Verborgen werelden ~ Leefstijl

darklondonalleyEr zijn jongens in wiens leven prostitutie een centrale plaats inneemt, terwijl voor anderen betaalde seks met mannen niet meer is dan een nevenactiviteit. Verschillen tussen de geïnterviewde jongens zien we ook in de rest van hun leefstijl. In dit hoofdstuk bespreken we verschillende leefstijlaspecten. Hoe ziet hun vriendenkring eruit? Hebben ze een vaste relatie? Wat zijn hun inkomstenbronnen en wat is hun uitgavenpatroon? Hoe verhoudt hun alcohol- en drugsgebruik zich tot dat van hun leeftijdgenoten? In welke mate komen zij in aanraking met de politie? En hoe beoordelen zij hun opvoeding en welk rapportcijfer geven zij voor hun dagelijks leven?

9.1 Vrienden en relaties
Drie van de geïnterviewde jongensprostitués zeggen helemaal geen vrienden te hebben, zoals Halim, een 18 jarige jongen die bij pleegouders opgroeide, nu in een begeleid kamerproject zit en sinds kort in een bordeel werkt. Min of meer hetzelfde geldt voor Viktor (19 jaar); hij verliet op 17-jarige leeftijd het ouderlijke huis, kwam via Duitsland naar Nederland en werkt nu in een bordeel. Bij twee andere jongens is de vriendenkring beperkt tot één persoon, maar dat is dan ook een echte vriend.

Ik heb maar één vriend, maar dat is ook een echte boezemvriend. We kennen elkaar twee jaar en hij is nu 28 jaar. Het was meant to be dat we elkaar tegenkwamen. Hij heeft me geholpen mijn schulden te saneren en hij accepteert me zoals ik ben. We gaan samen uit en eten vaak met elkaar.“ (Rachid, 21 jaar)

Ik heb wel kennissen, zoals de studenten die hier in huis wonen, maar dat zijn geen vrienden. Daar heb ik er maar één van. Drie jaar geleden heb ik hem in de kroeg leren kennen, hij is nu net vijftig. Ik kan hem alles vertellen, het is puur vriendschap, niet seksueel.” (Tonny, 21 jaar)

De meeste jongens hebben meer vrienden. Alle jongens bij elkaar genomen noemen er gemiddeld acht, zowel jongens/mannen als meisjes/vrouwen. Die vrienden en vriendinnen zijn overwegend rond hun eigen leeftijd of iets ouder (gemiddeld 22 jaar, oftewel anderhalf jaar ouder dan zijzelf), maar vrij vaak hebben ze ook één of meer vrienden van boven de dertig jaar. Een ruime minderheid heeft uitsluitend vrienden met dezelfde etnische achtergrond als zijzelf (17; 39%), maar vaker hebben de respondenten een etnisch gemixte vriendenkring.

Eveneens een ruime minderheid van de respondenten heeft een relatie (18; 41%), vaker met een jongen/man (13; 30%) dan met een meisje/vrouw (5; 11%). Ook al spreken deze jongens meestal van een vaste relatie, vaak duurt die pas een paar weken of maanden. Slechts vier respondenten hebben langer dan een jaar dezelfde partner.

Tabel 9.1 Inkomstenbronnen naast betaalde seks

Tabel 9.1 Inkomstenbronnen naast betaalde seks

9.2 Inkomstenbronnen
Voor een kwart van de geïnterviewde jongens vormt betaalde seks de belangrijkste inkomstenbron (12; 27%). De belangrijkste andere inkomstenbronnen zijn: werk en geld krijgen van ouders/familie. Vrij vaak werken deze jongens, fulltime of als bijbaan, in de horeca, maar bijvoorbeeld ook bij een bank, in een warenhuis of supermarkt, in de verpleging of in de bouw. Verder ontvangt één op de vijf geïnterviewde jongens studiefinanciering of een uitkering. Ook zijn er jongens die bijklussen, bijvoorbeeld als kapper of dj. Ten slotte hebben enkele jongens geld met het dealen van drugs of met andere illegale activiteiten, zoals diefstal en inbraak.

9.3 Geld uitgeven
Op de vraag waaraan zij het meeste geld uitgeven, antwoorden de respondenten veruit het vaakst spontaan: kleding (30; 68%) en uitgaan (26; 59%). Dat zijn ook de zaken waar hun leeftijdsgenoten relatief veel geld aan uitgeven (Qrius, 2005). Tegelijkertijd geven de jongens hiermee aan dat de vergoeding die zij voor seks ontvangen vooral bedoeld is voor extra’s, zoniet luxe in het leven.

Ik geef veel geld uit aan kleding. En ik ga ook veel stappen, naar de bioscoop en restaurants.” (Jacek, 19 jaar)

Toch is dit niet altijd het geval. Er zijn ook jongens die over zo weinig geld beschikken dat zij zonder betaalde seks nauwelijks kleren zouden kunnen kopen of de huur niet zouden kunnen betalen. Of dingen doen die normaal zijn voor hun leeftijd.

Ik heb het geld nodig om te overleven. Vanaf mijn 16e ben ik al uit huis en moet ik zelf de huur, eten en kleren betalen. Daar gaat het meeste geld aan op.”(Halim, 18 jaar)

Van het geld dat ik er mee verdien kan ik benzine tanken voor m’n scooter. Als er wat overblijft, ga ik uit.“ (Ranny, 17 jaar)

Ik heb niet zoveel geld en mijn moeder ook niet. Ik doe het om bijvoorbeeld ook eens naar McDonalds te kunnen.” (Kishan, 16 jaar)

Daarnaast zijn er jongens die het geld dat zij met seks verdienen, besteden aan een aangenamer leven dan zij zich met uitsluitend hun studiebeurs of baan zouden kunnen veroorloven. Het met seks verdiende geld stelt hen in staat om een ruimere kamer, etage of woning te huren; extra cd’s of een scooter te kopen; of vaker naar een restaurant te kunnen gaan. Een enkeling zet zelfs een deel van hun met seks verdiende geld op een spaarrekening, als investering voor hun toekomst.

Het extra geld dat ik ermee verdien gaat vooral op aan het huishouden. We hebben een mooie huurwoning en een auto, die weer goed uitkomt om naar mijn klanten te gaan.” (Brian, 21 jaar)

Ik betaal er mijn vaste lasten mee en ik stort ook geld op mijn spaarrekening.” (Rachid, 21 jaar)

Hiertegenover staan enkele jongens die veel van hun geld uitgeven aan alcohol, drugs en gokken.

Je hebt je huur en je eten. Ik besteed veel van mijn verdiende geld aan roken, drinken en blowen.” (Viktor, 19 jaar).

Ik woon gratis bij een oudere man. Wat ik verdien geef ik uit aan drugs en de fruitautomaat.” (Necdet, 20 jaar)

9.4 Middelengebruik
De overgrote meerderheid van de geïnterviewde jongens heeft wel eens alcohol gedronken en tabak gerookt. Gemiddeld waren zij (afgerond) 13 jaar toen zij begonnen te roken en 15 jaar toen zij hun eerste alcohol dronken. De meeste jongens drinken en roken nog steeds. Ruim de helft rookt dagelijks (25; 57%). De meerderheid drinkt wekelijks alcohol (31; 70%), inclusief een deel dagelijks (8; 18%).

Ook heeft een groot deel van de respondenten wel eens cannabis gebruikt; bij hun eerste joint waren zij gemiddeld 16 jaar. Soms bleef het beperkt tot een of enkele keren. Bijna de helft van de jongens heeft ook de laatste maand nog geblowd, een kwart doet het minstens eenmaal per week (12; 27%), waaronder enkelen die dagelijks blowen.

Opvallend veel jongens hebben wel eens poppers genomen – een vluchtige stof die vaak in bepaalde homokringen wordt gebruikt. De helft heeft er ervaring mee; gemiddeld waren deze jongens 17 jaar toen zij voor het eerst poppers gebruikten. Het verloop van het poppersgebruik is vergelijkbaar met dat van cannabis. Een kwart van de jongens heeft de laatste maand nog poppers gebruikt, waarvan een deel het minstens eenmaal per week doet (6; 14%).

Figuur 9.2 Middelengebruik

Figuur 9.2 Middelengebruik

Een op de drie respondenten heeft wel eens harddrugs als ecstasy, cocaïne en/of amfetamine gebruikt (16; 36%). Het vaakst hebben zij ervaring met ecstasy (13; 30%), wat minder met cocaïne (10; 23%) en nog iets minder met amfetamine (7; 16%). De gemiddelde leeftijd waarop de respondenten deze middelen voor het eerst namen, ligt rond de 17-18 jaar.[xxviii] In de meeste gevallen blijft het gebruik van deze drugs beperkt tot enkele keren (experimenteel gebruik) en dat geldt het sterkst voor amfetamine. Een klein deel heeft de laatste maand nog ecstasy en/of cocaïne gebruikt (6; 14%).

Ongeveer één op de vijf respondenten heeft wel eens het narcosemiddel GHB gebruikt (8; 18%). Slechts één respondent heeft ervaring met ketamine, een ander narcosemiddel. Niemand heeft ooit heroïne gebruikt en slechts één respondent met crack. Ten slotte zijn er enkele respondenten die wel eens Viagra hebben genomen (6; 14%).

Hoe verhoudt zich het middelengebruik van deze jongens zich tot dat van hun leeftijdsgenoten? In vergelijking met de landelijke cijfers over 15-24 jarigen (Rodenburg et al., 2007) wijkt hun alcoholgebruik niet echt af, maar ze roken tweeënhalf keer zo vaak dagelijks. Ook hebben ze drie keer zo vaak wel eens cannabis gebruikt en zijn ze nog vaker huidige blowers. Hun harddrugsgebruik ligt ongeveer zes keer zo hoog als bij hun leeftijdsgenoten.[xxix]

Figuur 9.3 Uitgaven aan drugs per maand

Figuur 9.3 Uitgaven aan drugs per maand

9.5 Uitgaven voor drugs
Bijna de helft van de geïnterviewde jongens geeft helemaal geen geld uit aan alcohol of drugs. (Let wel: dit is zonder de alcohol/drugs die zij gratis krijgen). Ongeveer een kwart geeft er maximaal 25 euro per maand aan uit en één op de tien maximaal 100 euro. Ten slotte besteedt één op de vijf respondenten maandelijks meer dan 100 euro aan alcohol en/of drugs, waaronder een jongen die meer dan 1.000 euro per maand kwijt is aan crack.

9.6 Politie en justitie
Ruim de helft van de respondenten is in aanraking geweest met de politie (24; 55%). Soms was het een eenmalige gebeurtenis, zoals bij Kishan (17 jaar), die op zijn elfde met een Snickers gepakt werd in de supermarkt en daar een taakstraf voor kreeg. En Benny (17 jaar) werd een paar maanden geleden voor het eerst aangehouden. Dat was na een ruzie en het bleef bij een waarschuwing. Andere jongens hebben vaker te maken gehad met de politie, maar steeds vanwege kleine delicten. Een voorbeeld hiervan is Eef (19 jaar). Als 7-jarige kreeg hij een reprimande omdat hij troep in winkelwagentjes had gedeponeerd, toen hij 12 jaar was kreeg hij een boete voor rijden zonder licht op zijn fiets en zijn tweede boete was vanwege het rijden met de scooter over het voetpad.

Maar er zijn ook respondenten met een hele waslijst aan aanhoudingen. Bij sommigen gaat het vooral om verkeersovertredingen. Zo heeft Fred (18 jaar) al negen boetes op zijn naam staan. Zijn eerste boete kreeg hij toen hij als 16-jarige zonder helm op de scooter reed. Kort daarop kreeg hij een boete voor rijden door rood licht. Zijn laatste boete was omdat hij te hard reed. Bij andere jongens begon het vroeger, ging het vooral om vermogensdelicten en waren de straffen hoger. Een uitgesproken voorbeeld is Andrej (20 jaar), die wel tien keer is opgepakt. De eerste keer was vanwege diefstal; hij was toen 11 jaar en moest zes uur op het politiebureau blijven. Drie jaar later werd hij opnieuw aangehouden voor diefstal en deze keer kreeg hij een taakstraf. Sindsdien is hij meermaals gearresteerd, vooral voor diefstal en inbraak, maar bijvoorbeeld ook omdat hij zonder rijbewijs achter het stuur zat. Andrej heeft ook al een paar keer in detentie gezeten.

Figuur 9.4 Rapportcijfers

Figuur 9.4 Rapportcijfers

9.7 Rapportcijfers
De helft van de onderzochte jongensprostitués geeft het contact met zijn ouders een dikke voldoende, soms zelfs een 10. Opvallend is dat ongeveer een kwart van de jongens expliciet een onderscheid maakt tussen het rapportcijfer voor hun moeder en dat voor hun vader; vrijwel altijd krijgt moeder dan een hoog en vader een laag cijfer.

Slechts enkele jongens geven hun sociale leven een onvoldoende, maar de meesten scoren een 7 of hoger, soms zelfs een 10 (gemiddeld 7.8). Hun ‘hele leven’ geven de meeste jongens een 7 of 8 (gemiddeld 7.0). Over het geheel genomen lijken de jongens dus tevreden te zijn met hun leven. Dit laat onverlet dat sommigen er niet gelukkig mee zijn. Zo geeft Jacek (18 jaar) zijn in het buitenland wonende ouders het rapportcijfer 4; hij is een jaar geleden van huis weggelopen en heeft helemaal geen contact meer met zijn vader en slechts sporadisch met zijn moeder. Hij heeft weinig vrienden en waardeert zijn sociale leven met een 5. Zijn ‘hele leven’ geeft hij een 6.

Er zijn ook jongens met een gevarieerder beoordeling. Piotr (21 jaar) bijvoorbeeld. Hij komt uit hetzelfde land als Jacek en heeft ook geen contact met zijn vader, maar belt nog wekelijks met zijn moeder. Vader waardeert hij met een 1 en moeder met een 6. Omdat hij zijn vrienden en, vooral, zijn beste vriendin in zijn eigen land mist, beoordeelt hij zijn sociale leven met een 2. Toch heeft hij in Nederland veel plezier en geeft hij een 8 voor zijn ‘hele leven’.

In scherp contrast met de minder gelukkige jongens staat iemand als Alberto (18 jaar). Hij is door beide ouders opgevoed en woont nog steeds thuis. Het contact met zijn ouders geeft hij een 10. Alberto is populair en heeft een grote vriendenkring; ook zijn sociale leven krijgt van hem een 10. Op school gaat het wat minder en daarom kiest hij voor een 9 als hem om een oordeel over zijn hele leven wordt gevraagd.

9.8 Conclusie
Er is een grote verscheidenheid in de leefstijl van de onderzochte jongensprostitués. Sommige jongens leven teruggetrokken en hebben weinig of geen vrienden, anderen zijn juist populair en hebben een uitgebreide vriendenkring. Sommigen hebben al een tijdje een vaste partner, maar meestal hebben zij geen vaste relatie of duurt die nog maar kort. Terwijl voor een deel van de jongens prostitutie de belangrijkste inkomstenbron vormt, is het voor de meeste van hen een welkome of noodzakelijke bijverdienste. Hun geld besteden de jongens vooral aan kleding en uitgaan, maar er zijn er ook die met het in de prostitutie verdiende geld net rond kunnen komen, of er hun drugsverslaving mee bekostigen. De meeste jongensprostitués drinken alcohol en vrij vaak roken zij dagelijks. In vergelijking met hun leeftijdsgenoten hebben zij veel ervaring met drugs; hun huidige drugsgebruik beperkt zich doorgaans tot cannabis.

Tegenover geheelonthouders staan jongens die relatief veel geld uitgeven aan alcohol en/of drugs. De meeste jongensprostitués zijn nog nooit in aanraking geweest met de politie, of slechts voor kleine delicten, zoals rijden zonder licht op de fiets. Maar er zijn er ook die vaak zijn gearresteerd en wel eens in de (jeugd)gevangenis hebben gezeten. Hoewel een kleine minderheid van de jongens ontevreden is over het contact met hun ouders, hun sociale leven en hun dagelijks leven, zijn de meeste van hen hier juist goed over te spreken.

Noten
xxviii. Amfetamine: 17 jaar; cocaïne en ecstasy 18 jaar.
xxix. Van de 15-24 jarigen in Nederland heeft 76.2% de laatste maand alcohol gedronken. Minder dan de helft (43.8%) heeft wel eens gerookt en 21.7% is een dagelijkse roker. Ruim een kwart (28.3%) heeft wel eens cannabis gebruikt en 5.3% deed dat in de afgelopen maand. Daarnaast heeft 5,6% wel eens harddrugs gebruikt, zoals ecstasy (5.1%), cocaïne (2.8%) of amfetamine (2.0%).

