Alle poëzie is balanceren op het scherp van de snede. Jean Pierre Rawie over het ambacht dichten

Jean Pierre Rawie Foto: Uitgeverij Prometheus

Oude gedichten (1987) van Jean Pierre Rawie bevat de gedichten uit zijn eerste bundels, Het meisje en de dood (1979), Intensive care (1982) en Kwade trouw (1986), alsmede een aantal ‘Liederen in opdracht’ en vertalingen. De bundels Woelig stof (1989) en Onmogelijk geluk (1992) bereikten een, voor oorspronkelijke Nederlandse poëzie ongebruikelijk, groot publiek.
Najaar 1993 verzorgde de dichter een aantal werk- en hoorcolleges aan de Letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen.

Bij romans en verhalen kun je er gewoonlijk vanuit gaan dat ze voor een belangrijk deel autobiografisch zijn. Bij toneelstukken is dat precies omgekeerd: niet veel mensen zullen zich afvragen of het werk van Pinter of Beckett autobiografisch geïnspireerd is. De eerste vraag van een biografisch interview met een dichter dient dan ook te zijn: hoe zit dat bij poëzie?
Je leest wel eens dat er vroeger op de Kring een heel verlopen type kwam, van wie de mensen zeiden: daar heeft Roland Holst zijn Winter aan zee voor geschreven. Dat soort dingen moet je helemaal niet weten. Het is heel goed dat we onzeker zijn over Beatrice en Laura. Het heeft ontzettend weinig zin om bijvoorbeeld over mijn verschillende amoures te spreken. Die spelen natuurlijk wel een grote rol in mijn leven en duiken ook in mijn poëzie op, maar daar heb je zo weinig aan. Ik heb vaak meegemaakt dat de verkeerde vrouwen dachten dat een bepaald gedicht over hun ging; terwijl ik zelf natuurlijk altijd wel de aanleiding weet, maar daar heeft niemand wat aan, want dan bemoeilijk je de identificatie. Dat is niet goed.

Dus de biografische kennis over een dichter is niet relevant?
Volstrekt niet, volgens mij. De belangstelling voor schrijvers als persoon heeft een veel te hoge vlucht genomen in de afgelopen decennia. Het vervelende is, dat het ook weer omdraait. Het succes van mijn laatste bundels, bijvoorbeeld, wordt door bepaalde kunstbroeders gaarne op het conto van de media in plaats van op dat van de kwaliteit van mijn werk geschreven, terwijl die media zich er pas mee zijn gaan bemoeien toen het al een tijd in de top-tien stond.
De televisie heeft de functie van de krant voor een groot gedeelte overgenomen. Dus als je de gelegenheid krijgt op de televisie iets te zeggen – de enkele keer dat een dichter daar iets mag zeggen – en je leest daarbij een gedicht voor, en daarna gaan er allemaal mensen naar de boekhandel die zeggen: ja, er was een man met een baardje op de televisie die een mooi gedicht voorlas, dan ligt het toch aan dat gedicht en niet aan het feit dat je kop op de buis was.
En het wil er bij mij ook niet in dat iemand door een televisieprogramma of een interview in de krant naar een boekhandel gaat en dertig gulden neertelt voor een bundel die hij eigenlijk niet wil hebben. Dat geloof ik niet.

Dat beantwoordt niet mijn vraag. Leest men een gedichtenbundel anders met biografische kennis over de dichter?
Het ligt andersom. Als je getroffen bent door een bepaalde dichter, dan wil je er meer over weten. Dat is begrijpelijk. Poëzie is in het algemeen maar een kleine hoeveelheid tekst. En sommige biografieën van dichters zijn geweldig leuk, zoals die van Byron. Maar het voegt inderdaad niet verschrikkelijk veel toe. Natuurlijk is alle poëzie wel geschreven vanuit ervaringen die je zelf opgedaan hebt. Ik kan tenminste niet schrijven over iets wat ik niet zelf heb meegemaakt. Rilke zei dat ooit heel mooi: Gedichte sind keine Gefühle, die hat man früh genug; sondem es sind Erfahrungen.

Alleen: het is gestileerd en tot een kunstwerk gemaakt. Dat is ook altijd het probleem als je ergens voorleest. Dan lees je in een uur tijd een aantal gedichten voor en aangezien het in die poëzie, bij mij althans, wat ernstig van toon is, om het voorzichtig uit te drukken, en het allemaal over ‘ik’ gaat – dat is nu eenmaal zo bij lyriek, dat is een heel onbeleefde kunstvorm wat dat betreft -, heb je mensen die denken: nou, die man heeft het niet makkelijk.
Ze realiseren zich dan niet dat het allemaal gestileerd is, en dat dus weliswaar de oorsprong autobiografisch is, maar dat de bedoeling van het gedicht is dat de lezer die ‘ik’ wordt. Dat moet je nog vaak uitleggen. Het gaat om het effect dat poëzie sorteert bij de lezer en niet om de gevoelsuitstorting van de dichter.

