De piramide van geluk ~ Van bewaarplaats naar instituut

Ondernemende personen zagen al ver voor het begin van onze jaartelling de mogelijkheden om het geld te gebruiken in plaats van het maar te laten rusten. Ook de bewaarder zag al snel dat het uitlenen van het geld interessant kon zijn.
Door het invoeren van rente werd de bewaarder langzamer maar zeker handelaar in geld. Door een deel van de rente aan hen die het geld in bewaring gaven uit te keren, werd het ook voor de spaarders winstgevend om het geld af te geven. Kortom, het echte bankieren kon beginnen.

Door steeds meer diensten te ontwikkelen, zowel op administratief als dienstverlenend terrein werd bankieren een echt beroep.
Door de aard van de handelswaar verkreeg de bankier een machtspositie. Hij was het immers die het geld kon verdelen. Hij besloot over het wel of niet verlenen van een krediet.

Uit talloze beschrijvingen blijkt dat de band tussen de politieke machtshebbers – (kerk)vorsten, bestuurders, etc. – en bankiers altijd hecht is geweest.
‘Het belang dat bankier en machthebber bindt,’ schrijft J.S. Zerow in The Power of Pecunia, ‘is groot, maar logisch. Discretie is geboden, want waar de macht van wereldlijke en kerkelijke leiders op niets rationeels gebaseerd is, rust die van de bankiers op het enige dat werkelijk telt op deze wereld: geld.’

Al is deze constatering enigszins cru geformuleerd, ze laat zien dat de bank sinds lang een instituut op zich is in de haar omringende maatschappij.
In het slothoofdstuk van het standaardwerk beschrijft Zerow dat al in de vroege middeleeuwen vorsten probeerden toezicht te krijgen op het handelen van de bankiers. Hij citeert een Franse edelman die zijn zoon in 1167 waarschuwt voor de slimme sluwheid van de bankier, die niet de belangen van de gemeenschap, maar die van zijn eigen buidel als raadgever neemt. ‘Probeer het handelen van dit manschap te doorgronden. En waarschuw als u onzuiverheden ziet. Hij zal dan luisteren, of anders vallen.’
Een duidelijker mandaat dan vandaag de dag wordt gegeven aan toezichthouders.

De toevoeging van de vader dat de zoon hem dagelijks moet berichten over het toezicht op de bankier, doet Zerow af als paranoïde: ‘Als de samenleving haar toezichthouder niet vertrouwt, is zij ziek.’

Zerow-formule: Samenleving <> toezichthouder {wantrouwen} = ziek
Resulterend in: S<> t{w} = z

Naar: instituut-en-samenleving/

Bookmark and Share

De piramide van geluk ~ Instituut en samenleving

Zoals in het voorafgaande beschreven, is de relatie tussen de machthebbers en bankiers al eeuwenlang stabiel.
Omdat beide actoren belang hebben bij de status quo komt het bijna nooit tot een uitbarsting.

De relatie tussen de bankier en de overige leden van de samenleving is kwetsbaarder.
De bankier is onderhevig aan de grillen van de individuele klant: de klant eist meer rendement, eist op ongelegen moment zijn geld terug, maar verwacht bovenal dat de bank als een soort verzorgingsstaat over hem waakt.
Uit een Amerikaans onderzoek blijkt dat de gemiddelde consument slecht tegen zijn verlies kan. Een wankele basis voor een vertrouwensrelatie.

Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat de consument een eigenzinnige visie op de werkelijkheid heeft. Bij koerswisselingen bijvoorbeeld ervaart 97% van de clientèle het als de verantwoordelijkheid van de bankier als de koersen dalen, een even hoog percentage ziet zichzelf debet aan koersstijgingen.

Samenvattend: hoe geïnstitutionaliseerder het bankwezen werd, des te markanter werden de onderlinge verhoudingen met de verschillende actoren. Met name de verhouding tussen de bankier en de gewone cliënt is complex.
Deze vaststelling is van alle tijden en is vermoedelijk onveranderbaar.
Begrip is een zeldzaam begrip binnen de economie.