LITERATUUR
Allen D.M. (1980) Young Male Prostitutes: A Psychosocial Study. Archives of Sexual Behavior 9(5): 399-426.
Bijleveld C. & Hendriks J. (2007) Gezin en seksueel misbruik. Overdracht van daderschap en slachtofferschap van seksueel misbruik. Tijdschrift voor Criminologie 49(2):123-136.
Bovenkerk F, Komen M. & Yeşilgöz Y. (eds.) (2003) Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Buijs L., Hekma G. & Duyvendak J.W. (2009) Als ze maar van me afblijven. Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cusick L. (2002) Youth Prostitution: A Literature Review. Child Abuse Review 11(4): 230-251.
Daalder A. & Essers A. (2003) Seksuele delicten in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):354-368.
Diepenmaat A.C.M., Wal M.F. van der, Cuijpers P. & Hirasing R.A. (2006) Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 83 (3): 51.
Donker A., Kleemans E., Laan P. van der & Nieuwbeerta, P. (2004) Ontwikkelings- en levensloop-criminologie in vogelvlucht. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):322-329.
Edwards J.M., Iritani B.J. & Hallfors D.D. (2006) Prevalence and correlates of exchanging sex for drugs or money among adolescents in the United States. Sexually transmitted infections 82(5): 354-358.
Gelder P. van (1998) Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie: een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis.
Gemert F. van (1991) Noord-Afrikaanse en Turkse homomoordenaars. Justitiële Verkenningen 17(1): 87-106).
GGZ (2006) Cliënten in de ggz 2006. Amersfoort: GGZ Nederland.
Graaf H. de, Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005) Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Soa Aids Nederland.
Graaf H. de, Höing M., Zaagsma M. & Vanwesenbeeck I. (2007) Tienerseks: vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso groep, WODC.
Gurp L. van & Timman S. (eds.) (1998) Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland, de stand van zaken. Utrecht: Child Right Worldwide en TransAct.
Hendriks J. (2006) Jeugdige zedendelinquenten: een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Horn J.E. van, Bullens R.A.R., Doreleijers T.A.H. & Jäger M. (2001) Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens, een verkennend onderzoek. Amsterdam: Fora en Vrije Universiteit.
IJzendoorn M.H. van, Prinzie P., Euser E.M., Groeneveld M.G., Brilleslijper-Kater S.N., Noort-van der Linden A.M.T. van, Bakermans-Kranenburg M.J., Juffer F., Mesman J., Klein Velder-man M. & San Martin Beuk M. (2007) Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, Leiden Attachment Research Program, WODC.
Jong D. J. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Uitgeverij Aksant.
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 159H (Motie van het lid Arib c.s.).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 163 (Verslag van een algemeen overleg).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Aanhangsel, 1053 (vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden).
Kleijer-Kool L. (2006) Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafproces. Proces (3): 97-105.
Kooistra O. (2006) Jongens huilen niet, seksueel geweld tegen allochtone jongens. Amsterdam: Amsterdams Centrum Buitenlanders.
Korf D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf D.J., Nabben T. & Schreuders M. (1996) Roemeense trekvogels: nieuwkomers in de jongensprostitutie. Amsterdam: Thela-Thesis.
Korf D.J., Deben L., Diemel S., Rensen P. & Riper H. (1999). Een sleutel voor de toekomst. Tel- en consumentenonderzoek onder daklozen in Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
Korf D.J., Ginkel P. van & Wouters M. (2004). Je ziet het ze niet aan. Zwerfjongeren in Flevoland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf D.J., Vliet E. van, Knotter J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Lamers-Winkelman F., Slot N.W., Bijl B. & Vijlbrief A.C. (2006) Scholieren Over Mishandeling, resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Vrije Universiteit en PI Research.
Lampe A. (2002) The prevalence of childhood sexual abuse, physical abuse and emotional neglect in Europe. Zeitschrift fur psychosomatische medizin und psychotherapie 48: 370-380.
Leuw E., Bijleveld C. & Daalder A. (2003) Seksuele delinquenten. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):330-337.
Leuw E, Bijl E.V. & Daalder A. (2004) Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Loeber R. & Farrington D.P. (2004) Verschillende oorzaken van delinquentie tussen etnische en nationale groepen. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):330-346.
McMullen R. (1987) Youth prostitution: a balance of power. Journal of Adolescence 10: 35–43.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2005) Antenne 2004. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2007) Antenne 2006. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nadon S.M, Koverola C. & Schludermann E.H. (1998) Antecedents to Prostitution, Childhood Victimization. Journal of Interpersonal Violence 13(2): 206-221.
Pedersen W. & Hegna K. (2003) Children and adolescents who sell sex: a community study. Social Science & Medicine 56(1): 135-147.
Poel S. van der (1991) In de Bisnis: professionele jongensprostitutie in Amsterdam. Arnhem: Gouda Quint.
Qrius (2005) Jongeren 2005. Het speelveld verandert. Amsterdam: Qrius.
Repetur L., Meinster N., De Kinderen M. & Schakenraad M. (eds.) (2005) Naar een effectieve en samenhangende aanpak van jeugdprostitutie. Utrecht: Transact, Informatiepunt Jeugdprostitutie.
Seng M.J (1989) Child Sexual Abuse and Adolescent Prostitution: A Comparative Analysis. Adolescence 24(95): 665-675.
Silbert M.H. & Pines A.M. (1983) Early Sexual Exploitation as an Influence in Prostitution. Social Work 28(4): 285-289.
Svedin C.G. & Priebe G. (2007) Selling sex in a population-based study of high school seniors in Sweden: Demographic and psychosocial correlates. Archives of sexual behaviour 36(1): 21-32.
Transact (2005) Factsheet jongensprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht: TransAct
Weijnen F. (2006) De schaduw bedreigd, een explorerend onderzoek naar de effecten van toezicht op mannelijke prostitués in Amsterdam. Enschede: Universiteit van Twente.
Widom C.S & Ames M.A. (1994) Criminal Consequences of Childhood Sexual Victimization. Child Abu-se and Neglect 18: 303-318.
Wijk A.Ph. van (2005) Juvenile sex offenders and non-sex offenders: a comparative study. Wageningen: Ponsen & Looien.
Wittebrood K. (2004) Van delictmelding tot officiële aangifte: sprake van sociale ongelijkheid? Tijdschrift voor Criminologie 46(1): 56-71.
Wittebrood K. (2006) Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.




Verborgen werelden ~ Dwang, misbruik en risico’s

darklondonalleyWanneer seks tegen vergoeding van meerderjarigen met minderjarigen gelijkgesteld wordt met seksueel misbruik, dan zijn alle geïnterviewde jongens hier slachtoffer van geweest, want zij hebben immers allemaal hun eerste betaalde seks voor hun 18e jaar gehad. En indien onder seksueel misbruik wordt verstaan: als minderjarige seks hebben – al dan niet tegen vergoeding – met een meerderjarige of met een minderjarige die minstens vijf jaar ouder was, ook dan zijn alle respondenten slachtoffer van seksueel misbruik geweest. In dit hoofdstuk nemen we een andere insteek en richten we ons primair op de beleving van de jongens. Eerst bespreken we in hoeverre zij seksuele handelingen tegen hun zin hebben verricht en daarna gaan we voor seks tegen vergoeding in op hun ervaringen met dwang, geweld en onveilige seks.

10.1 Seks tegen je zin
Krap de helft van de geïnterviewde jongens (19/44 = 43%) heeft seksuele handelingen tegen zijn zin verricht, dat wil zeggen seksuele handelingen die zij niet konden weigeren vanwege het machtsoverwicht van de ander. In de meeste gevallen waren zij de eerste keer minderjarig. Soms gebeurde het één of twee keer, in andere gevallen vaker tot frequent. Eén van de jongens, Rachid (21 jaar), werd als kind seksueel misbruikt door zijn vader.

Tussen mijn vijfde en negende jaar heeft mijn vader anale seks met me gehad. Ik moest hem ook pijpen. Hij heeft me vernederd. Ik moest homofilms van hem zien. Als ik niet deed wat hij wilde, sloeg hij me. Het werd dan echt SM. Hij filmde me ook terwijl ik vastgebonden zat op een stoel. Nadat we naar Nederland kwamen, ging het nog een tijdje door. Mijn vader was een psycho, mijn moeder wist ervan. Op den duur werd de grond onder zijn voeten te heet. Volgens mijn tante is de buurman mijn redding geweest. Hij hoorde dat ik me verzette om vastgebonden te worden.” (Rachid, 21 jaar)

Rachid is ook de enige jongen bij wie het een familielid betrof. Het seksuele misbruik van Rachid vond plaats in het buitenland, net als bijvoorbeeld bij Ronaldo (18 jaar), die er het volgende over vertelt.

Het was carnaval in het dorp waar we toen woonden (in Latijns-Amerika). Ik was twaalf, nieuwsgierig en wist dat ergens een gay bar was. Natuurlijk had ik nooit moeten gaan, maar ik ben gegaan. Ik was absoluut de jongste daar en iedereen zat aan me. Toen hebben twee mannen het met me gedaan. Ik denk dat ze rond de achttien waren. Ze bedreigden me, één had een pistool en een groot mes bij zich. Ik kreeg 6000 peso’s. Het is daarna nog vaker gebeurd. Meestal zaten er zo’n twee weken tussen. Natuurlijk ging ik niet uit mezelf naar die bar, maar ze hebben me gechanteerd en bedreigd. Kwamen met de auto langsrijden. Ze kenden mijn familie. Ze zeiden: ‘we maken je familie af of zetten jullie haciënda in de fik’. Kort daarop verhuisden we naar Nederland. De laatste keer gebeurde op m’n dertiende. Toen was ik weer even terug in mijn eigen land. Het waren andere mannen, maar ze waren weer met z’n tweeën. Nu hadden ze alleen een pistool bij zich. Ze hebben het alle twee met me gedaan. Zij waren wat ouder, ik denk 22 of 23 jaar. Het was best eng. Als ze in mijn land ergens mee dreigen, doen ze het ook echt. Toen ik net in Nederland was, was ik telkens heel bang. Ik ben toen naar een psycholoog geweest. Die heb ik het toen verteld. Maar ik vond die therapie niks, dus ben er snel weer mee gestopt.” (Ronaldo, 18 jaar)

Bij Rachid begon het seksuele misbruik toen hij vijf jaar was en Ronaldo kreeg er op 12-jarige leeftijd voor het eerst mee te maken. Drie andere respondenten hadden (voor het eerst) seks tegen hun zin toen zij respectievelijk 8, 9 en 10 jaar waren. In totaal zijn er dus vijf jongens (11%) die op zeer jonge leeftijd seks tegen hun zin hadden – en in alle gevallen waren er volwassenen bij betrokken. Van de andere jongens die ervaring hebben met seks tegen hun zin waren er twee bij de eerste keer 15 jaar, bij acht gebeurde het op hun 16e jaar, bij drie op hun 17e en bij één op zijn 19e.

Ik was 17 en ik had een man van ongeveer 47 jaar leren kennen via internet. Ik had beltegoed nodig en hij beloofde me 20 euro. Het gebeurde buiten in een weiland bij een bosje. Hij was vies en oud en woonde in de buurt. Toen ik het daarna niet meer met hem wilde doen, dreigde hij dat hij een bord zou ophangen in de supermarkt met daarop dat ik homo was. Toen heb ik toch nog een keer met hem afgesproken. De volgende keer was afgelopen Koninginnedag. Ik kwam een leuke man tegen, hij was zo rond de 35, ik was net 19. We hadden afgesproken dat ik hem zou nemen, maar ik was heel dronken en bij hem thuis begon hij me ineens te neuken. Ik begon te schreeuwen, maar hij hield me stevig vast. Het is toen ook zonder condoom gebeurd. En vorige week ben ik bijna verkracht. Ik laat me niet nemen, maar deze man greep me met al z’n spierkracht vast.” (Ismaël, 19 jaar)

10.2 Onder druk gezet bij betaalde seks
In totaal zeggen zes respondenten (14%) dat zij wel eens onder druk zijn gezet om seks tegen vergoeding te ‘leveren’. De eerste keer dat de zojuist geciteerde Ismaël seks tegen zijn zin had, was hem een financiële vergoeding beloofd. Ook de eerdergenoemde Ronaldo kreeg er geld voor, hoewel zijn insteek niet was om seks tegen betaling te hebben. Andersom zijn er jongens die wel verwachtten betaald te worden, maar geen geld kregen. Zo kwam Johnny op 18-jarige leeftijd onbedoeld in contact met een pooier die hem chanteerde en tot prostitutie dwong.

Ik werd gedwongen om in een privéhuis te werken. Daar deden zij ook aan illegale escort. Het begon na een date met een oudere man die mij uit eten en drinken nam. Een stoere man met een dikke auto die alles voor me wilde betalen. Maar aan het eind van de avond vroeg hij opeens hoe ik dat geld terug zou gaan betalen. Ik werd bedreigd en durfde geen kant op. Ik woonde een tijd in zijn huis, waar ook klanten kwamen, maar meestal werd ik door een chauffeur naar de klant gebracht. Ik mocht nooit ergens alleen naar toe. Soms ging ik met die pooier uit en moest dan zonder op te vallen klanten oppikken in cafés. In het begin durfde ik niet weg te lopen, want ik was bang voor die man. Maar op een ochtend greep ik mijn kans en vluchtte via de achtertuin naar het station. Ik nam de trein naar een andere stad en dook daar onder. Gelukkig heb ik nooit meer wat van hem gehoord.” (Johnny, 19 jaar)

10.3 Geweld bij betaalde seks
Bijna een op de drie geïnterviewde jongens (13; 30%) heeft in het kader van seks tegen vergoeding wel eens te maken gehad met (dreiging met) geweld. Meestal beperkt het zich tot verbale conflicten over de betaling of over seksuele handelingen die de klant wenst, maar de jongen niet wil. Maar bijvoorbeeld Viktor (19 jaar) heeft wel eens een klant gehad die bij SM seks wilde domineren en dat “veel te hard” deed. En Eef (19 jaar) is wel eens fysiek bedreigd door een klant, maar dat was snel over omdat vrienden het voor hem opnamen. Over het algemeen leren de jongens van zulke ervaringen en nemen zij in het vervolg voorzorgsmaatregelen. Zo heeft Halim (18 jaar) wel eens klappen opgelopen in het park en sindsdien heeft hij daar geen betaalde seks meer. Alleen Necdet (20 jaar) heeft nog regelmatig conflicten met klanten, maar dat komt niet in het minst omdat hijzelf ook losse handjes heeft.

10.4 Seks zonder condoom
Klanten die seks zonder condoom willen, vormen bepaald geen uitzondering. Slechts vijf respondenten (11%) hebben hier nog nooit mee te maken gehad. De jongens doen niet moeilijk over condooms bij masturbatie en sommigen zijn ook bereid om orale seks met hun klanten te hebben zonder daar een condoom bij te gebruiken. Ismaël (19 jaar) vertelt zelfs met enige trots dat hij de nacht voorafgaand aan het interview nog klaargekomen is in de mond van een klant. Maar voor actieve orale seks zonder condoom is hij, net als de meeste andere jongens, absoluut niet te porren. Klanten die dat toch willen, worden over het algemeen resoluut geweigerd – en dat geldt nog sterker en meer uitgesproken voor anale seks zonder condoom, of dat nu actief of passief is.

Of ze doen een condoom om, of het houdt op. Eén keer ben ik gewoon weggegaan.” (Robbert, 20 jaar)

Toch zijn er jongens die wel eens betaalde anale seks zonder condoom hebben of hebben gehad. Soms gebeurt dat onder aandrang of druk van klanten. Zo bekent Fred (18 jaar) dat het in het begin wel gebeurde, maar nu niet meer. En Elvis (18 jaar) stelt zich nog steeds nogal gelaten op:

Ja, soms gebeurt het gewoon. Wat kan je doen?” (Elvis, 18 jaar)

Maar er zijn ook jongens die uit zichzelf afzien van condoomgebruik. Julian (21 jaar) bijvoorbeeld is niet altijd consequent. En Erik (20 jaar) geeft onomwonden toe dat hij soms zelf seksueel te opgewonden is om een condoom te gebruiken:

Het liefste doe ik het veilig, maar zonder condoom is natuurlijk lekkerder.” (Julian, 21 jaar)

Ik doe het wel eens zonder. Dan ben ik zo geil en dan is een condoom te veel gedoe.” (Erik, 20 jaar)

10.5 Conclusie
De mate waarin de respondenten ervaring hebben met seksueel misbruik is afhankelijk van hoe dit gedefinieerd wordt. In brede zin zijn ze allemaal slachtoffer geweest van seksueel misbruik en dwang, want allemaal hebben ze als minderjarige seks gehad met iemand ‘met machtsoverwicht’ (een volwassene of een minstens vijf jaar oudere minderjarige) en ook hebben ze allemaal voor hun 18e jaar seks tegen vergoeding gehad.

