Dominique Moïsi ~ Triomf van de angst – De geopolitiek van series

Dominique Moïsi – Ills.: Joseph Sassoon Semah

Waarom zijn series zo mateloos populair is de vraag die politiek filosoof Dominique Moïsi stelt en gelijk ook beantwoordt: series geven inzicht in de geopolitieke verhoudingen en de dominante emoties in de wereld van vandaag en morgen.
Moïsi analyseert in ‘Triomf van de angst’ vijf series: ‘Game of Thrones’, ‘Homeland’, ‘Downton Abbey’, ‘House of Cards’ en ‘Occupied’, mooier gemaakt dan ooit, maar ze brengen sinds 9/11 vooral een wereld van angst en onveiligheid.

Moïsi wil laten zien hoe de series resoneren met de stemmingen die we voelen maar die slechts zelden duidelijk worden gearticuleerd: televisieseries zijn misschien wel hét universele culturele referentiepunt geworden en fungeren zelfs als verklaringsmodel.
11 september 2001 kan gezien worden als een kantelmoment in de wereld: Amerika was kwetsbaar geworden. De gevoelens van angst en ongerustheid die hiermee gepaard gingen, werden verwerkt in series. Amerika wordt nu niet meer gepresenteerd als het optimistische en moralistische Amerika, maar een Amerika dat onzeker is over identiteit en toekomst. ‘Het idealisme van gisteren heeft plaatsgemaakt voor het cynisme van vandaag en voor de overwinning van ‘de slechten’ op ‘de goeden’, aldus Moïsi.

De series weerspiegelen een wereld die na het instorten van het Sovjetrijk en 9/11 op zoek is naar een nieuw evenwicht. Het Westen is niet langer dominant in de wereld, de situatie in het Midden-Oosten is in grote verandering, een vernederd en revisionistisch Rusland is terug op het wereldtoneel, en we ontberen in het Westen leiders.
In deze context van chaos, is het onvermijdelijk dat angst in de huidige series de belangrijkste leidraad wordt op geopolitiek gebied, aldus Moïsi. Zo staat de serie ‘Game of Thrones’ voor angst, voor chaos en voor een terugkeer van  barbaarse toestanden. Met al zijn brute geweld geeft de serie een getrouwe afspiegeling van onze gevoelens van angst en fascinatie die wij koesteren over ons huidige chaotische systeem.
‘House of Cards’ gaat vooral over de verhouding van Amerika met zichzelf: de dreiging komt van binnenuit door de uitholling van de democratische instituties. Politieke instituties zijn door machiavellistische perversiteit door mensen aan de macht vervallen. Een heerschappij van geweld, eerder psychisch dan fysiek. De serie toont de angst voor neergang, verbonden met de crisis in de democratie. ‘House of Cards’ moet vooral bezien worden in een context
van wantrouwen tegen de politiek, die niet meer functioneert. De Amerikaanse droom wordt aan stukken gescheurd, aldus Moïsi.
De serie ‘Homeland’ gaat over de verhouding van Amerika met de wereld, ook al is het onderwerp de impact van de wereld op Amerika en op zijn burgers. Angst voor terrorisme en onzekerheid over de aard van dreiging en de identiteit van de vijand staan centraal. Het laat zien hoe mensen door angst geestelijk afglijden. De vijand komt ook van binnenuit. De hoofdpersoon Carrie Mathison is bipolair.