Naar: de-rol-van-de-samenleving-in-de-economie/

Bookmark and Share

De piramide van geluk ~ De rol van de samenleving in de economie

Er zijn economen die aan de hand van het voorafgaande de theorie aanhangen dat de economie beter zou functioneren zonder samenleving.
Edward M. Park bijv. schetst in zijn boek De Theorie der Onafhankelijkheid. Een economie zonder mensen het volgende beeld van de stabiliteitsfactor in een economie zonder menselijk handelen cq samenleving.

Het zal duidelijk zijn dat Edward M. Park een achterhoedegevecht voert.
Al kan men uit zijn theorie wel concluderen dat de samenleving een factor van onevenwichtigheid (en dus risico) in zich draagt. Mede daarom is een heroverweging van zijn theorie nader onderzoek waard.

Vandaag de dag stelt bijna niemand meer de rol van de samenleving in de economie ter discussie.
Hoe kan het ook anders. Wetenschap kan, hoe paradoxaal het misschien ook klinkt, niet zonder mensen.

‘Al is de samenleving een risicofactor, we zullen het ermee moeten doen’, schreef E. Peiron al in 1754.
‘Wetenschap zou van nature objectief en neutraal moeten zijn, maar iemand moet het boek schrijven en een ander het lezen,’ formuleerde hij eenvoudig, maar scherp.
Uit dit filosofische inzicht kunnen we concluderen dat de samenleving onlosmakelijk verbonden is met de economie.

Naar: de-rol-van-de-samenleving-in-de-economie II/

Bookmark and Share

De piramide van geluk ~ De rol van de samenleving in de economie II

De samenleving is niet onder één hoedje te vangen. Tussen de samenleving in Sappemeer en Rotterdam zijn de verschillen al groot, maar als je Nederland naast Pulau Irian zet, is het verschil evident. Voor economen is dat verschil kleiner dan u vermoedelijk denkt. Natuurlijk, een hypotheekbank heeft relatief weinig werk in Pulau Irian, maar voor de econoom zijn de overeenkomsten veel interessanter.
Ook de bewoner van het kleinste dorpje aldaar moet namelijk de basisbehoeften bevredigen. Eten, drinken en onderdak zijn zoals al geschetst in het voorafgaande de rudimentaire kernactiviteiten waarop economie drijft.

Voor de econoom is er dus geen reden om veel onderscheid te maken tussen al die verschillende samenlevingsmodellen. Het verschil wordt bepaald door de complexiteit van de wensen van de bewoner van een zeker gebied.

Als de inwoner van Nederland meer wil dan eten, drinken en wonen, komt de economie met een breder aanbod. Zo eenvoudig is het.
De econoom/filosoof H. Markant heeft daarvoor een helder model geschetst in het Handbuch der Wuenschen. Hij stelt dat de vraag het aanbod niet alleen bepaalt, maar zelfs stuurt en opjaagt als eenmaal de basisbehoeftes bevredigd zijn.
Hier wordt overigens zichtbaar hoe economische wetgeving en bankieren samenvallen in de dagelijkse praktijk. Ook banken volgen deze wetmatigheid: de klant wil meer dan alleen maar sparen, lenen en uitgeven. Hij wil dit niet alleen zo slim en snel mogelijk, maar vraagt ook nog om zoveel mogelijk winst en maximaal rendement.

De formule van Markant:
Vraag # aanbod Σ√ overreactie = V # a Σ√ O
wordt door economen vaak gebruikt om de invloed van de samenleving te duiden.

De marxistische econoom Erich Teilen stelt in zijn standaardwerk Economie als onderdrukker dat niet alleen de klant het aanbod bepaalt, maar dat de econoom en de bankier zelf vraag creëren door aanbod te bedenken.
Teilen noemt als voorbeeld de merkwaardige constructie die tijdens de crisisjaren in de jaren dertig van de vorige eeuw opdook in Vlaanderen: de bank leent geld aan een klant voor de aanschaf van een huis en stelt voor de rente en aflossing te betalen door het geld te beleggen in de Duitse mark.

