Slum growth: IHC wants more detailed report on katchi abadis

Tribune.com – Islamabad – The capital has been witness to rampant growth and expansion of slums in the recent past. Dissatisfied with a report submitted by the Capital Development Authority (CDA) on the illegal growth of katchi abadis in the city, the Islamabad High Court (IHC) directed the CDA administration member to submit a detailed report on February 7.

On January 28, Justice Shaukat Aziz Siddiqui had summoned the interior secretary and the CDA Administration Member Amir Ali Ahmed, seeking details on the mushroom growth of slums. Ahmed appeared before the court hearing on Thursday and submitted a report.

However, the court was not was satisfied with it and asked him to submit a more comprehensive report in the next hearing. The court observed the manner in which katchi abadis emerge in the city and people manage to live there illegally.

Read more: http://tribune.com.pk/slum-growth




Uit de schaduw ~ Jongeren en drugs in Amsterdam Zuidoost ~ Inhoudsopgave

AmsterdamDit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit van Amsterdam, in opdracht van de Sector Maatschappelijke Ontwikkeling van stadsdeel Zuidoost, gemeente Amsterdam. Rozenberg Publishers 2011. ISBN 978 90 3610 253 7

Inhoudsopgave
1. Intro: dynamiek in een multi-etnisch stadsdeel
2. Jong in Zuidoost
3. Vrije tijd en uitgaan
4. Alcohol, hasj en wiet
5. Harddrugs
6. Blik vooruit
Bijlage 1 Topiclijst sleutelpersonen Zuidoost & Bijlage 2 Focusgroep




Uit de schaduw ~ Intro: dynamiek in een multi-etnisch stadsdeel

BijlmerHet Amsterdamse stadsdeel Zuidoost is volop in beweging. De aanleg van wat in de volksmond nog steeds ‘de Bijlmer’ heet, dateert inmiddels alweer van een halve eeuw geleden. Een bouwkundig hoogstandje moest het volgens de plannenmakers worden, waarin wonen, werken, verkeer en recreatie grotendeels ruimtelijk van elkaar gescheiden zouden zijn. Ook letterlijk werd hoog gebouwd: de overbekende flats in honingraatvorm. Maar begin jaren zeventig, bij de oplevering van de laatste flats, was de ‘utopische’ visie van een doorstroomwijk voor louter ‘witte’ gezinnen reeds achterhaald. Ook de middenklasse en hogere inkomensgroepen bleken gecharmeerd te zijn van de met veel groen omzoomde ‘buitenwijk’, terwijl de oorspronkelijk beoogde doelgroep nieuwe groeikernen in Purmerend en Almere ontdekte.

Zuid-oost wordt ook wel als een urban village getypeerd; een ‘dorp in de stad’.[i] Zuidoost kenmerkte zich al in een vroeg stadium door een grote culturele verscheidenheid, met daaraan gepaard soms heel specifieke problemen. Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 vestigden veel Surinaamse gezinnen zich hier. In de decennia erna leidde de komst van nieuwe migrantengroepen (Dominicanen, Ghanezen, Nigerianen etc.) tot een versnelde doorstroom van de autochtone en allochtone middenklasse naar andere stadsdelen en naar buiten Amsterdam.

Bevolking
Qua aantal inwoners is Zuidoost bepaald geen dorp. Volgens de meest recente cijfers van de Dienst Onderzoek en Statistiek heeft het stadsdeel ruim 80.000 inwoners.[ii] Terwijl in de hele stad Amsterdam één op de tien huishoudens bestaat uit eenoudergezinnen, is dit het dubbele in Zuid-oost (respectievelijk 9% en 18%). Andersom bezien woont één op de acht Amsterdammers in een eenoudergezin, tegenover twee keer zoveel in Zuidoost (respectievelijk 13% en 24%).[iii]

Bij elkaar opgeteld herbergt het stadsdeel ongeveer honderd nationaliteiten. De enorme culturele diversiteit komt ondermeer tot uitdrukking in de vele ‘migrantenkerken’. Het stadsdeel kent het hoogste percentage ‘allochtonen’, dat wil zeggen: inwoners van wie één of beide ouders in het buitenland geboren zijn. Als een in Nederland geboren kind van Surinaamse ouders (de tweede generatie) op zijn/haar beurt zelf in Nederland kinderen krijgt (de derde generatie) dan tellen die kinderen als autochtoon, ook al voelt zo’n kind zichzelf Surinaams.

Terwijl de helft van alle Amsterdammers gerekend wordt tot de autochtonen (personen waarvan beide ouders in Nederland geboren zijn), geldt dit voor niet veel meer dan een kwart van de inwoners van Zuidoost (27%). De groep Surinamers is daar zelfs groter (33%). Er wonen ook relatief veel Afrikaners.[iv] Van alle Amsterdamse Surinamers woont 39% in Zuid-oost.

Etniciteit bevolking Zuidoost en hele stad

Etniciteit bevolking Zuidoost en hele stad

Voor de Amsterdamse Antillianen is dat eveneens 39%.
Voor de Amsterdamse Marokkanen en Turken is het elk 2%.
Voor de overige Amsterdamse niet‐westerse allochtonen 24%.
En voor de Amsterdamse autochtonen 6%.

Jongeren en jongvolwassenen

Leeftijdsopbouw bevolking Zuidoost en hele stad

Leeftijdsopbouw bevolking Zuidoost en hele stad

In vergelijking met de rest van de stad wonen in Zuidoost relatief veel kinderen en jongeren, een gelijk percentage jonge twintigers (20‐24 jaar) en een kleiner aandeel oudere twintigers. Rond een kwart van de bevolking in Zuidoost is tussen de 12 en 30 jaar: zo’n 6.200 in de leeftijd 12‐17 jaar, 8.600 in de leeftijd 18‐24 jaar en 7.500 in de leeftijd 25‐30 jaar.[iv] Deze jongeren en jongvolwassenen brengen veel tijd door in het stadsdeel, maar bewegen zich ook veelvuldig in andere delen van Amsterdam (school en werk, vrijetijdsbesteding, zorginstellingen, etc.).

Oude drugsproblemen: een veelzijdige aanpak
In de jaren tachtig en negentig ging Zuidoost gebukt onder een hardnekkige en deels ook duidelijk zichtbare drugsproblematiek.[v] Plekken als Gliphoeve, winkelcentrum Ganzenhoef en Kraaiennest waren jarenlang het domein van junks, dealers en daklozen, die tot ergernis van buurtbewoners het straatbeeld domineerden. Politieteams en hulpverleners probeerden in de hoogtijdagen van de heroïne-epidemie (en op den duur steeds vaker ook cocaïne en crack) met uiterste krachtinspanningen de drugshandel en openbaar gebruik tot een beheersbaar niveau te beperken.

Om schoon schip te maken werd een deel van de verloederde en problematische hoogbouw in de loop van de jaren negentig gesloopt. Anders dan het stereotiepe beeld van buitenstaanders over Zuidoost wil, is het stadsdeel zeer gevarieerd qua bebouwing. Naast de nog resterende overbekende oudere hoogbouwflats en de daarmee geassocieerd problemen van drugs en overlast, is er laagbouw en veel nieuwbouw. Het fors gerenoveerde Bijlmerstation, met het nabijgelegen winkelcentrum en de nieuwe culturele ontmoetingsplaatsen aan de andere kant van de metrolijn, vormt tegenwoordig het kloppend hart van de wijk. In het weekend trekken duizenden bezoekers naar de Arena, het grote bioscoopcomplex of de Heineken Music Hall.

AmsterdamTegelijk met de wederopbouw van het stadsdeel is ook het drugsbeleid in Zuidoost in de afgelopen jaren door goede samenwerking en een combinatie van repressie en zorg voortvarend aangepakt. Het merendeel van de verslaafden aan heroïne en/of crack/basecoke is in beeld en zit in een zorgtraject. Voor hen zijn voorzieningen gebouwd, activiteiten ontwikkeld en wordt medische zorg aangeboden (waaronder methadon en medische heroïneverstrekking). De groep wordt steeds ouder en bestaat vooral uit veertigers en vijftigers. De groep dunt ook uit en is, mede dankzij allerlei woonprojecten, maar ook door detentie, steeds minder zichtbaar aanwezig op straat.

Jonge drugsgebruikers: een onderzoek
Jonge drugsgebruikers melden zich mondjesmaat bij de instellingen. Eén van de verklaringen hiervoor is dat zij andersoortige drugs gebruiken (geen heroïne of crack) en zich daarom beter kunnen redden. Een tweede verklaring die we horen, is dat deze groep nog kan rekenen op de hulp van ouders en hun bredere sociale netwerk. Maar de verwachting is dat de ‘goodwill’ vanuit de omgeving en ook de fysieke toestand zal verminderen naarmate de groep ouder wordt en langer drugs gebruikt, waardoor hulp van buitenaf noodzakelijk wordt. Een derde factor is dat de huidige voorzieningen sterk gericht zijn op de oudere groep gebruikers en daardoor niet geschikt zouden zijn voor jongeren en jongvolwassenen.
Drugshandel en -gebruik spelen nog steeds een rol in Zuidoost. Naast het aanpakken van de handel en de verslaafden die nu in beeld zijn, wil het stadsdeel op basis van wetenschappelijk onderzoek concrete stappen gaan zetten richting de zorg voor gebruikers in Zuid-oost die nog niet op straat leven en of in de verslavingszorg terecht zijn gekomen.

Doel en vraagstelling
Het doel van dit onderzoek is om informatie te verzamelen over trends op het gebied van het gebruik van verdovende middelen door jongeren en jongvolwassenen (12‐30 jaar) in stadsdeel Zuidoost. De onderzoeksvraag is tweeledig.

(1) Wat gebruikt de doelgroep, waar, hoe vaak, met wie en hoeveel?
(2) In hoeverre zal het drugsgebruik zich verder ontwikkelen tot een problematische verslaving?

Met het beantwoorden van deze onderzoeksvragen willen we een beeld schetsen van ‘hoe de boel in elkaar steekt’. Tevens moet dit aanknopingspunten bieden voor drie beleidsdoelstellingen.

(1) Passend aanbod bieden op het gebied van preventieve maatregelen aan jongeren.
(2) Tijdig kunnen ingrijpen op crimineel en/of overlastgevend gedrag.
(3) Zo nodig aanpassen van huidige zorgstructuren voor verslaafden in het stadsdeel.

Onderzoeksaanpak
Het drugsgebruik van jongeren en jongvolwassenen uit Zuidoost manifesteert zich zowel binnen het stadsdeel als in andere delen van Amsterdam (bijvoorbeeld coffeeshops, tijdens het uitgaan). Om inzicht te krijgen in het drugsgebruik in al zijn volledigheid beperkt het onderzoek zich dus niet tot het stadsdeel zelf. Tegelijkertijd zou gesteld kunnen worden dat voor het (drugs)beleid van het stadsdeel vooral of uitsluitend drugsgebruik en drugshandel binnen het stadsdeel relevant zijn. Omdat we voor een wijkgerichte onderzoeksaanpak kiezen, is onze focus primair Zuidoost. Dit laat onverlet dat ook wijkoverschrijdende drugshandel en drugsgebruik, evenals het uitgaansgedrag bij jongeren en jongvolwassen, aandacht verdienen.
Het onderzoek dat we hebben gedaan, is vooral kwalitatief van aard en vond plaats in de winterperiode december 2010 ‐ februari 2011. De verkregen kwalitatieve informatie is, voor zover beschikbaar en zinvol, aangevuld met kwantitatieve gegevens. Aan het eind van het onderzoekstraject zijn de onderzoeksbevindingen voorgelegd en besproken met een kerngroep van professionals, teneinde tot een zo goed mogelijke advisering te komen.