Read more

Bookmark and Share

De radeloze hoop van een fantast. De mythomanie van Boudewijn Büch

Boudewijn Büch. 1948 – 2002. Foto: nl.wikipedia.org

Gabriele d’Annunzio, de Italiaanse schrijver en oorlogsheld, is bij een groot publiek bekend geworden door de verfilming van L’Innocente, een novelle uit 1892 waarin de onschuldige baby uit de titel het slachtoffer wordt van een jaloerse, dominante vader. Als het aan de auteur zelf had gelegen, had hij zijn eeuwige roem vooral verworven met Il Vittoriale, de villa die in omvang en inrichting de megalomanie van zijn bewoner verraadt. Hij richtte het complex, dat tussen de cipressen door uitziet over het Gardameer, al bij zijn leven in als rariteitenkabinet in de vermomming van een museum, waartoe hij zelfs een compleet schip de berg op liet slepen. Kamer na kamer is gevuld met honderden voorwerpen, die slechts bij toeval bij elkaar lijken te staan.

Ondanks een beperkte lichamelijke aantrekkelijkheid en een chronisch slechte adem lag d’Annunzio, getuige zijn bijnaam de Sater, goed bij het andere geslacht. Dat kwam mooi uit, want zijn seksuele obsessie ging zo ver dat hij operatief enkele ribben liet verwijderen opdat hij zichzelf oraal kon bevredigen. Naar verluidt, want belangrijker dan de feiten was het beeld dat men van hem had.

De kwaliteit van beider werk even buiten beschouwing gelaten, liggen de parallellen tussen d’Annunzio en Boudewijn Büch voor de hand. Ook Büch dankte zijn bekendheid bij een groot publiek aan de verfilming van een boek waarin een kind overlijdt (De kleine blonde dood, 1985), ook hij vulde zijn huis, naast kostbare eerste drukken van haast onvindbare boeken, met opgezette dodo’s en kunst van uiteenlopende aard, en ook voor hem was de werkelijkheid ondergeschikt aan zijn fantasie.

Gabriele D’Annunzio. 1863 – 1938. Foto: en.wikipedia.org

En belangstelling voor het seksueel minder gangbare? Sla er zijn werk maar op na. In Een heel huis vol (2001) beschrijft hij een aantal Duitse geleerden die hun tijd en energie wijden aan de ‘casus van een dertienjarig meisje dat paarden steelt om met deze beesten de liefde te bedrijven (kleptomane hippo-zoöfilie)’ en citeert hij gretig uit het innige contact tussen ‘een ongetrouwd meisje’ en ‘een mannetjespapegaai’.

Boudewijn Maria Ignatius Buch werd op 14 december 1948 in Den Haag geboren. Hij groeide tussen zijn vijf broers op in Wassenaar, een jeugd die hem, ter illustratie van het adagium An unhappy childhood is a writer’s goldmine, tot een groot deel van zijn literaire oeuvre zou inspireren. Aanvankelijk vooral gedichten, eerst gepubliceerd in De Vonk, de schoolkrant van zijn lyceum in Leiden waarvan hij al snel hoofdredacteur werd, vervolgens ook in echte tijdschriften. Zijn officiële debuutbundel Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs (gewijd aan een jongen die op zijn dertiende sterft) verscheen in 1976, gevolgd door De taal als blauw (1977) en De sonnetten (1978).

Zijn gedichten werden, vriendelijk gezegd, gemengd ontvangen. C. Buddingh’ noemde Büch ‘een van ieder talent gespeend jongetje, dat verteerd wordt door eerzucht en, al is het maar in het Amsterdamse literaire café, ook voor een echte schrijver wil worden aangezien’. En Bernlef schreef na lezing van De sonnetten: ‘Misschien is die Büch wel helemaal een Nederlander, dacht ik nog even ter verklaring van zoveel baarlijke onzin. (..) Met poëzie, dat wil zeggen met het maken van gedichten met woorden, hebben deze rijmelarijen niets te maken.’

Eerzucht of inzicht, Büch maakte carrière: hij werd poëzierecensent van Hollands Diep, het clubblad van de grachtengordel dat maar een kort bestaan zou kennen. Begin jaren tachtig werkte hij mee aan een boekenprogramma van de VPRO-radio en niet lang daarna kreeg hij een eigen televisieprogramma bij de VARA, dat hem in staat stelde de vele oorden van zijn belangstelling te bezoeken. Met even grote bezetenheid als belezenheid maakte hij van literatuur een onderdeel van de vermaakindustrie. Zijn verschijning op de buis bezorgde hem de status van bekende Nederlander. Er was geen medium dat geen interview met hem wilde en de auteur bood ongeremd een weidse blik in zijn gekwelde bestaan: incest, een vader die zijn vrouw achterna zat met een bijl, een jaar in een krankzinnigeninrichting, bijna overleden aan een buikvliesontsteking, een school met paters, klasgenoten die hem in elkaar sloegen, een kind verloren aan een hersentumor: het was een opeenvolging van kommer en kwel, waarin hij feit en fictie niet altijd even goed gescheiden hield.