De jongens zelf beschouwen deze ervaringen niet altijd als seksueel misbruik. Toch blijkt dat zij ook in hun eigen beleving wel vaak te maken hebben gekregen met seksueel misbruik en dwang. Bijna de helft heeft minstens één keer seks tegen zijn zin gehad. Lang niet altijd was dit in het kader van seks tegen vergoeding, maar het tekent wel de risico’s waaraan deze jongens blootgesteld zijn (geweest). Dit temeer daar bijna één op de drie respondenten bij seks tegen vergoeding wel eens te maken heeft gehad met verbaal of (dreiging met) fysiek geweld. Weliswaar mondt dit niet altijd uit in ongewenste seks. Bovendien leren ze vaak van zulke ervaringen en nemen zij in het vervolg voorzorgsmaatregelen, maar die bieden geen volledige vrijwaring van geweld. Bovenal vereist jongensprostitutie onderhandelingsvaardigheden, want klanten die onveilige seks willen, vormen bepaald geen uitzondering.

Vooral bij orale, maar ook wel bij anale seks gebruiken niet alle jongensprostitués consequent een condoom. Het kan zijn dat dit op wens van of onder druk van klanten achterwege wordt gelaten, maar er zijn ook jongens die hier zelf de hand mee lichten. Vanuit het perspectief van (volks)gezondheid is dan ook meer aandacht nodig voor bewustwording bij jongensprostitués van de risico’s op hiv en andere soa’s.

LITERATUUR
Allen D.M. (1980) Young Male Prostitutes: A Psychosocial Study. Archives of Sexual Behavior 9(5): 399-426.
Bijleveld C. & Hendriks J. (2007) Gezin en seksueel misbruik. Overdracht van daderschap en slachtofferschap van seksueel misbruik. Tijdschrift voor Criminologie 49(2):123-136.
Bovenkerk F, Komen M. & Yeşilgöz Y. (eds.) (2003) Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Buijs L., Hekma G. & Duyvendak J.W. (2009) Als ze maar van me afblijven. Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cusick L. (2002) Youth Prostitution: A Literature Review. Child Abuse Review 11(4): 230-251.
Daalder A. & Essers A. (2003) Seksuele delicten in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):354-368.
Diepenmaat A.C.M., Wal M.F. van der, Cuijpers P. & Hirasing R.A. (2006) Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 83 (3): 51.
Donker A., Kleemans E., Laan P. van der & Nieuwbeerta, P. (2004) Ontwikkelings- en levensloop-criminologie in vogelvlucht. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):322-329.
Edwards J.M., Iritani B.J. & Hallfors D.D. (2006) Prevalence and correlates of exchanging sex for drugs or money among adolescents in the United States. Sexually transmitted infections 82(5): 354-358.
Gelder P. van (1998) Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie: een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis.
Gemert F. van (1991) Noord-Afrikaanse en Turkse homomoordenaars. Justitiële Verkenningen 17(1): 87-106).
GGZ (2006) Cliënten in de ggz 2006. Amersfoort: GGZ Nederland.
Graaf H. de, Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005) Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Soa Aids Nederland.
Graaf H. de, Höing M., Zaagsma M. & Vanwesenbeeck I. (2007) Tienerseks: vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso groep, WODC.
Gurp L. van & Timman S. (eds.) (1998) Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland, de stand van zaken. Utrecht: Child Right Worldwide en TransAct.
Hendriks J. (2006) Jeugdige zedendelinquenten: een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Horn J.E. van, Bullens R.A.R., Doreleijers T.A.H. & Jäger M. (2001) Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens, een verkennend onderzoek. Amsterdam: Fora en Vrije Universiteit.
IJzendoorn M.H. van, Prinzie P., Euser E.M., Groeneveld M.G., Brilleslijper-Kater S.N., Noort-van der Linden A.M.T. van, Bakermans-Kranenburg M.J., Juffer F., Mesman J., Klein Velder-man M. & San Martin Beuk M. (2007) Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, Leiden Attachment Research Program, WODC.
Jong D. J. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Uitgeverij Aksant.
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 159H (Motie van het lid Arib c.s.).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 163 (Verslag van een algemeen overleg).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Aanhangsel, 1053 (vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden).
Kleijer-Kool L. (2006) Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafproces. Proces (3): 97-105.
Kooistra O. (2006) Jongens huilen niet, seksueel geweld tegen allochtone jongens. Amsterdam: Amsterdams Centrum Buitenlanders.
Korf D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf D.J., Nabben T. & Schreuders M. (1996) Roemeense trekvogels: nieuwkomers in de jongensprostitutie. Amsterdam: Thela-Thesis.
Korf D.J., Deben L., Diemel S., Rensen P. & Riper H. (1999). Een sleutel voor de toekomst. Tel- en consumentenonderzoek onder daklozen in Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
Korf D.J., Ginkel P. van & Wouters M. (2004). Je ziet het ze niet aan. Zwerfjongeren in Flevoland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf D.J., Vliet E. van, Knotter J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Lamers-Winkelman F., Slot N.W., Bijl B. & Vijlbrief A.C. (2006) Scholieren Over Mishandeling, resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Vrije Universiteit en PI Research.
Lampe A. (2002) The prevalence of childhood sexual abuse, physical abuse and emotional neglect in Europe. Zeitschrift fur psychosomatische medizin und psychotherapie 48: 370-380.
Leuw E., Bijleveld C. & Daalder A. (2003) Seksuele delinquenten. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):330-337.
Leuw E, Bijl E.V. & Daalder A. (2004) Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Loeber R. & Farrington D.P. (2004) Verschillende oorzaken van delinquentie tussen etnische en nationale groepen. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):330-346.
McMullen R. (1987) Youth prostitution: a balance of power. Journal of Adolescence 10: 35–43.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2005) Antenne 2004. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2007) Antenne 2006. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nadon S.M, Koverola C. & Schludermann E.H. (1998) Antecedents to Prostitution, Childhood Victimization. Journal of Interpersonal Violence 13(2): 206-221.
Pedersen W. & Hegna K. (2003) Children and adolescents who sell sex: a community study. Social Science & Medicine 56(1): 135-147.
Poel S. van der (1991) In de Bisnis: professionele jongensprostitutie in Amsterdam. Arnhem: Gouda Quint.
Qrius (2005) Jongeren 2005. Het speelveld verandert. Amsterdam: Qrius.
Repetur L., Meinster N., De Kinderen M. & Schakenraad M. (eds.) (2005) Naar een effectieve en samenhangende aanpak van jeugdprostitutie. Utrecht: Transact, Informatiepunt Jeugdprostitutie.
Seng M.J (1989) Child Sexual Abuse and Adolescent Prostitution: A Comparative Analysis. Adolescence 24(95): 665-675.
Silbert M.H. & Pines A.M. (1983) Early Sexual Exploitation as an Influence in Prostitution. Social Work 28(4): 285-289.
Svedin C.G. & Priebe G. (2007) Selling sex in a population-based study of high school seniors in Sweden: Demographic and psychosocial correlates. Archives of sexual behaviour 36(1): 21-32.
Transact (2005) Factsheet jongensprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht: TransAct
Weijnen F. (2006) De schaduw bedreigd, een explorerend onderzoek naar de effecten van toezicht op mannelijke prostitués in Amsterdam. Enschede: Universiteit van Twente.
Widom C.S & Ames M.A. (1994) Criminal Consequences of Childhood Sexual Victimization. Child Abu-se and Neglect 18: 303-318.
Wijk A.Ph. van (2005) Juvenile sex offenders and non-sex offenders: a comparative study. Wageningen: Ponsen & Looien.
Wittebrood K. (2004) Van delictmelding tot officiële aangifte: sprake van sociale ongelijkheid? Tijdschrift voor Criminologie 46(1): 56-71.
Wittebrood K. (2006) Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.




Verborgen werelden ~ Problemen en hulpverlening

darklondonalleyDat er jongens in de prostitutie actief zijn die problemen hebben gehad, is wel duidelijk geworden toen de ervaringen van de respondenten met seksueel misbruik en dwang bij betaalde seks (zie vorige hoofdstuk) aan de orde kwamen. Nu richten we de schijnwerpers op de actuele problemen die de geïnterviewde jongens bezighouden. Om welke problemen gaat het en in hoeverre vinden de jongens dat zij daar hulp bij nodig hebben? Aansluitend bespreken we hun contacten met de hulpverlening, in het verleden en het heden. Vervolgens wordt bekeken of hun huidige hulpverlener er weet van heeft dat zij zich prostitueren en in welke mate de jongens er met anderen over praten. Ten slotte gaan we in op specifieke voorzieningen voor (minderjarige) jongens-prostitués.

11.1 Problemen
Op de vraag welke problemen hen het meeste bezighouden, antwoorden sommige respondenten (8; 18%) dat ze helemaal geen problemen hebben, terwijl enkele andere jongens een hele reeks sores opsommen.[xxx] In de variatie aan problemen die de jongens noemen, springt er een aantal duidelijk uit. Geldproblemen staan bovenaan, gevolgd door problemen met huisvesting, relaties (ouders, familie, partner, vrienden) en scholing of werk. Ongeveer één op de drie jongens maakt zich (daarom) zorgen over zijn toekomst. En één op de vijf jongens meldt psychische problemen, waaronder een jongen die stemmen hoort, twee andere jongens die een zwaar depressieve c.q. suïcidale periode achter de rug hebben, en één jongen die momenteel bij een psychiater loopt. Andere problemen, zoals verslaving en gezondheidsproblemen scoren lager. Nog minder jongens noemen problemen met het voorzien in dagelijkse behoeften als eten, problemen met politie en justitie of vrijetijdsbesteding.

Wanneer we deze problemen vergelijken met de – gemiddeld 5 jaar oudere – Roemeens jongensprostitués die we in het midden van de jaren negentig interviewden (Korf et al., 1996) dan vallen twee dingen op. Ten eerste zei niemand van die jongens toen helemaal geen problemen te hebben. Ten tweede zijn er wel duidelijke overeenkomsten, maar ook opvallende verschillen. Zo stonden bij de Roemeense jongens eveneens financiële problemen bovenaan, maar zij noemden die bijna twee keer zo vaak als de jongensprostitués nu. Ook bij de Roemeense jongens stonden huisvesting en toekomstperspectief hoog in hun lijst van problemen; net als nu had een minderheid te kampen met verslavingsproblemen. Tegelijkertijd zeiden veel meer Roemeense jongens toen dat zij moeite hadden om te overleven en dat had mede te maken met een ander probleem: illegaliteit.[xxxi]

De grotere problemen met financiën en overleven bij de Roemeense jongens kunnen verklaard worden door het feit dat zij allemaal in den vreemde, zonder familie en bijna allemaal zonder legale status in Nederland verbleven. Dientengevolge beschikten zij niet over een legaal inkomen (werk, uitkering, studiefinanciering) en kregen zij ook geen financiële ondersteuning van hun familie. Dit in tegenstelling tot veel van de jongens in het huidige onderzoek (zie hoofdstuk 5).

Tabel 11.1 Zelf gerapporteerde problematiek (spontaan genoemd, meerdere antwoorden mogelijk)

Tabel 11.1 Zelf gerapporteerde problematiek (spontaan genoemd, meerdere antwoorden mogelijk)

11.2 Hulpbehoefte
Bij lang niet al deze problemen willen de jongens hulp. Dat heeft er mee te maken dat sommige jongens vinden dat zij hun problemen alleen maar zelf op kunnen lossen en/of omdat zij geen fiducie hebben in de oplossingen die hulpverleners kunnen bieden. Daarentegen wil ongeveer één op de drie jongens (14; 32%) wel hulp. Hafid (18 jaar) vindt zelfs dat hij op meerdere punten hulp kan gebruiken:

Ik wil wel naar school, maar het lukt me niet. Ik kan niet goed werken, kan m’n huiswerk niet maken. Voor ik iets kan doen, moet het eerst twintig keer worden uitgelegd. ’t Is te moeilijk, ik kan het niet onthouden, dan word ik agressief. En mijn lijf … die vetkwabben, dat is niet van mij. Ik ben al drie jaar niet wezen zwemmen, zo lelijk vind ik mijn lijf. Ik schaam me voor mijn lijf. Ook met seks: licht uit en onder de dekens. Ik heb echt een psycholoog nodig, ik word gek van mezelf. Soms wil ik gewoon dood, dan zie ik ’t allemaal niet zitten. Ik wil graag een huis, dat ik mijn eigen plek kan hebben. En een lening voor een auto; ik heb een eigen auto nodig.

Indien de jongens hulp wensen bij het oplossen van hun problemen, dan is dat allereerst bij het vinden van huisvesting (7; 16%). Daarnaast zouden de jongens onder andere hulp willen bij geldproblemen (3; 7%), verslaving (3; 7%), herstel van het contact met hun vader (2; 5%) en illegaliteit (2; 5%). Eén jongen zou graag met lotgenoten willen praten.

Tabel 11.2 Ooit contact met hulpverlening

Tabel 11.2 Ooit contact met hulpverlening

11.3 Contact met hulpverlening
De meeste jongens hebben een hulpverleningsgeschiedenis: acht op de tien hebben ooit contact gehad met één of andere vorm van hulp (82%). Het bereik van de hulpverlening is het grootst voor de soa-kliniek; tweederde van de geïnterviewde jongens is daar wel eens geweest. Op de tweede plaats staat de ggz, daarna komen de ambulante jeugdhulpverlening en het maatschappelijk werk. Een kwart heeft te maken gehad met de kinderbescherming. Ongeveer eenzelfde deel heeft in een internaat of jeugdtehuis gezeten en één op de tien is wel eens geplaatst in een justitiële jeugdinrichting.

Het eerste contact met de jeugdhulpverlening en kinderbescherming vond op jonge leeftijd plaats (12-13 jaar). Contact met maatschappelijk werk en ggz kwam gemiddeld twee jaar later (14-15 jaar). De jongens die de soa-poli bezochten, deden dat gemiddeld voor het eerst rond hun 18e.

11.4 Praten over prostitutie
Twintig jongens (46%) hebben momenteel nog steeds contact met een hulpverlener, maar in slechts drie gevallen is die op de hoogte van hun prostitutieactiviteiten. Meestal vinden de respondenten het niet nodig om het hun begeleider te vertellen. Dat kan zijn omdat hun problemen, in hun perceptie of terecht, niet samenhangen met prostitutie. Of zij denken er alleen maar nadelen van te zullen ondervinden als zij hun hulpverlener vertellen dat zij in de prostitutie zitten.

In meerderheid praten de respondenten (wel eens) met anderen over hun seks tegen vergoeding, maar ruim een kwart verzwijgt het (12; 27%). Wanneer zij er wel met anderen over spreken, dan vooral met vrienden of vriendinnen. Twee respondenten noemen hun ouder(s). Áls er een partner is (12 jongens hebben een vaste vriend, 5 een vaste vriendin), dan weet deze vaak wel iets van de seks tegen vergoeding. Zeven partners weten het en vijf partners zijn ‘misschien’ of ‘een beetje’ op de hoogte. De overige vijf partners zijn onwetend van de prostitutie. Hierbij doet het geslacht van de partner er niet toe.

Ismaël (19 jaar) heeft met zijn psycholoog niet gepraat over seks tegen betaling. “Dat is nooit gevraagd. Ik was daar omdat ik toen in de knoop zat met mezelf, omdat mijn familie me had verstoten. Niet omdat ik problemen had met dat ik seks voor geld had. Als ik toen niet naar de psych was gegaan, was ik nu vast aan de drugs.” Hij praat er wel met vrienden over. “Ik wil het zelfs graag vertellen. Maar mijn echte vrienden willen dat niet. Die zijn bang dat als iedereen het weet… dan schamen ze zich om met me gezien te worden.” Dan vertelt hij dat hij een maand geleden in elkaar is geslagen op een feest waar hij danste. Door homohaters, zoals hij ze zelf noemt. Hij heeft aangifte gedaan en krijgt nu slachtofferhulp. Langzaam komen de tranen als hij vertelt dat hij toen in het ziekenhuis heeft gelegen en dat zijn familie niet langs kon komen. Die wilde hij het niet vertellen. “Ik mis mijn moeder zo.” Hij ziet zijn ouders wel af en toe, maar de laatste keer toen hij er met ramadan was, zag hij dat zijn kamer helemaal was ontmanteld. Zijn ouders weten wel dat hij homo is, maar hij zal nooit met een vriendje thuis komen, ‘uit respect’. Ismaël heeft sinds anderhalf jaar een relatie met een man. Die weet niet dat hij voor een escortbureau werkt.