Etnografische verkenning
De eerste fase behelsde een etnografische verkenning. De belangrijkste gebieden en plekken binnen Zuidoost, waar drugs worden gebruikt en/of verhandeld door de doelgroep, zijn in kaart gebracht. Dit gebeurde op basis van gesprekken met personen die goed op de hoogte zijn van deze thematiek en als het ware met een helikopterblik de ins en outs, zoveel mogelijk van binnenuit, van het stadsdeel en van wijken bezien en een goed overzicht hebben. Enerzijds betreft het professionals, anderzijds en meer op informeel niveau zijn het jongeren en jongvolwassenen afkomstig uit de voor het onderzoek relevante doelgroep.

Interviews met sleutelpersonen
In de tweede fase zijn sleutelpersonen geïnterviewd over drugshandel en drugsgebruik door de doelgroep in Zuidoost. Deze sleutelpersonen hebben beroepshalve of anderszins (de nieuwsgierige Aagjes met een scherpe blik voor een bepaalde wijk of ‘scene’) echt goed zicht op wat er gebeurt. Zij zijn geselecteerd op grond van hun kennis ten aanzien van de thematiek. Sommigen zijn door het stadsdeel aangedragen en anderen door ons zelf benaderd tijdens het veldwerk. Parallel aan de eerste fase van de etnografische verdieping zijn de sleutelpersonen geïnterviewd over drugshandel en drugsgebruik door de doelgroep in Zuidoost. De zeven sleutelpersonen zijn: een ambulant jongerenwerker (Spirit), drie zorgcoördinatoren (politie, middelbare school en ROC), een buurtregisseur (bureau Ganzenhoef), een veldwerker (Streetcornerwork) en ten slotte een projectleider jeugd in de Ganzenhoef.
Het interview werd op de werkplek afgenomen en besloeg ongeveer anderhalf uur per sleutelpersoon. Centraal stond de vraag in hoeverre het drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen in Zuidoost zich mogelijk in de nabije toekomst verder zal gaan ontwikkelen tot problematisch gebruik c.q. verslaving. Met behulp van een topiclijst (zie Bijlage 1) werd allereerst samen met de sleutelpersoon het werkveld afgebakend om vervolgens een heldere profielschets te krijgen van maximaal drie voor deze thematiek relevante groepen jongeren/jongvolwassen (12‐30 jaar) in Zuidoost. Per groep werd gevraagd om aan de hand van steekwoorden een kernprofiel te geven wat betreft groepsgrootte, samenstelling, opleiding en inkomen, mobiliteit (binnen en buiten het stadsdeel) en eventuele participatie in de hosselcultuur, zoals ‘klusjes’ en dealen.
Vervolgens werd ingezoomd op de vrijetijdsbesteding (waar, met wie, rolmodellen en eventuele nieuwe rages). Het derde onderdeel ging dieper in op de beleving en betekenisgeving van middelengebruik; verkrijgbaarheid van drugs en dealpraktijken; perceptie van drugs (gebruiksmotieven, beleefde effecten); activiteiten met betrekking tot drugs (vanuit plezier of probleem); en beeldvorming over en status van drugs.
Aansluitend werd gevraagd naar aan drugs gerelateerde overlast of geweld en naar eventueel hiermee samenhangende gezinsproblematiek. Ten slotte werd met de sleutelpersonen gesproken over signalen van of duidelijke trends in (recreatief) drugsgebruik, handel en/of overlast en op het terrein van drugsvoorlichting, en hun inschatting van een eventuele toekomstige problematiek.
Overigens kon niet elk onderdeel door alle sleutelpersonen even goed worden beantwoord. De buurtregisseur heeft bijvoorbeeld vooral zicht op groepjes jongeren tot 18 jaar. Gezien hun leeftijd wisten de sleutelpersonen (op één na boven de veertig) vrij weinig inhoudelijks van de vrijetijdsbesteding en het uitgaansgedrag van de groepen.

Etnografische verdieping
In de derde fase (die deels parallel liep met de interviews met sleutelpersonen) is het accent meer komen te liggen op onderzoek binnen de doelgroep zelf. Hierbij werden we ondersteund door enkele jonge mensen uit Zuidoost (‘veldassistenten’), namelijk: iemand die de dealerswereld van binnenuit kent, een uitgaander die goed zicht heeft op waar en hoe jongeren en jongvolwassenen uit Zuidoost uitgaan en een jonge vrouw die veel vrijetijdsactiviteiten met en voor jongeren in Zuidoost organiseert. Twee methoden stonden centraal in de etnografische verdieping: participerende observaties en informele gesprekken. Participerende observatie kenmerkt zich door de persoonlijke aanwezigheid van de onderzoeker/veldassistent in het authentieke en bekende eigen leefveld, waarbij de nadruk ligt op de directe waarneming en – in meer of mindere mate – deelname aan sociale activiteiten in natuurlijke situaties. De veldassistenten brachten regelmatig verslag uit van hun waarnemingen en werden door de onderzoekers aangestuurd om gericht de informatie over bijvoorbeeld specifieke locaties of groepen te verdiepen. De informele gesprekken vonden vaak plaats in het kader van de participerende observatie. Doorlopend en veelal spontaan werden informele gesprekken gevoerd met onder andere buurtjongeren, jongerenwerkers, portiers, uitgaanders, kickboksers, ‘boefjes‘ en drugsdealers. Deze gesprekken droegen bij aan het verduidelijken van het geobserveerde gedrag of verschaften informatie over een specifieke gebeurtenis of problematiek. Een beperking van het veldonderzoek was dat dit midden in de winter plaatsvond. Zuid‐oost bloeit en broeit in het voorjaar en vooral de zomer, als het leven zich in geuren en kleuren op straat manifesteert.

Noten
i. Roosendaal (2004).
ii. De cijfers zijn wat vertekend. Ze gaan alleen over de officiële inwoners, illegalen worden daar niet in meegeteld.
iii. O+S (2010)
iv. O+S (2010)
v. Kersloot & Musterd (1988); Sansone (1992).

LITERATUUR
Benschop, A., Nabben, T. & Korf, D.J. (2009) Antenne 2008. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Bossong, M.G. & Niesink, R.J.M. (2010) Adolescent brain maturation, the endogenous cannaboid system and the neurobiology of cannabis‐induced schizophrenia. Progress in Neurobiology, 92: 370‐385.
Degenhardt, L., Hall, W. & Lynskey, M. (2003). Exploring the association between cannabis use and depression. Addiction, 98:1493‐1504
GGD Amsterdam (2006) Seksueel gedrag in een subcultuur van tieners in Amsterdam Zuidoost. Rapportage van een quick scan 2006. GGD Amsterdam.
Hall, W. (2009). The adverse health effect of cannabis use: What are they, and what are their implications for policy? International Journal of Drug Policy, 20:458‐466
Jansen, A. (1989) Cannabis in Amsterdam. Amsterdam: Coutinho.
Kersloot, J. M. & Musterd, S. (1988) Leefbaarheid en drugs in Amsterdam (2). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie (UvA).
Korf, D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf, D.J., Benschop, A. & Rots, G. (2005) Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop‐outs. Tijdschrift voor Criminologie, 47(3):239‐254.
Korf, D.J. & Liebregts, N. (2010) Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Vliet, E. van, Knotter, J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Wouters, M., Nabben, T. & Ginkel, P. van (2005). Cannabis zonder coffeeshop; Niet‐gedoogde cannabisverkoop in tien Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Makdoembaks, N. (2009) Slavinnen van God. Kinderhandel in Nederland. Amsterdam: Atlas.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2006) Antenne 2005. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. & Korf, D.J. (1999) Cocaine and crack in Amsterdam: diverging subcultures. Journal of Drug Issues, 29(3):627‐652.
Nabben, T. , Korf, D. & Lamur, S. (1993) Met of zonder. Seks en aids in de wereld van niet‐schoolgaande jongeren. Amsterdam: De Milliano.
NDM (2010) Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos‐instituut.
Musto, D.F. (1987) The American disease. New York: Oxford University Press.
O+S (2010) Amsterdam in cijfers 2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek.
Poel, A. van der, Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & Laar. M. van(2010) Feestmeter 2008‐2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos‐instituut/Bonger Instituut voor Criminologie.
Veen, N.D., Selten, J.P., Tweel, I. van der, Feller, W.G., Hoek, H.W. & Kahn, R.S. (2004). Cannabis use and age at onset of schizophrenia. American Journal of Psychiatry, 161(3):501‐506.
Roorda, W & Terpstra, J. (2010) Wat beweegt de jeugd? Participatie van jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam Zuid-oost. Amsterdam: DSP Groep.
Roosendaal, A. (2004) Nike, Reebok, Armani; alles draait om duku. Amsterdam: UvA (doctoraalscriptie Stadssociologie)
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981‐1990. Amsterdam: Het Spinhuis.
Simons, J.S., Gaher, R.M., Correia, C.J., Hansen, C.L. & Christopoher, M.S. (2005) An affective motivational model of marijuana and alcohol problems among college students. Psycho‐logy of Addictive Behaviors, 10(3):326‐334.
Smit, F., Bolier, L. & Cuijpers, P. (2004). Cannabis use and the risk of later schizophrenia: a re‐view. Addiction, 99:425‐430
Waalring, R.N. (2009) Veerkracht in Flora. Een onderzoek naar pro‐sociaal gedrag van kwetsbare kinderen uit een Surinaamse volkswijk. Universiteit Utrecht (proefschrift).
Witton, J. (2008). Cannabis use and physical and mental health. In: Rödner Sznitman, S. Olsson, B. & Room, R. (Eds.) A cannabis reader: global issues and local experiences. EMCDDA Monographs, 8 (II). Lisbon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, pp.115‐140.
Zeijl, E. (red.), Beker, M., Breedveld, K., Broek, A. van den, Haan, J. de, Herweijer, L., Huysmans, F. & Wittebrood, K. (2003) Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.




Uit de schaduw ~ Jong in Zuidoost

vernieuwingbijlmermeerDe ‘Bijlmerjeugd’ haalt met enige regelmaat het nieuws met thema’s als seks, drugs en geweld. Op welke schaal dergelijke problemen voorkomen, blijft vaak gissen. Maar gedegen wetenschappelijk onderzoek laat nogal eens een ander beeld zien van aard en omvang dan in de media of het publieke debat wordt gesuggereerd. Zo werd in een uitgebreid onderzoek naar verborgen prostitutie in Amsterdam onder andere melding gemaakt van seks tegen betaling door jongeren tussen 15 en 20 jaar in Zuidoost. De onderzoekers schreven dat het om een “bepaald geen wijd en zijd verspreid verschijnsel” ging.[vi] Maar toen het onderzoek naar buiten kwam, spraken sommige hulpverleners en politici alras van een groot en ernstig probleem, met zelfs ‘hele jonge meisjes’ die in Zuid-oost in de prostitutie zouden zitten. Anderen ‘verrijkten’ de beeldvorming over jongeren in Zuid-oost met termen als ‘breezersletjes’ en ‘tienerprostitutie via kerkgenootschappen’.[vii]

De laatste jaren baart vooral de geweldsspiraal van schietpartijen politie en bestuurders grote zorgen. Er zijn tientallen schietincidenten geweest tussen (mogelijk) rivaliserende groepen of personen, waarvan een handvol met dodelijke afloop.[viii] Naast reguliere inspanningen van het stadsdeel, politie en Openbaar Ministerie (o.a. rechercheonderzoeken, wijkgericht werken en de aanpak van jeugd en drugsoverlast) om criminaliteit en overlast tegen te gaan, worden onder andere grootschalige fouilleeracties gehouden om deze tendens te keren.