Een bipolair geopolitiek systeem bestaat niet meer – het werd voorheen gebruikt om de aard van het internationale systeem ten tijde van de Koude Oorlog aan te duiden. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie stonden aan het hoofd van hun respectieve blokken en betwistten elkaar een wereld die was gebaseerd op het afschrikkingsevenwicht. Bipolariteit kan in ‘Homeland’ dus niet meer verwijzen naar het karakter van het internationale systeem Nu wijst het naar de psychische stoornis van de hoofdfiguur, aldus Moïsi.
‘Homeland’ is het meest typerende en het meest onthullende product van een angstcultuur die na 11/9 in Amerika bestond. Je ziet in ‘Homeland’ misstappen van het Westen terug, arrogantie t.o.v. de rest van de wereld, een Amerika die pretendeert op te treden in naam van de democratie, maar het steunt autoritaire regiems.
De serie ‘Downtown Abbey’ toont de angst voor de nieuwe wereldorde die samengaat met het terugverlangen naar een achterhaalde orde. Het laat de onstuitbare overgang van de ene wereld naar de andere zien, waarin de strikte scheiding tussen de sociale lagen verdwijnt.
Ook de Noorse serie ‘Occupied’ toont de angst. Nu zijn de onderwerpen de gevolgen van klimaatopwarming, de door slecht leiderschap in de hand gewerkte crisis van de democratie, de toegenomen angst voor Rusland en Poetin en het feit dat de EU en de Verenigde Staten in diskrediet zijn geraakt. We staan allen tegenover de dreiging, ook al zijn we lid van de Navo. Poetin heeft bereikt wat hij wilde: we zijn weer bang voor Rusland.

Series kleuren niet alleen de werkelijkheid, maar creëren ze tenslotte ook zelf, aldus Moïsi. Realiteit en fictie gaan door elkaar lopen. De hele wereld kijkt geboeid naar de series waarin Amerika zichzelf kastijdt en ze hebben dan ook wereldwijd invloed, terwijl Rusland en Poetin eigen series gebruiken als propaganda.
Moïsi stelt de vraag of een democratische, open samenleving die haar zwakheden bijna karikaturaal etaleert, het uiteindelijk kan winnen van een regiem dat eveneens een karikatuur van zichzelf presenteert door zich uitsluitend op zijn verdiensten te beroemen.
Loont de leugen? Of bieden series als ’House of Cards’ juist de gelegenheid de Amerikaanse democratie opnieuw uit te vinden? Moïsi denkt van niet, de serie laat een algemeen gebrek aan elite zien. Deze serie lijkt eerder het hoogtepunt te hebben bereikt in het verlangen naar ontmythologisering van de politiek en politici.
Met zijn analyses van de series, door de angsten van de wereld te analyseren aan de hand van het favoriete medium van televisieseries, hoopt Moïsi dat deze angsten beter worden begrepen en dat het helpt ze te boven te komen. ’Over angst praten om de hoop te behouden, of om nieuwe hoop te geven’, dat is wat Moïsi voor ogen stond bij het schrijven van ‘Triomf van angst’. En hij hoopt dat er in de toekomst series worden gemaakt waarin plaats is voor optimisme. Moïsi zet de eerste stap en sluit ‘Triomf van de angst’ af met een scenario voor een nieuwe, positieve serie: ‘Balance of Power’ met in de hoofdrol de Verenigde Staten en China, die elkaar als gelijken beschouwen.

Over de auteur:
Dominique Moïsi is verbonden aan het Institut Montaigne en medeoprichter van het Institut français des relations internationales. In 2009 verscheen ‘De geopolitiek van emoties’ waarin hij analyseerde welke rol emoties spelen bij internationale conflicten.

Dominique Moïsi ~ Triomf van de angst – De geopolitiek van series
Boom uitgevers, Amsterdam, 2018. ISBN 978 90 2442 370 5




Open Culture: Public Domain Day Is Finally Here!: Copyrighted Works Have Entered The Public Domain Today For The First Time In 21 Years

Earlier this year we informed readers that thousands of works of art and entertainment would soon enter the public domain—to be followed every year by thousands more. That day is nigh upon us: Public Domain Day, January 1, 2019. At the stroke of midnight, such beloved classics as Robert Frost’s “Stopping by Woods on a Snowy Evening” and “Yes! We Have No Bananas” will become the common property of the people, to be quoted at length or in full anywhere when the copyright expires on work produced in 1923. Then, 1924 will expire in 2020, 1925 in 2021, and so on and so forth.

It means that “hundreds of thousands of books, musical compositions, paintings, poems, photographs and films” will become freely available to distribute, remix, and remake, as Glenn Fleishman writes at Smithsonian. “Any middle school can produce Theodore Pratt’s stage adaptation of The Picture of Dorian Gray, and any historian can publish Winston Churchill’s The World Crisis with her own extensive annotations… and any filmmaker can remake Cecil B. DeMille’s original The Ten Commandments.”

