Abrahamse, J.E. ~ De grote uitleg van Amsterdam: stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw

Inleiding – Proefschrift UvA 2010
De eeuw van Amsterdam 

Tot ver in de zestiende eeuw groeide Amsterdam langs lijnen van geleidelijkheid. De eerste verstedelijking vond plaats op de dijken langs de Amstel, de enige hoogten in het middeleeuwse veenlandschap. In de veertiende eeuw werden de Voorburgwallen aangelegd en kort daarop de Achterburgwallen. De reden lag niet alleen in de behoefte aan bouwgrond en verbetering van de stadsverdediging, maar ook in de afwatering: de Amsteloevers kwamen door aanplempingen aan beide zijden steeds dichter bij elkaar te liggen. Verdere groei werd opgevangen door verdichting van de bebouwing binnen deze hoofdstructuur, waarbij de terreinen tussen de burgwallen door de aanleg van stegen werden ontsloten.

Rond 1425 werden het Singel, de Kloveniersburgwal en de Geldersekade gegraven. Hiermee werd opnieuw een smalle strook land bij de stad getrokken. Op deze stadsgrens werd in de jaren 1482-1490 een stenen verdedigingsmuur gebouwd, voorzien van zware poorten, torens en rondelen. Rond het midden van de zestiende eeuw begon de bebouwing binnen deze grens zo dicht te worden, dat op grote schaal huizen buiten de stad werden gebouwd, in weerwil van de stedelijke keuren die het schootsveld onder de stadsmuur moesten vrijhouden. In 1550 stonden ten oosten van de stad ongeveer 550 huizen, met een onbekend aantal lijnbanen, scheepswerven, pakhuizen, molens, teertuinen, houtwallen, kalkovens en andere bedrijfsgebouwen (afb. 2). Het stadsbestuur raakte in conflict met de bewoners van deze wijk, de Lastage, die vonden dat zij door middel van een nieuwe stadsmuur binnen de verdediging moesten komen te liggen.

Maatregelen bleven echter uit en Amsterdam ging de Tachtigjarige Oorlog in met zijn laatmiddeleeuwse verdedigingsstelsel. Pas in 1578 sloot de stad zich aan bij de Opstand. Op dat moment werd de stadsverdediging een acuut probleem. In de jaren 1585 en 1586 werd de stad voorzien van nieuwe wallen, waarbij de Lastage binnen de stad werd getrokken. Deze stadsuitbreiding wordt sinds de zeventiende eeuw in de literatuur ‘de eerste vergroting’ genoemd. Deze was in schaal niet te vergelijken met de zeventiende-eeuwse stadsuitbreidingen: het ging in de eerste plaats om het up to date brengen van de stedelijke defensie. Een gevolg was de transformatie van het Singel van vestinggracht tot woongracht, zoals eerder was gebeurd met de burgwallen. Aan het Singel verschenen kort na 1585 de eerste dubbele grachtenpanden. In tegenstelling tot de eerdere uitbreidingen werd de landschappelijke structuur niet meer gebruikt als basis voor de verstedelijking: er kwamen rechte blokken; de straten waren ongeveer dertig graden gedraaid ten opzichte van het slotenpatroon. Deze regelmatigheid in de stadsplattegrond was het gevolg van de nieuwe wijze van fortificeren, waarbij een stelsel van wallen en bastions werd toegepast. De tweede vergroting volgde binnen enkele jaren: de haveneilanden Uilenburg, Valkenburg (of Marken) en Rapenburg werden aangelegd aan de oostzijde van de stad.

Amsterdam was na deze tweede uitleg de grootste stad in de Republiek, maar de groei zette in verhoogd tempo door. Er zouden in de zeventiende eeuw nog twee veel grotere uitbreidingen volgen. De derde uitleg omvatte de Westelijke Eilanden, de Haarlemmerbuurt, de Jordaan en de grachtengordel tot aan de Leidsegracht. Deze stadsuitbreiding speelde zich af in de jaren na 1609. In de jaren zestig begon de vierde uitleg, die zich uitstrekte tussen de Leidsegracht en de pas aangelegde Oostelijke Eilanden. De Singelgracht, die rond deze twee stadsuitbreidingen werd gegraven, was de nieuwe stadsgrens van Amsterdam.
Het bebouwde grondgebied van Amsterdam vervijfvoudigde tussen 1585 en 1663.

Lees hier het proefschrift: https://dare.uva.nl/search?