Adrien Candiard ~ De islam begrijpen – Of beter gezegd, waarom we er niets van begrijpen

Adrien Candiard – Ills. Joseph Sassoon Seman

De Islam begrijpen’ is gebaseerd op Adrien Candiards lezing in de basiliek van Sint-Clothilde in Parijs op 19 november 2015. Hij hield zijn lezing vlak na de zes terroristische aanslagen van 13 november (o.a. in de Bataclan) waarbij 130 mensen omkwamen.

Het is ‘klaarblijkelijk onvoldoende aan islamitische autoriteiten te vragen dat ze via protestborden ‘not in my name’ afstand nemen van terroristen.’ Candiard constateert dat we dringend behoefte hebben aan de theologie, een theologie die een islam kan aanreiken die vrede heeft gesloten met zijn traditie, evenals met de vragen van deze tijd. Hierbij voldoet het niet een gematigde islam aan te bieden tegenover het extremisme. Candiard gelooft dat er ‘in de islamitische traditie een diepere en authentiekere radicaliteit bestaat die een spirituele radicaliteit kan worden, een zoektocht naar God in zichzelf, de ontmoeting met God, meer in het persoonlijke gebed dan in de zelfmoordaanslag. Dat zou waardering afdwingen, het zou een manier zijn de bloedende conflicten die de wereld verscheuren te verlaten.’ Het woord is aan de moslims zelf, ‘het is aan de profeten om erover te praten, en niet aan de leraren.’

Candiard stelt dat de tragische actualiteit en de verregaande veranderingen binnen onze samenleving vaak wijzen in de richting van de islam, waarbij we worden overspoeld met informatie en meningen. Maar hoe kunnen we het ‘ware gezicht’ van de islam achterhalen? Is het lezen van de koran genoeg? Verrijkt of belaagt deze godsdienst met een miljard gelovigen onze levenswijze en de wereldvrede? We kunnen de islam alleen begrijpen als we accepteren dat er grote interne verschillen bestaan. De islam is divers, je moet spreken over islam in meervoud, de essentie van dé islam bestaat niet.
Het geloof dat moslims alleen maar moslim zijn, dat hun religieuze identiteit al het andere zou bepalen, dat de islam een totale godsdienst is die alle aspecten van het leven omvat, is niet juist.

De islam kent een grote diversiteit, zowel in cultureel als theologisch opzicht. Een van de belangrijkste schisma’s is die tussen de soennieten en sjiieten.
De sjiieten zijn onderling verdeeld. Wat de ontelbare groepen bindt is het conflict met het soennisme. Ook het soennisme kent verschillende stromingen, zoals de wahabieten van Saoedi-Arabië en de machtige soefi-broederschappen van Senegal. Stromingen die onderling nauwelijks raakvlakken kennen.

De overeenkomst tussen alle moslims is het geloof in één God, dat Mohammed de profeet is, dat de koran een getuigenis is van de wil van God voor de mensen, dat ons een goddelijk oordeel wacht op de laatste dag, en het geloof in engelen. Moslims lezen de koran als poëzie: de woorden zijn uniek, onvervangbaar. De islam bestaat ook uit enige duizenden Hadith, anekdotes over vrijwel alle denkbare onderwerpen. In de praktijk is de islam vooral Hadith, en die kent ook weer verschillende tradities en interpretaties.

Candiard ziet de koran niet als een gewelddadige tekst, maar de teksten kunnen wel als zodanig worden geïnterpreteerd. De koran is mysterieus. De tekst heeft geen letterlijke betekenis en biedt derhalve ruimte voor verschillende interpretaties.

Candiard stelt de vraag of de sharia inzicht kan geven van wat de islam is. In het Arabisch wijst het op de wil van God, op Gods geboden. Een moslim zal altijd voor de sharia zijn, maar het betekent nog niet dat hij voor het afhakken van handen is. De sharia is niet te vergelijken met een wetboek van strafrecht of burgerlijk wetboek, er bestaat geen unieke algemeen aanvaarde versie. Het gaat om recht dat uit jurisprudentie is ontstaan. De sharia is zowel een geheel van interpretatie procedures van het islamitisch recht als de regels zelf.

Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen islam en islamisme; islam is vredelievend, tolerant en islamisme is het tegendeel. Maar het islamisme is een geconstrueerde realiteit, een academisch concept, een term die westerse onderzoekers hebben bedacht voor politiek gestructureerde organisaties die de macht willen grijpen en een regime willen instellen dat als islamitisch wordt beschouwd, zoals bijvoorbeeld het Moslimbroederschap (opgericht in 1928 in Egypte) of de Jamat-e-Islami van Maududi (gesticht in 1941 in India).

De islam is een diversiteit die naar eenheid verlangt, dat is de oorzaak van de huidige crisis die de islam verscheurt. Het betreft in de eerste plaats een interne crisis: de oppositie tussen soennieten en sjiieten en ook binnen het soennisme wordt een harde strijd gevoerd om de definitie van orthodoxie. Dit conflict is niet zo zichtbaar in Europa en er wordt nauwelijks aandacht aan besteed. Sjiieten zijn niet echt aanwezig in Europa in tegenstelling tot Soennieten, maar ze vertegenwoordigen wel zo’n 15 procent van de moslims, hoofdzakelijk in Iran en in het Nabije Oosten, ze hebben een meerderheid in Irak.