Read more: http://www.openculture.com/2019/01/public-domain-day-is-coming.html




Henry David Thoreau ~ On The Duty Of Civil Disobedience

Civil Disobedience is Thoreau’s primary essay on how to interact with Government. Here the author argues that a citizen must always uphold conscience over what is prescribed by law. Never one to accept the status quo, Thoreau says that if called, we must all disobey a system that is inherently prone to corruption and that even personal endangerment may be needed in order do what is right. An inspiration to luminaries such as Gandhi and Martin Luther King Jr., this essay is one of the core American writings on government.

Read or download the book: http://www.gutenberg.org/ebooks/71




Ivan Krastev ~ Na Europa

Ills.: Joseph Sassoon Semah

Ivan Krastev (1965), hoofd van het Centre for Liberal Strategies in Sofia en medeoprichter van de pan-Europese denktank European Council for Foreign Relations, analyseert in Na Europa de toekomst van het Europese project. Krastev bespreekt de huidige staat van Europa aan de hand van de vluchtelingencrisis en het populisme en concludeert dat Europa er behoorlijk slecht voor staat. Europa heeft zijn centrale plaats in de wereldpolitiek en het
vertrouwen van de Europeanen zelf verloren.

Europa spreekt minder aan dan ooit. Wat de Unie eerder bijeenhield, een gedeelde herinnering aan WO II, heeft inmiddels zijn kracht verloren. De geopolitieke reden voor Europese eenheid verdween met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Ook de verzorgingsstaat, ooit de kern van de naoorlogse politieke consensus, staat sinds de opkomst van het kapitalisme in de 70er jaren ter discussie.

Maar ook de veranderende ideologie in de wereld speelt de EU parten: de Unie ziet niet wat anderen beweegt. Men dacht dat het Westen voor eeuwig de wereld kon transformeren en de rest van de wereld voor altijd het Westen zou nabootsen. De ambitie onze waarden en instituties te exporteren heeft geleid tot een hevige identiteitscrisis in het Westen, waarin het erfgoed van het christendom en de verlichting niet langer veilig is, aldus Krastev.
Brussel geloofde onvoorwaardelijk in zijn eigen politieke en sociale model en was onkritisch ten aanzien van de wereldgeschiedenis. Men dacht dat het nationalisme en de politieke theologie achter ons lagen, maar in China, India en Rusland en de islamitische wereld zien we ethisch nationalisme en religie als belangrijke krachten, aldus Krastev. ‘Europa onderscheidt zich weliswaar middels postmodernisme, postnationalisme, en secularisme maar dat betekent niet dat zij trendsetter is van de mondiale ontwikkelingen.’
Als we ons realiseren dat de vluchtelingencrisis het karakter van de democratische politiek op nationaal niveau ingrijpend heeft veranderd, dan kunnen we misschien het risico op desintegratie het hoofd bieden. Ze is de enige pan-Europese crisis die het politieke, economische en maatschappelijke model van Europa ter discussie stelt: de vluchtelingencrisis bleek het Europese 9/11 te zijn. Als reactie op de migratie zien we een populistische opstand tegen het establishment, en een rebellie van de kiezers tegen de meritocratische elites als die in Brussel.

Krastev definieert de migratie als de nieuwe revolutie, geen revolutie van de massa zoals we die kennen, maar ‘een revolutie als gevolg van het vertrek van individuen en gezinnen’.
Zonder ideologie, politieke beweging of leiders, maar een kwestie van menselijke noodzaak. Het betekent een verandering van land, maar niet van regering. Deze (migratie)revolutie is een inspiratie voor een contrarevolutie: de opkomst van bedreigde meerderheden als een belangrijke kracht in de Europese politiek. Zij zien een samenzwering van elites met een kosmopolitische en immigranten met een primitieve (tribale) mentaliteit. Dat leidt tot een
populisme dat wordt gevoed door de demografische verwachtingen van een afnemende rol van Europa in de wereld en de verwachte massale volksverhuizingen naar Europa. De democratie begint inmiddels te werken als een instrument van exclusiviteit in plaats van inclusiviteit.
Door de vluchtelingencrisis komt het nationalisme ook weer terug in het hart van Europa. De conflicten tussen globalisten en ‘nativisten’ en tussen de open en gesloten samenlevingen zijn belangrijker geworden voor de vorming van de identiteit van de kiezer dan de eerdere op klassenonderscheid gebaseerde identiteiten, aldus Krastev.