Opvallend genoeg staat tegenover alle commotie over drugs, onzedelijk gedrag en aanhoudende schietpartijen in Zuidoost, dat het stadsdeel in de doorlopende veiligheidsindex van de gemeente Amsterdam na elke meting in de periode januari 2005 ‐ april 2010 als ‘relatief veilig’ beoordeeld.[ix]

Symbolen van ontaarde jeugd
In diverse onderzoeken worden hangjongeren en straatgroepen een veel voorkomend en zichtbaar verschijnsel in buurten van Zuidoost genoemd.[x] Politiemensen, buurtwerkers, huismeesters, jongerenwerkers, buurtbewoners, onderzoekers en bestuurders ventileren, aangespoord door de media interesse, met enige regelmaat hun mening na een nieuw incident of ‘schokkende’ rapportage. Iedereen zoekt naar verklaringen en achterliggende oorzaken van de geweldsgolf, criminele jongeren, tienerseks, drugsgebruik, drugshandel et cetera. Bij dergelijke analyses komen telkens (nieuwe) problematische groepen bovendrijven die symbool zouden staan voor de beroerde sociaaleconomische omstandigheden en de verloedering in de buurt. Sommige groepen zijn in de ogen van buitenstaanders de ultieme representant van de ontaarde jeugd die er rauwe straatmores op nahoudt.

Sterk tot de verbeelding spreken bijvoorbeeld de Hopiboys, die resideren in en rond de Hoptille flat. Deze buurt met tien flats scoorde rond 2006 hoog in de politiestatistieken qua overlast. De groep zou een geduchte criminele reputatie hebben in de buurt en sterk gelieerd zijn aan de Greengang (rapmuzieklabel Bijlmer) in dezelfde H-buurt. Ze leven in onmin met de rivaliserende Bloods, een straatalliantie van jongeren uit arme eenoudergezinnen met een uitzichtloos toekomstperspectief. In sommige buurten zou het wemelen van de Bloodtags.
Behalve deze groepen circuleren er – soms van elkaar verschillende – lijsten in het stadsdeel met jongeren/jongvolwassen die de politie op de korrel heeft. Er is bijvoorbeeld een top 50 uit 2008, met uitsluitend jonge mannen (18‐24 jaar) die naar verluidt veel overlast veroorzaken in Zuidoost. De meerderheid zou softdrugs en/of alcohol gebruiken. Een deel hiervan zou zwakbegaafd zijn.
In een andere lijst, uit 2010, maakt de politie gewag van een groep van 40 criminele Antilliaanse en Surinaamse jongeren die rond het Holendrechtplein actief zijn. Het beeld dat de politie van de groep geschetst, is dat bijna al deze jongeren uit een probleemgezin komen en/of in hun jeugd mishandeld en verwaarloosd zijn. Ze kampen vaak met psychische problemen en psychiatrische stoornissen. Sommigen zijn zwakbegaafd. De politie houdt de groep verantwoordelijk voor een groot aantal diefstallen, straatroven en mishandelingen. Een vaste dagbesteding of baan ontbreekt, het schoolverzuim is hoog en er worden veel softdrugs gebruikt en verhandeld. De groep zou grote moeite hebben met het openbaar gezag en staat volgens de politie onder het gezag van een leider. De liefde voor ‘merken’ is groot en de geambieerde luxe levensstijl kan gemakkelijk met drugshandel worden gefinancierd. Onduidelijk is echter in hoeverre het bij deze lijsten om dezelfde jongeren gaat, of dat er misschien wel binnen een paar jaar tijd flink wat doorstroming is en bijvoorbeeld jongeren van de lijst van 2008 zich intussen van criminaliteit en drugsgebruik hebben afgekeerd.

Jongerengroepen en straatculturen
In Rapportage Jeugd 2002 stellen de onderzoekers dat de ideeën over de relatie tussen vrijetijdsbesteding van jongeren en hun ontwikkelingsstaat vooral gestoeld zijn op de beeldvorming en weinig op empirisch bewijs.[xi] De vrijetijdsbesteding van jongeren kunnen volwassenen algauw problematiseren. Aangezien interculturele achterstandsproblemen in Zuid-oost vaak voor het voetlicht worden gebracht, zouden we haast vergeten dat het stadsdeel ook bruist van allerlei sociaal-culturele activiteiten. De buurt herbergt uiteenlopende jongerenculturen met verschillende leefstijlen, van r&b tot reggae en van house tot hippe hiphop.
Dit roept de vraag op in hoeverre drugsgebruik en drugshandel onder jongeren en jongvolwassenen in Zuidoost daadwerkelijk samenhangen met hun sociaaleconomische en interculturele achtergronden. Kunnen deze achtergronden drugsgebruik en -handel verklaren? En vervolgens: hoe zorgwekkend zijn het huidige gebruik en de betrokkenheid bij de drugshandel binnen groepen jongeren en jongvolwassenen? Hoe aannemelijk is het dat problematisch gebruik zich in de nabije toekomst zal gaan verspreiden over (andere) kwetsbare groepen?
Bij het zoeken naar antwoorden op deze vragen kunnen de interviews met de sleutelpersonen een eerste indicatie geven. Daarnaast hebben we zelf onze ogen en oren goed de kost gegeven, op diverse locaties geobserveerd en informele gesprekken gevoerd met personen die dicht bij de cultuur van jongeren en jongvolwassen staan. Soms behoren zij zelf tot de doelgroep, andere keren zijn ze in Zuid-oost actief als jongerenwerker, activiteitenbegeleider, portier of weten ze ‘gewoonweg’ veel van het uitgaansmilieu of van straatgroepen.

Inventarisatie
De groepen waar sleutelpersonen zicht op hebben, kunnen snel van samenstelling veranderen. De periodieke groei en krimp verlopen in golfbewegingen als gevolg van demografische veranderingen, politieel ingrijpen en successen van zorgtrajecten. Daarom moet het schema op de volgende pagina vooral als een momentopname worden gezien.

Profiel van ‘problematische’ groepen (november 2010)

Profiel van ‘problematische’ groepen (november 2010)

De groepen in het schema zijn soms naar een buurt genoemd, maar het kunnen ook leerlingen van een bepaalde school zijn, die verspreid over buurten in Zuid-oost wonen. Naast de in het schema door sleutelfiguren expliciet naar een buurt benoemde groepen (Rosa Luxemburg en Holendrecht) spreken sleutelpersonen over de Hopiboys, Greengang, Strandje boys (Strandvliet), Kloekhorstgroep en Venserpoldergroep. Overigens kunnen de groepen in het schema enige overlap vertonen. Een jongerenwerker kan contacten met leden van de Holendrechtgroep onderhouden, die ook door de politie en de hulpverlening worden gevolgd. En het ROC Op Maat heeft leerlingen die in de vrije tijd ook in straatgroepen rondhangen.
Over het algemeen variëren de groepen in grootte tussen de 10 en 50 jongeren, waarbij overigens sprake kan zijn van subgroepen. Bij de scholen zijn de aantallen groter, maar hier gaat het om het betreffende aantal leerlingen waar de sleutelpersoon zicht op heeft en niet om een groep die een sociaal geheel vormt.
Bij de straatgroepen (inclusief hinderlijk, overlastgevend en crimineel) gaat het vrijwel uitsluitend om jongens. Vaak bestaan deze groepen uit een mix van Surinaamse en Antilliaanse jongens, soms aangevuld met jonge Afrikanen (Ghanezen en Nigerianen), Pakistanen of Dominicanen.

Hinderlijke, overlastgevende en criminele groepen
Sinds het midden van de jaren nul werken verschillende instanties in Zuid-oost samen in een integrale aanpak.[xii] Voor de afbakening van groepen jongeren en jongvolwassenen maken verschillende sleutelpersonen gebruik van de ‘methode Ferwerda’, die overal in het land wordt toegepast. Hierbij wordt een driedeling gemaakt:
(1) hinderlijke groepen,
(2) overlastgevende groepen en
(3) criminele groepen.[xiii]

Met name de geïnterviewde zorg- en jeugdcoördinatoren en buurtregisseurs hanteren deze driedeling. Hoewel er overleg is tussen de partijen en de groepen aan de hand van deze driedeling worden benoemd, wijken sleutelpersonen in het beeld dat zij schetsen soms van elkaar af als het om specifieke groepen gaat. Zo zouden volgens de ambulant jongerenwerker eind 2010 twee groepen actief zijn in respectievelijk Holendrecht en de Rosa Luxemburg buurt. De buurtregisseur noemt die ook, maar spreekt daarnaast over drie andere groepen. Heeft de jongerenwerker deze drie groepen over het hoofd gezien, vindt hij dat ze niet genoeg problemen veroorzaken om meegerekend te worden of bestaan ze misschien niet meer?

Hinderlijke groepen
Jongens in hinderlijke groepen zitten vaak in leeftijd 12 – 15 jaar. Ze bakenen hun territoria soms opzichtig af. Ze intimideren niet, maar blokkeren wel ingangen bij deuren, paadjes, portieken et cetera. In de zomer hangen ze graag buiten rond. Ze zijn gevoelig voor urban legends, rolmodellen in de rapcultuur en de strijd tussen Crips en Bloods. Met gymschoenen aan straatlantaarns en graffitinamen (tags) markeren ze symbolisch hun territorium in de buurt. Hun belangrijkste biotoop zijn de hoogbouwflats. Lokale rappers als Waka Flaka en Gucciman zijn in sommige groepen heel populair. Ook succesvolle dealers in de buurt spreken tot de verbeelding. Luxe kleding, meisjes bij de vleet, een dure auto en niet in de gevangenis. Wie wil dat niet?

Overlastgevende groepen
Jongeren in overlastgevende groepen zijn wat ouder (16‐18 jaar) en intussen meer door de wol geverfd. Een deel schuurt tegen de zwaardere misdaad aan. Spullen worden vernield en voorbijgangers soms geïntimideerd of uitgescholden. Ze zijn volgens de sleutelpersonen minder aanspreekbaar op hun gedrag.

Criminele groepen
Over criminele jeugdgroepen is enige onduidelijkheid. Volgens de buurtregisseur zijn er momenteel geen criminele groepen in het vizier; de zorgcoördinator jeugd van de politie spreekt wel over criminele jongeren, maar niet in groepsverband. Door het politieoptreden van de afgelopen jaren zouden de hechte structuren tot versnippering hebben geleid.

