Einde van het stenen tijdperk – Mijn eerste standplaats Mindiptana

Aanlegsteiger in de Kao-rivier

Aanlegsteiger in de Kao-rivier

Zaterdag 21 september 1957 vertrekt de lichter met aan boord de zevenkoppige bemanning, mevrouw Van E..en Pastoor Jötte. Ik reis mee met de poes die ik al vanaf Hollandia bij me heb en een schattig jong hondje dat iemand in Tanah Merah me heeft aangepraat. Voor de zwangere passagiere heeft dokter Bijkerk heel attent een ijzeren ziekenhuisbed op de luiken van de lichter gezet, zodat ze daar op kan rusten. In de loop van de avond bereiken we Getentiri waar de ‘Oranje’, het ‘vlaggenschip’ van gouverneur Van Baal, op ons ligt te wachten voor de verdere reis naar Mindiptana. De gouverneur is met resident Boendermaker en z’n adjudant Van Dop op rondreis in het zuiden en wij mogen delen in de luxe van dit mooie schip. De volgende dag brengen we heel ontspannen aan dek door. Onder ons horen we nu al het vertrouwde rustige gestamp van de motoren, terwijl de kapitein met zijn roerganger het schip voorzichtig over de steeds ondieper wordende rivier stroomopwaarts manoeuvreert. Voor de uitgebreide lunch, bestaande uit een Indische rijsttafel en een flinke hoeveelheid bier, wordt het schip gewoon stilgelegd.
De conversatie, met nogal wat anekdotes uit het oude Indië, wordt vooral gevoerd door Van Baal en kapitein Snellen van Vollenhoven. Er is spontaan een nieuwe anekdote ontstaan op het moment dat wij in het duister met onze lichter om een bocht van de rivier komend door de schijnwerpers van de ‘Oranje’ werden opgemerkt. De gouverneur en zijn gezelschap zagen een bijna surrealistisch tafereel: een nietig scheepje waarvan het dek bijna helemaal in beslag werd genomen door een wit ijzeren ziekenhuisbed met een opvallend zwangere vrouw, die door haar echtgenoot aan de zorgen van zijn jonge aankomend medewerker was toevertrouwd.

Gezien de lage waterstand kan dit comfortabele schip niet doorvaren tot Mindiptana. Het hele gezelschap stapt daarom over op een motorlaunch, een zogenaamde Mappi, van de oliemaatschappij NNGPM om de tocht stroomopwaarts voort te zetten. We kunnen Mindiptana niet in één dag bereiken, dus overnachten we in een dorpje langs de rivier. Als kwartiermaker is Hoofdagent Raaff hier al eerder aangekomen. Hij meende ons in de eenvoudige ‘pasanggrahan’ onder te brengen, maar als Boendermaker ontdekt dat Raaff zichzelf in de leegstaande, veel ruimere onderwijzerswoning heeft ingekwartierd, is een ‘woningruil’ snel geregeld.
Op de vierde dag van onze bootreis arriveren we in Mindiptana, waar we een beetje delen in het eerbetoon waarmee de hoge bezoekers worden ontvangen. Een goede gelegenheid om met een aantal leden van de kleine gemeenschap kennis te maken, zoals de pastoor die hoofd van de missiepost is, de arts die de leiding heeft over het kleine ziekenhuis en de politiecommandant.
De twee laatsten zijn getrouwd. Voorts is daar vertrekkend controleur Hansen en zijn opvolger Van E. die met onze komst dus herenigd is met zijn vrouw. Ik kom te wonen in het vrijgezellenhuis bij landbouwambtenaar Irwin van der Harst en mijn ‘oudere’ collega Dick Dragt. De dag na onze aankomst vertrekt de gouverneur met zijn gevolg weer in alle vroegte.

Dragt zal worden overgeplaatst en draagt de gegevens van het ‘vliegveld’ dat een eindje buiten Mindiptana zal worden aangelegd aan mij over. Dit wordt één van mijn taken Mijn dagelijkse warme maaltijd, een ‘rantang’, kan ik bestellen bij Vitalis, het hoofd RWD (Openbare Werken). Hij is een al wat oudere Indischman die een veel jongere, aantrekkelijke vrouw heeft. Na zijn scheiding is hij met zijn nicht gaan samenleven waardoor hij nu een gezinnetje met vijf kleine koters heeft. Nol Hermans, die voor mij in Mindiptana heeft gewerkt, heeft het stel nog moeten overhalen om te trouwen. Vitalis vond het concubinaat prima, maar zwichtte tenslotte toen Hermans hem uitlegde dat hij eigenlijk ten onrechte kinderbijslag ontving, omdat men had ontdekt dat hij niet voor de wet was getrouwd. Op de dag dat het huwelijk door HPB Schoorl zou worden voltrokken, moest de kantooroppasser er nog op uitgestuurd worden om Vitalis en z’n gezin te gaan halen. Hij bleek zijn trouwdag nu al vergeten te zijn en verscheen tenslotte in zijn werktenue om de formaliteiten te vervullen Mindiptana is een open plek in het bos, gelegen aan de Kao, een bergrivier die in het Australisch deel van Nieuw-Guinea ontspringt. Het aan een zijriviertje, de Mujurivier, gelegen plaatsje Ninati was de oorspronkelijke hoofdplaats van het district Muju. In tegenstelling tot de Kao is de Mujurivier niet bevaarbaar. Daarom heeft men destijds Mindiptana als hoofdplaats verkozen en voor een goede verbinding met Ninati een zogenaamd paardenpad tussen de twee plaatsen aangelegd. Het opvallende van deze verbinding is het grote aantal riviertjes dat via achtendertig bruggen moet worden overgestoken. Op de begroting van de huidige onderafdeling Muju staat wel een bedrag voor onderhoud van de weg, maar geen cent voor onderhoud van de bruggen!