Door de enorme inflatie in Duitsland kon de eigenaar vaak binnen drie weken de complete hypotheekschuld aflossen. Als marxistisch econoom kon Teilen voor deze constructie ideologisch nog enige waardering opbrengen, maar als econoom stelde hij dat de klant, cq de samenleving, deze constructie nooit had mogen bedenken.
Dat er ook constructies bedacht kunnen worden met een tegengesteld resultaat, deed Teilen af als theoretische uitwassen van het kapitalisme. Al schrijft hij waarschuwend dat met het groeien van de welvaart de uitwassen toe kunnen nemen.

Naar: basisbegrippen-van-de-economie-arbeid-tijd-en-kapitaal/

Bookmark and Share

De piramide van geluk ~ Basisbegrippen van de economie. Arbeid, tijd en kapitaal

Zoals iedere wetenschap is ook economie terug te brengen naar een paar kernbegrippen.
Geneeskunde is gebaseerd op de wens naar een gezond leven, biologie wil de vraag beantwoorden of creationisme of darwinisme aan de basis staat van boerenkool en economie beantwoordt de vraag hoe kan ik eenvoudig en snel veel geld verdienen.
Uit die vraag hebben economen de drie kernbegrippen van hun wetenschap gedistilleerd:

Arbeid: het karwei dat u moet verrichten
Tijd: de minuten of uren die u nodig heeft voor dat karwei
Kapitaal: het geld dat u voor het karweitje krijgt

of: a + t= k

Op deze heldere formule is ons leven gebaseerd.

Een goede eigenschap van wetenschap is dat zij in staat is om de leek te wijzen op mogelijke adders onder het gras.
Want hoe helder de formule ook oogt, er zijn vragen denkbaar die op zijn minst tot varianten kunnen leiden.

Als we naar de Nederlandse samenleving kijken, kunnen we het voorbeeld van een werkeloze nemen om een eerste vraagteken bij de formule te plaatsen.

Als de a uit de formule a + t= k vervalt, blijft over

t = k

Hieruit is de uitdrukking tijd is geld ontstaan.

Er zijn economen die deze uitdrukking curieus noemen.
Zoals E.H. Tappert die in zijn boek Fragen der Wirtschaft het als volgt formuleert: ‘Waarom zou iemand de ander geld geven voor nietsdoen?’

Anderen, zoals de Engelse econoom Harold Lowres, omarmen deze mogelijkheid juist om tot een heel nieuw economisch model te komen. Het business model van bijvoorbeeld de IJBB is gebaseerd op zijn theorie over arbeid.

Uit dit voorbeeld kunt u opmaken dat zelfs voor de hand liggende zaken niet zo eenvoudig zijn als ze op het eerste gezicht lijken.
Arbeid en tijd lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar één werkeloze zorgt al voor vragen en theorieën.

Het businessmodel van de IJBB is gebaseerd op de theorieën van de Engelse econoom Harold Lowres.
Lowres, een nazaat van de Detroit School, is omstreden door zijn radicale opvattingen over arbeid en tijd als economische factoren. Zijn boek Labour as a Waste of Time is in Engeland de bijbel van vrijwillig werklozen.

Uit het business model van de IJBB blijkt dat de opvatting over Arbeid als een bepalend onderdeel van de economie ten dele achterhaald is. Klassieke economen van Keynes tot Marx kennen de factor Arbeid een economisch (machts-) waarde toe. Nu blijkt dat het niet verrichten van arbeid tot grotere efficiëntie en enorme besparingen leidt, is het tijd om de traditionele formules overboord te zetten.
Werkeloosheid wordt in dit model een winstgevende actor.