Beperkte actieradius
De geïnterviewde buurtbewoners, jongeren en andere buurtkenners praten niet over groepen jongeren in termen van hinderlijk, overlastgevend of crimineel. Meestal benoemen ze de groep, vaak behorend tot een buurt, bij de naam. In elke groep zitten meelopers, jonkies en oudere jongens, waarvan sommigen met meer gezag en charisma. Enkelen krijgen het predicaat leiderstype toegedicht. De profielen die deze geïnterviewden schetsen, komen wel grotendeels overeen met die van de groepen in het schema. Ook de dynamiek is hetzelfde. Groepen lijken soms een poos verdwenen en zijn er dan opeens weer, soms met een nieuwe lichting. ‘Kopstukken’ worden soms opgepakt door de politie, groepen fragmenteren en herpakken zich na verloop van tijd weer op dezelfde of andere locaties in Zuidoost.
De groepsleden zijn, overigens net als de andere jongeren, mobiel en gaan met behulp van de metro, snorders of eigen vervoer naar de stad. Maar de geografische actieradius blijft vaak beperkt. Het is vooral de route naar het centrum, de Amsterdamse Poort en weer terug naar de eigen buurt. Jongeren in Zuid-oost hechten erg aan hun eigen buurt. Andere buurten worden vaak vermeden. Elke groep heeft zijn eigen wijk en ‘stukje straat’. Je komt niet snel in die van een ander. Althans, zo is de mores in de buurt. Een meerderheid is erg honkvast, hoewel sommigen wel contacten onderhouden met leden van andere groepen. De Amsterdamse Poort is daarentegen een verzamelplek voor iederéén die in Zuid-oost woont en dat geldt ook voor het centrum op koopavond en in het weekend.

Verschil in reputatie
Sommige straatgroepen hebben een reputatie opgebouwd. Zo worden leden van de Holendrechtgroep in de wandelgangen weinig vlijend als ‘verkrachters’ en ‘moordenaars’ betiteld. Daarentegen hebben de Strandje Boys een reputatie van ‘slimmeriken’ die confrontaties met anderen uit de weg gaan en hun eigen plan trekken. Werk en school gaan bij hen hand in hand met het plegen van criminaliteit. Een voormalige Hopiboy wijst op de veranderde mores in de huidige groep jongeren.

Sommige dingen veranderen nooit. Je aansluiten bij een groep bijvoorbeeld. Dat gaat nooit bewust. Je groeit er meer in. Dat proces begint vanaf een jaar of 15. Rondhangen met je matties in de buurt, op het voetbalveld, bij het winkelcentrum of in een galerij. Je komt andere groepjes tegen, soms speel je een partijtje voetbal, kleine ruzies met anderen versterken de groepsbinding. Er gebeuren dingen, incidenten en je voelt dat je moet gaan kiezen. Zij of wij? In de groep die zich nu profileert zitten veel meelopers. Waren de groepen vroeger meer buurtgebonden. Nu sluiten ook jongens uit Amsterdam Zuid of West zich aan. Vroeger was er een leiderstype. Die hield ons in toom. Hij zei wat goed en slecht was. Die verantwoordelijkheid is er nu veel minder. Leiders geven minder om de groep. Iedereen slaat op tilt als er wat gebeurt. Er worden ook meer dreigementen geuit naar mede‐groepsleden. Meelopers nemen dit gedrag over en gaan anderen als shit behandelen, net zoals de leider hen behandelt.”

Kwetsbaar sociaal milieu
Jongeren in de bovengenoemde probleemgroepen hebben vaak met elkaar gemeen dat ze afkomstig zijn uit sociaal zwakkere milieus, waarin de opvoeders (vaak een alleenstaande ouder, meestal de moeder) dagelijks worden geconfronteerd met spanningen als gevolg van armoede, huiselijk geweld, drugsproblematiek et cetera.
De leerlingen (18‐23 jaar) van het ROC op Maat vormen een aardige doorsnee van de problematische jongeren die deze opleiding als laatste strohalm zien. Zo’n 80% is Surinaams of Antilliaans en de overige 20% een mix van etnische achtergronden. Autochtoon Nederlandse jongeren zie je hier bijna niet. De coördinator kent de individuele dossiers en zegt dat het voor hem niet eenvoudig is om de verantwoordelijke ouder, opvoeder of voogd van de jongere te vinden. Vaak is de vader afwezig en logeert het kind wegens familiaire spanningen een poos bij oma, tante of zus. Hij kent ook kinderen die opgroeien in criminele families. De problematiek van zijn leerlingen die hij in vogelvlucht schetst komt overeen met de verhalen van andere sleutelpersonen. De jongeren zijn opgegroeid in een zwak milieu, met weinig ouderlijk toezicht en begeleiding. Ze zijn geconfronteerd met huiselijk geweld of alcohol- en drugsproblematiek bij de opvoeder(s). Menigeen heeft justitiële contacten of al detentie-ervaring. De gedragsproblematiek is vaak te herleiden naar structurele sociaal-emotionele verwaarlozing in het gezin. De zorgcoördinator houdt zijn hart vast bij de jongste groep 12‐13 jarigen die nu al geneigd is tot hardere criminaliteit.
Het thuisfront stimuleert misschien wel om goed te presteren op school, maar de basis is vaak broos. De jongeren hebben vaak het gevoel er alleen voor te staan in hun toekomstige keuzes. Daarom is het niet zo verwonderlijk dat zij nogal eens afleiding zoeken bij vrienden die in hetzelfde schuitje zitten. Een cruciale periode die sleutelpersonen vaak noemen en die zij bepalend vinden voor de eerstkomende jaren, is de leeftijd van 15 – 16 jaar. In deze leeftijdsfase gaan jongeren hun leefwereld expliciteren en willen ze die meer naar hun eigen hand zetten. Wie dan niet goed in zijn vel zit, te veel blowt, op school lessen mist, criminaliteit pleegt enzovoorts, loopt een grotere kans om (tijdelijk) te ontsporen. Dat geldt voor meiden veel minder dan voor jongens. Meiden worden soms met andere problemen geconfronteerd. Een zorgcoördinator van school stipt (hoewel minder dan voorheen) het tienermoederschap aan en het seksueel riskant gedrag op jonge leeftijd.

Status in de buurt en criminaliteit
Het zal niet verbazen dat de meeste van de jongeren waar we hier over spreken geen normale baan hebben. Een deel van hen is hier ook nog te jong voor, maar ook als ze niet meer naar school gaan, hebben ze vaak geen werk. Jongens willen vaak een baan waar ze niet de noodzakelijke diploma’s of ervaring voor hebben, maar voelen zich te goed voor werk als vakkenvuller. Wie eigen ‘geld maakt’ (hosselen) op jonge leeftijd, verhoogt zijn status aanzienlijk. Althans, in de kringen waar delinquente jongeren vertoeven. Jongeren onder de 16 jaar die de wet overtreden, beperken zich volgens de politie meestal tot het stelen van fietsen, scooters en volgens de laatste mode ook de prijzige Blackberry’s. Pinpasfraude komt ook voor, evenals het dealen van snuifcoke en/of crack (zie hoofdstuk 5). Een zorgcoördinator jeugd van de politie begeleidt veel jongens die in aanraking zijn gekomen met politie en justitie.

Aan mobiele telefoons komen ze door heling of straatroof, maar ze stelen ook kleding en ze hebben speciaal geprepareerde smokkeltassen. Dat laatste is echte business geworden voor kleinschalige bolletjesdealers. Als er junks zijn die er naar vragen, waarom zou je er dan niet op verdienen? Jongeren komen ook vaak in contact met de politie voor boetes in de metro, op de brommer zonder verzekering, brommerdiefstal of onderdelen daarvan en voor joyriding (zonder rijbewijs) in de auto van de ouders.”

Biko woont al z’n hele leven in Holendrecht en kent veel jongens uit de harde kerngroep.

Veel Surinaamse en Antilliaanse jongens die onrust veroorzaken zijn laag opgeleid of hebben hun opleiding niet afgemaakt. Omdat ze snel en veel geld willen verdienen aarden ze niet in het reguliere werk. Ze hosselen om in hun onderhoud te voorzien. In de eigen wijk, want elders rondhangen is uit den boze. Deze jongens komen vaak uit eenoudergezinnen of hebben te maken gehad met een negatief voorbeeld. Vaak zie je wel dat deze jongens ondanks hun opvoeding of lifestyle het beter willen voor hun eigen kinderen.

Sommige jongeren zijn soms overigens ook zelf slachtoffer als ze hun bankrekening als lucratieve hossel beschikbaar stellen, maar vervolgens worden opgelicht.

Meiden
De meiden zoeken meestal rond hun 15e of 16e jaar een bijbaantje in de buurt of elders in de stad. Sommige meiden lijken het gedrag van jongens te kopiëren. Volgens enkele buurtinformanten zijn kleine groepjes jonge Surinaamse, Antilliaanse en Afrikaanse vrouwen soms betrokken bij oplichtpraktijken en ripdeals. Er zou vaker dan voorheen sprake zijn van intimidatiepraktijken tegenover andere meiden. Typerend is dat ze zich niet de les laten lezen door vriendjes, maar hun eigen boontjes willen doppen. De zojuist aangehaalde zorgcoördinator jeugd van de politie zegt over de meiden:

Meiden plegen beduidend minder delicten dan jongens, maar worden vooral in winkels gepakt als ze kleding stelen voor anderen die daarvoor willen betalen. De maten worden van te voren doorgegeven.”

Dwight, een jongen met een groot netwerk in Zuid-oost en zicht op verschillende jongerenculturen, zegt over de meiden:

De meisjes maken wel vaak hun school af en proberen toch verder te studeren. Vaak stoppen zij halverwege omdat zich laten beïnvloeden door vrienden en vriendinnen en de omgeving. Werk is hun enige uitkomst. Ze werken in winkels, waar zij vaak diefstallen plegen.”

School
Een deel van de jongeren in de hangroepen zit op school (VMBO of MBO 1 en 2). Docenten en jongerenwerkers weten uit ervaring, dat spijbelen en schoolverzuim toenemen naarmate de emotionele band met de hanggroep hechter wordt. Anderen varen meer een solistische koers. Vooral jongeren met leerproblemen zijn kwetsbaar voor schooluitval. Een zorgcoördinator van school zegt dat bepaalde leerlingen elke ochtend steevast te laat komen. Ze zijn duf, vallen in slaap tijdens de lessen en kampen met een chronisch slaaptekort. Een aantal van hen is al enkele keren door de politie opgepakt wegens dealen, geweld of diefstal.
Een zorgcoördinator schetst een somber beeld van de groep ‘sociaal zwakkere’ jongeren in Zuidoost die grote moeite hebben om te slagen op school. Leerlingen die ontsporen komen in een traject van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) en moeten zich na schorsing van school melden bij een ‘schoolloket’. Langs deze weg worden ze aan het werk gezet op bouwplaatsen, in winkels of als kok in de keuken. Een enkele school investeert in leerondersteuning voor scholieren met een achterstand.
Het beeld dat de zorgcoördinator schetst is heel herkenbaar voor Biko. Samen met andere jongens pleegde hij veel overlast in de buurt. De meesten hebben geen diploma’s. Nu hij 25 jaar en wat ouder is, ziet hij de dingen scherper bij zichzelf en anderen. Rond hun 22e of 23e beseffen de meesten pas hoe belangrijk het is om verder te groeien in het leven. Wie languit de schoolbanken is heeft grote moeite om de draad van leren en studeren weer op te pakken. Velen realiseren zich dan pas dat ze hun tijd hebben vergooid met stoer en doelloos rondhangen. “Toen voelde je vrijheid. Nu heb je een kater.”

Een straathoekwerker merkt dat Antilliaanse, Dominicaanse en Arubaanse jongeren (15‐17 jaar) vaak een ‘attitudeprobleem’ hebben en moeilijk te verwezenlijken dromen najagen.

Ze zijn minder realistisch dan Surinaamse jongeren. Allemaal willen ze leven zoals op de Antillen. Een beetje lummelen door de week en feesten, drinken en snuiven in het weekend. Vaak hebben ze geen opleiding of regulier inkomen.”