Mindiptana bestaat uit een groot centraal grasveld waar omheen de bestuurswoningen en het bestuurskantoor, de politiekazerne en de gevangenis en natuurlijk een Chinese toko zijn gesitueerd. Op het grasveld graast een aantal Sumbapaardjes, oorspronkelijk bedoeld om de verbinding met Ninati te onderhouden via het door Controleur Den Haan aangelegde paardenpad. Den Haan was echter de enige die met de paarden kon omgaan. Ze zijn dan ook alleen bij de feestelijke opening van het pad door hem bereden en daarna niet meer gebruikt. Iets achteraf ligt de missiepost met een kerk, een school, een ziekenhuisje, een huis voor vier zusters en een pastorie voor vier paters en broeders. Het stereotiepe beeld in de meeste onderafdeligshoofdplaatsen van Nieuw-Guinea.

Mindiptana

Mindiptana

Enkele dagen na aankomst in Mindiptana nodigt Van E. de Keiese bestuursambtenaar Renjoet en mij bij zich thuis uit om ons zijn mening te geven over de verschillende leden van de gemeenschap. Dit lijkt mij zo snel na aankomst nogal vreemd en ik krijg het angstige voorgevoel dat mijn nieuwe baas wel eens grote problemen in deze kleine gemeenschap kan gaan veroorzaken.
Ik word op het kantoor ingeschakeld bij alle voorkomende klussen, zoals de aanleg van het ‘vliegveld’, het dagelijks radiocontact met de hoofdpost Merauke en voor zover nodig met de andere posten, het nauwkeurig bijhouden van de kas en behandelen van klachten en verzoeken van de bevolking, de Muju’s, uit dikwijls veraf gelegen dorpen. Meestal zoeken ze werk. Op een morgen komt een kepala kampong met zijn hond die door een onverlaat is gepijld en vraagt of wij het beestje uit zijn lijden kunnen verlossen. Hij staat erbij te huilen als een kleine jongen. De politie zal dat wel even regelen! Wat zich dan afspeelt tart elke beschrijving. De dienstdoende schutter schiet zo erg mis dat het arme beest er gillend vandoor gaat. Er volgt een ware drijfjacht totdat uiteindelijk het verlossende dodelijke schot wordt gelost.

Mijn chef treedt op als ‘alleensprekend rechter’ in de Onderafdeling Muju en moet in een verscheidenheid aan rechtszaken vonnis vellen. Ik woon deze rechtszaken doorgaans bij ter lering en soms ook ter vermake. Kortom, in en om ons vrij eenvoudige bestuurskantoor worden zeer uiteenlopende zaken afgehandeld. Daarnaast moeten de dorpen regelmatig worden bezocht, waarbij onder meer wordt gelet op het functioneren van en onderhoud aan de dorpsschool, de staat van onderhoud van het hele dorp en de hygienische situatie. Meestal komen de bewoners dan ook met problemen die de bestuursambtenaar moet zien op te lossen. Eigenlijk is het dorpshoofd degene die in eerste instantie verantwoordelijk is voor het wel en wee van de bewoners, maar vaak mist hij het vertrouwen en het gezag omdat hij door het bestuur is aangesteld en niet altijd de echte leider van het dorp is. Dan zijn er de missionarissen die soms als stoorzender werken omdat ze hun eigen prioriteiten hebben die wel eens tegen die van het bestuur ingaan. De bestuursambtenaar loopt, bij gebrek aan gemotoriseerd vervoer, heel wat af. Een tournee kan één tot twee weken duren. Het is heel plezierig om een poosje uit Mindiptana weg te zijn. Je bent weliswaar in gezelschap van dragers en een paar agenten, maar er wordt onderweg weinig gesproken, zodat je in de grote stilte van het donkere, vochtige tropenbos je gedachten de vrije loop kan laten. De enige geluiden komen van ritselende bladeren, kwetterende vogels, af en toe een rivier en als het regent van het getik van de grote druppels op de welige plantengroei.

In de meeste dorpen is door de bewoners een pasanggrahan gebouwd. Het is een doorgangshuis voor bezoekers, meestal een grote vierkante ruimte met een atap of bladerdak en een wand van de bladnerven van de sagogpalm (gabagaba). Met een beetje geluk staat er een bed, een tafel en een stoel, maar vaak ontbreekt dit meubilair. Het dak lekt bijna altijd. Men is namelijk gewend om het dak pas te repareren wanneer de bestuursambtenaar komt, maar dan is het dus meestal te laat.

Woning van de HPB in Mindiptana

Woning van de HPB in Mindiptana

Zoals bij de meeste gebouwen in Mindiptana bestaan de wanden van het kantoor uit gabagaba en het heeft een zinken dak. Doorgaans is het zo warm binnen dat het schrijfpapier aan je armen plakt, en buiten is het nauwelijks koeler. De ondermuren van enkele nieuwe gebouwtjes zijn van steen. Die zijn iets beter bestand tegen de witte mieren. De rest van de muur bestaat tot aan het dak uit bamboe matten. Bepleisterd met cement worden dat zogenaamde muren van ‘cemen belaser’. Heel wat beter dan ons vrijgezellenhuis, waar de gabagaba wanden ritselen van het ongedierte. Soms moeten we de dode ratten uit de waterdrum vissen voor we ons kunnen mandiën.
In het nieuwe ziekenhuisje heeft men daar nog geen last van. Kort na onze aankomst is dit officieel geopend met toespraakjes van mijn chef en van de dokter, waarna het lint werd doorgeknipt door een van de nonnen/verpleegkundigen. Pastoor Sneekes verrichtte de inzegening, waarna koffie met koek werd geserveerd.