11.4 Speciale hulpverlening voor jongensprostitués
Dat de hulpverlening vaak niet op de hoogte is van het feit dat de jongens seks tegen vergoeding hebben, sluit aan bij onze eigen ervaringen. Onze zoektocht naar cijfers over jonge jongens in de prostitutie was ronduit teleurstellend, net als de pogingen om via de hulpverlening in contact te komen met zulke jongens. De enige hulpverleningsinstelling met een project dat zich specifiek en daadwerkelijk uitvoerend richt op jongens in de prostitutie is AMOC (inmiddels gefuseerd met De Regenboog) in Amsterdam. De veldwerkers van AMOC hebben vooral contact met Oost-Europese jongens, maar die zijn vrijwel allemaal boven de 21 jaar. Weliswaar is er ook contact met een groepje minderjarige harddrugsgebruikers, maar de veldwerker waar me mee spraken betwijfelt of deze jongens in de prostitutie zitten.

Hiermee is overigens niet gezegd dat jongere jongensprostitués volledig buiten beeld blijven bij de hulpverlening. Immers, heel wat van de geïnterviewde jongens hebben wel contact of contact gehad met de hulpverlening en sommigen van hen hebben wel aan hun hulpverlener verteld dat zij in de prostitutie zitten, bijvoorbeeld aan een ambulant jongerenwerker. Tegelijkertijd schromen de meeste jongens om er met hulpverleners over te praten. Dat heeft te maken met het taboe op jongensprostitutie – en dit vormt een belangrijk argument voor speciale hulpverlening voor deze groep.

De behoefte hieraan hebben we zelf ervaren tijdens het veldonderzoek, toen we met een jongen (Johnny, 19 jaar) spraken die erg met zichzelf in de knoop zat. In de loop van het contact bleek dat hij graag met een hulpverlener in contact wilde komen, maar geen idee had waar hij moest aankloppen.

Tijdens het interview vertelt Johnny (19 jaar) voor het eerst over seksueel misbruik en zijn prostitutieactiviteiten met een vreemde te hebben gesproken. Johnny vertoont soms suïcidaal gedrag en zegt voor een trein te hebben willen springen. Zijn vriend en later ook de politie hebben hem hiervan weten te weerhouden. Pas recent heeft hij voor het eerst over zijn periode van seksueel misbruik gesproken met zijn huidige vriend, die echter laconiek reageerde: “dat is gebeurd, daar kunnen we niets meer aan doen”. Wanneer we vragen of hij hulp nodig heeft, zegt hij dat graag te willen. Hij durft zelf de stap niet te nemen.

We beschikten zelf over een hele lijst met instellingen voor homo’s (inclusief praatgroepen voor jonge homo’s), jeugdhulpverlening en de GGZ. Maar geen van deze voorzieningen had een hulpaanbod specifiek gericht op problemen van jongensprostitués. We bleven met deze jongen in gesprek en wisten hem uiteindelijk in contact te brengen met een hulpverlener die hij wel durfde te vertrouwen.

11.5 Afsluiting en blik op de toekomst
Er zijn jongens die geld verdienen met seks en daar geen problemen mee hebben. Zij zitten lekker in hun vel, houden van seks en dankzij hun prostitutieactiviteiten hebben ze prettige (bij)verdiensten. Andere jongens hebben een verleden van seksueel misbruik en hebben tegenwoordig veel sores aan hun hoofd. Waar de ene jongensprostitué dus eigenlijk helemaal geen hulpverlening nodig heeft, zou de ander er juist veel bij gebaat zijn. Bij een dergelijke hulpverlening dient een onderscheid gemaakt te worden tussen meer algemene en specifieke problemen. Tot de algemene problemen behoren onder andere schuldsanering, huisvesting en scholing/werk. Bij de specifieke problemen gaat het enerzijds om (het verwerken van) van seksueel misbruik; dat is geen probleem dat beperkt is tot jongens in de prostitutie. In principe zou een ggz-instelling of seksuologische hulpverlening hier soelaas moeten kunnen bieden. Anderzijds zijn er jongens-prostitués met specifieke problemen, zoals afhankelijkheid van een pooier, die een meer specialistische benadering vereisen. Specialistische hulpverlening lijkt vooral aangewezen bij jongens waar problemen van meer algemene aard (dat wil zeggen: niet specifiek voor jongensprostitués), seksueel misbruik en afhankelijkheidsrelaties binnen de prostitutie samenkomen.

Van alle voorzieningen waar jongensprostitués mee in contact komen, hebben soa-poli’s veruit het grootste bereik. Dat is een belangrijk gegeven, want regelmatige controle op geslachts- en andere infectieziekten, plus voorlichting over veilige seks is bepaald geen overbodige luxe bij deze doelgroep. Ook al komen de meeste geïnterviewde jongens wel naar de soa-poli, ze doen het niet allemaal. Vanuit het perspectief van (volks)gezondheid is het belangrijk dat het bereik nog verder verbeterd wordt. Internet zou hieraan een positieve bijdrage kunnen leveren.

Contactlegging met soa-poli staat of valt met de garantie van anonimiteit. Hierdoor ontstaat een duidelijk dilemma. De soa-poli zou een belangrijke rol kunnen vervullen in het vroegtijdig signaleren van problemen van jongensprostitués, maar als verpleegkundigen te veel doorvragen of aandringen op (verwijzing naar) hulpverlening, dreigt het risico jongens uit het oog te verliezen.

Ten slotte, maar niet in de laatste plaats, is vanuit het oogpunt van preventie een belangrijke rol weggelegd voor Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) bij het vroegtijdig signaleren van en zo nodig (doorverwijzen naar) hulpverlening bij seksueel misbruik van jongens. Dat geldt zowel voor seksueel misbruik voorafgaand aan de eerste seks tegen vergoeding, als voor later seksueel misbruik en geweld, al dan niet in de context van prostitutie. Mogelijk zouden vroegtijdige signalering en hulpverlening, althans bij een deel van de jongens, de stap naar betaalde seks kunnen voorkomen.

Noten
xxx. We stelden een open vraag. Aan de hand van de antwoorden werden de problemen aangekruist op een voor gestructureerd lijstje en zo nodig nader toegelicht.
xxxi. Roemenië was indertijd nog geen lid van de Europese Unie en de vreemdelingenpolitie pakte met een zekere regelmaat Roemeense jongens op.

LITERATUUR
Allen D.M. (1980) Young Male Prostitutes: A Psychosocial Study. Archives of Sexual Behavior 9(5): 399-426.
Bijleveld C. & Hendriks J. (2007) Gezin en seksueel misbruik. Overdracht van daderschap en slachtofferschap van seksueel misbruik. Tijdschrift voor Criminologie 49(2):123-136.
Bovenkerk F, Komen M. & Yeşilgöz Y. (eds.) (2003) Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Buijs L., Hekma G. & Duyvendak J.W. (2009) Als ze maar van me afblijven. Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cusick L. (2002) Youth Prostitution: A Literature Review. Child Abuse Review 11(4): 230-251.
Daalder A. & Essers A. (2003) Seksuele delicten in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):354-368.
Diepenmaat A.C.M., Wal M.F. van der, Cuijpers P. & Hirasing R.A. (2006) Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 83 (3): 51.
Donker A., Kleemans E., Laan P. van der & Nieuwbeerta, P. (2004) Ontwikkelings- en levensloop-criminologie in vogelvlucht. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):322-329.
Edwards J.M., Iritani B.J. & Hallfors D.D. (2006) Prevalence and correlates of exchanging sex for drugs or money among adolescents in the United States. Sexually transmitted infections 82(5): 354-358.
Gelder P. van (1998) Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie: een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis.
Gemert F. van (1991) Noord-Afrikaanse en Turkse homomoordenaars. Justitiële Verkenningen 17(1): 87-106).
GGZ (2006) Cliënten in de ggz 2006. Amersfoort: GGZ Nederland.
Graaf H. de, Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005) Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Soa Aids Nederland.
Graaf H. de, Höing M., Zaagsma M. & Vanwesenbeeck I. (2007) Tienerseks: vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso groep, WODC.
Gurp L. van & Timman S. (eds.) (1998) Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland, de stand van zaken. Utrecht: Child Right Worldwide en TransAct.
Hendriks J. (2006) Jeugdige zedendelinquenten: een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Horn J.E. van, Bullens R.A.R., Doreleijers T.A.H. & Jäger M. (2001) Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens, een verkennend onderzoek. Amsterdam: Fora en Vrije Universiteit.
IJzendoorn M.H. van, Prinzie P., Euser E.M., Groeneveld M.G., Brilleslijper-Kater S.N., Noort-van der Linden A.M.T. van, Bakermans-Kranenburg M.J., Juffer F., Mesman J., Klein Velder-man M. & San Martin Beuk M. (2007) Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, Leiden Attachment Research Program, WODC.
Jong D. J. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Uitgeverij Aksant.
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 159H (Motie van het lid Arib c.s.).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 163 (Verslag van een algemeen overleg).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Aanhangsel, 1053 (vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden).
Kleijer-Kool L. (2006) Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafproces. Proces (3): 97-105.
Kooistra O. (2006) Jongens huilen niet, seksueel geweld tegen allochtone jongens. Amsterdam: Amsterdams Centrum Buitenlanders.
Korf D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf D.J., Nabben T. & Schreuders M. (1996) Roemeense trekvogels: nieuwkomers in de jongensprostitutie. Amsterdam: Thela-Thesis.
Korf D.J., Deben L., Diemel S., Rensen P. & Riper H. (1999). Een sleutel voor de toekomst. Tel- en consumentenonderzoek onder daklozen in Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
Korf D.J., Ginkel P. van & Wouters M. (2004). Je ziet het ze niet aan. Zwerfjongeren in Flevoland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf D.J., Vliet E. van, Knotter J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Lamers-Winkelman F., Slot N.W., Bijl B. & Vijlbrief A.C. (2006) Scholieren Over Mishandeling, resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Vrije Universiteit en PI Research.
Lampe A. (2002) The prevalence of childhood sexual abuse, physical abuse and emotional neglect in Europe. Zeitschrift fur psychosomatische medizin und psychotherapie 48: 370-380.
Leuw E., Bijleveld C. & Daalder A. (2003) Seksuele delinquenten. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):330-337.
Leuw E, Bijl E.V. & Daalder A. (2004) Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Loeber R. & Farrington D.P. (2004) Verschillende oorzaken van delinquentie tussen etnische en nationale groepen. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):330-346.
McMullen R. (1987) Youth prostitution: a balance of power. Journal of Adolescence 10: 35–43.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2005) Antenne 2004. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2007) Antenne 2006. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nadon S.M, Koverola C. & Schludermann E.H. (1998) Antecedents to Prostitution, Childhood Victimization. Journal of Interpersonal Violence 13(2): 206-221.
Pedersen W. & Hegna K. (2003) Children and adolescents who sell sex: a community study. Social Science & Medicine 56(1): 135-147.
Poel S. van der (1991) In de Bisnis: professionele jongensprostitutie in Amsterdam. Arnhem: Gouda Quint.
Qrius (2005) Jongeren 2005. Het speelveld verandert. Amsterdam: Qrius.
Repetur L., Meinster N., De Kinderen M. & Schakenraad M. (eds.) (2005) Naar een effectieve en samenhangende aanpak van jeugdprostitutie. Utrecht: Transact, Informatiepunt Jeugdprostitutie.
Seng M.J (1989) Child Sexual Abuse and Adolescent Prostitution: A Comparative Analysis. Adolescence 24(95): 665-675.
Silbert M.H. & Pines A.M. (1983) Early Sexual Exploitation as an Influence in Prostitution. Social Work 28(4): 285-289.
Svedin C.G. & Priebe G. (2007) Selling sex in a population-based study of high school seniors in Sweden: Demographic and psychosocial correlates. Archives of sexual behaviour 36(1): 21-32.
Transact (2005) Factsheet jongensprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht: TransAct
Weijnen F. (2006) De schaduw bedreigd, een explorerend onderzoek naar de effecten van toezicht op mannelijke prostitués in Amsterdam. Enschede: Universiteit van Twente.
Widom C.S & Ames M.A. (1994) Criminal Consequences of Childhood Sexual Victimization. Child Abu-se and Neglect 18: 303-318.
Wijk A.Ph. van (2005) Juvenile sex offenders and non-sex offenders: a comparative study. Wageningen: Ponsen & Looien.
Wittebrood K. (2004) Van delictmelding tot officiële aangifte: sprake van sociale ongelijkheid? Tijdschrift voor Criminologie 46(1): 56-71.
Wittebrood K. (2006) Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.




Verborgen werelden ~ Levensloop

darklondonalleyBinnen de levensloop- en ontwikkelingscriminologie is veel aandacht voor de risicofactoren voor delinquentie en voor de ontwikkeling van deviant gedrag van de kindertijd tot in de volwassen jaren. Enerzijds wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen vroege en late starters, anderzijds naar het beloop: blijft het deviante gedrag beperkt tot een korte periode (adolescence limited) of houdt het geruime tijd aan (life course persistent)? In dit hoofdstuk gaan we na in hoeverre er bij jongensprostitués sprake is van gemeenschappelijke risicofactoren. Ook onderzoeken we of er bij hen wellicht verschillende ontwikkelingstrajecten zijn te onderscheiden. In het bijzonder kijken we naar de relatie tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie. In hoeverre baant slachtofferschap van seksueel misbruik de weg naar jongensprostitutie (victim trajectories)?

12.1 Beperkingen
Naast het feit dat de onderzochte groep van 44 jongensprostitués niet veel ruimte biedt voor de binnen de levensloopcriminologie gebruikelijke statistische analyses, hebben we te maken met een aantal andere beperkingen. Ten eerste hebben we uitsluitend jongens geïnterviewd die vóór hun 18e jaar zijn begonnen met seks tegen vergoeding. Als gevolg hiervan beschikken we niet over gegevens van jongens die hier op latere leeftijd mee begonnen; hierdoor vallen de ‘echte’ late starters in de jongensprostitutie buiten het onderzoek. Ten tweede hebben we ons bij de interviews met jongensprostitués alleen gericht op jongens die nog steeds seks tegen vergoeding hebben.[xxxii] Dientengevolge zijn jongens voor wie betaalde seks beperkt was tot een korte periode (adolescence limited) niet onderzocht.[xxxiii] Ten derde mochten de respondenten niet ouder zijn dan 21 jaar en dit criterium heeft tot gevolg dat we maar een relatief korte periode onder de loep kunnen nemen (de ‘echte’ life course persistence kunnen we niet onderzoeken).

Dan is er nog een vierde beperking. In de levensloopcriminologie is er steeds meer aandacht voor het stoppen met deviant gedrag (desistance). De verklaringen hiervoor hebben vooral betrekking op zogeheten life events, invloedrijke gebeurtenissen in het leven (Donker e.a., 2004). Dat kunnen positieve gebeurtenissen zijn, zoals het vinden van een baan of het stichten van een gezin, maar ook negatieve, zoals het overlijden van vader of moeder. Echter, over desistance kunnen we geen uitspraken doen omdat geen jongens zijn geïnterviewd die definitief met prostitutie zijn gestopt.

12.2 Opeenvolgende ankerpunten

Tabel 12.1 Gemiddelde leeftijd ankerpunten

Tabel 12.1 Gemiddelde leeftijd ankerpunten

Om te beginnen hebben we getracht de levensloop van de respondenten te reconstrueren aan de hand van ‘ankerpunten’. Daarbij valt te denken aan de leeftijd bij de komst naar Nederland, het overlijden van vader of moeder, de eerste joint, de eerste seks, et cetera. We kunnen echter niet simpelweg kijken naar de gemiddelde leeftijd waarop bepaalde gebeurtenissen plaatsvonden. Afgezien van de eerste seks en de eerste betaalde seks, hebben niet alle respondenten dezelfde gebeurtenissen ervaren. Zo zijn de meesten in Nederland geboren en zijn de meeste ouders nog in leven.

Afgezien van de eerste tongzoen, de eerste sigaret en het eerste biertje aan het begin van de puberteit – net als vele andere leeftijdgenoten – is er niet direct één duidelijke, algemeen geldende volgorde van gebeurtenissen te onderscheiden. De gemiddelde leeftijden maskeren bovendien de variatie binnen de onderzochte groep. Waar de één eerst het ouderlijk huis verliet en daarna voor het eerst seks tegen vergoeding had, was dat bij een ander juist andersom, en weer een ander woont momenteel nog steeds thuis. Binnen alle variatie tekenen zich toch twee patronen af: vroege starters en latere starters.

12.3 Vroege en latere starters
De vroege starters kwamen op relatief jonge leeftijd in contact met de hulpverlening en/of de politie. Deze jongens zijn over het algemeen vóór hun 15e begonnen met roken. Voor ze 16 jaar zijn hebben ze vaak al cannabis gebruikt en zijn ze wel eens aangehouden door de politie – soms voor klein kattenkwaad, maar ook voor ernstiger delicten – en/of zijn ze in contact geweest met de hulpverlening. Ook de eerste seks met geslachtsgenoten en de eerste seks tegen vergoeding vond verhoudingsgewijs vaak al vóór hun 16e plaats. Het is niet ongewoon dat deze jongens op jonge leeftijd het huis uit zijn gegaan. Ook ongewenste seksuele ervaringen op jonge leeftijd lijken samen te hangen met een vroege startleeftijd.