Het grote conflict tussen de twee grote vijanden Saoedi-Arabië en Iran is onderdeel van geloofsrichtingen of -gemeenschappen. De tegenstelling tussen soennieten en sjiieten kleurt alle oorlogen in de regio. Zo heeft het succes van IS in Irak te maken met het gemarginaliseerde gevoel van de soennieten uit het noorden (de staat wordt door sjiieten gecontroleerd). De sjiitische wereld is nog steeds georganiseerd rond staatkundige eenheden en heeft nog een zekere stabiliteit, terwijl de soennitische wereld meer dan ooit in losse delen is uiteengevallen. Het Westen begrijpt dat conflict niet, we denken vanuit het Verlichtingsmodel, denken dat traditie ouderwets is en dat de moderniteit open en rationeel is, en dat heeft niets met de huidige situatie te maken. Het gaat nu om de definitie van de soennitische islamitische orthodoxie, aldus Candiard.

Je hebt de traditionele Soennitische islam, de rijks-islam, de islam die zich heeft ontwikkeld binnen de Arabische en Ottomaanse rijken en daar diende als religieuze, wetgevende en spirituele structuur. De rijks-islam wordt vooral als referentiepunt gebruikt door hen die willen aantonen dat de islam vredelievend is. In de 19e eeuw toen het Westen superieur werd, heeft men binnen de islamitische wereld deze islam ervan beschuldigd de oorzaak te zijn van de decadentie. Er ontstonden hervormingsbewegingen die de islam wilden moderniseren, door het seculier en westers te maken, of te moderniseren door terug te gaan naar de bron als mogelijke vernieuwing. In die laatste beweging kwam het salafisme op aan het eind van de 19de eeuw. Onder invloed van het wahabisme, met een zeer strikte interpretatie van de goddelijke uniciteit, stichtten zij in 1932 het huidige Saoedi-Arabië. Zij stelden propaganda-organisaties in, erop gericht om moslims uit de hele wereld te bekeren tot de salafistische opvattingen van de islam. Het leven van alle mensen moet worden geregeld door religieuze voorschriften. Ze zijn overtuigd van een letterlijke opvatting van de koran en verbieden interpretatie van de teksten. Het is sektarisch en beveelt onderwerping aan de autoriteit aan. De terroristische acties komen voor uit de salafistische ideologie.

De crisis in de islam gaat over het model van de islam tegen de achtergrond van de klassieke islam en het salafisme, twee heel verschillende en concurrerende manieren om islamitisch te leven. De invloed van het salafisme breidt zich uit, in de Arabische wereld en in Europa.

De autoritaire excessen van de Turkse machthebbers, de structurele belemmeringen in Libanon en de kwetsbaarheid uit de Tunesische ervaringen legitimeert de vraag of de islam wel verenigbaar is met de democratie, aldus Candiard. De islam als politieke religie kan geen ruimte geven aan democratisch functioneren. ‘De landen met een islamitische cultuur kunnen alleen een politieke moderniteit bereiken ten koste van een uitgebreide secularisering waarbij de grondbeginselen zelf van hun godsdienst worden afgewezen. Men moet eerst erkennen dat de koran nauwelijks iets te zeggen heeft over de politieke organisatie. Een strijd tussen de feitelijke autoriteiten of de autoriteiten die legitiem worden geacht omdat de goddelijke openbaring hen heeft aangesteld.’

Het kalifaat dat de politieke en religieuze macht verenigt zoals bij IS, komt niet overeen met de historische en traditionele praktijk van de islamitische samenlevingen: de islam leidt niet noodzakelijk tot het kalifaat, aldus Candiard. De overgrote meerderheid van de islamitische landen heeft de burgerlijke wetgeving aangenomen, mogelijk geïnspireerd door religieuze voorschriften maar is ingesteld na parlementaire stemming of andere niet-religieuze procedures.

Ook stelt Candiard de vraag of je de koran mag interpreteren, een historisch-kritische studie zodat de islam toegang kan krijgen tot de moderniteit. Het betreft een onrealistische eis, aldus de auteur, want het impliceert dat je van hen eist de islam af te wijzen. Maar het eeuwige woord van god is ook geen tijdloze tekst: ze zijn onder speciale omstandigheden ontstaan, uit te leggen vanuit zijn context.

Het is een illusie dat er een objectieve letterlijke betekenis bestaat, aldus Candiard. De rede kan niet de pretentie hebben de tekst te interpreteren want ze is minder zeker of vast dan de tekst. Doen als of je van de rede een interpretatie instrument kunt maken is hetzelfde als deze tot maatstaf maken van de waarheid, alsof deze met meer zekerheid kan beoordelen wat waar is.