Een aggregaat zorgt voor de stroomvoorziening van het dorp. Wij hebben in ons huis een paar kale peertjes; geen elektrische apparaten, ook geen koelkast. Het is maar goed niet afhankelijk te zijn van deze luxe, want de stroomleverantie is beperkt tot enkele uren overdag, vooral voor de radioverbinding, en een paar uur in de avond. Regelmatig hapert het aggregaat, valt
de stroom uit en gaat de petroleumlamp, de petromax, aan.
Via de radio is er regelmatig contact met Hermans in de Sibilvallei in het noordelijk gelegen Sterrengebergte. Wij zijn een tussenschakel tussen hem en Merauke, vooral als er een dropping bij hem moet plaatsvinden en de rechtstreekse verbinding slecht is. Hij is druk bezig met de aanleg van een vliegveldje en zolang dat nog niet klaar is, is hij volledig afhankelijk van bevoorrading door middel van droppings. Onze post wordt bevoorraad over water met de lichters. Dat lijkt eenvoudiger, maar deze wijze van foerageren stagneert ook nog wel eens als gevolg van defecte motoren of te lage waterstand.

Het ziekenhuis in Mindiptana

Het ziekenhuis in Mindiptana

Zo beleef ik zelfs binnen twee weken na aankomst dat we op rantsoen gezet worden. Ontvangen en verzenden van post gaat via lopers die wekelijks tussen Mindiptana en Tanah Merah, vanwaar de vliegverbinding begint, pendelen. Twee dagen doen ze over het traject. Van E., mijn chef, voelt zich in wat moeilijke omstandigheden nogal onzeker en bedreigd. Hij komt soms gewoon niet opdagen op kantoor. Dan blijft hij thuis met een biertje, waarschijnlijk in de hoop dat een probleem zichzelf oplost. De gemeenschap begint zich af te vragen hoe deze man in vredesnaam deze Onderafdeling moet besturen. Zelf heb ik weliswaar vanaf onze eerste kennismaking een vreemde indruk van hem, maar waar iedereen over iedereen kletst en alle roddel op hem wordt gericht, waag ik me niet in deze slangenkuil en houd ik me angstvallig op de vlakte. Uit geruchten van elders, o.a. uit de Wisselmeren, de eerste standplaats van Van E., valt wel af te leiden dat zijn optreden daar geen groot succes is geweest. Bij de missie heeft hij het al helemaal verbruid door een lokale regenmaker in de arm nemen om de uitblijvende regens op te roepen. Van E. vertelt mij hoe de regenmaker as in de kop van een varken heeft gedaan en die vervolgens in de droge bedding van de Obarivier heeft begraven, waarna het inderdaad is gaan regenen.
De slechte verhoudingen binnen de Nederlandse gemeenschap hebben hun weerslag op de houding van sommige niet-Europeanen in Mindiptana en met name enkele leden van de Keiese gemeenschap, die door mijn chef nogal overdreven vriendelijk wordt behandeld. Vooral Takerubun, de klerk op het bestuurskantoor, meent zich op grond van zijn ‘goede’ relatie met het HPB een nogal uitdagende houding tegenover de Europeanen te kunnen permitteren. Zo misbruikt hij zijn verantwoordelijkheid als postbestelhuishouder door nu eens de postlopers vóór de vaste vertrektijd naar Tanah Merah te sturen, dan weer de binnengekomen post tot de volgende dag te laten liggen, terwijl hij weet dat met name de Europese gemeenschap de briefwisseling met het thuisfront heel belangrijk vindt.Als gevolg van de alsmaar oplopende spanning heeft Van E. langzamerhand alleen mij nog als praatpaal. Het wordt echt een absurde situatie. Te pas en te onpas word ik bij hem thuis ontboden. Zogenaamd om dienstzaken te bespreken, maar eigenlijk wil hij alleen zijn hart luchten over vermeend onrecht dat hem door anderen wordt aangedaan. Tijdens deze gesprekken,die vaak tot diep in de nacht worden voortgezet, worden grote hoeveelheden bier verwerkt. Ik concentreer me maar zoveel mogelijk op de werkzaamheden aan het vliegveld, waar een grote ploeg werkers bezig is een nogal heuvelachtig tracé te egaliseren. Een bezoek van vliegvelddeskundige Van Lottum en kadasterman Hüneman wijst uit dat er nieuwe opmetingen moeten worden gedaan. Voorlopig zal hier nog geen vliegtuig landen. De leden van de kleine gemeenschap komen regelmatig bij elkaar op bezoek. Als nieuwkomer begin je met beleefdheidsbezoeken over en weer.
Het bezoek dat de dokter en de politiecommandant met hun echtgenotes in dat kader aan het echtpaar Van E. brengen verloopt blijkbaar allesbehalve beleefd. Na het volgens Van E. voortijdig afgebroken bezoek moet ik weer tot in de vroege uurtjes zijn verhaal aanhoren. De drank brengt hem daarbij ditmaal zelfs in een vrolijke stemming.