De tweede groep die deze straathoekwerker kent, bestaat uit Surinaamse jongeren, waarvan een fors deel op het ROC Op Maat zit. Ze bewegen zich op het snijpunt van de voor hen aantrekkelijke vrije straatcultuur en de verplichtingen van het onderwijs.

Sommigen zijn de thuisstress ontvlucht en wonen in boxen van de hoogbouw. Soms kaal met een matrasje en een magnetron, maar ook als complete muziekstudio ingericht. Sommigen zijn tienermoeder die na het halen van hun diploma zo snel mogelijk uit de Bijlmer willen vertrekken om elders een nieuw leven op te bouwen.”

Noten
vi. Korf et al. (2005: 57).
vii. GGD (2006); Roethof (2008); Makdoembaks (2009).
viii. In 2009 zijn door de politie in Zuid-oost in totaal 26 schietincidenten geregistreerd.
ix. O+S (2010).
x. O.a. Roorda & Terpstra (2010).
xi. Zeijl et al. (2003).
xii. In 2006 werden 14 groepen verspreid over geheel Zuid-oost gedefinieerd. Op één na werd er in alle groepen geblowd. De beruchte Hopiboys bestond volgens de ambulant jongerenwerker op het hoogtepunt uit ongeveer 120 jongeren. De integrale aanpak (repressie + hulptrajecten) heeft naar verluidt tot versplintering van de groepen geleid.
xiii. De term ‘groep’ wordt door sleutelpersonen verschillend geïnterpreteerd. Ook wanneer het gaat om losse individuen zonder onderlinge samenhang spreekt men vaak van een groep.

LITERATUUR
Benschop, A., Nabben, T. & Korf, D.J. (2009) Antenne 2008. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Bossong, M.G. & Niesink, R.J.M. (2010) Adolescent brain maturation, the endogenous cannaboid system and the neurobiology of cannabis‐induced schizophrenia. Progress in Neurobiology, 92: 370‐385.
Degenhardt, L., Hall, W. & Lynskey, M. (2003). Exploring the association between cannabis use and depression. Addiction, 98:1493‐1504
GGD Amsterdam (2006) Seksueel gedrag in een subcultuur van tieners in Amsterdam Zuid-oost. Rapportage van een quick scan 2006. GGD Amsterdam.
Hall, W. (2009). The adverse health effect of cannabis use: What are they, and what are their implications for policy? International Journal of Drug Policy, 20:458‐466
Jansen, A. (1989) Cannabis in Amsterdam. Amsterdam: Coutinho.
Kersloot, J. M. & Musterd, S. (1988) Leefbaarheid en drugs in Amsterdam (2). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie (UvA).
Korf, D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf, D.J., Benschop, A. & Rots, G. (2005) Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop‐outs. Tijdschrift voor Criminologie, 47(3):239‐254.
Korf, D.J. & Liebregts, N. (2010) Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Vliet, E. van, Knotter, J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Wouters, M., Nabben, T. & Ginkel, P. van (2005). Cannabis zonder coffeeshop; Niet‐gedoogde cannabisverkoop in tien Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Makdoembaks, N. (2009) Slavinnen van God. Kinderhandel in Nederland. Amsterdam: Atlas.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2006) Antenne 2005. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. & Korf, D.J. (1999) Cocaine and crack in Amsterdam: diverging subcultures. Journal of Drug Issues, 29(3):627‐652.
Nabben, T. , Korf, D. & Lamur, S. (1993) Met of zonder. Seks en aids in de wereld van niet‐schoolgaande jongeren. Amsterdam: De Milliano.
NDM (2010) Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos‐instituut.
Musto, D.F. (1987) The American disease. New York: Oxford University Press.
O+S (2010) Amsterdam in cijfers 2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek.
Poel, A. van der, Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & Laar. M. van(2010) Feestmeter 2008‐2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos‐instituut/Bonger Instituut voor Criminologie.
Veen, N.D., Selten, J.P., Tweel, I. van der, Feller, W.G., Hoek, H.W. & Kahn, R.S. (2004). Cannabis use and age at onset of schizophrenia. American Journal of Psychiatry, 161(3):501‐506.
Roorda, W & Terpstra, J. (2010) Wat beweegt de jeugd? Participatie van jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam Zuid-oost. Amsterdam: DSP Groep.
Roosendaal, A. (2004) Nike, Reebok, Armani; alles draait om duku. Amsterdam: UvA (doctoraalscriptie Stadssociologie)
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981‐1990. Amsterdam: Het Spinhuis.
Simons, J.S., Gaher, R.M., Correia, C.J., Hansen, C.L. & Christopoher, M.S. (2005) An affective motivational model of marijuana and alcohol problems among college students. Psychology of Addictive Behaviors, 10(3):326‐334.
Smit, F., Bolier, L. & Cuijpers, P. (2004). Cannabis use and the risk of later schizophrenia: a review. Addiction, 99:425‐430
Waalring, R.N. (2009) Veerkracht in Flora. Een onderzoek naar pro‐sociaal gedrag van kwetsbare kinderen uit een Surinaamse volkswijk. Universiteit Utrecht (proefschrift).
Witton, J. (2008). Cannabis use and physical and mental health. In: Rödner Sznitman, S. Olsson, B. & Room, R. (Eds.) A cannabis reader: global issues and local experiences. EMCDDA Monographs, 8 (II). Lisbon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, pp.115‐140.
Zeijl, E. (red.), Beker, M., Breedveld, K., Broek, A. van den, Haan, J. de, Herweijer, L., Huysmans, F. & Wittebrood, K. (2003) Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.




Uit de schaduw ~ Vrije tijd en uitgaan

BijlmerVrijdagnacht. Vanaf het Leidseplein trekt het uitgaanspubliek, op zoek naar vertier, langzaam de kleine straatjes in. Een bar lokt toeristen met een gratis cocktail of shooter. Meisjes in skinny jeans en sneakers staan in de rij voor de Sugar Factory. Hooggehakte, en tot in de puntjes verzorgde jongedames lopen richting de Jimmy Woo. In een straatje achter het uitgaansplein staat pal tegenover de friettent een rij voor de Brasil Bar. De portier laat twee Surinaamse meiden in strakke spijkerbroeken door. Hun lange vlechten komen bijna tot aan de heupen. Goedkeurend kijkt hij nog even naar de ronde billen als ze naar binnen gaan. De club is een mix van Antillianen, Surinamers en Kaapverdianen. Het is stampdruk en zo warm dat het zweet van de muren druipt. Níet tegen elkaar aan ‘schuren’ is onmogelijk bij de bezoekers die zich uitleven op de latin, dancehall en bubblingbeats.

Jongerencentra, buurthuizen en sport
Jongeren en jongvolwassenen in Zuidoost brengen vaak ook hun vrije tijd in het stadsdeel door. Deels is dat een kwestie van leeftijd, want naarmate zij wat ouder zijn, is de kans groter dat zij gaan stappen in de binnenstad van Amsterdam of andere gemeenten in de regio. Toch zijn er genoeg die hun vrije tijd vooral in de eigen buurt doorbrengen.

Voor de jeugd in Zuidoost zijn de keuzes qua vrijetijdsbesteding beperkt. Een deel doet mee aan activiteiten in jongerencentra. No Limit organiseert bijvoorbeeld vaak in het weekend speciale avonden voor jongeren (o.a. het Urban Cafe). Swazoom is meer actief op het gebied van cursussen en workshops voor zowel kinderen als jongeren en volwassenen. Vooral de rapworkshops zijn enorm populair. Helaas beseffen veel jongeren uit de doelgroep volgens een docent niet dat slechts een enkeling hiermee later zijn brood kan verdienen. Een kwestie ook van een lange adem, zegt een andere activiteitenbegeleider. Vooral jongeren uit hanggroepen communiceren op een cursus vaak op het scherpst van de snede. Ze gebruiken ruwe straattaal en ‘dissen’ elkaar. Er zijn ook lichtpuntjes, zoals een groep ‘moeilijke jongens’ die nu met passie voor kinderen in de buurt kookt.

Verschillende personen die dit circuit goed kennen, menen dat een extra jongerencentrum geen overbodige luxe zou zijn. Zo is Royal in Holendrecht een jaar geleden opgedoekt, terwijl dat volgens hen toch een ideale ontmoetingsplek voor jongvolwassenen tot 30 jaar was. Nu Royal weg is hangt de bezoekersgroep vaker in de buurt rond.

Ook zou het stadsdeel volgens sommige sleutelpersonen meer sportactiviteiten moeten organiseren. Vooral voor straat- en randgroepjongeren die nu slecht worden bereikt. Het door de gemeente ingehuurde Fun Tracks om activiteiten voor randgroepen te organiseren (o.a. pannatoernooi) biedt volgens deze sleutelpersonen helaas niet genoeg soelaas. Ook zouden meiden meer moeten (kunnen) participeren. Regelmatig horen we dat een actieve sportbeoefening een goed middel is tegen woede, frustratie en verveling. Een kickboksleraar vertelt:

Voorheen kwamen veel Surinaamse jongens in boksland uit de Bijlmer. Er waren goede faciliteiten om groot te worden in deze sport. Nu de subsidies worden afgebouwd, zie je dat de Marokkaanse jongens uit Amsterdam West de (kick)bokslijsten domineren.”

Feesten in de buurt
De uitgaansgelegenheden in Zuidoost richten zich vooral op jongvolwassenen (18 – 25 jaar). Bekend is natuurlijk de Heineken Music Hall, waar veel concerten en feesten zijn en die bezoekers uit het hele land trekken. In de kleinere feestzalen in Zuidoost lijken de etnische groepen allemaal hun eigen vast stek te hebben. In Passion Latino komen veel Antilianen, Dominicanen en Surinamers. Het Grand Café (Bijlmerstation) wordt druk bezocht door Afrikaanse mannen en Surinaamse en Antilliaanse meiden en vrouwen. Een portier van het Grand Café schetst het volgende beeld van de bezoekers:

Er komen veel Afrikanen met geld. De Ghanese en Nigeriaanse feesten worden gescheiden van elkaar georganiseerd omdat deze groepen niet mengen. Afrikaanse vrouwen zijn erg vervelend in het uitgaansleven. Ze zoeken ruzie met portiers en andere gasten en laten het vervolgens door een man oplossen. Antilliaanse mannen laten zich hier bijna niet zien. Ze organiseren hun feesten vaak impulsief en houden er geen rekening mee dat een feestzaal ruim een maand van tevoren moet worden geboekt. Er zijn ook weinig Surinaamse feesten.”

Een Hindoestaanse feestorganisator weet dat eigenaren hun tent liever aan Afrikanen, Hindoestanen en Antillianen verhuren, omdat ze voor een goede omzet zorgen.

Die zuipen de hele bar leeg. Zelfs bij Marokkanen gaan de 10.000 blikjes Red Bull geheid op. Surinamers betalen hun entree en that’s it.”