De werkloze levert daarnaast ook nog een wezenlijke bijdrage aan de economische groei.
Mede doordat de factor Tijd – de noodzakelijke tijd om tot aanschaf van goederen te kunnen overgaan – gratis en ruim voorhanden is.
De middelen noodzakelijk voor de uitkering voor de vergoeding aan de werkloze kunnen worden opgebracht door de besparingen ontstaan uit het voorafgaande.

Tijd
Nu de formule a + t= k al een variant kent, is het niet verwonderlijk dat er economen zijn die meer vraagtekens plaatsen.

In de filosofie is tijd al een wonderlijk fenomeen, ook in de economie roept zij tegenstrijdigheden op.

De econoom Erik Devlaming stelt dat a + t= k op zijn minst tegemoet moet komen aan het gegeven dat tijd ook oneindig kan zijn.

a + t {= >t) = k

Wat direct de reactie opriep van de Deen Oscar J. Knaack: ‘Als tijd oneindig is, stijgt het kapitaal evenredig.’

a + t { = > t) = k { > k}

Onder bankiers in de Verenigde Staten vond deze theorie tegen het einde van de vorige eeuw grote aanhang. Zij zagen hierin de grondslag voor het verstrekken van bijna ongelimiteerde kredieten. Het geld bleef immers toch binnenstromen.

Conservatievere opvattingen, zoals van de Franse econometrist Jacq. Daccord, werden weggelachen. Terwijl Daccord alleen maar stelde dat de formule van Devlaming aan een essentieel onderdeel van het menselijk bestaan voorbijging: de dood.

Hij stelde de formule bij tot

a + t [{ = > t) = < t] = k { > k – <t}

Kapitaal
Nergens is zoveel over geschreven als over het begrip kapitaal.
Het belangrijkste boek van de marxistische economen heeft het begrip zelfs als titel gekozen.
Paradoxaal genoeg geven zij daarmee aan en toe, dat dit is waar alles omdraait: het kapitaal.

De mens is bereid al zijn tijd in arbeid te steken om een redelijk salaris te krijgen. In sommige landen begint men hier al op jeugdige leeftijd mee. Terwijl de Nederlandse samenleving uitgaat van een ander model: eerst scholing om daarna meer kapitaal te vragen voor de arbeid. Een keuze die in meer Westerse economieën gemaakt wordt.
Zoals gemeld in het voorwoord van de CEO van IJBB, de heer De Rijk Bakker, is het Lustprinzip de drijfveer voor verandering en verbetering. Zonder die drang vervalt de mens tot nietsdoen.

Deze opvatting is niet langer omstreden. In de jaren zeventig, tachtig van de vorige eeuw hadden termen als hebzucht en graaidrang een negatieve connotatie. Zelfs onder economen.
Dat tijdperk ligt achter ons.
De econoom S.T. Fischer heeft voorgesteld om de oude formule

a = t = k

typografisch aan te passen

a + t = K

Door de k in kapitaal te schrijven zou de waardeverhouding binnen de formule gevisualiseerd zijn.
Fischer vindt het een noodzakelijke aanpassing met een beroep op openheid. ‘Rijkdom is geen smet’, schrijft hij, ‘Geld geen schande.’
Hoewel de typografische instructie van Fischer weinig navolging heeft gevonden, is zij het vermelden waard.
Al was het maar om de veelzijdigheid van de wetenschap te onderstrepen.

Naar: de-rol-van-alles-taal-cijfers-en-psychologie/

Bookmark and Share

De piramide van geluk ~ De rol van alles. Taal, cijfers en psychologie

Economie is een vrolijke wetenschap. Omdat zij de menselijke drang tot het bevredigen van geneugten kanaliseert, stimuleert en reflecteert.
De mens is van nature geneigd tot plezier maken: hij wil lekker eten, veel geld verdienen en een zo luxe mogelijk leven leiden.
Economie is uiteindelijk de menukaart van deze wensen. Zij doet niet meer en niet minder dan kijken hoe de menukaart zo goed mogelijk aan ieders wensen kan voldoen, hoe de maaltijden zo efficiënt mogelijk kunnen worden bereid en hoe zo lang mogelijk van alles genoten kan worden.
Econometrie is het vervolg daarvan: zij bedenkt de rekensommen waaraan de economie de verbeteringen kan ontlenen.