Nauwelijks een maand na onze aankomst in Mindiptana komt voor mij niet helemaal onverwacht, maar voor Van E. blijkbaar als een donderslag bij heldere hemel, op zaterdag 2 november het volgende radiogram uit Merauke:

Voor HPB Mindiptana
2203 Controleur I H. Kessler geplaatst te Mindiptana, arriveert 12
dezer met echtgenote te Merauke ex Nederland. Controleur van E.
voorshands te mijner beschikking te Merauke. Fullstop
Resident Zuid Nieuw-Guinea
Merauke, 2-11-’57

Wanneer ik dit bericht bij Van E. bezorg, krijg ik echt medelijden met hem. Hij begrijpt er niets van. Ik moet weer met hem mee naar huis omdat hij zegt deze klap niet alleen te kunnen verwerken. Vervolgens moet ik urenlang aanhoren hoe hij naar verklaringen zoekt voor deze ‘plotselinge’ maatregel. Uiteindelijk komt hij tot de conclusie dat de zwangerschap van zijn vrouw wel de reden moet zijn. Men wil haar natuurlijk niet in haar positie in deze negorij laten. Ik adviseer hem om het daar maar op te houden. Zijn vrouw zit er zelf wat gelaten bij en ik vraag me af of zij eigenlijk iets van de hele toestand begrijpt. Ik voel me bijzonder ongelukkig in deze dramatische situatie, waaruit ik pas kan ontsnappen nadat we een antwoord-radiogram hebben opgesteld, een smeekbede om toch vooral maar in Mindiptana te mogen blijven. De volgende (zondag-)morgen vroeg sein ik dit door aan Merauke. Takerubun, die met mij bij de radio zat toen bovenstaand bericht binnenkwam, heeft waarschijnlijk de Keiese clan wel ingelicht dat de houding tegenover de andere Europeanen snel gewijzigd moet worden nu hun ‘beschermheer’ het veld moet ruimen. Voor de Europeanen is het nieuws aanleiding voor een feestje waar ik met tegenzin en gemengde gevoelens aan deelneem. In de dagen daarop volgen bericht en tegenbericht, vraag en antwoord elkaar in snel tempo op. Het lijkt wel een feuilleton en iedereen die een radio met de juiste frequenties bezit kan meeluisteren en leedvermaak hebben.
Op 11 november komt resident Boendermaker nog eens poolshoogte nemen. Hij is in gezelschap van de chefs van de arts en van de politiecommandant, Dr. Bierdrager en de heer Bonzet. Zij landen met een Beaver op de kali Kao, voeren gesprekken met de direct betrokkenen en vertrekken rond het middaguur.

Aanleg van het vliegveld in Mindiptana

Aanleg van het vliegveld in Mindiptana

De berichtenwisseling met Merauke gaat onverminderd door. Om te verhinderen dat de hele gemeenschap nog langer meegeniet van de inhoud daarvan vraagt Van E. mij om de ‘gevoelige’ berichten in het vervolg te coderen. Dit is niet alleen een tijdrovend werkje, het wekt ook grote irritatie bij de luistervinken. Direct nadat het eerste codebericht is verzonden krijg ik bezoek van de dokter en de politiecommandant met hun echtgenotes. Zij willen weten wat het bericht behelsde en als ik dat weiger te vertellen druipen ze verbolgen en dreigementen uitend af. Het venijn en de pesterijen richten zich nu ook op mij. De volgende dag al wordt mijn vuile wasgoed, dat ik tot dusver tegen betaling bij de vrouw van de politiecommandant kon afgeven,
ongewassen terugbezorgd met de volgende schriftelijke mededeling ‘Vanaf heden ben ik niet meer genegen voor u de was te doen’. Ook de twee flessen ijswater die Van de Harst en ik dagelijks uit haar koelkast mochten ontvangen kunnen we verder vergeten!
Er ontstaat langzamerhand een situatie van totale anarchie. Van E. weigert dienst, maar blijft mij bezighouden met zijn verhalen en codeberichten.
Ik ben in feite al waarnemend HPB, maar dit is alleen niet formeel door Merauke bekrachtigd. De politiecommandant zegt niets meer met het HPB te maken te hebben. Hij lijkt zich in alles voor te bereiden op een echte muiterij. Zo ontwapent hij midden in de nacht de gevangenisbewaarder (die wel eens op de hand van Van E. zou kunnen zijn?), houdt onder bescherming van enkele van zijn mensen via de bestuursradio een opruiend gesprek met zijn chef in Merauke, laat politiemannen de elektriciteitskabels bewaken tegen mogelijke sabotage door het HPB. De dokter geeft op eigen houtje de motorist opdracht het aggregaat tot na middernacht te laten draaien zodat de twee echtparen bij lamplicht een overdreven luidruchtig drinkgelag kunnen voortzetten.
Van der Harst probeert met kortsluiting de hele stroomvoorziening te onderbreken met als enig resultaat dat alleen wijzelf ineens in pikkedonker zitten. Ik ga uit hoofde van m’n functie de feestvierders vriendelijk vertellen dat het niet correct is om eigenmachtig het aggregaat langer te laten draaien dan normaal. Het komt bijna tot handgemeen. Zeker na mijn opmerking dat de ‘dames’, die hun mond weer flink roeren, er beter aan doen te zwijgen, omdat zij zich al veel te veel met de ‘zaak’ hebben bemoeid.
Op 19 november komt eindelijk het beslissende bericht uit Merauke voor Van E. dat hij de zaken aan mij moet overdragen en met de ‘Sele’ (motorboot met lichter) naar Tanah Merah moet vertrekken. Na nóg een week vol idiote gebeurtenissen verlaat de familie Van E. onze post, juist op het moment dat ik de heer Kessler, die uit Tanah Merah is komen lopen, ophaal aan de overkant van de rivier.