Is de EU gedoemd uiteen te vallen zoals het Habsburgse Rijk uiteenviel? Zijn we getuige van een ‘desintegratiemoment’ in Europa? Krastev is van mening dat het uiteenvallen van Europa niet meer is te vermijden, en het zal chaos opleveren. Europa zal niet meer leidend zijn in de wereld. Het zou eveneens kunnen leiden tot een einde van de liberale democratieën aan de randen van Europa en het begin van het einde voor verschillende lidstaten. Het einde aan de droom van een vrij en verenigd Europa.
Maar het is niet alleen pessimisme over de toekomst van de EU in de publicatie Na Europa, al suggereert de titel weinig optimisme. Krastev signaleert naast deze kwetsbaarheid ook een oplevende veerkracht. De verschillende crises versterken ook het gevoel dat wij allen deel uitmaken van dezelfde politieke gemeenschap Europa. De politieke, culturele en economische samenwerking zal blijven bestaan: we zijn op het gebied van economie en veiligheid zelfs beter geïntegreerd dan ooit tevoren.

Ivan Krastev heeft Na Europa niet geschreven met het doel de EU te redden of haar ondergang te betreuren. ‘Het is niet meer dan een overweging van iets wat waarschijnlijk staat te gebeuren en een analyse van hoe onze persoonlijke ervaringen van radicale veranderingen bepalend zijn voor ons handelen nu.’ Als Oost-European fascineert het Krastev getuige te zijn van een déjà-vu –‘dat angstige gevoel dat we vandaag meemaken een herhaling is van een eerder moment of een eerdere gebeurtenis in de geschiedenis’.

Ivan Krastev ‘The Erosion of trust in the democratic infrastructure’ – Conversation of Europe:
The Amsterdam Conversation, 29 November 2013, Felix Meritis Foundation

Ivan Krastev – Na Europa. Boom uitgevers. Amsterdam 2018. ISBN 9789024422616

Zie ook:

Five great revolutions have shaped political culture over the past 50 years, says theorist Ivan Krastev. He shows how each step forward — from the cultural revolution of the ’60s to recent revelations in the field of neuroscience — has also helped erode trust in the tools of democracy. As he says, “What went right is also what went wrong.” Can democracy survive?

TEDTalks is a daily video podcast of the best talks and performances from the TED Conference, where the world’s leading thinkers and doers give the talk of their lives in 18 minutes (or less). TED stands for Technology, Entertainment, Design, and TEDTalks cover these topics as well as science, business, global issues, the arts and more. Find closed captions and translated subtitles in a variety of languages at http://www.ted.com/translate.

Linda Bouws – St. Metropool Internationale Kunstprojecten




Oligarchy Is Destroying Our Society And The Planet

James K. Boyce – Photo by Matthew Cavanaugh

Is capitalism on the brink of joining the dustbin of history? And what would a post-capitalist society and a sustainable economy look like?

Since the onset of the Industrial Revolution, the world has experienced historically unprecedented levels of growth, with capitalism raising the standard of living of many nations. At the same time, capitalism has generated immense contradictions (exploitation of labor and nature, huge economic inequalities and gross social injustices), and these traditionally have been the main foci of radical political movements advancing the vision of a just socioeconomic order. But is the era of capitalist growth now coming to an end?

Renowned economist James Boyce, senior fellow at the Political Economy Research Institute at the University of Massachusetts, Amherst, offers critical insights on all of these questions, which should be food for thought for all progressives in the age of the revival of democratic socialism. Professor Boyce is the author of the forthcoming books Economics for People and the Planet: Inequality in the Era of Climate Change and The Case for Carbon Dividends.

C.J. Polychroniou: There are economists today who are arguing that the era of capitalist economic growth is over. Is capitalism, in your own view, on its deathbed, soon to join the dustbin of history like previous economic systems such as feudalism?

James Boyce: Your question really has two parts. One is about the future of capitalism, the other about the future of economic growth. The answers depend on what we mean by both of these terms, “capitalism” and “economic growth.”