Historicus Adrien Candiard is toegetreden tot de orde der Dominicanen en studeerde theologie. Hij is verbonden aan het Dominicaans Instituut van Oosterse Studies in Caïro, een onderzoekscentrum gewijd aan de islam.

Adriaan Candiard ~ De islam begrijpen – Of beter gezegd, waarom we er niets van begrijpen. Berne Media, Heeswijk Dinther, 2018. ISBN: 9789089722669

Linda Bouws – St. Metropool Internationale Kunstprojecten

 




Over rijmdwang en monologue morbide

Oude begraafplaats Gouda. Foto: wikipedia.org

Bij een kunstobject, bijvoorbeeld een gedicht, heb je het al gauw over de vorm en de inhoud.
Als we de tekst van ‘het betere lied’ ook als poëzie beschouwen, en daar zijn argumenten voor, dan draagt Ivo de Wijs een mooi voorbeeld aan.
Toen haar man Eric Herfst in 1985 overleed, verwachtte Jasperina de Jong niet ooit nog verliefd te kunnen worden. Dat het toch gebeurde, is door Ivo warm verwoord in Veenbrand, voor haar theaterprogramma Tour de Chant uit 1989.
Het grootste belang van deze tekst is, dat hij recht doet aan de romantische kant van Ivo de Wijs. Wie hem vooral kent als de maker van geestige cabaretteksten, zal aangenaam verrast zijn te ontdekken dat hij ook een zeer poëtische kant heeft. Veenbrand is daar een mooi voorbeeld van, met een haast Brelliaanse beeldtaal.

Als een veenbrand, als een lang vergeten vuur
Kroop de oude liefde toch weer naar me toe
Kleeft er onverwacht weer volop avontuur
Aan de dingen die ik denk en die ik doe

Hoe bestaat ‘t, vraag ik opgewonden, hoe
Zou het komen dat het vuur zich weer liet zien
Na een tijd waarin ik moedeloos en moe
Niet meer rekenende op ‘ooit’ of op ‘misschien’

Ik weet waarlijk niet waar ik ‘t aan verdien
Maar de oude vlammen slaan weer door me heen
En jij blaast ze voor mij aan met windkracht tien
En ik ben niet meer, ik hoef niet meer alleen

Als een veenbrand die zich schuil houdt in het veen
En weer flakkert op het grilligste moment
Sloeg je toe, en wat ik voel van top tot teen
Is de warmte die ik vroeger heb gekend

Oude vlam, wat ben ik blij dat jij d’r bent
Je bent terug, je scheurt de knopen van m’n jas
En ik gloei weer en ik brand weer permanent
Als een meisje, als het meisje dat ik was

Het bestaan is zo veel meer dan schuim en as
En het houdt de beste pijlen op z’n boog
En na jarenlange wanhoop zorgt het pas
Voor het happy end, de clou, de epiloog

Het geluk onttrekt zich telkens aan het oog
Maar het smeult en wacht, en op de lange duur
Laait de liefde uit de diepten naar omhoog
Als een veenbrand, als een lang vergeten vuur

De symboliek van passie die, vrijwel onzichtbaar, nog smeult en onverwacht weer kan oplaaien, ‘als een lang vergeten vuur’, is ook al te vinden in wat Jacques Brels bekendste nummer moet zijn, Ne me quitte pas:

On a vu souvent
Rejaillir le feu
D’un ancien volcan
Qu’on croyait trop vieux

door Ernst van Altena vertaald als

Want uit een vulkaan
Die was uitgeblust
Breekt zich na wat rust
Toch het vuur weer baan

Onbegrijpelijk, nee, onvergeeflijk, is, dat Van Altena van de vier daaropvolgende regels

Il est paraît-il
Des terres brûlées
Donnant plus de blé
Qu’un meilleur avril

het krachtige beeld van terres brûlées – letterlijk ‘verbrande aarde’, maar sprekender te vertalen met ‘verschroeide aarde’ – vervangt door het nietszeggende ‘oude grond’:

En op oude grond
Ziet men vaak het graan
Heel wat hoger staan
Dan op verse grond.

Over Brel gesproken: tot de mooiste nummers van Jacques Brel hoort zeker La Chanson des Vieux Amants. Maar tot de mooiste Nederlandse liedteksten reken ik Lennaert Nijghs vertaling ervan, Liefde van later. Het is een vlekkeloze vertaling, waar metrisch en qua rijm niets op aan te merken valt, zoals we dat van Nijgh gewend zijn.
Brel vlekkeloos vertalen is één ding, hem verbeteren is weinigen gegeven. Waar Brel, in de laatste regel van het derde couplet, de liefde typeert als la tendre guerre (de zachte oorlog), op zich al een mooi beeld, daar schrijft Nijgh ‘de zoete oorlog van het minnen’. Een verbetering.
Zoals onvermijdelijk is in een vertaling, veroorlooft Lennaert Nijgh zich enkele vrijheden. Hij begint het lied met ‘Als liefde zo veel jaren kan duren, dan moet het echt wel liefde zijn’. Er is echter geen enkele reden waarom hij niet gewoon ‘Als liefde twintig jaar kan duren’ zou schrijven, zoals Brel begint met Vingt ans d’amour, c’est l’amour fol. Een keuze van de dichter-vertaler, zullen we maar denken.
Anders ligt het bij de vertaling van de zesde regel. Brel laat het lied plaatsvinden Dans cette chambre sans berceau: ‘In deze kamer zonder wieg’. Nijgh prefereert ‘Heel deze kamer om ons heen \ Waar ons bed steeds heeft gestaan’. Wellicht onder rijmdwang want, toegegeven, op ‘gestaan’ valt meer en mooier te rijmen dan op ‘wieg. Maar hij laat daarmee wel de essentie van de oorspronkelijke tekst weg: dit lied gaat over een paar dat kinderloos is gebleven.