Vanaf mijn aankomst op deze post heb ik geprobeerd zo evenwichtig mogelijk tussen verschillende partijen te manoeuvreren en me door niemand te laten beïnvloeden of inpalmen, maar inwendig ben ik bijzonder kwaad op al degenen in Nederland en Hollandia die hebben toegestaan dat deze gestoorde man voor de tweede keer is uitgezonden – terwijl hij al een voorgeschiedenis had – en dan ook nog op zo’n zelfstandige en verantwoordelijke positie is geplaatst. In het bijzonder de twee hiervoor genoemde families hebben zich van hun slechtste kant laten zien, maar de ellende is voornamelijk te wijten aan de onverantwoorde besluiten van hogerhand. Achteraf bevestigt Kessler dat Den Haag tegen het advies van Van Baal toch had besloten Van E. voor een tweede keer uit te zenden. In overleg met Boendermaker is toen maar gekozen voor een plaatsing in Mindiptana om aan te tonen dat dit niets kon worden. Voorwaar een beslissing met veel zeer kwalijke en pijnlijke gevolgen voor alle betrokkenen..
Nadat de heer Kessler voet aan wal heeft gezet, treden alle spelers uit het zojuist opgevoerde toneelstuk weer ter kennismaking naar voren. Wellicht een repetitie voor een volgende uitvoering? Hans Kessler stelt zich zakelijk en correct op. Hij is natuurlijk op de hoogte van de verwikkelingen en intriges en zal moeten proberen orde op zaken te stellen. Waarschijnlijk heb ik een record gevestigd door binnen twee maanden na aankomst op m’n eerste post al waarnemend HPB/Onderafdelingschef te zijn. Maar ik ben blij dat iemand met meer ervaring in dit vak de verantwoordelijkheid weer van me overneemt.
Het was wel een leerzaam, maar zeker geen plezierig begin van mijn bestuurscarrière. Af en toe moest ik mezelf voorhouden dat niet ik, maar een aantal andere leden van onze kleine gemeenschap volkomen geschift was. Dat was de enige manier om me te handhaven in een omgeving waar het meest absurde nog niet absurd genoeg was.
Nu breken drukke tijden aan. Na de stagnatie van de voorbije periode moeten plannen en begrotingen worden opgesteld en achterstallige werkzaamheden worden afgehandeld. Kessler haalt zijn vrouw op in Tanah Merah waar zij in eerste instantie was achtergebleven. Beebs is jong en charmant (al die vrijgezelle controleurs gaan tijdens hun verlof in Nederland duidelijk op jacht!) en hopelijk krijgt zij het in deze gemeenschap minder moeilijk dan haar zwangere voorgangster. Op kerstavond gaan we naar een korte protestantse dienst in de politiekazerne en een nogal lange nachtmis in de ‘kathedraal’. Deze vrij warme Kerstmis verloopt overigens rustig.

Het varkensfeest
Vlak voor het einde van het jaar komt het dorpshoofd van het dorp Koteremko toestemming vragen om een varkensfeest te organiseren. Ook vraagt hij om politiebescherming tegen eventuele ordeverstoorders. Kessler vindt dit een goede gelegenheid voor mij om er eens uit te zijn en stelt dat ik met de gevraagde politiedekking dat feest maar moet gaan bijwonen. Daarnaast zou ik kunnen proberen de daders op te sporen van een moord die eind november in het dorp Awemko is gepleegd. Twee broers zijn in hun boshut overvallen, gedood en verorberd. Als daders worden genoemd het dorpshoofd van Omkoeboen, genaamd Bamjap, en de mandoer van Agoepom.
En zo begin ik dan op zondagmorgen 29 december met vier man politie, Politieagent Inggiriop en de Veldwachters Woman, Baweng en Kakatu, tien dragers en mijn kok Dominicus aan m’n eerste echte patrouille. Om 8.15 uur vertrekken we uit Mindiptana via de Kamkaweg. Na drie kwartier komen we door Kakuna. Een aantal keren moeten we stoppen om de dragers, die het evenals wij op de hete Kamka flink te verduren hebben, ons in te laten halen. De laatste pauze is op het grote varkensfeestterrein buiten Kanggewot. Het is 14.45 uur wanneer dit dorp wordt bereikt en we de ‘pasanggrahan’ betrekken voor de overnachting.