Let me start with growth. Whenever we talk about this, we need to ask: Growth of what? Conventional economists use the term to mean growth of GDP, gross domestic product, the monetary value of all the goods and services produced in the economy that carry a price tag. Yet we know that GDP is a hodgepodge of things that are good, bad and useless. It not only includes good things, like food and housing and music, but also bad things, like the costs resulting from wars, prisons and environmental disasters. GDP also includes some useless things, like one-upmanship spending for what Thorstein Veblen called “conspicuous consumption,” the aim of which is merely to attain a higher position in the social pecking order, spending that does not add to a society’s well-being since one person’s gain is just another’s loss. The only thing that all the items counted in GDP have in common is that they carry a market price tag.

At the same time, GDP doesn’t count much that is very important to human well-being. It doesn’t count good things without a price tag, like the unpaid labor devoted to caring for children and the elderly, or ecosystem services, or any of the proverbial “best things in life that are free.” It doesn’t account for things that reduce our well-being like environmental degradation and violence. So, all in all, GDP is a deeply flawed measure of a society’s well-being. Preoccupation [with] how fast it grows is misplaced.

The same applies to “limits to growth,” a phrase popularized by some well-meaning environmentalists. Of course, there are limits to growth, if by this we mean the growth of bad things like pollution, natural resource depletion, imprisonment or violence. None of these can grow forever. The limits may be hard to identify with precision – what, for example, is the maximum percent of a nation’s population that can be put in jail? Three percent? Ten? Twenty-five? – but we know there is a limit.

But this does not mean there are limits to the growth of all the good things, too — things that improve human well-being rather than diminishing it. There are no natural limits to the growth of art or music or knowledge. There are limits on how much food and other necessities we require, but these are limits on demand, not necessarily on our ability to supply them.

This distinction between good things and bad things wouldn’t matter if they were locked together in some fixed and immutable ratio, making it impossible to have more of one without more of the other. But the good/bad ratio between them is a variable, not an unchanging parameter, and a fundamental aim of any economy that works for people and the planet is to move the balance in favor of the good.

The “limits to growth” slogan has obscured this, just as GDP has obscured our understanding of human well-being. It conveys the implication that we face an inexorable trade-off between protecting the environment and advancing economic well-being. Ironically, this is the very same message that is propagated by fossil fuel corporations and diehard opponents of environmental protection. In the end, it’s a message that limits the growth of environmentalism itself.

I’ve argued that we need a new banner: Grow the good and shrink the bad.

What about capitalism?
A bit like growth, “capitalism” is a word that can mean different things to different people. For some, it means the division of society into two opposing classes: the vast majority who work for a living, and the elite few who live off the proceeds of other people’s labor by virtue of ownership of capital. For others, it means just about anything involving markets, or wage labor or the profit motive. In talking about whether capitalism is on its “deathbed” – a better image might be in its death throes, since if it is dying, it’s not going gently – we need to unpack these different meanings.

To me, what is not sustainable is the concentration of wealth and power in the hands of a few. If this is what you mean by capitalism, I truly hope that its days are numbered. Oligarchy, which is the name for concentrated wealth and power, is bad for people not only because it condemns many to poverty and powerlessness, but also because it erodes the mutual trust and affection without which a society cannot function happily or well. And it’s bad for the planet because it allows those at the top of the pyramid to use and abuse the environment – both as a source of raw materials and as a sink for the disposal of waste – at the expense of everyone else.

Historically, the political left has seen oligarchy as an outcome of unfettered markets, while the political right has seen it as an outcome of an unfettered state. In truth, however, the defining feature of oligarchy is not the balance between the market and the state. Its defining feature is the highly unequal distribution of wealth and power. If purchasing power and political power are concentrated in the hands of a few, it doesn’t matter whether we have a “free-market” economy or a state-run economy: the result will be unhappy outcomes for most of the people and for the planet, too.

Capitalism cannot exist without markets. Can markets exist without capitalism?
Sure. Markets existed before capitalism, and markets will exist after capitalism, however you define it.
Here is a thought experiment: Imagine a society in which a substantial chunk of assets [is] owned in equal and common measure by all. These assets – call them universal property – would include gifts of nature, like the trees in the forest, the fish in the sea, and the minerals in the ground, and also would include some of the institutional infrastructure that society creates and maintains, like financial systems and patent systems. These assets generate income in the form of payments for the use of nature’s sources and sinks, taxes on financial transactions and a share in royalties on patented innovations. Imagine that income derived from these assets is paid in equal monthly or quarterly dividends to every person – call it universal income from universal property.