Wout (20 jaar) rookt sinds zijn 10e jaar. Op zijn 12e wordt hij gearresteerd voor diefstal. Zijn eerste ‘mannenseks’ heeft hij tijdens een logeerpartij met zijn neefje; hij is dan 14 jaar. Een jaar later komt hij in het zicht van de hulpverlening en wordt hij in een internaat geplaatst. Sindsdien is hij actief in de jongensprostitutie en heeft hij al meerdere sugar daddies versleten – hij woont momenteel bij zijn derde. Hij geilt de oudere mannen op en flikflooit met ze, maar weigert ‘echte’ seks. Na een tijdje gaat dat mis en dwingt de sugar dad hem tot ongewenste handelingen. Hij blowt vanaf zijn 16e. Een diploma heeft hij nooit gehaald.

Wout is een uitgesproken voorbeeld van de vroege starter. Andere jongens zijn bijvoorbeeld nooit in aanraking geweest met de hulpverlening, hebben nog nooit geblowd, wonen nog thuis of hebben nooit ongewenste seks gehad, zoals Kishan.

Kishan (16 jaar) is tot zijn 14e opgevoed door zijn oma omdat zijn moeder ziek was. Zijn eerste sigaret rookt hij als hij 9 jaar is. Als hij 11 is, wordt hij gepakt voor winkeldiefstal. De eerste sekservaringen heeft hij met een klasgenootje (aftrekken op zijn 8e, orale en anale seks op zijn 14e). Op zijn 15e heeft hij, uit geldnood, voor het eerst seks tegen vergoeding. Inmiddels woont hij weer bij zijn moeder, waar hij een goede relatie mee heeft. Hij zit nog op school.

Anderzijds zijn er de jongens die wat later beginnen met roken en drinken. Rond hun 16e jaar hebben ze voor het eerst orale of anale seks met een jongen/man; de seks tegen vergoeding volgt in het algemeen een jaar later. Áls ze gaan blowen, dan doen ze dat voor het eerst rond 17-18 jaar. Hetzelfde geldt voor het verlaten van het ouderlijk huis. Veel van de latere starters zijn nog nooit in contact geweest met politie of justitie. Voor zover ze contact hebben gehad met de hulpverlening is dit meestal beperkt gebleven tot een bezoek aan de soa-kliniek.

David (21 jaar) heeft nog nooit gerookt of geblowd. Zijn eerste glas alcohol dronk hij op zijn 15e. Als hij 16 is, heeft hij voor het eerst seks met een jongen, die hij via internet heeft leren kennen. Dat jaar komt hij ook in aanraking met de politie: vanwege een kapotte fietslamp. Op zijn 17e heeft hij seks met een bekende uit het uitgaansleven in ruil voor een slaapplek en gratis drankjes. Afgezien van de soa-poli, heeft hij geen ervaring met de hulpverlening. Ook is hij nog nooit gedwongen tot seks tegen zijn zin. Hij heeft zijn mbo-opleiding afgemaakt en woont sinds zijn 19e op kamers.

Net als bij de vroege starters, zijn er ook bij de late starters de nodige uitzonderingen op het algemene patroon. Geen enkele levensloop is gelijk. Er is dan ook geen absolute grens te bepalen tussen beide groepen[xxxiv], maar de leeftijd waarop de eerste seks tegen vergoeding plaatsvond (voor of na het 16e jaar) lijkt een belangrijk onderscheid te zijn. Ook contact met hulpverlening en politie zijn belangrijke factoren. Wat betreft middelengebruik lijkt, naast roken en drinken, vooral de leeftijd waarop begonnen wordt met cannabisgebruik (voor of na je 16e jaar) verschil te maken. Harddruggebruik levert nauwelijks onderscheid tussen vroege en latere starters op. Of de jongens al dan niet in het buitenland zijn geboren is ook niet van invloed op de startleeftijd.

12.4 Misbruik en prostitutie
Ongewenste seksuele ervaringen lijken samen te hangen met een vroege start in de jongensprostitutie. Maar leidt het één ook tot het ander? Aan de ene kant lijkt het daar sterk op: vrijwel alle gevallen van seks tegen hun zin vonden plaats voorafgaand aan de introductie in de prostitutie (8; 18%) of de eerste betaalde seks en de eerste gedwongen seks betroffen dezelfde gebeurtenis (9; 20%). De eerder genoemde Wout (20 jaar) is een uitzondering: hij liet zich eerst onderhouden door zijn sugar daddy en werd later gedwongen tot ongewenste seks. Johnny overkwam iets soortgelijks.

Johnny (19 jaar) laat vanaf zijn 17e mannen in het uitgaansleven zijn drankjes betalen en gaat soms met ze mee naar huis. Op zijn 19e komt hij een oudere man tegen, die hem op drank trakteert en mee uit eten neemt, maar aan het eind van de avond eist dat Johnny alles terugbetaalt. Het blijkt een pooier te zijn en Johnny wordt onder bedreiging gedwongen voor hem te werken.

Deze twee bijzondere gevallen daargelaten, komt seksueel misbruik dus in het algemeen vóór jongensprostitutie. Dit zou op een causaal verband kunnen duiden, maar er zou ook sprake kunnen zijn van een indirecte relatie, waarbij zowel seksueel misbruik als prostitutie de resultante is van een gemeenschappelijke (derde) oorzakelijke factor (zie hoofdstuk 2). Of er bij seksueel misbruikte jongens nu een directe of indirecte relatie bestaat tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie, duidelijk is dat een dergelijk verband geen algemene geldigheid heeft. Immers: de, zij het kleine, meerderheid van de respondenten (25; 57%) heeft nog nooit tegen zijn zin seks gehad.[xxxv] Al met al biedt seksueel misbruik dus geen algemeen geldende oorzakelijke verklaring voor jongensprostitutie. Dat wil overigens niet zeggen dat victim trajectories er helemaal geen verklaring voor kunnen leveren, maar kennelijk spelen in elk geval ook andere factoren dan seksueel misbruik een rol bij de entree van jongens in betaalde seks.

12.5 Conclusie
Gezien de beperkte levensfase waar we zicht op hebben bij de jongens die we hebben geïnterviewd (tot maximaal 21 jaar), kunnen niet alle in de literatuur beschreven levensloop- en ontwikkeling criminologische trajecten worden onderzocht. Wel is er variatie te zien in de leeftijd waarop de jongens in contact kwamen met hulpverlening en politie, begonnen met alcohol- en druggebruik, het ouderlijk huis verlieten en hun eerste (ongewenste) sekservaringen hadden. Bij de vroege starters vonden dergelijke gebeurtenissen op relatief jonge leeftijd (vaak voor hun 16e) plaats; bij de latere starters vonden de gebeurtenissen wat later plaats, of hebben tot nu toe nog helemaal niet plaatsgevonden.

Geen enkele levensloop is gelijk. Waar de één op jonge leeftijd uit huis is geplaatst en een strafblad heeft, daar woont de ander thuis en gaat naar school. Ook hebben lang niet alle respondenten te maken gehad met seksueel misbruik. Maar áls een jongen ooit tegen zijn zin seksuele handelingen heeft moeten verrichten, dan gebeurde dat vrijwel zonder uitzondering vóór hij voor het eerst betaalde seks had. Er is dus mogelijk een oorzakelijk verband tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie, althans bij jongens die seksueel misbruikt zijn. Het kan echter ook om een schijnrelatie gaan, waarbij een derde factor aan zowel seksueel misbruik als prostitutie ten grondslag ligt. Zeker is in elk geval dat seksueel misbruik niet de enige aanleiding is voor de entree in de jongensprostitutie.

Noten
xxxii. Weliswaar zeggen sommige respondenten dat zij onlangs gestopt zijn met seks tegen vergoeding, maar de periode is te kort (enkele weken, soms een paar maanden) om van definitief stoppen te spreken. Tussentijdse periodes zonder betaalde seks zijn bij de respondenten namelijk niet ongewoon.
xxxiii. We spraken wel enkele jongens die slechts één of twee keer seks tegen vergoeding hadden gehad, maar hen hebben we niet geïnterviewd. Anderzijds is ook niet uit te sluiten dat een aantal jongens die we wel geïnterviewd hebben, inmiddels is gestopt met seks tegen vergoeding.
xxxiv. Ook een cluster analyse resulteert (o.a. door missende waarden) niet automatisch in twee groepen. Wanneer een tweedeling geforceerd wordt, dan lijken de vroege en late starters groepen van ongeveer gelijke grootte te vormen.
xxxv. Dit nog afgezien van het gegeven dat volgens de literatuur lang niet alle seksueel misbruikte jongens terechtkomen in de jongensprostitutie (zie hoofdstuk 2).

LITERATUUR
Allen D.M. (1980) Young Male Prostitutes: A Psychosocial Study. Archives of Sexual Behavior 9(5): 399-426.
Bijleveld C. & Hendriks J. (2007) Gezin en seksueel misbruik. Overdracht van daderschap en slachtofferschap van seksueel misbruik. Tijdschrift voor Criminologie 49(2):123-136.
Bovenkerk F, Komen M. & Yeşilgöz Y. (eds.) (2003) Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Buijs L., Hekma G. & Duyvendak J.W. (2009) Als ze maar van me afblijven. Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cusick L. (2002) Youth Prostitution: A Literature Review. Child Abuse Review 11(4): 230-251.
Daalder A. & Essers A. (2003) Seksuele delicten in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):354-368.
Diepenmaat A.C.M., Wal M.F. van der, Cuijpers P. & Hirasing R.A. (2006) Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 83 (3): 51.
Donker A., Kleemans E., Laan P. van der & Nieuwbeerta, P. (2004) Ontwikkelings- en levensloop-criminologie in vogelvlucht. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):322-329.
Edwards J.M., Iritani B.J. & Hallfors D.D. (2006) Prevalence and correlates of exchanging sex for drugs or money among adolescents in the United States. Sexually transmitted infections 82(5): 354-358.
Gelder P. van (1998) Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie: een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis.
Gemert F. van (1991) Noord-Afrikaanse en Turkse homomoordenaars. Justitiële Verkenningen 17(1): 87-106).
GGZ (2006) Cliënten in de ggz 2006. Amersfoort: GGZ Nederland.
Graaf H. de, Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005) Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Soa Aids Nederland.
Graaf H. de, Höing M., Zaagsma M. & Vanwesenbeeck I. (2007) Tienerseks: vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso groep, WODC.
Gurp L. van & Timman S. (eds.) (1998) Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland, de stand van zaken. Utrecht: Child Right Worldwide en TransAct.
Hendriks J. (2006) Jeugdige zedendelinquenten: een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Horn J.E. van, Bullens R.A.R., Doreleijers T.A.H. & Jäger M. (2001) Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens, een verkennend onderzoek. Amsterdam: Fora en Vrije Universiteit.
IJzendoorn M.H. van, Prinzie P., Euser E.M., Groeneveld M.G., Brilleslijper-Kater S.N., Noort-van der Linden A.M.T. van, Bakermans-Kranenburg M.J., Juffer F., Mesman J., Klein Velder-man M. & San Martin Beuk M. (2007) Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, Leiden Attachment Research Program, WODC.
Jong D. J. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Uitgeverij Aksant.
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 159H (Motie van het lid Arib c.s.).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 163 (Verslag van een algemeen overleg).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Aanhangsel, 1053 (vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden).
Kleijer-Kool L. (2006) Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafproces. Proces (3): 97-105.
Kooistra O. (2006) Jongens huilen niet, seksueel geweld tegen allochtone jongens. Amsterdam: Amsterdams Centrum Buitenlanders.
Korf D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf D.J., Nabben T. & Schreuders M. (1996) Roemeense trekvogels: nieuwkomers in de jongensprostitutie. Amsterdam: Thela-Thesis.
Korf D.J., Deben L., Diemel S., Rensen P. & Riper H. (1999). Een sleutel voor de toekomst. Tel- en consumentenonderzoek onder daklozen in Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
Korf D.J., Ginkel P. van & Wouters M. (2004). Je ziet het ze niet aan. Zwerfjongeren in Flevoland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf D.J., Vliet E. van, Knotter J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Lamers-Winkelman F., Slot N.W., Bijl B. & Vijlbrief A.C. (2006) Scholieren Over Mishandeling, resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Vrije Universiteit en PI Research.
Lampe A. (2002) The prevalence of childhood sexual abuse, physical abuse and emotional neglect in Europe. Zeitschrift fur psychosomatische medizin und psychotherapie 48: 370-380.
Leuw E., Bijleveld C. & Daalder A. (2003) Seksuele delinquenten. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):330-337.
Leuw E, Bijl E.V. & Daalder A. (2004) Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Loeber R. & Farrington D.P. (2004) Verschillende oorzaken van delinquentie tussen etnische en nationale groepen. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):330-346.
McMullen R. (1987) Youth prostitution: a balance of power. Journal of Adolescence 10: 35–43.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2005) Antenne 2004. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2007) Antenne 2006. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nadon S.M, Koverola C. & Schludermann E.H. (1998) Antecedents to Prostitution, Childhood Victimization. Journal of Interpersonal Violence 13(2): 206-221.
Pedersen W. & Hegna K. (2003) Children and adolescents who sell sex: a community study. Social Science & Medicine 56(1): 135-147.
Poel S. van der (1991) In de Bisnis: professionele jongensprostitutie in Amsterdam. Arnhem: Gouda Quint.
Qrius (2005) Jongeren 2005. Het speelveld verandert. Amsterdam: Qrius.
Repetur L., Meinster N., De Kinderen M. & Schakenraad M. (eds.) (2005) Naar een effectieve en samenhangende aanpak van jeugdprostitutie. Utrecht: Transact, Informatiepunt Jeugdprostitutie.
Seng M.J (1989) Child Sexual Abuse and Adolescent Prostitution: A Comparative Analysis. Adolescence 24(95): 665-675.
Silbert M.H. & Pines A.M. (1983) Early Sexual Exploitation as an Influence in Prostitution. Social Work 28(4): 285-289.
Svedin C.G. & Priebe G. (2007) Selling sex in a population-based study of high school seniors in Sweden: Demographic and psychosocial correlates. Archives of sexual behaviour 36(1): 21-32.
Transact (2005) Factsheet jongensprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht: TransAct
Weijnen F. (2006) De schaduw bedreigd, een explorerend onderzoek naar de effecten van toezicht op mannelijke prostitués in Amsterdam. Enschede: Universiteit van Twente.
Widom C.S & Ames M.A. (1994) Criminal Consequences of Childhood Sexual Victimization. Child Abu-se and Neglect 18: 303-318.
Wijk A.Ph. van (2005) Juvenile sex offenders and non-sex offenders: a comparative study. Wageningen: Ponsen & Looien.
Wittebrood K. (2004) Van delictmelding tot officiële aangifte: sprake van sociale ongelijkheid? Tijdschrift voor Criminologie 46(1): 56-71.
Wittebrood K. (2006) Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.




Verborgen werelden ~ Typen jongensprostitués

darklondonalleyVerschillende eerdere studies beschrijven een vorm van min of meer professionele jongensprostitutie (callboys, beroepsprostitués, bisnisjongens of professionals). Andere typen die de verschillende onderzoeken vonden, zijn gebaseerd op factoren als werkplek, motivatie of leefstijl. Genoemd worden onder andere: pseudo’s, scharrelaars, gelegenheidsprostitués, noodsprong prostitués, gelukszoekers, gemarginaliseerden en bijverdieners. Al deze typen hebben we in hoofdstuk 1 kort beschreven, maar daar stelden we ook vast dat vrij veel van de studies van oudere datum zijn, waardoor de bevindingen niet vanzelfsprekend geldig zijn voor het heden, want in de jongensprostitutie – net als binnen de prostitutie in het algemeen – hebben zich de laatste jaren verschuivingen voorgedaan, met name van escortclubs en bordelen naar internet. In hoofdstuk 1 constateerden we ook dat veel onderzoek naar jongensprostitutie overwegend of uitsluitend gaat om meerderjarige jongens, vaak zelfs jongens van boven de 21 jaar. De vraag is in hoeverre de genoemde indelingen opgaan voor jongere jongens, de groep waarop wij ons hebben gericht in het veldonderzoek. Zijn ze niet te jong om bijvoorbeeld professional te kunnen zijn?