Politie-escorte en dragers

Politie-escorte en dragers

De volgende morgen starten we weer bijtijds en komen in een uur bij de Kao-rivier waar het met één prauwtje anderhalf uur duurt voor we allemaal zijn overgezet en in het op de andere oever gelegen Winiktit zijn aangekomen. In de middag arriveren we in Jomkoeboen, het eindpunt van de tweede dag. Tijdens een rondgang door het dorp komt een zekere Kambom bij mij met de klacht dat een door hem aan Oetmop verkocht varken nog steeds niet volledig is betaald. Het dorpshoofd wordt aangezegd vanavond met beide partijen in de ‘pasanggrahan’ te komen om het geval te bespreken. Om 21.00 uur zit echter alleen de schuldeiser al geruime tijd te wachten, het dorpshoofd noch de schuldenaar komt opdagen. Tenslotte wordt met behulp van twee agenten het gezelschap toch kompleet gemaakt. Er wordt enige tijd gepraat zonder resultaat, zodat ik een datum (31-1-1958) afspreek waarop de schuld ad 1 ot moet zijn voldaan, waarmee men zegt akkoord te gaan. Men heeft nogal wat op het hart in het dorpje Jomkoeboen, want voordat we de volgende dag kunnen vertrekken verschijnt een verschrikkelijk krijsende vrouw die een dorpsgenote ervan beschuldigt de steen, die zij in haar tuin heeft begraven om een goede oogst te verzekeren, te hebben gestolen.
Terwijl vrouw A. staat te schreeuwen komt een al even hese vrouw B. er bij om haar onschuld te bewijzen met een soortgelijke steen als voorbeeld in haar hand. Deze doodgewoon uitziende ronde kei lijkt mij een oplossing te kunnen bieden voor het probleem en juist wil ik voorstellen dat vrouw B. (die toch niet helemaal onschuldig lijkt), om de gemoederen tot bedaren te brengen, de steen maar aan A. moet geven, als de dames zelf al op die gedachte zijn gekomen. De steen wordt overgegeven en de schreeuwsters druipen af.
Dan komt het dorpshoofd nog vertellen dat Komejap uit Anoemjandit heeft gedreigd hem te zullen doden omdat hij zijn zuster, die aan Komejap ten huwelijk was beloofd, al aan een ander heeft gegeven. Komejap was namelijk niet vlot genoeg met de betaling van de bruidsschat, zo verklaart het dorpshoofd. Ik beloof in Anoemjandit met de teleurgestelde minnaar te zullen praten. Na een paar uur lopen bereiken we Anoemjandit, waar allereerst Komejap op het matje wordt geroepen. Deze zegt al een groot deel van de ‘harta’ te hebben betaald, maar de vrouw heeft hij nog steeds niet gekregen, zodat hij nu de goederen terug wil hebben. Ik ‘adviseert’ hem pijl en boog niet te gebruiken en samen met het dorpshoofd van Jomkoeboen, Warip genaamd, in Koteremko bij mij te komen om de zaak af te handelen. Dan komt men nog met het verhaal dat in een van de hutten een dood kind wordt bewaard. Inderdaad vind ik in de aangewezen paalwoning een soort draagbaar met een bundeltje bladeren ertussen. Enkele bewoners krijgen opdracht een graf te graven en zonder verdere dwang wordt zo de eerstgeborene van een jong echtpaar ter aarde besteld In de loop van de middag komen we aan bij het dorp Kotoremko, ons einddoel.

Voor een uitgebreide beschrijving van het ontstaan, de motieven voor en voorbereidingen van het varkensfeest kan verwezen worden naar de overdruk van de Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van ‘Het Varkensfeest zoals het plaatsvindt in het gebied van de rivieren Kao, Moejoe en Mandobo’ door R. den Haan. Ik wil hier beknopt weergeven welke indrukken ik op het varkensfeest in Kotoremko heb opgedaan. Dit feest kon, gezien de 31 varkens die er mee gemoeid waren, als een grote Atatbon beschouwd worden en vormde de kroon op het werk van dorpshoofd Taroemop, die zich met zijn helpers jarenlang, en vooral de laatste maanden, intensief hierop had voorbereid. Ongetwijfeld heeft hij hiermee groot prestige gewonnen!

Op nieuwjaarsmorgen omstreeks 4.00 uur is het gedaan met de nachtrust wanneer de Awon Kombon – dit zijn degenen die bij de feestgever vlees hebben besteld en met het doodpijlen van de varkens zullen helpen – ketmon dansend het dorp binnenkomen. De ketmon is een dans waarbij men achter elkaar dravend een hoge fluittoon laat horen die veroorzaakt wordt door het opzuigen in plaats van het uitblazen van lucht tussen de lippen. Tegelijk maakt men met pijl en boog een kletterend geluid, doet men alsof men schiet. Plotseling wordt zo’n ‘run’ onderbroken door een gemeenschappelijke schreeuw om na een korte pauze weer dezelfde handeling uit te voeren, op die manier het doel steeds meer naderend. Vanaf 4.30 uur klinkt een eentonig gezang waarin men voornamelijk zinspeelt op het vlot toestromen van veel ots. Het gezang stopt als het begint te dagen en het tijd wordt om de varkens te gaan pijlen.

31 varkens op een rij

31 varkens op een rij

De Awon Kombon verzamelen zich voor het Atatbon (ook: feesthuis), waar ieder op het afroepen van zijn naam een pijl in ontvangst neemt en zich vervolgens opstelt voor de hokken. Deze zijn gemaakt van verticaal in de grond gegraven dikke takken die zo een kleine ruimte vormen waarin het varken zich nauwelijks kan verroeren. Voor dit feest zijn er twee blokken met elk voldoende hokken voor alle beesten opgetrokken. Nu komt de amin bon tibri (magiër of functionaris die zich met waruk, de bovennatuurlijke zaken bezighoudt) in actie. Hij gaat met een van bovennatuurlijke kracht voorziene pijl naar het hok van het amin awon, schiet dit aan en trekt zich dan terug om de anderen de gelegenheid te geven de dieren stuk voor stuk te doden. En dan vindt een ware slachting plaats. Eén goed gericht schot, boven achter de linker voorpoot in het hart, kan dodelijk zijn. Maar dat lukt slechts een enkele keer. De meeste varkens ontvangen onder luid gegil twee of meer pijlen, waarna ze zwaar kreunend en rochelend hun einde gaan liggen afwachten. Dit ‘opwindende’ karwei – na elk schot slaken de omstanders een hoge kreet – duurt tot 9.00 uur, wanneer de hokken opengebroken en de varkens naar buiten gesleept worden. Als de beesten eenmaal onder het afdak van het feesthuis liggen, trekken de feestgever en zijn helpers zich terug. De andere aanwezigen zoeken een plaatsje op de grond rond het feesthuis en er wordt alleen nog fluisterend gesproken. Na enige tijd verschijnt de magiër met zijn helper weer en begint de varkens met een of ander heilzaam middel te bewerken. In de wonden wordt een obat gedaan opdat de dieren maar goed dik mogen zijn; hij wrijft wat over de lichamen en snijdt vervolgens met een bamboemesje van elk slachtoffer een stukje uit de wonden, van de snuit of de oren. Deze stukjes vlees neemt hij met wat haren mee het feesthuis in waar het geheel wordt geroosterd. Om 10.30 uur wordt de stilte eindelijk verbroken.
Van alle kanten komt men aandragen met stukken boomschors, bananenbladeren en sago. De eerste varkens worden aan stukken gesneden en men sprenkelt bloed over de met sago bestrooide boombast. Daarop legt men lappen vlees en dan kan worden begonnen met het bereiden van de hier zo geliefde djok. Dit gebeurt door één helft van de boomschors dicht te klappen over de andere helft en het zo verkregen pakket boven het vuur te hangen tot de inhoud gaar is. Om vier uur in de

