Bezoek

Buurman vraagt of ik weet waar hij zijn fiets heeft neergezet.
‘Je fiets?’, vraag ik.
‘Ergens bij de Blauwbrug misschien’, zegt buurman.
‘Ik ga straks wel even kijken’, zeg ik. Om nu te vertellen dat hij al veertig jaar niet meer op zijn boot in de Amstel woont, lijkt me onnodig.
‘Mooi’, zegt buurman, ‘kun je misschien ook kijken of Ank al thuis is.’
Ook die taak neem ik op me. Om nu te vertellen dat Ank al lang niet meer in ons midden is, lijkt me overbodig.
De activiteitenmevrouw komt binnen.
‘U heeft bezoek’, zegt ze, ‘ik kwam kijken of u mee wilt naar muziek.’
Buurman staat op. Wijst op mij.
‘Hij gaat toch naar Ank.’