Er bestaat het verhaal dat Herman van Veen, die de Nederlandse vertaling beroemd heeft gemaakt, niet over een wiegloze kamer wilde zingen, omdat hij zelf wel kinderen had en zich waarschijnlijk onvoldoende kon inleven in kinderloosheid. Als Lennaert Nijgh hem ter wille is geweest en de zesde regel heeft aangepast, laat dat de intrigerende vraag onbeantwoord wat hij in de oorspronkelijke vertaling had staan.
En over Lennaert Nijgh gesproken, na diens overlijden, in 2002, was Boudewijn de Groot voor tekstmateriaal aangewezen op andere bronnen. Tot min of meer vaste leveranciers horen nu Jan Rot en Freek de Jonge. De laatste schreef onder meer ‘De vondeling van Ameland’ en ‘Eeuwige jeugd’.
Minder bekend werd diens juweeltje ‘Matroos Havenloos’.

Johnny was zeeman zonder haven,
hij had het land aan mens en steen,
Hij was een man van weinig gaven.
Maar groter hart had er geen een,
Hij was het mikpunt van de maten.
Ging er iets mis, trof hem de blaam,
draaide hij in zijn hut de platen,
van haar die kon zingen zonder naam.

Uit volle borst, hoewel geen zanger,
zong Johnny tweede stem als bas.
Toen hoorde hij op weg naar Tanger,
dat zijn idool gestorven was.
Hij werd verlamd door levensvragen,
meldde zich ziek met slappe smoes.
Hij kon haar stem niet meer verdragen
en liet haar platen in de hoes.

De zee had haar magie verloren,
hij staarde landwaarts, uur na uur.
Zijn ogen zochten naar de toren,
die de nacht verlichtte met zijn vuur.
Zijn onrust kwam wat tot bedaren,
eenmaal aan wal, wankel ter been,
En na een leven van gevaren.
zocht hij haar graf van steen tot steen,

Zo bleef hij zwerven langs de graven,
monotoon en monogaam.
Johnny de zeeman zonder haven,
die een zerk zocht zonder naam.

Om te beginnen valt op – beter gezegd: valt níet op – het subtiele spel met namen. Hoewel duidelijk is, dat het gaat over de Zangeres zonder Naam, wordt zij nergens in de tekst bij naam genoemd. Volstaan wordt met ‘haar die kon zingen zonder naam’. Dat de hoofdpersoon Johnny heet, is geen toeval; dat hij ‘haar platen in de hoes’ laat, is een toespeling op Johnny Hoes, de man die haar ontdekte, haar platen produceerde en veel van haar nummers schreef.

Ook de vorm van het lied is interessant. Het is een fraai voorbeeld van slang-bijt-in-eigen-staart: het begint met een zangeres zonder naam en eindigt, na haar overlijden, met een zoektocht naar een zerk zonder naam. Een slotregel die mooi teruggrijpt naar het begin.
Ten slotte: meteen al de eerste woorden – ‘Johnny was zeeman zonder haven’ – roepen de associatie op met een haveloos ventje, dat treurige hoofdpersoontje uit ‘’t Broekie van Jantje’, een smartlap van Koos Speenhoff uit 1904:

Er was eens ‘n haveloos ventje
Die vroeg an z’n moeder ‘n broek
Maar moeder verdiende geen centje
En vader was wekenlang zoek

dat, evenals bij Freek de Jonge, eindigt op een begraafplaats:

Toen Jantje haar mee ging begraven
Toen had ie zijn broekie pas an…

En zette de Zangeres zonder Naam dat nummer niet al in 1965 op de plaat?
In 2010 publiceerden Ben Holthuis en Frank Wouters een boek over de laatste jaren van Mary Servaes, zoals haar naam was, met als titel Sterven Zonder Naam.

