A day in life ~ donderdag

De dag begint met koffie en een ernstig gesprek over de aanpak van een verhaal over geschiedenis, periodisering en het leven. Ondanks het vroege tijdstip zitten de eerste notebookwerkers al ijverig te tikken. De bediening is vriendelijk en het overleg met de kunstenaar verloopt vrolijk.

Achter het Rijks Museum heeft iets of iemand een schaatsbaan aangelegd en staan toeristen op het bruggetje naar Nederland te kijken. Ondanks de rijen ga ik het museum in. Het boek over het atelier van Jan de Baen wacht.
In het museum hangt een kopie van het schilderij van Johan de Witt afkomstig uit dat atelier. Dat ik me in Johan de Witt verdiep heeft een goede reden. De Witt was van 1653 tot 1672 raadspensionaris van Holland, de hoogste politieke functie in de Republiek der Nederlanden. Na de plotselinge dood van stadhouder Willem II in 1651 besloten vijf van de zeven gewesten geen nieuwe stadhouder en legeraanvoerder te benoemen. De Republiek werd een staat zonder staatshoofd en de Oranjes leken uitgeschakeld. Alle macht kwam bij de burgerij te liggen. Hun economische belangen bepaalden voortaan het beeld.

Dat een aantal details in dit verhaal mij aanspreken, zoals een oranjeloos land, het concept van een staat zonder staatshoofd, is niet de reden voor mijn missie. Op zoek naar allerlei voorbeelden van staats- en bestuursvormen ben ik maar begonnen met de vaderlandse geschiedenis. Om kwart over elf heb ik het gezochte hoofdstuk gelezen en weet ik dat het niets opgeleverd heeft.

Nu ik er toch ben, wil ik even naar de Nachtwacht kijken. Of beter gezegd naar de beschrijving bij het schilderij. Sinds ik een t-shirt van het museum met die spatie zag met de omschrijving n8w8, ben ik bang.
Bij het schilderij kan ik niet komen. Er zijn veel mensen die cultuur belangrijk vinden. Bovendien roept mijn telefoon en moet ik toch even melden dat we een interview vandaag nog zullen plaatsen.
Als ik de correspondentie beëindig, staat een vriendelijke krullebol voor me en vraagt lachend of ik de foto wil. Ze houdt haar telefoon op. Als ze mijn nummer heeft, piept een paar seconden later het portret binnen. Zij komt uit Italië maak ik op uit naam en nummer.
Bij de uitgang staat een baardige vader op een blond jongetje in te praten. Het baasje staat stokstijf tegen de gevel. ‘Ik ga nooit meer naar een museum’, zegt hij met luide stem. Een kleuter met karakter.
Het is half twaalf.

Lijn 16 rijdt me langs overvolle winkelstraten. Bij het CS zie ik dat je bij Smullers contactloos je snack kunt trekken. Mijn hart slaat over. De vooruitgang staat nooit stil.
In het Eye-café is het druk. Mijn afspraak meldt dat ze wat later is. Ik luister naar een jongeman die een vriendelijke mevrouw probeert te overtuigen om gebruik te maken van zijn tools. Er vallen veel termen die wijzen op kennis van zaken. Op de vraag wanneer hij kan beginnen, meldt hij dat ie daar over na moet denken.

Weer krijg ik een berichtje dat het later wordt. Ik wandel naar de expositie over celluloid. De kunstenaars maken gebruik van en reflecteren op dat materiaal. In een tijd van snelle en bijna totale digitalisering van het bewegend beeld vestigen de kunstenaars de aandacht op de bijzondere eigenschappen van het analoge filmmateriaal, lees ik. In de donkere ruimtes raak ik het spoor wat bijster door het aangebodene en struikel ik bijna over een rondkruipende, hoogbegaafde peuter.

Met moeite vind ik een tafeltje voor nog een koffie. Een ouder echtpaar komt bij me zitten en vertelt al snel over de twee kinderen die ver weg wonen. Eentje in een ver weg land om goed te doen, de ander met een soepele carrière in Hong Kong. ‘Je hebt het niet voor het zeggen’, zegt de mevrouw. ‘Je moet ze hun gang laten gaan’, zegt de meneer.

Mijn afspraak komt binnen. Ze verontschuldigt zich en stelt voor om een rustig plekje te zoeken. Als we buiten staan is het half drie. In de THT is het stiller en nemen we de twee teksten door die ze me vorige week stuurde.
Twee uur later lopen we naar de pont.
Zij heeft haast. Haar trein gaat over een paar minuten. Ik blijf nog even naar het IJ kijken. Naar de torens en het water.
Een flard van zwaarmoedigheid waait voorbij. Ik kijk naar het Wurst und Schnitzelhaus en stel me een groot bord voor. Met friet en schnitzel. En desnoods nog een worst ook.
Maar tram en thuis wachten.