The result would be an equally substantial leveling of the economy’s playing field. There would still be markets, in the sense of payments for goods and services. There would still be wages, in the sense of people being paid for work they do. There would still be the profit motive, in the sense of people seeking favorable returns on their investments of time and capital. And there would still be other, nonuniversal assets owned privately by individuals and cooperatives and businesses, or publicly by governments. But whatever you call the result, it would not be capitalism as we know it today. Instead, universal property would inject a dose of equality into the distribution of wealth and power. It would act as a kind of democratic antibody, strengthening the immune system of our body politic against oligarchy.

You might call this vision a new kind of capitalism. Or you might call it libertarian socialism, an idea embraced by Noam Chomsky, among others. To me, the label is less important than the substance: a democratic distribution of wealth and power.

What forms of resistance could be useful in order to hasten the transition to an economy that works for people and the planet?
I’m glad you are asking about “forms” of resistance, not assuming there is only one right path. We need to forge a broad alliance of people who act at multiple levels – personal, local, regional, national and global.

At the personal level, we see people choosing to conduct their lives – to work, consume and engage in civic activity –in ways that reflect pro-people and pro-planet values, resisting the temptation to look the other way.

At the local level, we see people struggling for environmental justice, defending the fundamental human right to a clean and healthy environment. We see the growth of cooperative enterprises, new agriculture and community-based clean energy initiatives that, together, are sometimes described as a “solidarity economy” that is incubating alternatives to the status quo.

At the regional level, we see efforts to develop low-carbon and no-carbon transportation systems, to safeguard clean water and open lands, and to build alliances across diverse communities who share a commitment to building an economy that works for people and the planet.

At the national and global levels, we see efforts to mobilize the people to demand policies that guarantee access to health care and education for all, protect the environment, promote peace, and reverse the toxic concentration of wealth and power in the hands of the “1 percent.”

By all these paths, people are resisting the degradation of human well-being and the environment and seeking to establish a more level playing field, build a more resilient economy and create a more vibrant democracy.

Sometimes we see a temptation to dismiss the efforts and paths pursued by others as less important or less virtuous than our own, as “false solutions,” useless or even counterproductive. This kind of one-size-fits-all arrogance is born of egoism, insularity and lack of imagination. It is inimical to building the alliances we need. So, dogmatism is something we should resist, too.

Is there hope for the planet, given that humanity is on the edge of a precipice due to global climate change? Is there a way forward?
There is a vast intermediate terrain between the extreme positions of claiming that climate change is not a problem and claiming that it is the end of the world. Both are forms of denial. The first denies the reality of climate change itself; the second denies the reality that we can do something about it.

Let’s be serious. The planet will survive climate change. Life on Earth will survive climate change, though unless we act today, many species may not. Humans will survive it, too, though unless we act today, many people may not and many more will experience needless suffering.

But we face a continuum of possibilities. The more carbon we dump into the atmosphere, the worse things will be. In fact, exponentially worse: if average global temperatures rise by 3°C [3 degrees Celsius] above the preindustrial level instead of 1.5°C, the damages will not be merely twice as high, but many multiples greater. Where humankind and the planet end up will depend, above all, on how quickly we stop using fossil fuels and shift instead to clean energy. As climate scientist Kate Marvel has put it [quoting earth system scientist Benjamin Cook], “climate change isn’t pass/fail.”

The good news is that we can take actions now to limit the degrees of damage. The bad news is that we aren’t acting nearly fast enough. The binding constraints are political, not technical.

I believe that there are four main arenas where we need to act. The first is to minimize the extent of climate change, above all by reducing our use of fossil fuels. At the level of public policies, this will require a set of complementary measures: carbon pricing that is anchored to hard emissions targets; investments in clean energy and energy efficiency; and smart regulations designed to support an efficient and equitable clean energy transition.