Ook over vorm en inhoud van Maaike Ouboters Dat ik je mis is het een en ander op te merken.
Hoewel ze niet won – ze eindigde als tweede, achter Douwe Bob –, was zij de sensatie van de talentenjacht ‘de beste singer-songwriter van Nederland’ van 2013 met een nummer waarmee ze de drie leden van de jury tot tranen toe beroerde. Op YouTube werd het al snel miljoenen malen bekeken en het stond binnen de kortste keren aan de top van de hitlijsten.
Wat onmiddellijk opvalt aan deze tekst, is de lengte – of beter: de kortte – van de versregels, in de meeste gevallen tweemaal drie lettergrepen, die dan ook nog rijmen.
Bijvoorbeeld:

Je kust me, je sust me.
Omhelst me, gerust me.
Je vangt me, verlangt me.
Oneindig ontbangt me

Ongebruikelijk korte regels, maar vooral ongebruikelijk rijm. Dat loopt uiteen van pure rijmelarij tot mooie of leuke vondsten en alles daar tussenin. Het “ontbangt me” van hierboven zullen we niet vaak tegenkomen in een Nederlandse liedtekst, en dat is maar goed ook.
Een typisch geval van ongelukkig gerijm is ook

Met je krullen als nacht
Hoe je praat hoe je lacht
Hoe je stem zo dichtbij
Als een engel verzacht

Met je krullen als nacht? Als een engel verzacht? Ongelukkig is waarschijnlijk het goede woord nog niet eens.

Een goed getroffen beeld, daarentegen, vind ik

Ik kus je, ik sus je
Ik doof en ik blus je

Of anders wel

Ik mis je, ik mis je
Ik grijp je, ik gris je
Ik wil je, bespeel je
Ik roer en beveel je
Om bij me te blijven

En nog zo’n mooi enjambement, waarbij de ene regel doorloopt in de andere, is

(Je) vertrouwt me, beschouwt me
Als mens en weerhoudt me
Van bozige dromen

De scheidslijn, of liever het overgangsgebied, tussen Sinterklaasrijm en poëzie, is onscherp.
Want waarom blijft ons oog of oor hangen bij ‘ontbangt’ en voelt ‘gerust me’, als parafrase van ‘stelt me gerust’, wèl poëtisch acceptabel?

De dichter Vestdijk had het in De glanzende kiemcel (1950), een bundeling van acht ‘beschouwingen’ over tal van aspecten van de dichtkunst, over rijmdwang. Daarmee bedoelt hij, dat de noodzaak om op een voorgaande regel te rijmen, dus op een woord dat er al staat, een woord waar al voor gekozen is, kan leiden tot onverwachte vondsten.
Een citaat:
‘Ten einde het rijm tot iedere prijs te handhaven is de dichter soms op woorden aangewezen, die in een bepaalde gedachtegang of sfeer thuishoren, welke op generlei wijze te verenigen is met de sfeer rondom het eerste rijmwoord, het woord waarop gerijmd moet wórden. Gebruikt hij deze woorden nu tóch – en hij kan vaak niet anders -, dan ziet men die gewrongen wendingen optreden, die stoplappen, die overbodige mededelingen en kleurloze uitweidingen – en bij minder begaafde, of minder handige dichters ook vaak belachelijkheden -, die de beoordelaar onmiddellijk op het spoor brengen van de rijmdwang.

Nou ja, die lezing hield hij in 1943, moeten we maar denken.

Hetzelfde dilemma tussen rijmdwang en stoplap doet zich voor bij Frank Boeijens Zeg me dat het niet zo is

Zeg me dat het niet zo is (6 x)

Ga je mee vanavond
Naar ons lievelingsrestaurant
Een tafel voor twee
Ik heb gebeld
Ze weten ervan
En we drinken
Totdat de zon op komt
En we vergeten
De oneerlijkheid van het lot

Zeg me dat het niet zo is (6 x)

Kom we gaan
Trek je jas aan
Anders word het te laat
Kom eens hier, ik houd je vast,

Ik laat je nooit meer gaan
En ik vertel je een grap die je laat huilen van de lach
En we vergeten de blikken van de mensen in de stad

We doen net alsof het niet zo is
Alsof het niet zo is
Alsof het niet waar is

We doen net alsof ze gewoon verder leeft
Alsof ze gewoon verder leeft
Zelfs als het niet zo is

Om te beginnen bestaan de refreinen uit steeds dezelfde of bijna dezelfde regels, wat ze een  onontkoombare indringendheid geeft. En de coupletten lijken geschreven in een soort parlando.
Maar vooral valt op dat de tekst van die coupletten niet rijmt. Althans, niet met eindrijm.
Althans, niet in de gangbare, traditionele zin. Maar op subtiele wijze intensiveert Boeijen de samenhang van zijn tekst door te werken met assonantie, klinkerrijm.
Zo rijmt ‘lievelingsrestaurant’- qua assonantie – op ervan, en ‘mee’ op twee, weten en vergeten. De a-klank komt terug in ga, vanavond, naar en tafel, en de o klinkt zelfs vijfmaal helder op: totdat, zon, opkomt, oneerlijkheid en lot.
In het tweede couplet doet hij hetzelfde, drie keer met kom, wordt en kom, vijf keer met gaan, aan, laat, laat en gaan, en zelfs zesvoudig met jas, anders, vast, grap, lach en stad. Rijm vergroot de hechtheid, de verdichting van het vers, ook als het geen eindrijm is in de beperkte betekenis van het begrip.