13.1 Indeling naar werkplek
Al bij de rekrutering van respondenten drong zich een eerste typologie op: een indeling gebaseerd op de manier waarop, respectievelijk de locatie waar de jongens hun klanten werven. Drie categorieën kunnen worden onderscheiden:
* 12 jongens werken in een bordeel en/of in de escort
* 21 jongens werven hun klanten via internet (en werken niet in een bordeel of in de escort)
* 11 overige jongens werven hun klanten in de horeca, via-via, op straat, etc. (en werken niet in een bordeel of in de escort en maken geen gebruik van internet)

Dit is een zeer pragmatische typologie, maar zou beleidsmatig zeer bruikbaar kunnen zijn omdat de indeling is gebaseerd op vindplaatsen. Voor preventiewerkers, sociaal geneeskundigen en (andere) hulpverleners biedt deze indeling in principe goede aanknopingspunten, niet alleen vanwege de praktische insteek van vindplaatsen, maar ook omdat de afzonderlijke typen op bepaalde punten samengaan met het profiel van de jongens. Zo is geen enkele respondent die in een bordeel en/of in de escort werkt minderjarig, terwijl vrijwel alle jongens binnen dit type allochtoon zijn (meestal westers allochtoon).

Ze wonen zelden nog bij hun ouders, een enkeling gaat nog naar school en de helft heeft een echt baantje naast de prostitutie. Deze jongens zouden we kunnen karakteriseren met: ‘seks als inkomstenbron’. Zij komen nog het meest in de buurt van de professionals. Onder de internetjongens treffen we wel minderjarigen aan, zij het dat de meeste van hen ouder dan 18 jaar zijn. De helft van deze jongens is autochtoon. Vrijwel allemaal gaan ze nog naar school of hebben ze een baan. Ruim de helft woont nog bij zijn ouders. Bij deze jongens lijkt het te draaien om ‘seks als bijverdienste’. De overige jongens vormen een opvallend gemêleerde groep. Dat geldt zowel voor leeftijd (een enkeling is minderjarig) en hun etnische achtergrond als voor bijvoorbeeld het al dan niet volgen van een opleiding of het hebben van een (bij)baan en voor hun woonsituatie. Omdat er nogal wat jongens

Tabel 13.1 Profiel naar werkplek

Tabel 13.1 Profiel naar werkplek

tussen zitten die in contact geweest zijn met de politie (8; 73%), lijkt het bij deze jongens te gaan om betaalde seks binnen een deviante of avontuurlijke leefstijl.

Een belangrijke beperking van de indeling naar werkplek is echter dat de drie categorieën zich echter nauwelijks (significant) onderscheiden naar bijvoorbeeld ongewenste sekservaringen. Misbruik en dwang, maar ook problemen op het gebied van scholing, inkomen, justitie, drugs en geestelijke gezondheid bepalen de ernst van de situatie en de noodzaak tot interventie. Daarom is een typologie gezocht op basis van ‘probleemindicatoren’.

13.2 Indeling op basis van problematiek
Een typologie waarbij meerdere factoren een rol spelen is lastig te maken. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is een clusteranalyse, een statistische methode waarbij groepen (clusters) worden gevormd op basis van maximale kwantitatieve overeenkomsten binnen de clusters en maximale verschillen tussen de clusters. In de clusteranalyse zijn de volgende probleemindicatoren meegenomen[xxxvi]:

Opvoeding: niet opgevoed door beide ouders (ja/nee)
Startkwalificatie: geen diploma behaald (ja/nee)
Werkloosheid: volgt geen opleiding en heeft geen baan (ja/nee)
Delinquentie: in contact geweest met politie/justitie (ja/nee)
Druggebruik: gemiddelde uitgaven aan drugs per maand
Geestelijke gezondheid: gemiddeld rapportcijfer leven in het algemeen
Hulpverlening: ooit contact met hulpverlening (ja/nee)
Hulpbehoefte: wil hulp bij problemen (ja/nee)
Misbruik: ooit seks tegen je zin (ja/nee)
Initiatie: gemiddelde leeftijd eerste keer seks tegen vergoeding
Dwang: ooit onder druk gezet om seks tegen vergoeding te hebben (ja/nee)
Geweld: ooit te maken gehad met geweld tijdens het werk (ja/nee)
Plezier: vindt het niet leuk om seks tegen vergoeding te hebben (ja/nee)

De clusteranalyse resulteert in een driedeling. De typen kunnen op basis van de probleemindicatoren en achtergrondkenmerken (tabel 13.2), in combinatie met kwalitatieve informatie uit de interviews, als volgt worden gekarakteriseerd:

(1) profs en weekendamateurs;
(2) slachtoffers; en
(3) avonturiers.

Deze indeling loopt slechts in beperkte mate parallel met de indeling naar werkplek. Het type ‘profs en weekendamateurs’ is significant vaker te vinden op het internet, maar op de andere werkplekken treffen we alle drie typen aan.

Profs en weekendamateurs (n = 19)
Voor deze jongens is het hebben van seks tegen vergoeding een vak, of op z’n minst een serieuze hobby. En ze zijn er goed in. Ze zijn allemaal meerderjarig en voornamelijk autochtoon Nederlands of westers allochtoon. Ze hebben een opleiding afgerond, hebben vrij vaak een (bij)baan (74%; 14) en wonen vaak op zichzelf. Alle jongens beschouwen zichzelf als homo- of biseksueel en de eerste echte seksuele ervaring was relatief vaak met een jongen/man. De eerste betaalde seks vond meestal ná hun 16e jaar plaats (95%; 18). Slechts een enkeling is ooit onder druk gezet om seks tegen vergoeding te hebben. De klanten worden opgepikt in cafés en bars of in een bordeel, maar er wordt vooral ook vaak gebruikt gemaakt van internet. De meesten hebben één of meer vaste klanten. Hoewel er wel eens conflicten zijn over de prijs, hebben de meeste van deze jongens plezier in hun werk. Vergeleken met de andere twee typen speelt hier de minste problematiek.

Tabel 13.2 Typologie op basis van probleemindicatoren

Tabel 13.2 Typologie op basis van probleemindicatoren

Hoewel ze nog vrij jong zijn, treffen we binnen dit type jongens aan die op basis van de literatuur (zie hoofdstuk 1) gerekend kunnen worden tot de beroepsprostitués (jongens die hun sekswerk niet zien als een tijdelijke job). Een duidelijk voorbeeld hiervan is Priotr (21 jaar). Andere jongens, zoals Erik (20 jaar), zitten op het grensvlak van beroeps- en gelegenheidsprostitutie (jongens die er naast hun prostitutieleven een normaal bestaan op na houden).

Piotr (21 jaar) is vanuit Oost-Europa, via Spanje en Groot-Brittannië, naar Nederland gekomen. Op 16-jarige leeftijd had hij zijn eerste seks met een man, die hij via internet had leren kennen. Piotr woonde toen nog bij zijn ouders. Op 18-jarige leeftijd, na het behalen van zijn middelbare schooldiploma, verliet hij het ouderlijk huis. Toen had hij al zijn eerste ervaringen met betaalde seks opgedaan. Sinds Piotr niet meer thuis woont, werkt hij in jongensbordelen. Hier in Nederland doet hij dat vrijwel elke dag, per maand heeft hij met zo’n 50-60 mannen betaalde seks, uiteenlopend van jonge kerels beneden de dertig tot en met vijftigers. Hij heeft ongeveer tien vaste klanten. Naast zijn bordeelklanten, werft hij zijn clientèle via een eigen website en in gay clubs. Klanten krijgen niet zijn privé-nummer, voor zijn werk heeft hij een ander 06-nummer. Als zijn belangrijkste handelsmerk beschouwt hij dat hij gemakkelijk contact kan leggen en binnen 20 minuten weet of het wat wordt. Piotr heeft echt plezier in zijn werk en hij heeft nooit seksuele handelingen tegen zijn zin verricht. Klanten die seks zonder condoom willen, wijst hij kordaat af. Zijn belangrijkste probleem is dat hij geen eigen woonruimte heeft; hij slaapt momenteel in een goedkoop hotel.

Erik (20 jaar) is een autochtone jongen, een trotse homo die ‘gewoon gemakkelijk seks’ heeft en zich graag laat verwennen. Sinds kort woont Erik op zichzelf, maar hij heeft nog regelmatig en erg goed contact met zijn ouders. Hij heeft een middelbare beroepsopleiding afgerond en tegenwoordig werkt hij als stylist. Erik houdt van mooie, dure kleren, gaat graag en veel uit en blowt elke dag. Naar eigen zeggen heeft hij een ‘natuurlijk instinct’ voor betaalde seks tegen vergoeding. Erik spreekt niet van klanten, maar heeft het over dates, die hij via internet of tijdens het stappen ontmoet. Zijn klanten moeten er goed uitzien en liever jonger dan 30 jaar zijn. Soms, als het een knappe vent is of een heel gezellige avond, dan vraagt hij niet om geld. Hij heeft zo’n 20 keer per maand betaalde seks en hij heeft ook een paar vaste klanten.

Slachtoffers (n = 12)
Het profiel van de slachtoffers is op z’n zachtst gezegd niet rooskleurig. Meestal zijn ze opgegroeid in een eenoudergezin of pleeggezin. Een groot deel heeft een hulpverleningscarrière achter de rug – vooral in de ambulante (8; 67%) en/of residentiele (5; 42%) jeugdzorg – en tweederde heeft behoefte aan hulp bij actuele problemen. Ze zijn allemaal het slachtoffer geweest van seksueel misbruik. Seks tegen vergoeding begon op relatief jonge leeftijd: in de helft van de gevallen vóór hun 16e jaar (6; 50%). Eén op de drie is wel eens onder druk gezet om betaalde seks te hebben. Vrijwel alle jongens binnen dit type hebben of hadden een sugar daddy. Over het algemeen beleven ze geen genoegen aan hun werk.

Sommige van de jongens die we rekenen tot de slachtoffers zouden we ook kunnen scharen onder de noodsprongprostitués (jongens voor wie prostitutie fungeert als laatste uitweg om aan geld, onderdak, etc. te komen). Een voorbeeld hiervan is Julian (21 jaar). Andere jongens binnen het type van de slachtoffers, zoals Necdet (21 jaar), vertonen meer overeenkomsten met de scharrelaars, die naast prostitutie ook op andere illegale manieren aan geld komen.

Julian (21 jaar) heeft Zuid-Europese grootouders, maar hij is zelf geboren in Nederland. Sinds het einde van de basisschool, toen zijn ouders scheidden, heeft hij vooral voor zich zelf moeten zorgen en woonde hij wisselend bij familie, vrienden, kennissen en zijn ‘peetvader’. Toch heeft hij wel zijn vmbo af weten te maken. Vanaf zijn 13e jaar heeft Julian contact met de hulpverlening. Eerst met een psycholoog, later met de kinderbescherming en de ambulante hulpverlening. Op z’n 16e jaar is hij aangerand door een achterneef. Vanaf die leeftijd heeft hij seks tegen vergoeding, aanvankelijk voor een slaapplek, eten en drinken, vanaf z’n 17e jaar ook voor geld. Dat doet hij hoogstens enkele keren per maand. Hij heeft een paar keer geprobeerd om ermee te stoppen, maar dat is hem tot nu toe nooit echt gelukt, want hij verdient niet genoeg met zijn baantje in de horeca en hij zit in de schuldhulpverlening.

Necdet (20 jaar) is tijdens de basisschool naar Nederland gekomen. Met zijn vader, die vaak in detentie zat, heeft hij al heel lang geen contact meer en ook zijn moeder ziet of spreekt hij nooit. In de puberteit werd hij in een internaat geplaatst en sindsdien is hij bij allerlei hulpverleningsinstanties over de vloer geweest. Ook heeft hij een strafblad. Necdet is verslaafd aan harddrugs en het geld hiervoor verdient hij hoofdzakelijk met seks. Daarnaast dealt hij drugs. Hij woont nu bijna een jaar in bij een oudere man, die hem ook regelmatig geld toeschuift. Verder heeft hij geen vrienden. Necdet is meermaals slachtoffer geweest van seksueel misbruik.

Avonturiers (n = 13)
De derde groep is niet zo eenvoudig te duiden, want deze jongens vormen op nogal wat kenmerken een tussengroep. Toch springen er wel enkele aspecten uit. Ze zijn gemiddeld het jongst (39% is minderjarig), zijn het laagst opgeleid (maar dit komt wellicht mede door hun jongere leeftijd) en zijn relatief vaak van niet-westerse afkomst. Naar eigen zeggen leiden ze een prima leven; gemiddeld geven ze er bijna het rapportcijfer negen voor. Opvallend vaak zijn ze in aanraking geweest met de politie. Deze jongens vinden het niet persé leuk om seks te hebben met (oudere) mannen, maar ach als zo’n man nou zo gek is om ervoor te betalen, waarom niet? Op sommige van de avonturiers, bijvoorbeeld Andrej (20 jaar) past het predicaat scharrelaars, want naast prostitutie hebben zij inkomen uit bijvoorbeeld diefstal of inbraak.

Andrej (20 jaar) woont nog niet zo lang in Nederland; hij is illegaal met zijn ouders het land binnengekomen. Andrej heeft in het buitenland al vroeg met tal van hulpverleningsinstanties te maken gehad en is minstens tien keer gearresteerd, onder andere voor diefstal. Hij beweert eerst dat hij dat niet echt meer doet, maar geeft later toe dat het ‘af en toe’ nog wel gebeurt: ’Je weet hoe die shit gaat’. Andrej’s vrouw weet dat hij ook geld verdient met seks met mannen. Daar maakt zij zich niet druk over, ze weet immers dat hij hetero is, want ze hebben samen seks. Bovendien levert de seks met mannen veel geld op, zonder dat Andrej er veel voor hoeft te doen.

Andere jongens van het avonturiertype, zoals Paolo (15 jaar), zouden we eerder gelegenheidsprostitué kunnen noemen, ware het niet dat zij niet altijd een ‘normaal’ bestaan leiden. Sommige van deze jongens noemen zichzelf gold diggers. Een typisch voorbeeld hiervan is de 19-jarige Ranny.

Paolo is een in Nederland geboren niet-westers allochtone jongen van 15 jaar. Paolo noemt zichzelf een ‘hetero die oude mannen gek maakt.’ Vanwege zijn jeugdige leeftijd, waarmee hij graag koketteert, weet hij oudere mannen flink geld uit hun zak te kloppen. Zelf vindt hij dat hij geen echte seks met hen heeft, want ‘ik geil ze alleen op’. Weliswaar masturbeert hij met hen, maar dat is volgens hem geen seks. Ook klust Paolo bij als model van een fotograaf: ’een echte viespeuk’. Paolo is een paar keer in aanraking geweest met de politie. Hij blowt af en toe, maar harddrugs heeft hij nog nooit gebruikt. Paolo woont nog steeds bij zijn ouders en gaat ook nog naar school.

Ranny (19 jaar) is in Nederland geboren uit niet-westerse ouders. Hij is door zijn moeder opgevoed en woont nog steeds naar volle tevredenheid bij haar in huis. Hij heeft alleen het diploma van de basisschool en volgt geen onderwijs meer. Naast wat hij van zijn moeder krijgt, verdient hij geld door te dansen in clubs. Daar en overal elders waar zich de gelegenheid voordoet, pikt hij klanten op. Hij verdient er goed mee ‘want homo’s willen betalen voor seks met een neger en daar maak ik gebruik van.’ Ranny bekijkt het leven van de zonnige kant, gaat vaak uit en heeft veel vrienden.

13.3 Conclusie
Jonge jongens die aan seks tegen vergoeding doen zijn op een praktische manier in te delen naar hun werkplek of de manier waarop zij contact leggen met hun klanten. Zodoende kan een onderscheid gemaakt worden in drie typen:

* jongens die werken in een bordeel en/of in de escort;
* jongens die hun klanten werven via het internet (en niet werken in een bordeel en/of in de escort); en
* overige jongens die hun klanten op andere manieren werven, zoals in de horeca, via-via, op straat, etc. (en niet werken in een bordeel en geen gebruik maken van internet).

Tegenover de praktische voordelen van deze indeling naar werkplek – je weet waar je de jongens moet zoeken – staat als belangrijke beperking dat de drie categorieën zich nauwelijks (significant) onderscheiden naar bijvoorbeeld ongewenste sekservaringen. Met andere woorden: met een indeling naar werkplek weet je wel waar je de verschillende jongens zou kunnen vinden, maar niet echt goed om wat voor jongens het gaat en welke eventuele problemen zij hebben en in hoeverre zij hulp nodig hebben. Daarom is een typologie gezocht die hier wel rekening mee houdt. Dat levert een indeling op naar drie typen die, in combinatie met kwalitatieve informatie uit de interviews, als volgt worden gekarakteriseerd:

(1) profs en weekendamateurs;
(2) slachtoffers; en
(3) avonturiers.

Deze typologie loopt maar heel beperkt parallel met de indeling naar werkplek. Binnen elk van de drie typen werkplekken komen we zowel profs en weekendamateurs als slachtoffers en avonturiers tegen.