The second arena is adaptation. It is too late to prevent climate change altogether. So, we will need to invest in adaptation as well as mitigation. Here a key question is how resources available for adaptation should be allocated across and within countries. Conventional economics would assign priority to protecting the most “valuable” lives and property – in other words, protecting the people with the most wealth and power and their assets. In the face of rising sea levels and storm surge risks, for example, we could see the construction of sea walls that protect pricey real estate by diverting floodwaters into poor communities. A rights-based approach would start from a radically different premise: the principle that the right to a safe environment is held equally by all. It is neither a commodity that should be allocated on the basis of purchasing power, nor a privilege that should be allocated on the basis of political power. In this view, adaptation investments should be guided by human needs, prioritizing the communities that need them most.

The third arena for action is to build on the ways that reduced use of fossil fuels can bring about immediate and tangible improvements in public health by improving air quality. The burning of fossil fuels releases not only carbon dioxide, the main culprit in climate change, but also many other dirty pollutants that harm human health. While the damages from climate change are long-term and spread across the globe, the damages from air pollution are near-term and more localized, enhancing their political relevance. It makes good sense to cut emissions where the air quality benefits – known as “co-benefits” in climate policy – are greatest. We know that air pollution disproportionately afflicts people of color and low-income communities, so this is a matter not only of efficiency but also of environmental justice.

The fourth arena is carbon dividends. These recycle the extra money that consumers pay for fossil fuels as a result of carbon pricing as equal dividends to every person in the country or state implementing the policy. The government of Canada recently announced that it will introduce carbon dividends in provinces, including Ontario, that do not already have a carbon price. Carbon dividends are an example of universal income from universal property – the concept I mentioned earlier – the property in this case being the limited capacity of the biosphere to absorb carbon emissions. People pay based on their use of the scarce resource – the rich, who typically have the biggest carbon footprints because they consume more, pay more than others – and everyone receives an equal dividend based on common ownership. With a carbon price-and-dividend policy, the majority of people, including low-income households and the middle class, would come out ahead monetarily, without even counting the benefits of curbing climate change. Their dividends would more than offset what they pay in higher fossil fuel prices, helping to ensure durable public support for the policy.

The insufficiency of inequitable climate policies was demonstrated recently in France by the “Yellow Vest” revolt against President Macron’s government that broke out after his government imposed new taxes on gasoline and diesel in the name of fighting climate change. Across the country, hard-pressed working people took to the streets in protest. Macron, they contended, “talks about the end of the world while we are talking about the end of the month.” Polls showed that a large majority of the French people agreed. The new tax was rather modest – it would have added about 35 US cents to the price of a gallon of diesel and 12 cents to a gallon gasoline – but it was enough to provoke such a violent reaction that the government decided to suspend the policy.

The lesson is clear: to be politically sustainable, climate policies must be seen to be economically equitable.


C.J. Polychroniou is a political economist/political scientist who has taught and worked in universities and research centers in Europe and the United States. His main research interests are in European economic integration, globalization, the political economy of the United States and the deconstruction of neoliberalism’s politico-economic project. He is a regular contributor to Truthout as well as a member of Truthout’s Public Intellectual Project. He has published several books and his articles have appeared in a variety of journals, magazines, newspapers and popular news websites. Many of his publications have been translated into several foreign languages, including Croatian, French, Greek, Italian, Portuguese, Spanish and Turkish. He is the author of Optimism Over Despair: Noam Chomsky On Capitalism, Empire, and Social Change, an anthology of interviews with Chomsky originally published at Truthout and collected by Haymarket Books.




Pooyan Tamimi Arab ~ Spinoza, materiële religie en de vreemdeling – Spinozadag 2018

Dr. Pooyan Tamimi Arab is universitair docent religiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht. In zijn onderzoek richt hij zich op betwiste afbeeldingen, Islam en religieuze diversiteit in Nederland. In de recente publicatie “Amplifying Islam in the European Soundscape” onderzoekt hij hoe Islamitische geluiden in Nederland de culturele normen uitdagen en in hoeverre deze gereguleerd worden door de Nederlandse grondwet en overheid.

Zie: https://amsterdamsespinozakring.nl/

Zie ook: http://rozenbergquarterly.com/david-kenning-spinoza-philosopher-of-counter-radicalization/