Economie is een vrolijke wetenschap, omdat zij met veel menselijke aspecten rekening mag houden.
Met taal, met cijfers en met psychologie.

Taal
Taal is het middel waarmee de mens zijn wensen kenbaar kan maken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist bankieren de woordenschat van de mens uitgebreid heeft.
Assit mix, credit default swaps, blue chip, EBITDA, yieled-ratio, bad banking, woorden die nu tot de dagelijksheid behoren, maar die een aantal decennia geleden niet bekend waren.
Hoe groter en diverser een economie, hoe groter de woordenschat.
Het beeld dat de buitenstaander van economen heeft – een dorre cijferaar die getrouwd is met de calculator – is dan ook achterhaald.

De Amerikaan E.F. Weekly stelt in zijn boek The Number of Words. Economy as Language dat de economie niet zonder taal kan. Zijn basisformule

econoom + cijfer = taal [e + c =t]

is algemeen geaccepteerd.

Taal, stelt Weekly, is het middel tot explicatie, overtuiging en maskeren. De drie essentiële begrippen waarop bankieren gebaseerd is. En wel in deze specifieke volgorden.
Als een cliënt niet begrijpt wat bad banking is, is dat het eerste wat de bankier probeert uit te leggen. Bij aarzeling doet de bankier er een schep bovenop om de cliënt te overtuigen. Mocht de klant ook na deze poging naïef verbaasd of zelfs wantrouwend reageren, dan is maskeren het laatste middel dat rest.

Taal heeft de goede eigenschap om positief te kunnen functioneren. Als voorbeeld gebruikt Weekly het volgende: een werkgever die een personeelslid zijn ontslag wil meedelen, kan uit twee modellen kiezen:
a. Negatieve aanpak
Werkgever meldt in rechtstreekse bewoording dat de werknemer ontslagen wordt met onmiddellijke ingang
b.Positieve aanpak
Werkgever vraagt naar de laatste vakantie-ervaringen van werknemer. Bij enthousiaste reactie meldt hij dat de werknemer vanaf de volgende dag weer kan genieten van dat gevoel.

Weekly wijst hier op het extra’s dat taal als communicatiemiddel heeft: bij het theoretisch mogelijk negatieve antwoord van de werknemer, biedt taal an sich herkansing.
Een volgende vakantie kan de nare herinneringen wegspoelen.

De formule van Weekly is dan ook uitgebreid tot

econoom + cijfers = taal {woorden³ > t}

Met name dit laatste aspect van taal, het maskeringsmiddel, is populair in de financiële wereld geworden. Met reden: het maakt het mechanisme van handelen soepeler. Omdat onwetendheid vaak belemmerend werkt. En handel heeft geen belang bij vertraging.
Dat het daarnaast een positief psychologisch gevolg heeft, spreekt voor zich. Bij het stuk over psychologie komen we hierop terug.

Cijfers
Cijfers zijn helder.
Een 2 is een 2.
Pas als er letters aan te pas komen, wordt het ingewikkeld.

2 + 2 = 4

2 kuddes olifanten + 2 olifanten = onbekend

Zijn cijfers helder?
Of anders geformuleerd: zijn cijfers belangrijk voor een econoom, een bankier?

‘Ze lijken van staal, maar ze zijn van rubber’, schrijft de Fransman Eduard Coulant in Nombre et Hombre.
Coulant, bedenker van de term ‘dubbele boekhouding’, toont op overtuigende wijze aan dat een ondernemer zijn jaarcijfers op verschillende manieren kan presenteren.
Een verlies van 1 miljoen kan worden gepresenteerd als investering in een gouden toekomst.
‘De grootste tekortkoming van cijfers is dat ze niets zeggen,’ schrijft hij, ‘Cijfers presenteren zichzelf, maar niet het verhaal.’
Waarmee hij onomstotelijk aantoont dat de paradox van economie is dat het ogenschijnlijk belangrijkste middel waar de econoom mee werkt, het cijfer, niets voorstelt.

