonig, maar de contacten met de bewoners zijn bijzonder plezierig. We worden regelmatig op etentjes en feestjes uitgenodigd. Toch zijn we blij met de definitieve aanwijzing van onze eerste standplaats in het binnenland. Herman gaat naar Kepi, Freek naar Tanah Merah en ik ga naar Mindiptana, de hoofdplaats van de Onderafdeling Muju. Half september vliegen Freek en ik naar Tanah Merah waar we worden verwelkomd door HPB (Hoofd Plaatselijk Bestuur) Peters. Met hetzelfde vliegtuig reist ook het echtpaar Van E.. Hij, net terug uit Nederland waar hij tijdens zijn verlof snel is getrouwd, wordt HPB Mindiptana en dus mijn nieuwe baas. Zij, zo kersvers uit Nederland en ook al in verwachting, lijkt weinig idee te hebben van wat haar in deze rimboe te wachten staat.
Van E. gaat te voet direct door naar Mindiptana om er zo snel mogelijk het bestuur over te nemen. Ik krijg opdracht om zijn vrouw te vergezellen op de bootreis met het m.s. Nautilus. De bestuursposten in het binnenland hebben voor hun bevoorrading over water de beschikking over een sleepbootje met lichter. De paar dagen die we moeten wachten op de afvaart kan ik rondkijken in dit vriendelijk aandoende plaatsje met grasvelden en smalle grindpaadjes, die goed worden onderhouden door de gevangenen die in groepjes aan het werk zijn. In deze plaats Tanah-Merah, gelegen aan de Digoel, bekend als Boven-Digoel, werden vóór de oorlog politieke gevangenen uit de Indische Archipel gedetineerd. In die tijd werden de ruime stenen huizen en gebouwen met koele tegelvloeren gebouwd.