Terug naar Maaike Ouboter. Het kan niemand ontgaan, dat vrijwel alle beelden een erotische lading hebben. Er wordt wat afgekroeld en gekust en gevoeld en gesust. Des te verrassender was het van de singer-songwriter zelf te vernemen, dat het niet over haar eerste serieuze vriendje gaat maar eigenlijk door het overlijden van haar ouders geïnspireerd is. In een interview zegt ze:
‘Het lied gaat niet over mijn ouders. Ik heb het geschreven omdat ik ze mis, en dát is waar het over gaat. Het gaat over gemis. (..) Ik was veertien toen mijn moeder overleed, en op mijn zestiende stierf mijn vader. Ze waren allebei ziek. Het lied had natuurlijk niet bestaan als ze er wel nog waren geweest – dan had ik een liefdesliedje geschreven, of zoiets.’

Die onverwachte wending even daargelaten, resteert de vraag wat voor een – geïnteresseerde – lezer de waarde is van dergelijke externe informatie, voor de interpretatie of op z’n minst voor de waardering.
In Zeg me dat het niet zo is ligt dat anders. Ook hier lijkt het een dialoog – eigenlijk is het slechts een monoloog – tussen twee geliefden. De laatste twee regels maken echter duidelijk dat de spreker of zanger zich richt tot een overledene, ook al wordt er al iets aangekondigd in de omineuze regel “En we vergeten / De oneerlijkheid van het lot”.

Frank Boeijen treedt daarmee in de traditie van de monologue morbide. Een goed voorbeeld daarvan uit de popmuziek is Cat Stevens’ Lady d’Arbanville uit 1970, met de alleszeggende versregel Why do you sleep so still?
Maar nog steeds resteert de vraag naar de invloed van externe gegevens. Vergroten die het begrip van de tekst, verscherpen ze beelden, voel je iets anders bij het horen? Dat zal voor iedere luisteraar of lezer bij iedere tekst verschillen. Laten we het er op houden, dat er voor iedereen, of het nu een detectiveverhaal betreft of een literair gedicht, maar één éérste lees- of luisterervaring is, en dat na die eerste keer de slotregels nooit meer zó zullen binnenkomen.




8 november 2018 ~ Presentatie Paula Bermann – Deze ontspoorde wereld

Donderdag 8 november 2018 vond de presentatie van het dagboek van Paula Bermann plaats op het kantoor van uitgeverij Balans.
Na het welkomswoord van Geurt Gaarlandt (uitgeverij Balans) spraken Elma Drayer (bewerking), Linda Bouws (kleindochter) en Emile Schrijver (directeur Joods Cultureel Kwartier Amsterdam).




Uitgeverij Balans ~ Kristallnacht 2018

9 november 2018. Vandaag is het tachtig jaar geleden dat de Kristallnacht plaatsvond waarbij op grote schaal de Joodse bevolking en hun bezittingen in Duitsland werden aangevallen. Gisteren verscheen het belangwekkende oorlogsdagboek Deze ontspoorde wereld van Paula Bermann. Nooit eerder verscheen een zo gedreven en precieze beschrijving van een leven in bezet Nederland, geschreven door deze Duitse jodin.

De publicatie van het dagboek van Paula Bermann is een uitzonderlijke gebeurtenis. De oorlogsjaren vanuit het perspectief van een Duitse jodin. Duits en jodin, het vormde een dubbele last in een omgeving van argwaan, antisemitisme en verraad. In die ontspoorde wereld moet Paula zich staande houden en beschrijft ze haar gezinsleven, de literatuur die ze leest, de politiek en alles wat het dagelijks leven dragelijk en ondragelijk maakt. Scherpzinnig, boos, eerlijk, liefdevol en vaak met de moed der wanhoop schrijft ze zich de dagen door. Haar dagboek is haar grootste steun.

Paula Bermann staat in de traditie van de grote dagboekschrijvers als Philip Mechanicus, Etty Hillesum, Anne Frank, David Koker en Hanny Michaelis.




De eerste etalage ~ Athenaeum Boekhandel, Amsterdam

Vandaag verschijnt Paula Bermann – Deze ontspoorde wereld
Gisteren alvast een etalage bij Athenaeum Boekhandel & Nieuwscentrum, Amsterdam ingericht.




Gerben Bakker & Gert Jan Geling ~ Over politieke correctheid

Ills. Joseph Sassoon Semah

Gerben Bakker en Gert Jan Geling onderzoeken in ‘Over politieke correctheid’ de historische ontwikkeling van politieke correctheid, haar morele grondslag (waarbij de ideeën van Hannah Arendt centraal staan), de rol die het speelt in onze tijd in discussies tussen de ’bestuurlijke kaste’ en de ‘verontwaardigde burger’ en wat de concrete gevolgen zijn van politieke correctheid. Ze constateren dat politieke correctheid niet onschuldig is, het bedreigt vrijheid van meningsuiting, het leidt tot (zelf)censuur en kan zelfs de veiligheid in gevaar brengen. Hoeveel politieke correctheid kan de maatschappij verdragen? Een pleidooi voor de legitimiteit van de westerse traditie en cultuur.