Flatfeesten
Zuidoost krijgt ook bezoek van jonge Surinamers en Antillianen uit Almere die op familiebezoek komen en dat soms combineren met een avond stappen in de buurt. Naast de reguliere feestlocaties is er een levendige en soms schimmige wereld van flatfeesten. Deze vormen een goed alternatief voor jongeren die te jong zijn of te weinig geld hebben om in de binnenstad te stappen, of gewoon minder behoefte hebben om de buurt in het weekend te verlaten. Flatfeestjes blijven volgens een buurtregisseur onverminderd populair. De entree is laag, de alcohol goedkoop of zelfs gratis en er geldt geen minimumleeftijd of deurbeleid. Vaak posteert de band zich pontificaal in de woonkamer te midden van de toestromende bezoekers. Een flatfeest met honderd bezoekers is geen uitzondering. De politie krijgt dan ook regelmatig meldingen van geluidsoverlast of moet optreden om een uit de hand gelopen ruzie tussen bezoekers te sussen. De flatfeesten zijn lastig aan te pakken, omdat lang niet altijd duidelijk is of het om een illegaal georganiseerd feest gaat of dat het een uit de hand gelopen verjaardagspartijtje is. Een zorgcoördinator jeugd van de politie in Zuidoost en een ambulant jongerenwerker melden dat sommige flatfeesten een sterke aantrekkingskracht hebben op jonge meiden die omgaan met beduidend oudere jongens.

Stappen buiten de buurt
Uit interviews met sleutelpersonen en jongeren zelf blijkt dat jongeren en jongvolwassenen uit Zuidoost naast koopavond (donderdag) vooral in het weekend naar de Amsterdamse binnenstad trekken. Nachtbus 357 tussen het centrum en Zuidoost zit elk weekend tjokvol. Ook snorders doen goede zaken.

Uitgaan is een populair tijdverdrijf bij zowel scholieren, studenten en werkenden als bij jongeren die deel uit maken van straatgroepen. Uitgaan buiten de buurt is voor veel jonge mensen uit Zuidoost aantrekkelijk omdat het uitgaansleven ‘neutraal’ gebied is. Het uitgaansleven buiten het eigen stadsdeel absorbeert gemakkelijker alle verschillen en reputaties. Een jonge Surinaamse hulpverleenster die veel uitgaat, zegt geregeld ook jonge cliënten die in de eigen buurt nogal voor problemen hebben gezorgd op feesten elders in de stad tegen te komen.

Er zijn ook groepjes jongens uit Zuidoost die niet naar het centrum van Amsterdam gaan om daar te stappen, maar het als een anoniem gebied zien om geld te maken. Hun hossels in telefoons, kleding, scooters en drugs zetten ze hier voort.

Populaire uitgaansgelegenheden in Amsterdam Centrum zijn de Brasil Bar, de Melkweg en Paradiso (reggaeconcerten en feesten zoals Jamrock). Geliefd onder jongeren en jongvolwassenen uit Zuid-oost zijn ook The Powerzone (aan de rand van Zuid-oost) en The Sand (West). Het is de laatste jaren een trend om voormalige r&b sterren naar Nederland te halen voor een concert. Artiesten als En Vogue en Keith Sweat, die tien jaar geleden op elke discman werden beluisterd, zijn voor de dertigers van nu jeugdidolen.

Urban en etnofeesten
Ons eigen onderzoek naar het stapgedrag van jonge Amsterdammers, laat zien dat er sinds 2005 duidelijk sprake is van een groeiende aanwas van ‘zwarte’ jongeren in het Amsterdamse nachtleven. Urban, dat onder uitgaanders en feestpromotors een verzamelterm is voor ‘zwarte’ muziekstromingen, wordt mateloos populair op de dansvloer.[xiv] Jonge twintigers kiezen onder andere voor r&b feestjes, terwijl de oudere twintigers vaker willen dansen op salsa, merengue en zouk.

080811Bonger20BW-page-024Wie een blik werpt op de digitale uitgaansagenda kan bijvoorbeeld in het weekend van vrijdag 12 en zaterdag 13 november 2010 kiezen uit wel twintig feesten, verspreid over Nederland.[xv] Ruim de helft daarvan is in de Randstad:

Amsterdam (6),
Rotterdam (4),
Westzaan (1) en
Almere (2).

De feesten in Amsterdam zijn in The Powerzone en The Sand. Vier andere Amsterdamse clubs die (ook) urban draaien liggen in het centrum, namelijk Escape, Rain, Club Home en Akhnaton. (Buiten Amsterdam zijn onder Amsterdammers – en daarmee onder stappers uit Zuid-oost – vooral de Hemkade (Zaandam) en Mambo (Almere) in trek bij degenen die over een auto beschikken. Sommige jonge Amsterdammers gaan ook stappen in Rotterdam).

Het volgende weekend van november 2010 zijn er urbanfeesten op andere Amsterdamse locaties (Club Air, Panama, Sugar Factory, Heineken Music Hall, ADM, Escape Lounge, Club Hartje), waarvan de meeste in de binnenstad. Feestorganisaties proberen het urban aanbod uit concurrentieoverwegingen zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Edities als Sexy Bag, Latin Lovers, Passa Passa, Girls Love DJ’s en Sweets vinden doorgaans eenmaal per maand plaats. Naar goed Amsterdams gebruik spreiden organisaties hun feesten over verschillende clubs.

Stappers en kenners van het nachtleven berichten over een rijke variatie aan muziekculturen en dansstijlen binnen het urban genre. Er is voor ieder wat wils: van harde hiphop tot zwoele r&b, van relaxte roots reggae tot dampende dancehall en van latin reggaeton tot groovy latinhouse. ‘Urban rules’ bij jongeren en jongvolwassenen uit Zuidoost. Tijdens ons onderzoek horen we dat veel jongeren uitkijken naar het populaire Passa Passa feest in The Powerzone. Volgens de aankondiging van de feestorganisatie staat de bezoekers weer een nieuw hoogtepunt te wachten onder begeleiding van de ‘heetste en nieuwste dancehall en reggae riddims’, verzorgd door top dj’s. Daggering, de nieuwste opwindende dansstijl uit Jamaica die sterk aan schuren doet denken vanwege de seksueel expliciete bewegingen, vindt snel zijn weg naar de dansvloer. Andere feestformules zoals het 9/11 feest (Hemkade in Zaandam) mikken op verschillende dansstijlen. In één zaal wordt latin house gedraaid en in de andere twee zalen Surinaams en kabula en reggaeton en r&b. De meiden letten erg op elkaar en hullen zich vaak in dezelfde mode. De ‘kabulisten’ (meiden die luisteren naar kabulamuziek) lopen met Braziliaans haar, nepnagels, nepwimpers en merkkleding die via via goedkoper is verkregen.

Behalve urban zijn ook de etnofeesten populair. Surinaamse kawina- en kasekobandjes worden vaak ingehuurd voor kleine zaaltjes en thuisfeestjes. Kabulamuziek heeft wat aan populariteit ingeboet. Volgens insiders is er een gebrek aan geschikte locaties in Zuid-oost. Er wordt ook een strenger beleid gevoerd en de zaalverhuur is voor organisatoren te duur om een winstgevend feest te organiseren.

Daarentegen is de reggaecultuur weer springlevend. Na het icoon Bob Marley is een nieuwe generatie reggaeartiesten opgestaan. Het genre kent, net als elders in Amsterdam en in Rotterdam, een groeiende groep aanhangers. De muziek van Jah Cure, Richie Spice en Turbulence wordt zowel thuis, in de auto als op festivals gedraaid om te chillen of op te dansen. Reggae betekent voor de nieuwe generatie meer dan ‘stoned op de bank zitten’. Het genre is zowel bij hoog- als laagopgeleiden hot, onder jonge én oudere straat- en stapgroepen.

Noten
xiv. Nabben, Benschop & Korf (2006).
xv. Naast de overal in Zuidoost verspreide flyers en posters, zijn er ook populaire informatiesites (www.bijlmerenzo.nl www.funx; www.partypeeps2000.com) die jonge mensen vaak bekijken. Naast het aanbod van cursussen en thematische gerichte informatie over bijvoorbeeld seks, huis en gezin, gezondheid, drank en drugs, geweld en kopzorgen, vrije tijd en school, werk en geld, wordt er ook veel aandacht geschonken aan uitgaan

LITERATUUR
Benschop, A., Nabben, T. & Korf, D.J. (2009) Antenne 2008. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Bossong, M.G. & Niesink, R.J.M. (2010) Adolescent brain maturation, the endogenous cannaboid system and the neurobiology of cannabis‐induced schizophrenia. Progress in Neurobiology, 92: 370‐385.
Degenhardt, L., Hall, W. & Lynskey, M. (2003). Exploring the association between cannabis use and depression. Addiction, 98:1493‐1504
GGD Amsterdam (2006) Seksueel gedrag in een subcultuur van tieners in Amsterdam Zuid-oost. Rapportage van een quick scan 2006. GGD Amsterdam.
Hall, W. (2009). The adverse health effect of cannabis use: What are they, and what are their implications for policy? International Journal of Drug Policy, 20:458‐466
Jansen, A. (1989) Cannabis in Amsterdam. Amsterdam: Coutinho.
Kersloot, J. M. & Musterd, S. (1988) Leefbaarheid en drugs in Amsterdam (2). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie (UvA).
Korf, D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf, D.J., Benschop, A. & Rots, G. (2005) Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop‐outs. Tijdschrift voor Criminologie, 47(3):239‐254.
Korf, D.J. & Liebregts, N. (2010) Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Vliet, E. van, Knotter, J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Wouters, M., Nabben, T. & Ginkel, P. van (2005). Cannabis zonder coffeeshop; Niet‐gedoogde cannabisverkoop in tien Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Makdoembaks, N. (2009) Slavinnen van God. Kinderhandel in Nederland. Amsterdam: Atlas.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2006) Antenne 2005. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. & Korf, D.J. (1999) Cocaine and crack in Amsterdam: diverging subcultures. Journal of Drug Issues, 29(3):627‐652.
Nabben, T. , Korf, D. & Lamur, S. (1993) Met of zonder. Seks en aids in de wereld van niet‐schoolgaande jongeren. Amsterdam: De Milliano.
NDM (2010) Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos‐instituut.
Musto, D.F. (1987) The American disease. New York: Oxford University Press.
O+S (2010) Amsterdam in cijfers 2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek.
Poel, A. van der, Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & Laar. M. van(2010) Feestmeter 2008‐2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos‐instituut/Bonger Instituut voor Criminologie.
Veen, N.D., Selten, J.P., Tweel, I. van der, Feller, W.G., Hoek, H.W. & Kahn, R.S. (2004). Cannabis use and age at onset of schizophrenia. American Journal of Psychiatry, 161(3):501‐506.
Roorda, W & Terpstra, J. (2010) Wat beweegt de jeugd? Participatie van jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam Zuid-oost. Amsterdam: DSP Groep.
Roosendaal, A. (2004) Nike, Reebok, Armani; alles draait om duku. Amsterdam: UvA (doctoraalscriptie Stadssociologie)
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981‐1990. Amsterdam: Het Spinhuis.
Simons, J.S., Gaher, R.M., Correia, C.J., Hansen, C.L. & Christopoher, M.S. (2005) An affective motivational model of marijuana and alcohol problems among college students. Psychology of Addictive Behaviors, 10(3):326‐334.
Smit, F., Bolier, L. & Cuijpers, P. (2004). Cannabis use and the risk of later schizophrenia: a review. Addiction, 99:425‐430
Waalring, R.N. (2009) Veerkracht in Flora. Een onderzoek naar pro‐sociaal gedrag van kwetsbare kinderen uit een Surinaamse volkswijk. Universiteit Utrecht (proefschrift).
Witton, J. (2008). Cannabis use and physical and mental health. In: Rödner Sznitman, S. Olsson, B. & Room, R. (Eds.) A cannabis reader: global issues and local experiences. EMCDDA Monographs, 8 (II). Lisbon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, pp.115‐140.
Zeijl, E. (red.), Beker, M., Breedveld, K., Broek, A. van den, Haan, J. de, Herweijer, L., Huysmans, F. & Wittebrood, K. (2003) Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.