De magiër aan het werk

De magiër aan het werk

middag krijgen de buiten het dorp wachtende gasten, die daar al heel de dag hebben gezeten, het sein dat ze verwacht worden. Dit betekent dat nu gedurende ruim anderhalf uur van alle richtingen de mensen komen toestromen. Allereerst de vrouwen met ladingen voedsel en vervolgens de ketmon dansende mannen. Iedereen gaat in de richting van het feesthuis, waar vanaf het dak de feestgever hen verwelkomt, vertelt welk ‘hoog’ bezoek is gekomen en oproept het feest vooral niet in de war te schoppen. Wanneer iedereen binnen is kan de verkoop van het vlees beginnen. Ik krijg een lever cadeau en kan een achterpoot kopen, bij gebrek aan ots voor vijf guldens. De politie koopt een kopstuk waaraan ook de voorpoten zitten voor vier ots. In de loop van de avond begint men op diverse punten van het feestterrein te dansen, terwijl boven talloze vuren het vlees hangt te sudderen. Het dansen gaat vergezeld van het slaan op trommen en het zingen van op den duur vrij eentonige liederen die betrekking hebben op de varkens, de milde feestgever, het Bestuur enz. De hele nacht gaat dit zo door tot het begint te dagen. Dan komt iedereen in de weer voor de voedselbereiding. Water en hout wordt gehaald en waar dit al niet is gebeurd wordt vlees boven het vuur gehangen. In de loop van de dag komen Warip en Komejap weer in verband met de bruidsschatkwestie bij mij. Na lang wikken en wegen gaat Komejap akkoord met een schadevergoeding van twee ots, die ter plekke door Warip worden betaald Op deze tweede dag wordt ook handel gedreven in alle mogelijke artikelen zoals kettingen van varkens- en hondentanden, rollen tabak uit eigen tuin, draagnetten en grasrokjes. Ook de toko barang, o.a. vishaakjes, bijlen en textiel, verwisselt van eigenaar en het zijn vooral de ex-Soronggangers, degenen die voor de oliemaatschappij hebben gewerkt, die deze waren aan de man proberen te brengen. Ik breng een bezoek aan het feesthuis dat tot aan de nok is gevuld met sago en pisang, terwijl als bijzondere attractie aan de palen van het huis in alle richtingen kronkelende slangen zijn opgehangen. Ze zijn mooi gekleurd, vaak een paar meter lang en een arm dik. Het is in het huis een komen en gaan, voedsel wordt ontvangen en even later gaat er weer een partij de deur uit. Dit is wat we op het feest voortdurend zien, het hoofdmotief: gift en tegengift. Ondanks de regen gaat ook de tweede nacht het feest onverminderd door. Bij het schijnsel van fakkels voert men zijn dansen uit die alleen worden onderbroken om zich even te warmen bij het vuur onder het genot van een stuk vlees. En zo loopt het feest teneinde; zodra het begint te dagen maken veel gasten zich al gereed voor vertrek.
Ook voor ons wordt het tijd de terugweg te aanvaarden en na de feestgever een pluim te hebben gegeven voor de organisatie laten we Koteremko achter ons met een ‘voldaan’ gevoel. We steken de kali Kao over ter hoogte van Woropko. Het overzetten gebeurt hier met een tweelingprauw en gaat zo iets sneller dan op de heenweg. Het valt op dat de bevolking hier nog altijd bezig is om de Kamkaweg, die vanaf Mindiptana tot hier loopt, verder door te trekken. Bij de zaagstelling ligt een voorraad hout gereed voor transport naar Mindiptana. Men wacht nog steeds op de komst van het bestuur, dat wil zeggen op de opening van de Districtspost Woropko; de terreinen voor de op te zetten gebouwen liggen al lang gereed. Wat me ook opvalt is dat de regenmeter steeds voller wordend staat te wachten tot de onderwijzer terug komt van vakantie om hem af te tappen, terwijl zoiets toch gewoonlijk dagelijks moet gebeuren. De volgende dag zijn we weer terug in Mindiptana.