In de negentiger jaren stond ‘politieke correctheid gelijk’ aan de angst van bestuurders om minderheden te kwetsen, nu naar een doorgeslagen progressief moralisme en een uit Amerika overgewaaide ‘identity politics’. Nederland is verschoven van een progressieve, antiautoritaire cultuur naar een sfeer waarin we ‘benoemen’, in hokjes stoppen. Dat betekent een verschraling van het politieke denken, zoals Hannah Arendt dat beschrijft: het bespiegelen van het eigen denken aan andere perspectieven, een ‘enlarged mentality’, een veel perspectivische engagement en zo te komen tot een weloverwogen oordeel.
Ook internet heeft een grote impact op de samenleving, het belooft veel vrijheid, een groot ‘vrijgevochten politiek potentieel’, maar in de praktijk is er sprake van steeds meer gedragssturing. Mensen worden via algoritmes bevestigd in hun (politieke) keuzes. Internet is steeds meer in handen van kapitalistische ondernemingen in Silicon Valley, die de regie willen houden op de inhoud omdat ze niet aansprakelijk willen zijn voor incorrecte info,’hate incitement’ of het verspreiden van terroristische propaganda en dat heeft consequenties voor het bestaan van politieke correctheid, aldus Bakker en Geling. Later in het boek betogen de auteurs dat de absolute pluraliteit van politieke meningen op internet wél zijn gerealiseerd maar (nog) niet conform Arendts ‘enlarged mentality’. In plaats daarvan lijkt het politieke inlevingsvermogen dat benodigd is ontaard in een digitale oorlog van allen tegen allen, waarin alle feitelijkheid dreigt te sneuvelen.

Bij politieke correctheid staan collectieve belangen op het spel, aldus de auteurs, waarbij zij twee vormen van politieke correctheid onderscheiden. Taal is hierbij zowel het instrument van de waarheid en smeerolie.
De dogmatische politieke correctheid heeft het doel is de ‘foute’ mening tot zwijgen te brengen. Zij is vooral ideologisch en moralistisch, en verdeelt de wereld in vijanden en slachtoffers. Dogmatisch politiek correcte mensen bevinden zich op ‘moral high ground’.
De andere vorm van politieke correctheid is conformistisch, waarbij het aanpassen aan de dominante overtuiging, en het tot zwijgen brengen van de foute mening het doel is. Ook bij conformistisch politieke correctheid is taal het middel om welgevallig gedrag te tonen: mensen zeggen wat ze behoren te zeggen, in plaats wat ze denken.

Politieke correctheid is verbonden aan verschuivende waardenperspectieven. De Nederlandse geschiedenis omtrent politieke correctheid is verweven met een verjarende progressieve ideologie, die is ontstaan rondom tolerantie, multiculturalisme, waarbij de islam specifiek typerend is voor de Nederlandse situatie. De discussies zijn vaak gericht op het verbieden van kwetsende taal of cultuuruitingen. Zo ontstaat een kloof in het islamdebat over de manier waarop in de maatschappij wordt gedacht over de islam, en de manier waarop er in de samenleving over wordt gedacht.
De uit Amerika overgewaaide ‘identity politics’ leidt tot een ideologische clash tussen de social-justice-beweging, die de westerse erfzonden definitief van zich af willen afschudden, en de identitaire respons die juist kiest voor een nieuwe conservatieve koers.

Diversiteit, kunst en ook gender zijn omgeven van politieke correctheid. Diversiteit op de universiteit wordt vooral uitgelegd als culturele diversiteit, en geheel niet aan diversiteit aan ideeën. Als gevolg van een conformistische politieke correcte houding wordt dat vaak niet gerealiseerd.
Ook een symbolische waarheid bestaat, de symbolische ordening die de mens toekent aan de wereld. Nu is bijvoorbeeld sprake van nieuwe immoraliteiten van historische kunst, waarbij de taboeïsering van symbolische uitingen gepaard gaat met een zeker geweld tegen de veelkleurige betekenisgeschiedenis, in kunst en tradities.
De #MeToo-discussie vindt ook zijn weg in de museumzaal: het culturele geheugen wordt gereset. Net als ook koloniale standbeelden moeten worden verwijderd. Het verleden wordt gecensureerd in het heden.
Schaamte en schuld met betrekking tot de blanke westerse identiteit is een voedingsbodem voor het verzet tegen politieke correctheid, evenals de doorgeschoten progressieve moraal van het politieke establishment ten opzichte van het ‘multiculturele vraagstuk’, aldus de auteurs. Onder invloed van de identiteitspolitiek uit Amerika verwijst politieke correctheid vooral naar vormaspecten waarin zich sociale of culturele ongelijkheid zou manifesteren
(Zwarte Piet, koloniale stadbeelden). Waar is vandaag de legitimiteit van de westerse cultuur nu het onderhevig is aan een zelf veroordelende blik, die ontstond toen de keerzijde van het vooruitgangsideaal zichtbaar werd, vragen de auteurs zich af? Ze halen hierbij de Franse filosoof Pascal Bruckner aan en zijn essay ‘Tirannie van het berouw, Essay over het Europese masochisme’ (= boetedoening doen voor het leed dat het Westen heeft aangedaan). ‘The
West is the worst’, zo luidt de boodschap van menig intellectueel, volgens Bruckner, een occidentale zelfhaat met een bijsmaak van hypocrisie.