Van de drie basisingrediënten die aan het begin van dit hoofdstuk werden gepresenteerd – taal, cijfers en psychologie – zijn cijfers de zwakke schakel.

De tijd is nog niet rijp om naar een economie zonder cijfers te transformeren.
Maar in een niet al te verre toekomst zullen we deze transformatie meemaken. Hierop speculeert de econoom J.W. Ting in zijn boek Money without Value, dat we hier niet zullen bespreken als zijnde irrelevant.

Psychologie
Psychologie is de moeder van alle wetenschappen. Alles wat de mens bedenkt, doet en nalaat valt onder haar competentie. Bij het analyseren van de relatie tussen bankier en cliënt komt deze wetenschap derhalve van pas.
Want deze twee zijn nu eenmaal elkaars gevangene, hoe je het ook went of keert.
Als de relatie tussen twee van de meest prominente actoren op de markt zo gespannen is, ligt het voor de hand dat er oplossingen zijn.

Rond de psycholoog-econoom G.R. Wolff II (Harvard) heeft zich een denktank ontwikkeld waarvoor innovatie en herbronning de kernwoorden zijn.
Centraal binnen de denktank staat de opvatting van Wolff dat humaniteit een remmende factor is binnen de economie. Maar in plaats van eliminatie van de storende factor aan te raden, omarmt de school deze juist als steekwoord voor het noodzakelijke veranderingsproces.

‘Uitgaan van de werkelijkheid biedt ook voordelen,’ houdt Wolff de lezer in Reality: The Way Out voor, ‘Oplossingen gebaseerd op de werkelijke situatie kennen een kern van waarheid.’

De samenvattende redenering

r(ealiteit) = k(ern) + w(aarheid)

werd al snel uitgebreid

r = k + w = o(plossing)

In breder perspectief eindigend in de aanzet tot de volgende gedachte

r = k +w = o > ? p(robleem)

Door Wolff bondig samengevat in de vraag: wat is het probleem als de oplossing er is?
Een ruime meerderheid van de deelnemers aan het Third Wolff Debate Congress (Dubai, 2005) acht armoede de reden voor sociale onrust in maatschappelijke zin en voor gefrustreerdheid in persoonlijke zin.
Filosofisch is de moraal van een redelijk opgeleid, weldenkend mens zo geslepen dat armoede, ook die van derden, als negatief of storend ervaren wordt.
Deze moraliteit spoort hen, die reden hebben om deel te nemen aan het financiële verkeer, aan om hen, die geen reden daarvoor hebben, al dan niet onder voorwaarden, een van het hunne te schenken.
Wolff stelt dat deze humanitaire visie een remmende factor is doordat zij voorbijgaat aan de kern van waarheid. ‘Vaststaat is dat een brood wel kruimels geeft, maar dat een kruimel nooit een brood kan worden.’

Deze vaststelling
b = k, k # b

in combinatie met

r = k + w = o

wordt

r = k [ < b = k, k # b] + w = o

transformeert tot

r = k + w = o = d(oen)

k en b doen niet meer ter zake na vaststelling.

Innovatie in combinatie met herbronning zorgt voor een realistische visie.
De school van Wolff kiest op grond van deze overwegingen voor een heldere oplossing:
‘Als armoede de oorzaak van onrust is, moet zij in de kern beoordeeld worden.’
Wolff eindigt het betoog met twee vragen
– waarom verstoort armoede het wereldbeeld van zowel degene die bezit als van degene die niet bezit?
– is er een oplossing voor het probleem?

Naar: de-toekomst-en-de-economie/

Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Follow us on Facebook & X & BlueSky

  • Archives