Uit de schaduw ~ Alcohol, hasj en wiet

vernieuwingbijlmermeerWoensdagavond, 19 februari 2011. De metro vanaf Centraal Station richting Gein is propvol met voetbalfans op weg naar de Arena. Vanavond Ajax-Feijenoord. Tegen de metrodeur hangt een Surinaamse jongen van rond de twintig. Scherpe haarlijn, net van de kapper, goed in de merkkleding en iPhone paraat. Achter zijn oor met glinsterend briljantje prijkt duidelijk zichtbaar een met vakmanschap gedraaid jointje. In niets lijkt hij op een probleemjongere, had zo in de collegezaal kunnen zitten. Toch koketteert hij met z’n joint. En dat tussen al die Ajax-fans met hun blikjes bier in de hand.

Hoe populair zijn alcohol en cannabis onder jongeren en jongvolwassenen in Zuidoost? Drinken ze vooral op buurtfeesten en in het uitgaansleven of doen ze het ook op straat? Geven ze de voorkeur aan bier of aan sterke drank? En hoe zit het met cannabis? Is er sprake van een echte blowcultuur en heeft die dan te maken met bepaalde muziekstijlen? Blowen met vrienden en samen luisteren naar muziek kan een onderlinge band scheppen, maar het kan ook ontaarden in lethargie. Zeker als de grenzen tussen school of werk en vrije tijd vervagen. In hoeverre lukt het blowende jongeren en jongvolwassenen in Zuid-oost om hun cannabisgebruik binnen de perken te houden?

Alcohol
De professionals die we hebben geïnterviewd, zien in Zuidoost zelden dronken jongeren over straat slenteren. Of de alcoholverboden in bepaalde buurten hierbij een rol spelen, durven ze niet te zeggen. De verboden zijn vooral in het leven geroepen vanwege oudere alcoholisten en daklozen. Dat neemt niet weg dat de politie ook wel eens recalcitrante jongeren aanspreekt die in het openbaar opzichtig een biertje drinken. Volgens sommige professionals is alcohol vooral een ‘witte’ problematiek. Maar informanten die dichter bij de leefwereld van jongeren in hun vrije tijd staan, brengen hierin nuance aan.

Bij de jongste groepen (12 – 16 jaar) komt frequent alcoholgebruik sporadisch voor. Deze leeftijdsgroep maakt vaak voor het eerst kennis met alcohol in huiselijke kring, thuis of bij ooms en tantes. Op deze leeftijd mogen zij nog geen alcohol kopen en zelf alcohol aanschaffen komt binnen deze leeftijdsgroep in Zuid-oost ook daadwerkelijk weinig voor.

De groep 16 – 18 jarigen experimenteert al meer met bier en sterke drank. Tijdens sommige gelegenheden, bijvoorbeeld op flatfeesten, wordt fors gedronken. Een activiteitenbegeleider kent jongensgroepen en twintigers die praktisch elke dag drinken. Doordeweeks meestal bier en in het weekend vooral whisky, vaak gemengd met Red Bull. De straathoekwerker zegt dat biertjes overdag bij groepjes jonge rondhangers populair zijn. Met een groot blik van 40 eurocent uit de supermarkt heb je al een flinke slok in handen. Sommigen wikkelen een zakje om het bierblik of verplaatsen zich naar luwe zones, waar ze minder in het vizier staan.

Alcoholgebruik onder Amsterdamse scholieren in het voortgezet onderwijs

Alcoholgebruik onder Amsterdamse scholieren in het voortgezet onderwijs

Over de hele breedte beschouwd wordt in hangroepen wel alcohol genuttigd maar doorgaans matig. Opvallend is dat verschillende geïnterviewden een toenemend drankgebruik bij meisjes zien op flatfeesten, in het uitgaansleven en op informele plekken in de buurt. Alsof ze een inhaalslag aan het maken zijn. Jonge vrouwen overtroeven soms zelfs jonge mannen in hun alcoholconsumptie.

Het overheersende beeld is dat ‘zwarte’ jongeren beducht zijn voor (zichtbare) dronkenschap in de buurt. Maar degenen die het uitgaansleven en de feestcultuur beter kennen, zien dat er in stapgroepen soms wel degelijk fors wordt gedronken. De code voor zowel jongens als meiden is dat je best wel eens zat mag zijn, maar je niet mag misdragen. Toch ziet een ter zake kundige stapper wel probleemjongens uit de buurt die tijdens het uitgaan meer drinken en blowen dan andere leeftijdsgenoten. “Als wij op het punt staan om te stoppen, doen zij er juist nog een tikje bij.

‘Zwarte’ jongeren en jongvolwassenen in het uitgaansleven drinken beduidend meer alcohol, maar doorgaans minder dan veel ‘witte’ leeftijdsgenoten tijdens het stappen.

Als jongeren en jongvolwassen uit Zuid-oost tijdens het uitgaan alcohol drinken, vertonen ze een opvallende voorkeur voor bepaalde merken. Of we nou stappers, feestorganisatoren of portiers spreken, Hennessy, Goldstrike en Johnny Walker Red & Black label worden genoemd in elk rijtje van bij jongens en jonge mannen favoriete sterke dranken. Jongeren willen nog wel eens het drinkgedrag en merkenliefde van hun zwarte idolen imiteren. Wat een joint is voor Snoop Dogg, is Hennessy cognac voor rapper Tupac. Patsers pronken graag met champagne, liefst Cristal, hét luxe merk van Amerikaanse rappers. Zoete en likeurachtige alcoholdrankjes en mixen zijn vooral populair bij vrouwen op urban feesten. Ten slotte wijzen sommigen op de combinatie van sterke drank en joints, die jongeren soms acuut in de problemen kan brengen. Deze combinatie verhoogt de kans op een ‘wegtrekker’ of zoals een stapper zegt: “Van een jonco met sterk kan je goed hé (= high) van worden!

Alcoholgebruik onder clubbezoekers in Amsterdam

Alcoholgebruik onder clubbezoekers in Amsterdam

Cannabisverkoop
Telde Amsterdam in 1980 naar schatting 20 verkooppunten, in 1984 was het aantal coffeeshops fors gegroeid naar ongeveer 300.[xviii] Die groei zette verder door, maar daarna volgde een daling en tegenwoordig zijn er nog ruim 200 coffeeshops in Amsterdam.
Door de aanwas van coffeeshops in de jaren tachtig hoefden Amsterdamse blowers en toeristen niet meer per se op straat te kopen. Gevolg was dat de straatverkopers van softdrugs uit Zuid-oost hun afzetmarkt in de binnenstad kwijtraakten. Hierop anticiperend droomden Surinaamse straatdealers om het ‘hosselen’ op straat te veranderen in een ‘baan’ als ‘huisdealer’ in een soosruimte of jongerencentrum. Een zelfstandige baan in de schemerzone van de informele economie zagen ze als oplossing voor hun forse inkomstenderving. Volgens antropoloog Livio Sansone lukte het slechts enkele van deze straatdealers om een plek te veroveren in het coffeeshopwezen of een eigen kapitaal op te bouwen en een coffeeshop te starten.[xix] Hij weet dit falen aan onder andere de commercialisering en professionalisering van de markt waardoor de straathandelaren werden weggeselecteerd. Als specifieke factoren noemde hij:
(1) gebrek aan startkapitaal of behulpzame sponsoren die wilden voorschieten;
(2) gebrek aan directe connecties om voordelig in te kopen of een ruimte te vinden; en
(3) gebrek aan handelservaring.

De komst van informele verkooppunten
De groei van het aantal coffeeshops ging voorbij aan Zuidoost. Althans het type zoals in de rest van de stad. De bebouwde omgeving was niet zo geschikt voor dergelijke bedrijfjes en ook het stadsdeel en de politie stelden geen prijs op de vestiging van coffeeshops. Het leefklimaat van de inwoners werd door openlijke handel in harddrugs en groepen harddrugsverslaafden al genoeg belast. Een van de spaarzame officieuze coffeeshops die in Zuidoost een poos door ‘witte’ jongeren werd gerund, en door de politie oogluikend werd toegestaan, trok voornamelijk Surinaamse jongeren die illegale Creoolse cafés en dergelijke ‘onfris’ en louche vonden.[xx] Mede door het moeilijke investeringsklimaat ontstonden als alternatief kleine informele netwerken die zich op de distributie en verkoop van cannabis hebben toegelegd. Zo bezochten we zelf begin jaren negentig, in de hoogtijdagen van de straatscene van harddrugs, enkele huiskamers (in de G en F buurt) waar cannabis werd verkocht en gebruikt. Op zoek naar deze huisadressen, kruisten we niet zelden het pad van rondhangende groepjes junks en dealers in en rond de flats.[xxi] Een ‘huiskamer’ was meestal een vrij kaal vertrek ergens in een flatgalerij, met een paar banken, foto’s van reggaeartiesten aan de muur en een tafel waar blowers zaten te dammen en te kaarten. De groep was een mix van jong en oud. Er kwamen scholieren, schoolverlaters, spijbelaars en oudere buurtbewoners.

De huidige blowcultuur in Zuid-oost
Volgens een vrij recente internetenquête onder jongeren (12 – 17 jaar) in Zuid-oost had 6% in de afgelopen maand geblowd. Dit percentage was het hoogst in Nellestein (12%), gevolgd door Holendrecht, Reigersbos en Gein (10%). Bij de jongvolwassenen (18 – 27 jaar) was het softdrugsgebruik in de afgelopen maand iets hoger (14%).[xxii]

Hoe komen jongeren en jongvolwassenen uit Zuidoost aan cannabis? Bezoeken ze, net als begin jaren negentig, informele verkooppunten in het stadsdeel of gaan ze liever naar coffeeshops elders in de stad?

De geïnterviewde professionals reageren verdeeld op deze vraag. De buurtregisseur zegt hier weinig zicht op te hebben. Er wordt bij het fouilleren van jongeren wel met enige regelmaat cannabis aangetroffen, maar het middel heeft weinig prioriteit. Kleine hoeveelheden worden vaak teruggegeven. Op productieniveau weet de politie te melden dat er soms een wietplantage wordt ontmanteld in Zuidoost. Opvallend hierbij is dat thuistelers het vooral gemunt lijken te hebben op het luxe laagbouwgedeelte. Hier worden kamers ingericht voor de verbouw van wiet. De politie vermoedt dat gebruikers vooral in andere stadsdelen hun hasj of wiet aanschaffen. De professionals van het jongerenwerk, de ambulante hulpverlening en Streetcornerwork zeggen echter dat veel cannabisgebruikers ook in Zuidoost adresjes weten. Daarvoor hoeven ze niet per se de buurt uit. Hoewel? De activiteitenbegeleider ziet geregeld dat groepjes jongeren tegen 17.00 – 18.00 uur met de metro naar Amsterdam Oost en het Centrum vertrekken om wiet en hasj te roken en te halen.[xxiii] Tegen 22.00 uur komen ze weer stoned terug. Daarnaast zijn er ook enkele actieve ‘wietlijnen’ in Zuid-oost die aan huis bezorgen. De Surinamers en Antillianen die zich hiermee bezighouden, verhandelen vooral wiet. Marokkanen uit andere stadsdelen hebben een groter aandeel in de hasjverkoop en zijn zich de laatste jaren actiever gaan toeleggen op Zuid-oost. De trend is namelijk dat het hasjgebruik opkomt en ondermeer symbool zou staan voor goede kwaliteit, terwijl met wiet meer ‘gerotzooid’ zou worden.

