Achtentachtig

‘Als je zo oud bent, heb je veel te vertellen. Alleen al over de oorlogsjaren. Met die vliegtuigen en het schieten. Ik was een actief meisje. Mijn moeder bleef maar baren. En mijn vader was altijd op pad. Ik moest helpen. Met alles. Had mijn moeder weer een kind. Deed ik de was en zorgde voor de kleintjes.
Ik leerde alles al doende. Niemand legde wat uit. Kon een baby niet poepen, sneed mijn vader een stukje van de zeep en stak dat in het achterwerk van die baby. Het hielp altijd.
Ja, ik kon goed leren, maar moest thuis te veel doen. Heb de middelbare school wel afgemaakt.
Zodra ik kon ben ik weggegaan. Werken en reizen. Heb veel gereisd. Kan ik ook veel over vertellen. Heb nog een paar jaar in Mozambique gewoond. Was een goede tijd. Mijn broer woont in Amerika. Hij is heel rijk. Dat kun je van mij niet zeggen. Heb altijd maar wat geleefd.
En ik had een neus voor verkeerde mannen. Werd altijd verliefd. Had ik ook met mijn psychiaters en therapeuten. Voor ik het wist viel ik voor ze. Behalve als ze kaal werden of waren. Ik woon tweehoog en als ik uit het raam hang, zie je heel veel van die kale kruinen. Verschrikkelijk. Al kunnen die mannen er niets aan doen natuurlijk. U heeft uw haar gelukkig nog, zie ik.
Dat is wel leuk aan deze tijd, vindt u niet? Het is zo rustig in de buurt. Je spreekt nog es iemand. Ik zie u vaker lopen, maar ja, het is altijd zo druk.
Vanochtend had ik voor het eerst sinds tijden geen zin om op te staan. Ben tot half tien blijven liggen. Dacht, je bent nu achtentachtig, dan mag het wel.
Ga elke dag een rondje lopen. Zie je nog es iemand. Want ik wil wel iedere dag even een praatje maken. Ik heb veel te vertellen.’