Politieke correctheid heeft ook consequenties voor de veiligheid als vrijheid van spreken en onderzoek worden onderdrukt. Een cultuur van sociaalgeforceerde taboes kan leiden tot onder de tafel vegen van tegendraadse meningen, hetgeen leidt tot een sterke polarisatie van het debat, zoals in het debat over de islam.
Door de huidige koers van links-progressieve partijen met hun geforceerde tolerantie wordt vooral extreemrechts in de kaart gespeeld. Het tot taboe verklaarde onderwerp staat op het spel, evenals de dynamiek van spreken en luisteren. Als men niet naar elkaar luistert, dan ontstaan nog strengere taboes.

De auteurs zien politieke correctheid steeds vaker terugkomen bij actuele kwesties, in de media, de wetenschap, de politiek, de culturele sector en in debatten over de omgang met het verleden.
Hoe verhoudt het filosofisch ideaal van waarheid spreken zich met politieke correctheid, waarbij de auteurs kiezen voor de verantwoordelijkheid van vrijheidsdenken en een beroep doen op Verlichtingsidealen als individuele verantwoordelijkheid. Politieke correctheid kan ten koste gaan van minderheidsstandpunten en afwijkende meningen, waardoor vrijheid van meningsuiting en wetenschappelijke vrijheid onder druk komen te staan. Ook blijven tegendraadse feiten en uitspraken onder de oppervlakte wat tot concrete veiligheidsrisico’s kan leiden. Felle reacties op politieke correctheid kan leiden tot verdere polarisatie.
Politieke correctheid is een reëel gevaar voor het aantonen en doorgeven van de waarheid.

Het idee van één universele waarheid is ongeschikt voor gebruik in de politiek, eeuwige en onveranderlijke waarheden bestaan niet in het publieke domein. Het monopolie op feitelijke waarheid kan leiden tot een ‘tirannieke’ lezing van de feiten, maar onkritische acceptatie van reeds gevestigde waarheden is ook gevaarlijk. De politieke ontaarding, zoals ten tijde van het nazisme, dan zijn de denkbeelden als zodanig niet gevaarlijk, maar meer het gebrekkige kritische intellectuele vermogen van mensen waardoor ze te weinig weerstand bieden tegen deze denkbeelden en ze niet maatschappelijk pluriforme gezichtspunten analyseren, aldus Bakker en Geling. Hannah Arendt stelde een groot vertrouwen in een ‘enlarged mentatlity’.

De auteurs sluiten het boek af met de constatering dat er niets belangrijker is dan het individuele denken: vrijdenken als voorwaarde voor een moreel rechtschapener wereld.
Dat betekent geen censuur, maar vrijheid van meningsuiting is geen vrijbrief voor het individu om alles maar te zeggen; het brengt een verantwoordelijkheid met zich mee. De auteurs zijn tegen demofobie als bescherming van de goede smaak of om het rechtvaardig ideaal te beschermen tegen het onredelijke volk. Ze bepleiten een absolute academische vrijheid, alle vormen van (zelf)censuur in de media zijn onwenselijk en we moeten er voor waken om taboes te verabsoluteren tot onwrikbare morele waarheden.
Hierbij is een cultureel verstevigd moraal nodig, dat zich kenmerkt door bescheidenheid, weldenkendheid en zelfonderzoek.
——-
De auteurs Gerben Bakker en Gert Jan Heling zijn docent integrale veiligheidskunde aan de Haagse Hogeschool en zij illustreren hun onderzoek dan ook met veel voorbeelden waarbij de islam centraal staat. ‘Over politieke correctheid’ is een pleidooi voor de legitimiteit van de westerse traditie en cultuur.
Ze maken zich ook sterk voor een absolute academische vrijheid, die steeds vaker niet wordt gerealiseerd. En als de universiteit wel een verscheidenheid van meningen laat horen, leidt dat tot verstoring of zelfs bedreiging, zoals zeer recent enkele docenten van de UvA via de email-doodsbedreigingen ontvingen. Zij hadden opgeroepen stelling te nemen tegen het bezoek van de omstreden Canadese psycholoog en cultuurcriticus Jordan Peterson, die bekend staat om zijn scherpe kritiek op de politieke correctheid rondom onderwerpen als wit-privilege, feminisme en culturele toe-eigening.

Gerben Bakker en Gert Jan Heling – Over politieke correctheid. Boom uitgevers, Amsterdam, 2018.
Paperback ISBN 9789024422548  E-book: ISBN 9789024422692

Linda Bouws – St. Metropool Internationale Kunstprojecten