080811Bonger20BW-page-032

Cannabisgebruik onder Amsterdamse scholieren in het voortgezet onderwijs

Blowen: plezier en probleem
In een kleinschalig onderzoek door twee van onze studenten in twee populaire jongerencentra in Zuidoost, zei de helft van de bezoekers (overwegend Surinaams, 16 – 23 jaar) wel eens cannabis te hebben gebruikt. De zorgcoördinator van het ROC Op Maat schat dat ongeveer de helft van de leerlingen waar hij mee te maken krijgt een gelegenheidsblower is en dat 10% dagelijks blowt, waarvan een kleine groep ’s ochtends voor schooltijd al begint. Er zijn meer meiden gaan blowen. Een hulpverleenster van Spirit zegt dat tweederde van de jonge cliënten geregeld blowt, waarvan een kleine groep elke dag.
Gevraagd naar de motieven van cannabisgebruik, noemen professionals zowel plezier als problemen. Enerzijds zien gebruikers volgens hen blowen als ontspanning (wiet is vooral bij hen populair). Het geldt als een relaxte sociale activiteit die jongeren bindt met anderen. In een schoolsetting zou het roken van een joint volgens leerlingen met ADHD juist tot meer concentratie leiden. Afhankelijk van de seizoenen wordt er meer of minder buiten op straat, in het park, de speeltuin, op feestjes, thuis, in het zwembad of in een ‘huiskamer’ geblowd. Professionals die de blowcultuur in Zuidoost goed kennen, zeggen dat een groot deel gelegenheidsgebruiker is. Blowen is vaak ook bij de niet-blowers sociaal geaccepteerd. Dat geldt vooral voor meiden en jonge vrouwen die zelden of niet blowen maar wel met jongens en jonge mannen van dezelfde leeftijd optrekken die dat wel doen.
Blowen maakt ook deel uit van jongerenculturen met wortels in populaire muziekgenres als hiphop, reggae, reggaeton en rap. De ‘zegeningen’ van marihuana worden soms bezongen in woord, beeld en gebaar. Binnen de reggaecultuur zou blowen je dichter bij ‘Jah’ brengen. Harddrugs daarentegen zijn ‘not done’ en worden sterk afgekeurd. De cultivering van blowen geschiedt vaak door middel van kleding zoals een freaky T-shirt, muts of tas, muziek of een coole uitstraling. Bekende artiesten steken niet onder stoelen of banken dat ze muziek maken of optreden onder invloed van cannabis om ‘de creativiteit te laten flowen’.

De roes zien sommigen als een perfecte vorm van ontspanning, om voor even alle beslommeringen en dagelijkse stress van je af te laten glijden en zorgeloos te zijn. Het samen met vrienden tijdelijk weg kunnen dromen op muziek, tijdens het film kijken of zomaar ergens in de buurt of het park. Een activiteitenbegeleider over de blowcultuur in zijn groep:
De groep die ik ken (Surinaamse en Antilliaanse jongeren van 18‐30 jaar) rookt overal, dagelijks en in het weekend nog meer. Ze roken in groepsverband, maar ook vaak alleen. Ze halen het in de stad bij een vaste coffeeshop, maar ook bij thuisdealers. Ze weten precies waar en bij wie je goede wiet kan halen. De grootste groep blowt uit plezier en niet om hun problemen te vergeten. Hun kennis over wiet is minimaal. Hoewel ze van mening zullen zijn dat ze veel weten. Blowen en luisteren naar reggaemuziek is erg populair. De cannabis helpt ze in hogere sferen te komen en hun gedachten te verzetten. Ze zien cannabis dan ook niet als drugsgebruik. Het is eerder een way of life.”

De werelden van blowers en niet-blowers in Zuid-oost zijn niet altijd strikt gescheiden en kunnen elkaar (deels) overlappen. Maar bij de blowers kan de grens tussen plezier en probleem diffuus zijn. Blow je onregelmatig, alleen in het weekend of gaat het blowen je dagelijks leven beheersen? Volgens verschillende professionals is vooral de leeftijdsgroep van 15 – 17 jaar gevoelig voor mogelijke toekomstige blowproblematiek. Juist deze periode is cruciaal voor jongeren in het onderwijs. Wie het dan laat afweten, verliest jaren en mist de noodzakelijke aansluiting op vervolgtrajecten. Wie werkt en/of een gezin heeft, bouwt het blowen vaak af of stopt er zelfs mee.

Een fenomeen dat de zorgcoördinator jeugd van de politie aankaart, zijn de geënsceneerde thuisfeestjes (in Amsterdam Oost), waar groepjes meiden soms in ongewenste situaties kunnen terechtkomen. Sommige jongens zouden misbruik maken van meisjes die te veel hebben geblowd, gedronken of andere middelen hebben genomen.
De geïnterviewde professionals spreken vooral hun zorg uit over het soms forse en regelmatige blowgedrag van jongeren die gebukt gaan onder meervoudige sociale problematiek. De zorgcoördinator van een middelbare school zegt tijdens huisbezoeken niet zelden een sterke cannabisgeur te ruiken, die afkomstig is van de opvoeder(s). Het patroon dat hij schetst is dat het verlangde ontspannen gevoel van stoned zijn op termijn kan overgaan in een lethargie. Blowen verdooft je dan, doet je zorgen tijdelijk vergeten en biedt een ‘uitweg’, maar lost je problemen niet op. Daarom vraagt deze hulpverlener aan iedereen die in een zorgtraject wordt opgenomen bijna standaard in welke mate zij blowen. De ervaring leert namelijk dat jongeren die stevig blowen hun eigen cannabisgebruik vaak niet als problematisch beoordelen. Dit terwijl cannabisgebruik in de als problematisch gedefinieerde hanggroepen nagenoeg altijd een rol speelt, ongeacht of het om Surinaamse, Dominicaanse of Arubaanse jongeren gaat.
Vaak wordt met deze jongeren pas in het traject van de hulpverlening voor het eerst kritisch over hun blowgedrag gepraat. Vrouwen en meisjes blowen zelden. Maar degenen die dat wel doen, blowen volgens een geïnterviewde hulpverlener vaak problematisch. Net als jongens vinden ze het moeilijk om te praten over de negatieve effecten. Het is volgens de straathoekwerker geen uitzondering dat een ruime meerderheid van een lastige groep (bijna) de hele dag door blowt.

De hele dag stoned zijn mag misschien wel relaxed zijn, maar plannen worden er niet meer gemaakt. Laat staan het nakomen van afspraken. Er zijn groepjes die in het weekend willen feesten, blowen en relaxen, terwijl ze doordeweeks verzuimen van school en stage.”

Een jongerenwerker vindt het volhardende blowgedrag van sommigen zorgwekkend omdat ze niet meer zijn te sturen met voorlichting. Een extra hindernis is als deze jongeren inkomsten hebben uit de verkoop van wiet of andere drugs. Waarom zouden zij contact opnemen met het DWI als zij meer verdienen met de verkoop van cannabis?

Noten
xvi. Nabben, Benschop & Korf (2008).
xvii. Benschop, Nabben & Korf (2009).
xviii. Jansen (1989).
xix. Sansone (1992).
xx. Sansone (1992).
xxi. Nabben, Korf & Lamur (1993).
xxii. Roorda & Terpstra (2010).
xxiii. Dat wordt bevestigd door onderzoek onder coffeeshopbezoekers in Amsterdam Oost (Korf & Liebregts, 2010).
xxiv. Nabben, Benschop & Korf (2008).

LITERATUUR
Benschop, A., Nabben, T. & Korf, D.J. (2009) Antenne 2008. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Bossong, M.G. & Niesink, R.J.M. (2010) Adolescent brain maturation, the endogenous cannaboid system and the neurobiology of cannabis‐induced schizophrenia. Progress in Neurobiology, 92: 370‐385.
Degenhardt, L., Hall, W. & Lynskey, M. (2003). Exploring the association between cannabis use and depression. Addiction, 98:1493‐1504
GGD Amsterdam (2006) Seksueel gedrag in een subcultuur van tieners in Amsterdam Zuid-oost. Rapportage van een quick scan 2006. GGD Amsterdam.
Hall, W. (2009). The adverse health effect of cannabis use: What are they, and what are their implications for policy? International Journal of Drug Policy, 20:458‐466
Jansen, A. (1989) Cannabis in Amsterdam. Amsterdam: Coutinho.
Kersloot, J. M. & Musterd, S. (1988) Leefbaarheid en drugs in Amsterdam (2). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie (UvA).
Korf, D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf, D.J., Benschop, A. & Rots, G. (2005) Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop‐outs. Tijdschrift voor Criminologie, 47(3):239‐254.
Korf, D.J. & Liebregts, N. (2010) Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Vliet, E. van, Knotter, J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Wouters, M., Nabben, T. & Ginkel, P. van (2005). Cannabis zonder coffeeshop; Niet‐gedoogde cannabisverkoop in tien Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Makdoembaks, N. (2009) Slavinnen van God. Kinderhandel in Nederland. Amsterdam: Atlas.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2006) Antenne 2005. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. & Korf, D.J. (1999) Cocaine and crack in Amsterdam: diverging subcultures. Journal of Drug Issues, 29(3):627‐652.
Nabben, T. , Korf, D. & Lamur, S. (1993) Met of zonder. Seks en aids in de wereld van niet‐schoolgaande jongeren. Amsterdam: De Milliano.
NDM (2010) Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos‐instituut.
Musto, D.F. (1987) The American disease. New York: Oxford University Press.
O+S (2010) Amsterdam in cijfers 2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek.
Poel, A. van der, Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & Laar. M. van(2010) Feestmeter 2008‐2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos‐instituut/Bonger Instituut voor Criminologie.
Veen, N.D., Selten, J.P., Tweel, I. van der, Feller, W.G., Hoek, H.W. & Kahn, R.S. (2004). Cannabis use and age at onset of schizophrenia. American Journal of Psychiatry, 161(3):501‐506.
Roorda, W & Terpstra, J. (2010) Wat beweegt de jeugd? Participatie van jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam Zuid-oost. Amsterdam: DSP Groep.
Roosendaal, A. (2004) Nike, Reebok, Armani; alles draait om duku. Amsterdam: UvA (doctoraalscriptie Stadssociologie)
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981‐1990. Amsterdam: Het Spinhuis.
Simons, J.S., Gaher, R.M., Correia, C.J., Hansen, C.L. & Christopoher, M.S. (2005) An affective motivational model of marijuana and alcohol problems among college students. Psychology of Addictive Behaviors, 10(3):326‐334.
Smit, F., Bolier, L. & Cuijpers, P. (2004). Cannabis use and the risk of later schizophrenia: a review. Addiction, 99:425‐430
Waalring, R.N. (2009) Veerkracht in Flora. Een onderzoek naar pro‐sociaal gedrag van kwetsbare kinderen uit een Surinaamse volkswijk. Universiteit Utrecht (proefschrift).
Witton, J. (2008). Cannabis use and physical and mental health. In: Rödner Sznitman, S. Olsson, B. & Room, R. (Eds.) A cannabis reader: global issues and local experiences. EMCDDA Monographs, 8 (II). Lisbon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, pp.115‐140.
Zeijl, E. (red.), Beker, M., Breedveld, K., Broek, A. van den, Haan, J. de, Herweijer, L., Huysmans, F. & Wittebrood, K. (2003) Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.