De alternatieve indeling laat verschillen zien in opvoeding en opleiding – zo zijn de profs en weekendamateurs het vaakst door beide ouders opgevoed en het hoogst opgeleid – en anderzijds verschillen in problemen. Tegenover het ‘slachtoffertype’, waarvan alle jongens seks tegen hun zin hebben gehad en die bijna allemaal hulp willen bij het oplossen van hun problemen, staan de profs en weekendamateurs, die in ruime meerderheid plezier hebben in seks tegen vergoeding, en de avonturiers, die vrijwel nooit te maken hebben gehad met geweld tijdens het ‘sekswerk’.

Typologie

Typologie

Tot op zekere hoogte overlapt deze alternatieve typologie met bestaande indelingen, zoals die beschreven zijn in de literatuur over jongensprostitutie (zie hoofdstuk 1). Schematisch kan deze overlap als volgt worden weergegeven.

Opvallend in dit vergelijkende overzicht is dat de zogeheten pseudo’s ontbreken. In de literatuur is dit de term voor jongens die uit zijn op het beroven en chanteren van hun ‘klanten’ (zie hoofdstuk 1). Weliswaar zijn er geïnterviewde jongens die wel eens geld of bezittingen van hun klanten gestolen hebben en zeker ook jongens die hun klanten bespelen om hen meer geld uit hun zak te kloppen, maar voor geen van de respondenten is dit typerend. Het ontbreken van pseudo’s is eenvoudig te verklaren: we hebben ons in de interviews uitsluitend gericht op jongens die daadwerkelijk aan seks tegen vergoeding doen en jongens uitgesloten die, onder voorspiegeling van maar altijd zonder daadwerkelijke seks, prostituanten beroven of chanteren.

Verreweg de meeste geïnterviewde jongens zijn niet te beschouwen als beroepsprostitués, dat wil zeggen: jongens die hun sekswerk niet zien als een tijdelijke job. Dat kan overigens een kwestie van leeftijd zijn. De jongens die in de literatuur worden beschreven als beroepsprostitué zijn vrijwel altijd meerderjarig, vaak zelfs boven de 21 jaar. Dit terwijl de jongens die wij interviewden allemaal jonger zijn. Geen van de jongens die zijn ingedeeld bij de profs en weekendamateurs is minderjarig. Het is dan ook zeker denkbaar dat een deel van de geïnterviewde jongens die nu (nog) niet tot de profs behoren, zich alsnog zal ontpoppen tot beroepsprostitué. Het meest voor de hand ligt dit dan bij de jongens die nu (nog) behoren tot het avonturiertype. Gemiddeld zijn de avonturiers het jongst en sommigen van hen zeggen zoveel plezier in betaalde seks te hebben, dat zij zich zouden kunnen ontwikkelen tot ware professionals.

Noot
xxxvi. Achtergrondkenmerken zijn niet meegenomen in de clusteranalyse. Wel is gezocht naar verschillen in achtergrondkenmerken tussen de clusters (onderste rijen in tabel 13.2).

LITERATUUR
Allen D.M. (1980) Young Male Prostitutes: A Psychosocial Study. Archives of Sexual Behavior 9(5): 399-426.
Bijleveld C. & Hendriks J. (2007) Gezin en seksueel misbruik. Overdracht van daderschap en slachtofferschap van seksueel misbruik. Tijdschrift voor Criminologie 49(2):123-136.
Bovenkerk F, Komen M. & Yeşilgöz Y. (eds.) (2003) Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Buijs L., Hekma G. & Duyvendak J.W. (2009) Als ze maar van me afblijven. Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cusick L. (2002) Youth Prostitution: A Literature Review. Child Abuse Review 11(4): 230-251.
Daalder A. & Essers A. (2003) Seksuele delicten in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):354-368.
Diepenmaat A.C.M., Wal M.F. van der, Cuijpers P. & Hirasing R.A. (2006) Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 83 (3): 51.
Donker A., Kleemans E., Laan P. van der & Nieuwbeerta, P. (2004) Ontwikkelings- en levensloop-criminologie in vogelvlucht. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):322-329.
Edwards J.M., Iritani B.J. & Hallfors D.D. (2006) Prevalence and correlates of exchanging sex for drugs or money among adolescents in the United States. Sexually transmitted infections 82(5): 354-358.
Gelder P. van (1998) Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie: een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis.
Gemert F. van (1991) Noord-Afrikaanse en Turkse homomoordenaars. Justitiële Verkenningen 17(1): 87-106).
GGZ (2006) Cliënten in de ggz 2006. Amersfoort: GGZ Nederland.
Graaf H. de, Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005) Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Soa Aids Nederland.
Graaf H. de, Höing M., Zaagsma M. & Vanwesenbeeck I. (2007) Tienerseks: vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso groep, WODC.
Gurp L. van & Timman S. (eds.) (1998) Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland, de stand van zaken. Utrecht: Child Right Worldwide en TransAct.
Hendriks J. (2006) Jeugdige zedendelinquenten: een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Horn J.E. van, Bullens R.A.R., Doreleijers T.A.H. & Jäger M. (2001) Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens, een verkennend onderzoek. Amsterdam: Fora en Vrije Universiteit.
IJzendoorn M.H. van, Prinzie P., Euser E.M., Groeneveld M.G., Brilleslijper-Kater S.N., Noort-van der Linden A.M.T. van, Bakermans-Kranenburg M.J., Juffer F., Mesman J., Klein Velder-man M. & San Martin Beuk M. (2007) Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, Leiden Attachment Research Program, WODC.
Jong D. J. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Uitgeverij Aksant.
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 159H (Motie van het lid Arib c.s.).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 163 (Verslag van een algemeen overleg).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Aanhangsel, 1053 (vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden).
Kleijer-Kool L. (2006) Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafproces. Proces (3): 97-105.
Kooistra O. (2006) Jongens huilen niet, seksueel geweld tegen allochtone jongens. Amsterdam: Amsterdams Centrum Buitenlanders.
Korf D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf D.J., Nabben T. & Schreuders M. (1996) Roemeense trekvogels: nieuwkomers in de jongensprostitutie. Amsterdam: Thela-Thesis.
Korf D.J., Deben L., Diemel S., Rensen P. & Riper H. (1999). Een sleutel voor de toekomst. Tel- en consumentenonderzoek onder daklozen in Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
Korf D.J., Ginkel P. van & Wouters M. (2004). Je ziet het ze niet aan. Zwerfjongeren in Flevoland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf D.J., Vliet E. van, Knotter J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Lamers-Winkelman F., Slot N.W., Bijl B. & Vijlbrief A.C. (2006) Scholieren Over Mishandeling, resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Vrije Universiteit en PI Research.
Lampe A. (2002) The prevalence of childhood sexual abuse, physical abuse and emotional neglect in Europe. Zeitschrift fur psychosomatische medizin und psychotherapie 48: 370-380.
Leuw E., Bijleveld C. & Daalder A. (2003) Seksuele delinquenten. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):330-337.
Leuw E, Bijl E.V. & Daalder A. (2004) Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Loeber R. & Farrington D.P. (2004) Verschillende oorzaken van delinquentie tussen etnische en nationale groepen. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):330-346.
McMullen R. (1987) Youth prostitution: a balance of power. Journal of Adolescence 10: 35–43.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2005) Antenne 2004. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2007) Antenne 2006. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nadon S.M, Koverola C. & Schludermann E.H. (1998) Antecedents to Prostitution, Childhood Victimization. Journal of Interpersonal Violence 13(2): 206-221.
Pedersen W. & Hegna K. (2003) Children and adolescents who sell sex: a community study. Social Science & Medicine 56(1): 135-147.
Poel S. van der (1991) In de Bisnis: professionele jongensprostitutie in Amsterdam. Arnhem: Gouda Quint.
Qrius (2005) Jongeren 2005. Het speelveld verandert. Amsterdam: Qrius.
Repetur L., Meinster N., De Kinderen M. & Schakenraad M. (eds.) (2005) Naar een effectieve en samenhangende aanpak van jeugdprostitutie. Utrecht: Transact, Informatiepunt Jeugdprostitutie.
Seng M.J (1989) Child Sexual Abuse and Adolescent Prostitution: A Comparative Analysis. Adolescence 24(95): 665-675.
Silbert M.H. & Pines A.M. (1983) Early Sexual Exploitation as an Influence in Prostitution. Social Work 28(4): 285-289.
Svedin C.G. & Priebe G. (2007) Selling sex in a population-based study of high school seniors in Sweden: Demographic and psychosocial correlates. Archives of sexual behaviour 36(1): 21-32.
Transact (2005) Factsheet jongensprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht: TransAct
Weijnen F. (2006) De schaduw bedreigd, een explorerend onderzoek naar de effecten van toezicht op mannelijke prostitués in Amsterdam. Enschede: Universiteit van Twente.
Widom C.S & Ames M.A. (1994) Criminal Consequences of Childhood Sexual Victimization. Child Abu-se and Neglect 18: 303-318.
Wijk A.Ph. van (2005) Juvenile sex offenders and non-sex offenders: a comparative study. Wageningen: Ponsen & Looien.
Wittebrood K. (2004) Van delictmelding tot officiële aangifte: sprake van sociale ongelijkheid? Tijdschrift voor Criminologie 46(1): 56-71.
Wittebrood K. (2006) Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.




Verborgen werelden ~ Samenvatting en conclusies

darklondonalleyJongens die seksueel misbruikt worden en jongensprostitués vormen groepen die grotendeels voor de buitenwacht verborgen blijven. Met dit onderzoek hebben we getracht om de wereld van deze jongens binnen te komen. Centrale onderzoeksvragen waren:

* Wat is het voorkomen van jongens als slachtoffer van seksueel misbruik?
* Wat is bekend over de aard en omstandigheden van seksueel misbruik van jongens?
* Wat is het voorkomen van jongens werkzaam als prostitué en in welke vormen van prostitutie?
* Wat is bekend over de aard en omstandigheden van deze vormen van prostitutie?
* Kan inzicht gekregen worden in de etnische afkomst van deze jongens?
* Zijn de verschillende groepen jongens in beeld bij de hulpverlening?

De focus lag bij minderjarige jongens (jonger dan 18 jaar). Bij seksueel misbruik lag de nadruk op seksueel misbruik buiten de familiesfeer en beperkten we ons tot jongens die vóór hun 18e jaar slachtoffers werden van seksueel misbruik. Bij de jongensprostitués, dat wil zeggen: jongens die tegen vergoeding seks hebben met mannen, lag de maximumleeftijd op 21 jaar, maar moesten zij vóór hun 18e jaar begonnen zijn met seks tegen vergoeding. Het onderzoek concentreerde zich in Amsterdam en Twente. Bij de cijfers over seksueel misbruik van minderjarige jongens is gestreefd naar een landelijke schatting.

14.1 Minderjarige jongens als slachtoffer van seksueel misbruik buiten de familie
Op twee manieren is gezocht naar cijfers over seksueel misbruik van minderjarige jongens: bij hulpverleningsinstellingen en bij de politie. Hulpverleners melden geen zicht te hebben op seksueel misbruik bij hun cliënten en áls er al vermoedens zijn, dan kunnen of durven zij die niet uit te drukken in omvangschattingen. Derhalve zijn er geen ‘harde’ hulpverleningscijfers over seksueel misbruik van minderjarige jongens in Nederland en ook ‘zachte’ cijfers kan de hulpverlening niet leveren.

Politiegegevens bieden soelaas, zij het dat een belangrijke beperking van politiecijfers is dat deze sterk afhankelijk zijn van melding- en aangiftebereidheid. We kunnen op basis van de politiecijfers dus alleen een schatting maken van het aantal geregistreerde gevallen van seksueel misbruik van minderjarige jongens.

Op basis van dossieranalyse in Amsterdam en Twente uit het jaar 2007 en vervolgens een bewerking van registratiegegevens van alle politieregio’s van alle zedenzaken in de periode 2003-2007 waarbij een minderjarige jongen betrokken was, komen we uit op landelijke schatting van jaarlijks 680 geregistreerde zaken van seksueel misbruik van minderjarige jongens buiten de familiesfeer met circa 800 geregistreerde minderjarige slachtoffers. Dit laatste komt neer op 0.04% van de minderjarige jongens in Nederland. Deze schattingen liggen veel lager dan in eerder onderzoek. Die cijfers golden echter voor zowel jongens als meisjes en/of voor zowel misbruik binnen als buiten de familie. Lagere schattingen waren dus te verwachten. Daarbij komt dat onze cijfers uitsluitend betrekking hebben op geregistreerde zaken, terwijl andere schattingen gebaseerd zijn op zelfrapportage.

Uit analyse van de Amsterdamse en Twentse politiedossiers komt het volgende profiel van (verdachte) plegers van seksueel misbruik buiten de familiesfeer van minderjarige jongens naar voren. De overgrote meerderheid is van het mannelijke geslacht. Een fors deel is zelf minderjarig. Daarvan is een deel te betitelen als ‘kindmisbruiker’ (tenminste vijf jaar ouder dan het slachtoffer). Naast deze ‘kindmisbruikers’ zijn er ook oudere, zelfs bejaarde pedoseksuele daders. Uit de politiedossiers blijkt ook dat een ruime meerderheid van de daders afkomstig is uit de dagelijkse omgeving van het slachtoffer. Veelal zijn het buurt- of klasgenoten. Het stereotiepe ‘oudere pedoseksuele roofdier in de bosjes’ komt, althans in de politieregistratie, nauwelijks voor.

De meest vergaande handelingen in de misbruikzaken die we analyseerden op basis van Amsterdamse en Twentse politiedossiers waren meestal “hands-on”, maar uiteenlopend in ernst (van betasten van het lichaam met de kleren aan tot en met anale penetratie). In ruim een kwart van de gevallen zette de dader het slachtoffer aan tot seksuele handelingen, bood hij zijn geslachtsdeel aan (maar raakte het slachtoffer dit niet aan) of masturbeerde hij voor het slachtoffer (“live” of via de webcam). Betasten van geslacht, achterwerk of andere lichaamsdelen, al dan niet naakt, kwam eveneens bij ruim een kwart voor. Manuele of orale seksuele handelingen werden zowel door slachtoffer als verdachte gedaan. Bij anale penetratie (soms met een voorwerp) was het slachtoffer altijd de passieve partij.

14.2 Jongensprostitutie
Er zijn geen betrouwbare cijfers te geven van het aantal jongens dat tegen vergoeding seks heeft met mannen, zelfs geen onderbouwde (ruwe) schattingen. Wel wijst alles erop dat minderjarige jongens veruit in de minderheid zijn. Dat toch het beeld bestaat dat er relatief veel jonge jongens in de prostitutie werkzaam zijn, komt mede op het conto van jongensprostitués zelf. Zij doen zich vaak jonger voor dan zij in werkelijkheid zijn. Leeftijd is als het ware hun ‘beroepsgeheim’, want door zich jonger voor te doen, liggen zij beter in de markt.

Jongens die aan seks tegen vergoeding doen, leggen op zeer uiteenlopende manieren contact met hun klanten. Vooral internet scoort hierbij hoog. De overgrote meerderheid van de 44 jongens die we interviewden maakt hier gebruik van, uitsluitend of in combinatie met andere manieren. Daarnaast worden klanten geworven in het (homoseksuele) uitgaansleven, in mindere mate in bordelen of door escortbureaus en in nog mindere mate in publieke ruimtes als op straat, in parken of op parkeerplaatsen. In essentie wijken deze wervingsmethoden niet af van die van oudere jongensprostitués, met dien verstande dat minderjarige jongens niet werkzaam zijn in bordelen, althans niet in die met een vergunning. Er zijn echter ook zogenaamde ‘privé-huizen’ waar minderjarige jongens klanten ontvangen of van waaruit zij als escortboy naar klanten worden gebracht. Tot op zekere hoogte hebben minderjarigen minder mogelijkheden om klanten te werven in de horeca. Homoclubs (discotheken, sauna’s) hanteren vaak een minimumleeftijd van 18 jaar, maar homocafés houden er meestal dezelfde minimumleeftijd op na als andere cafés, namelijk: 16 jaar. In principe belet echter niets jongens beneden de 16 jaar om in de nabijheid van homocafés op zoek te gaan naar klanten; hetzelfde geldt voor jongens beneden de 18 jaar in de omgeving van homoclubs.

Er zijn jongens die seks tegen vergoeding met mannen hebben en daar zelf plezier aan beleven. Met het geld dat ze verdienen, kunnen zij vaker uitgaan, duurdere kleding kopen, kortom: een luxer leven leiden. Andere jongens doen het om hun hoofd boven water te houden, gratis onderdak te krijgen of een verslaving te bekostigen. Er zijn jongens voor wie prostitutie een vrijwel dagelijkse activiteit is en de belangrijkste, soms zelfs enige inkomstenbron vormt. Voor andere jongens is betaalde seks een meer incidentele aangelegenheid die een welkome aanvulling op hun inkomen oplevert. Al deze varianten komen we tegen bij jongensprostitués die jonger zijn dan 21 jaar.