Binnenkomst trommelende gasten

Binnenkomst trommelende gasten

Ik breng verslag uit aan Kessler over het varkensfeest en andere zaken waarop moest worden gelet. Over de moord te Awemko wist men ons in Koteremko weinig te vertellen. De daders en eventuele getuigen lieten zich wijselijk niet zien op het feest. Van de mensen die uit de buurt van de bewuste dorpen kwamen hoorden we dat de bewoners ervan zich in het bos schuilhouden. Verder was het mij opgevallen dat er in de dorpen die op de heenen terugreis werden aangedaan zo weinig vuiligheid en afval te bespeuren was. Alleen de huizenbouw verdient de nodige aandacht; de meeste huizen en bijgebouwen moeten dringend een of andere reparatie ondergaan, oude onbewoonde krotten moeten worden opgeruimd. Zo zag ik in Tominap als herinnering aan een vroeger varkensfeest de omgevallen en half verrotte resten van enige verblijven, wat in het bos niet zo erg is maar in het dorp een slordige indruk maakt. Ook op de posthuizen is wel wat aan te merken; in Koteremko moest tijdens ons verblijf het dak nog worden bijgewerkt en in Kanggewot liep men kans door de vloer te zakken of met deur en al naar buiten te vallen. Gezien de veel voorkomende verwaarloosde wonden, zou het misschien raadzaam zijn om naast de framboesia- en lepratournees die de Gouvernementsarts maakt, een ziekenverpleger (of oppasser) regelmatig de dorpen te laten bezoeken om deze wonden te behandelen en de nodige voorlichting over hygiëne te geven. Het plan om binnenkort met de politiepatrouille die te Woropko in bivak gaat een ‘mantri’ DVG mee te sturen is al een stap in deze richting. Ik heb ook kennis gemaakt met de veel besproken Kamkaweg. Hoewel het geen pretje is om deze weg onder de brandende zon lopend te moeten afleggen, lijkt het onjuist om de inspanningen die de bevolking zich bij de aanleg ervan heeft getroost, zomaar ongedaan te maken door de weg af te keuren voor autoverkeer. Door het afgraven van enkele te steile hellingen en het verbeteren van enkele vrij scherpe bochten, alles bij elkaar ongeveer 10 te verbeteren punten, zal autotransport zeker mogelijk zijn.

Feestelijk uitgedoste gasten

Feestelijk uitgedoste gasten

Begin januari komt Hermans in Mindiptana langs. Na een kort verlof in Merauke loopt hij terug naar zijn post in de Sibilvallei. Dit is een afstand van 150 km over steeds zwaarder wordend terrein die je te voet in gemiddeld 12 dagen aflegt. Omdat ik via de radio steeds betrokken ben bij de droppings in de Sibil, is het plezierig om elkaar ook eens in levende lijve te ontmoeten.Bovendien heeft de resident me gezegd dat ik na een periode in Mindiptana waarschijnlijk word overgeplaatst naar Sibil. Nu kan ik dus al de nodige informatie van Hermans krijgen. Hij blijkt een gezellige Limburger die prachtig over zijn ervaringen kan vertellen. Het lijkt me een heel avontuur om een poosje met hem te werken in dit vrijwel onbestuurde gebied, dat grotendeels wit is op de kaart.
In Mindiptana heb ik voorlopig nog genoeg werk. Voor de aanleg van het vliegveldje is het ene moment wel, en het andere geen geld. Ons kantoor bemiddelt ook bij de werving van koelies/arbeiders voor de oliemaatschappij, dat wil zeggen dat we toezien op een ordelijk verloop en dat iedereen behoorlijk wordt gekeurd. Ook de rechtbank houdt regelmatig zittingsdagen, waarop zaken voorkomen uiteenlopend van diefstal, schaderegelingen, tot verkrachting en moord, al dan niet gepaard gaand met het oppeuzelen van de slachtoffers. Met de komst van Kessler is er geen definitief einde gekomen aan de tweedracht die onder Van E. was ontstaan binnen de kleine gemeenschap, ondanks zijn positieve en zo objectief mogelijk benadering van de verschillende dwarsliggers. Dat de elektriciteit regelmatig uitvalt is duidelijk het gevolg van opzettelijke nalatigheid van Vitalis. Die speelt de beledigde onschuld als hij daarop wordt aangesproken. Nog bonter maken het de vrouwen van de dokter en de politiecommandant door bij Kessler te komen klagen dat Sneep de schuldige is. De dokter doet daar nog een schepje bovenop en zo heb je eenvoudig de poppen weer aan het dansen. Ondanks de goede bedoelingen van Kessler ontploft hij af en toe bijna van woede over zoveel intriges.

Mijn uit Hollandia meegebrachte poesje krijgt last van een soort stuiptrekkingen en na enige dagen is dat niet meer om aan te zien. Malaria (kan een poes dat hebben?) is het niet, want toegediende kininepilletjes halen niets uit. In het ziekenhuis kunnen ze ook niets vinden, dus raden de zusters (nonnen) me aan haar maar te verdrinken Een spuitje geven doen ze niet. Omdat ik daar toch moeite mee heb, belasten zij zich hiermee. Als ik na enige tijd kom informeren vertelt Zr. Bertilla me dat de poes in de kattenhemel is. Ze is mee naar de rivier gegaan om er persoonlijk op toe te zien dat alles goed verliep!
Het klimaat in Mindiptana is heel drukkend en vermoeiend en maakt je enorm dorstig. De bieromzet van de Chinese tokohouder is dan ook navenant. Ik trek veel met het echtpaar Kessler op. Zij hebben met hun meegebrachte inboedel hun huis heel gezellig ingericht. Heel wat anders dan ons vrijgezellenhuis. Na alle ellende en ergernis, veroorzaakt door het optreden van een paar families, is het een verademing te ontdekken dat er ook nog normale mensen zijn. Toch vind ik het niet echt spijtig wanneer ik uit Merauke de opdracht krijg om naar de Sibilvallei te vertrekken. Na m’n bescheiden bezittingen te hebben gepakt kan ik eind april op weg naar m’n nieuwe standplaats.