Deze laatste leeftijdsgroep – de groep waar ons onderzoek op was gericht – valt op twee manieren in te delen. Een praktische manier is een indeling naar ‘werkplek’ of de manier waarop zij contact leggen met hun klanten. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden in drie typen: jongens die werken in een bordeel en/of in de escort; jongens die hun klanten (ook) werven via het internet (en niet werken in bordeel of escort); en overige jongens die hun klanten werven op andere manieren, zoals in de horeca, via-via, op straat, et cetera (maar niet via internet).

Praktisch voordeel van deze indeling is dat je weet waar je de jongens moet zoeken – en dat is niet onbelangrijk voor preventiewerkers en hulpverleners. Nadeel is echter dat de drie categorieën zich nauwelijks (significant) onderscheiden naar bijvoorbeeld ongewenste sekservaringen. Met andere woorden: met deze indeling naar werkplek weet je wel waar je de verschillende jongens zou kunnen vinden, maar niet echt goed om wat voor jongens het gaat, welke eventuele problemen zij hebben en of zij hulp nodig hebben.

Daarom is een typologie gezocht die hier wel rekening mee houdt. Dat levert een indeling op naar drie typen:

1. profs en weekendamateurs;
2. slachtoffers; en
3. avonturiers.

Deze typologie loopt maar heel beperkt parallel met de indeling naar werkplek. De alternatieve indeling laat verschillen in opvoeding en opleiding – zo zijn de profs en weekendamateurs het vaakst door beide ouders opgevoed en het hoogst opgeleid – en verschillen in problemen. Tegenover het ‘slachtoffertype’, waarvan alle jongens seks tegen hun zin hebben gehad en die bijna allemaal hulp willen bij het oplossen van hun problemen, staan de profs en weekendamateurs, die in ruime meerderheid plezier hebben in seks tegen vergoeding, en de avonturiers, die vrijwel nooit te maken hebben gehad met geweld tijdens het ‘sekswerk’. Minderjarige jongens zijn alleen onder de slachtoffers en avonturiers te vinden; profs en weekendamateurs zijn allemaal meerderjarig.

Verreweg de meeste geïnterviewde jongens zijn niet te beschouwen als beroepsprostitués, dat wil zeggen: jongens die hun sekswerk niet zien als een tijdelijke job. Dat kan overigens een kwestie van leeftijd zijn. De jongens die in de literatuur worden beschreven als beroepsprostitué zijn vrijwel altijd meerderjarig en vaak ook boven de 21 jaar. Dit terwijl de jongens die wij interviewden allemaal jonger zijn. Het is dan ook zeker denkbaar dat een deel van de geïnterviewde jongens die nu nog niet tot de profs behoren, zich alsnog zal ontpoppen tot beroepsprostitué. Het meest voor de hand ligt dit bij de jongens die nu (nog) behoren tot het avonturiertype. Gemiddeld zijn deze jongens het jongst en sommigen van hen hebben naar eigen zeggen zoveel plezier in betaalde seks, dat zij zich zouden kunnen ontwikkelen tot ware professionals.

14.3 Slachtofferschap, dwang, jongensprostitutie en hulpverlening
De mate waarin de geïnterviewde jongensprostitués ervaring hebben met seksueel misbruik is afhankelijk van hoe dit gedefinieerd wordt. In de meest brede zin zouden ze allemaal slachtoffer geweest zijn van seksueel misbruik en dwang, want allemaal hebben ze als minderjarige seks gehad met iemand ‘met machtsoverwicht’ (een volwassene of een minstens vijf jaar oudere minderjarige) en ook hebben ze allemaal voor hun 18e jaar seks tegen vergoeding gehad. De jongens zelf beschouwen deze ervaringen niet altijd als seksueel misbruik. Toch blijkt dat zij ook in hun eigen beleving wel vaak te maken hebben gekregen met seksueel misbruik en dwang. Bijna de helft heeft minstens één keer seks tegen zijn zin gehad. Lang niet altijd was dit in het kader van seks tegen vergoeding, maar het tekent wel de risico’s waaraan deze jongens blootgesteld zijn (geweest). Temeer daar bijna een op de drie respondenten bij seks tegen vergoeding wel eens te maken heeft gehad met verbaal of (dreigend) fysiek geweld. Weliswaar mondt dit niet altijd uit in ongewenste seks. Bovendien leren ze van zulke ervaringen en nemen zij in het vervolg voorzorgsmaatregelen, maar die bieden geen volledige vrijwaring van geweld. Bovenal vereist jongensprostitutie onderhandelingsvaardigheden, want klanten die onveilige seks willen vormen bepaald geen uitzondering.

Hoewel we zicht hebben op een beperkte periode, kunnen we op basis van hun levensgeschiedenis – alcohol- en druggebruik, contact met hulpverlening en politie, verlaten van het ouderlijk huis, (ongewenste) sekservaring, etc. – vroege en latere starters onderscheiden. Geen enkele levensloop is echter gelijk. Waar de één op jonge leeftijd uit huis is geplaatst en een strafblad heeft, daar woont de ander thuis en gaat naar school. Áls een respondent ooit tegen zijn zin seksuele handelingen heeft moeten verrichten, dan gebeurde dat vrijwel zonder uitzondering vóór hij voor het eerst betaalde seks had. Er is dus waarschijnlijk wel een verband tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie, althans bij jongens die seksueel misbruikt zijn, maar de vraag blijft of seksueel misbruik hierbij een oorzakelijke factor is. Het zou ook om een schijnverband kunnen gaan, waarbij een gemeenschappelijke (common of third) factor de verklaring vormt voor zowel seksueel misbruik als prostitutie. Echter: lang niet alle geïnterviewde jongens hebben seks tegen hun zin gehad. Zeker is dus dat seksueel misbruik niet de enige aanleiding is voor de entree in de jongensprostitutie.

Minderjarige jongens die slachtoffer zijn van seksueel misbruik komen bij uiteenlopende hulpverleningsinstellingen terecht, maar over het algemeen zijn dat geen speciale voorzieningen voor deze groep. Hetzelfde geldt voor jonge jongensprostitués, of ze nu wel of niet slachtoffer zijn (geweest) van seksueel misbruik. De gespecialiseerde hulpverlening lijkt vrijwel uitsluitend oudere jongensprostitués te bereiken. Daarbij zijn Oost-Europese jongens oververtegenwoordigd. Jongere jongensprostitués, zowel autochtone als allochtone, komen wel bij allerlei andere vormen van hulpverlening terecht, maar die is er meestal niet van op de hoogte dat de jongens aan betaalde seks doen. Van alle voorzieningen waar jongensprostitués mee in contact komen, hebben soa-poli’s veruit het grootste bereik. Daar liggen waarschijnlijk ook de belangrijkste aanknopingspunten voor verbetering van (gezondheids)voorlichting en hulpverlening. Daarnaast – en in een eerder stadium – zouden Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) een belangrijke rol spelen bij het vroegtijdig signaleren van en zo nodig (doorverwijzen naar) hulpverlening bij seksueel misbruik van jongens.

14.4 Etniciteit van slachtoffers en jongensprostitués
De politie registreert nationaliteit en geboorteland van personen. Volgens de officiële definitie (van het CBS) wordt etniciteit echter bepaald aan de hand van het geboorteland van de ouders. In de politieregistratie kunnen hooguit eerste generatie allochtonen worden onderscheiden. Allochtonen van de tweede generatie, die zelf in Nederland zijn geboren, kunnen niet worden herkend. Omdat 85% van de minderjarige allochtone jongens in Nederland tot de tweede generatie behoort, maar in de politieregistratie niet als zodanig herkenbaar is, zou dit tot een forse onderschatting van het aantal allochtone slachtoffers van seksueel misbruik leiden. Bij de analyse van de politiedossiers in Amsterdam-Amstelland en Twente is zoveel mogelijk getracht hiervoor te corrigeren. Van de 73 in 2007 geregistreerde minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik buiten de familiesfeer is, voor zover na te gaan, ongeveer een kwart allochtoon. Daarbij is er een groot verschil tussen Amsterdam-Amstelland (48% allochtoon) en Twente (15% allochtoon). Dit loopt echter parallel met de bevolkingssamenstelling in beide regio’s. Afgezet tegen de etniciteit van jongens van 0-19 jaar in de algemene bevolking van de politieregio lijken in Amsterdam – naast de autochtoon Nederlandse jongens – Surinaamse en overig niet-westerse (Afrikaanse) minderjarige jongens oververtegenwoordigd bij geregistreerd seksueel misbruik buiten de familiesfeer. Turkse en Marokkaanse jongens zijn daarentegen ondervertegenwoordigd. In Twente komt de etnische verdeling van de slachtoffers van seksueel misbruik buiten de familiesfeer dicht in de buurt van die van de algemene bevolking. Autochtone Nederlandse jongens en westerse allochtonen (voornamelijk Duitsers) lijken in Twente licht oververtegenwoordigd. De door sommigen veronderstelde oververtegenwoordiging van Marokkaanse jongens bij slachtofferschap van seksueel misbruik buiten de familiesfeer kunnen we op basis van de politiegegevens dus niet bevestigen.

Jonge jongens in de prostitutie hebben een zeer uiteenlopende etnische achtergrond. Vaak zijn ze in Nederland geboren, uit autochtone of allochtone ouders, maar er zijn er bijvoorbeeld ook die zelf afkomstig zijn uit het buitenland en op hun tocht langs Europese bordelen enige tijd in Nederland werkzaam zijn. Er zijn klanten met specifieke voorkeuren voor jongens van een bepaalde etniciteit. Dit geldt onder andere met betrekking tot Marokkaanse jongens. Van een dergelijke voorkeur maken de jongens gebruik. Wil de klant een Marokkaan, en ziet de jongen er (in de ogen van de klant) enigszins als zodanig uit, dan noemt hij zichzelf Marokkaan. Dit ‘spelen’ met etniciteit is, net als spelen met leeftijd, een voor de jongens effectieve constructie, want het levert hen (extra) geld op. Tegelijkertijd draagt dit zich voordoen als Marokkaan, een fenomeen dat we relatief vaak tegen zijn gekomen, bij aan de indruk dat Marokkaanse jongens oververtegenwoordigd zijn in de jongensprostitutie. De werkelijkheid is anders, want op geen enkele manier hebben we kunnen vaststellen dat er bovengemiddeld veel Marokkaanse jongens aan seks tegen vergoeding doen. In elk geval niet als het gaat om jongens beneden de 21 jaar die al vóór hun 18e hun entree maakten in de jongensprostitutie.

LITERATUUR
Allen D.M. (1980) Young Male Prostitutes: A Psychosocial Study. Archives of Sexual Behavior 9(5): 399-426.
Bijleveld C. & Hendriks J. (2007) Gezin en seksueel misbruik. Overdracht van daderschap en slachtofferschap van seksueel misbruik. Tijdschrift voor Criminologie 49(2):123-136.
Bovenkerk F, Komen M. & Yeşilgöz Y. (eds.) (2003) Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Buijs L., Hekma G. & Duyvendak J.W. (2009) Als ze maar van me afblijven. Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cusick L. (2002) Youth Prostitution: A Literature Review. Child Abuse Review 11(4): 230-251.
Daalder A. & Essers A. (2003) Seksuele delicten in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):354-368.
Diepenmaat A.C.M., Wal M.F. van der, Cuijpers P. & Hirasing R.A. (2006) Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 83 (3): 51.
Donker A., Kleemans E., Laan P. van der & Nieuwbeerta, P. (2004) Ontwikkelings- en levensloop-criminologie in vogelvlucht. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):322-329.
Edwards J.M., Iritani B.J. & Hallfors D.D. (2006) Prevalence and correlates of exchanging sex for drugs or money among adolescents in the United States. Sexually transmitted infections 82(5): 354-358.
Gelder P. van (1998) Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie: een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis.
Gemert F. van (1991) Noord-Afrikaanse en Turkse homomoordenaars. Justitiële Verkenningen 17(1): 87-106).
GGZ (2006) Cliënten in de ggz 2006. Amersfoort: GGZ Nederland.
Graaf H. de, Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005) Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Soa Aids Nederland.
Graaf H. de, Höing M., Zaagsma M. & Vanwesenbeeck I. (2007) Tienerseks: vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso groep, WODC.
Gurp L. van & Timman S. (eds.) (1998) Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland, de stand van zaken. Utrecht: Child Right Worldwide en TransAct.
Hendriks J. (2006) Jeugdige zedendelinquenten: een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Horn J.E. van, Bullens R.A.R., Doreleijers T.A.H. & Jäger M. (2001) Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens, een verkennend onderzoek. Amsterdam: Fora en Vrije Universiteit.
IJzendoorn M.H. van, Prinzie P., Euser E.M., Groeneveld M.G., Brilleslijper-Kater S.N., Noort-van der Linden A.M.T. van, Bakermans-Kranenburg M.J., Juffer F., Mesman J., Klein Velder-man M. & San Martin Beuk M. (2007) Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, Leiden Attachment Research Program, WODC.
Jong D. J. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Uitgeverij Aksant.
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 159H (Motie van het lid Arib c.s.).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 163 (Verslag van een algemeen overleg).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Aanhangsel, 1053 (vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden).
Kleijer-Kool L. (2006) Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafproces. Proces (3): 97-105.
Kooistra O. (2006) Jongens huilen niet, seksueel geweld tegen allochtone jongens. Amsterdam: Amsterdams Centrum Buitenlanders.
Korf D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf D.J., Nabben T. & Schreuders M. (1996) Roemeense trekvogels: nieuwkomers in de jongensprostitutie. Amsterdam: Thela-Thesis.
Korf D.J., Deben L., Diemel S., Rensen P. & Riper H. (1999). Een sleutel voor de toekomst. Tel- en consumentenonderzoek onder daklozen in Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
Korf D.J., Ginkel P. van & Wouters M. (2004). Je ziet het ze niet aan. Zwerfjongeren in Flevoland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf D.J., Vliet E. van, Knotter J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Lamers-Winkelman F., Slot N.W., Bijl B. & Vijlbrief A.C. (2006) Scholieren Over Mishandeling, resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Vrije Universiteit en PI Research.
Lampe A. (2002) The prevalence of childhood sexual abuse, physical abuse and emotional neglect in Europe. Zeitschrift fur psychosomatische medizin und psychotherapie 48: 370-380.
Leuw E., Bijleveld C. & Daalder A. (2003) Seksuele delinquenten. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):330-337.
Leuw E, Bijl E.V. & Daalder A. (2004) Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Loeber R. & Farrington D.P. (2004) Verschillende oorzaken van delinquentie tussen etnische en nationale groepen. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):330-346.
McMullen R. (1987) Youth prostitution: a balance of power. Journal of Adolescence 10: 35–43.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2005) Antenne 2004. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2007) Antenne 2006. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nadon S.M, Koverola C. & Schludermann E.H. (1998) Antecedents to Prostitution, Childhood Victimization. Journal of Interpersonal Violence 13(2): 206-221.
Pedersen W. & Hegna K. (2003) Children and adolescents who sell sex: a community study. Social Science & Medicine 56(1): 135-147.
Poel S. van der (1991) In de Bisnis: professionele jongensprostitutie in Amsterdam. Arnhem: Gouda Quint.
Qrius (2005) Jongeren 2005. Het speelveld verandert. Amsterdam: Qrius.
Repetur L., Meinster N., De Kinderen M. & Schakenraad M. (eds.) (2005) Naar een effectieve en samenhangende aanpak van jeugdprostitutie. Utrecht: Transact, Informatiepunt Jeugdprostitutie.
Seng M.J (1989) Child Sexual Abuse and Adolescent Prostitution: A Comparative Analysis. Adolescence 24(95): 665-675.
Silbert M.H. & Pines A.M. (1983) Early Sexual Exploitation as an Influence in Prostitution. Social Work 28(4): 285-289.
Svedin C.G. & Priebe G. (2007) Selling sex in a population-based study of high school seniors in Sweden: Demographic and psychosocial correlates. Archives of sexual behaviour 36(1): 21-32.
Transact (2005) Factsheet jongensprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht: TransAct
Weijnen F. (2006) De schaduw bedreigd, een explorerend onderzoek naar de effecten van toezicht op mannelijke prostitués in Amsterdam. Enschede: Universiteit van Twente.
Widom C.S & Ames M.A. (1994) Criminal Consequences of Childhood Sexual Victimization. Child Abu-se and Neglect 18: 303-318.
Wijk A.Ph. van (2005) Juvenile sex offenders and non-sex offenders: a comparative study. Wageningen: Ponsen & Looien.
Wittebrood K. (2004) Van delictmelding tot officiële aangifte: sprake van sociale ongelijkheid? Tijdschrift voor Criminologie 46(1): 56-71.
Wittebrood K. (2006) Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.