Read more

Bookmark and Share

Analysis Of Logical Fallacies In Debates Regarding Gender Issues In The 16th Lok Sabha

Abstract
The 543 members of the Lok Sabha are supposed to replicate the voice of 133 crore Indians. The unparalleled importance of the Lok Sabha makes it important for us to scrutinize the nature and form of arguments presented in it. This paper uses the concept of logical fallacies to do the same. It picks up the debates on four different bills, spread across five days of Lok Sabha sittings. The debates on the chosen bills – the Maternity benefit (Amendment) Bill 2016, the Criminal Law (Amendment) Bill 2018, the Trafficking of Persons (Prevention, Protection and Rehabilitation) Bill 2018 and the Rights of Transgender Persons Bill 2014, mark out the most important Lok Sabha discussions on gender and gender related issues in the first five years of Sri Narendra Modi’s Prime Ministership. The paper points out the logical fallacies committed in them, tries to understand why they were committed and explores what those fallacious arguments indicate with regard to the beliefs and ideologies of the parliamentarians. It shows how the chains of logic in the representatives’ arguments break down as a result of their preconceived notions and biases, lack of information and most importantly- deep seated patriarchy.

Key Words: logical fallacy, gender, parliament, debate, women, transgenders, society

Introduction
During discussions on bills, members speak for a bill, against a bill, or a take a position which is somewhere in between the two. Whichever the case, the members attempt to justify their positions using arguments. These arguments mostly contain valid reasonings or follow a proper logical chain where the premises lead to the conclusions. Sometimes however, the arguments are invalid- the premises in them might not logically lead to the conclusions, they might involve improper assumptions, or they might try to divert the attention from the point of concern. When there are such problems in the reasoning in an argument, the argument is called logically fallacious. Work in the field of pointing of out logically fallacious arguments and classifying them started with Aristotle [i] , and the field has expanded and developed since. “A fallacious argument, as almost every account from Aristotle onwards tells you, is one that seems to be valid but is not so” (Hamblin 1970: 12). In these arguments, the premises don’t lead to the conclusions and there is a mistake in reasoning (Copi, et. al. 2014: 109-110). These arguments have been classified into types considering their individual natures and scopes [ii]. A most common type for example, often found in political arguments is the Ad Hominem fallacy . Here the argument is aimed against the people holding the differing opinion and not the opinion in itself, although “the character of an adversary is logically irrelevant to the truth or falsity of what that person asserts, or to the correctness of the reasoning employed” (Cohen and Nagel 1998: 107).

It is mostly manifested in the form of personal attacks, or as it is called in the political arena-‘mudslinging’. Parliamentarian Shri Tathagata Satpathy for example, in the debate on the Maternity Benefit (Amendment) Bill 2016, dated 9th March 2017 says, “We have been kind of overburdened, bored and sick of this Government just throwing these economy-related Bills on the House and on all of us: the torture of making business easy for a few handful people, who will make money to be paid to political parties, and we are bearing the brunt of passing all those laws which will help a handful of Indians, not the large number of Indians” (130). Regardless of the truth or falsity of his claims, the kind of economic policies pursued by the government has no bearing on the merits/demerits of the bill at hand. The parliamentarian, by saying the above is trying to discredit the character of the supporters of the bill but provides no arguments for or against the bill in itself. Again, during the debate on the Criminal Law (Amendment) Bill 2018 dated 30 July 2018, Professor Saugata Roy said, “I thought for one day, whether what they were saying is right, whether we are proving ourselves to be blood thirsty, thirsty by asking for death penalty for rapists. Then, my conscience told me, no. Those who rape children of 16 or 12 years, do not deserve any mercy. Let them die, if it is proved. That is why, I support this bill. This is not being blood thirsty. This is being just” (244). There might be good enough reasons for supporting capital punishment for serious crimes but here Prof. Roy relies solely on his feelings and what he thinks his ‘conscience’ told him. Such arguments appeal to the hearer’s emotions more than their reasoning, and commit the fallacy called ‘appeal to emotion’ (Wrisley 2018: 98-101). While emotions might be important parts of arguments, an argument solely resting on the waves of emotions and lacking any concrete base of logical reasoning is deemed to be fallacious.
Read more

Bookmark and Share

The INSANE Logic Of The YODEL

Video lecture on the wide & wild world of the YODEL based on the book YODEL IN HIFI. This film premiered in LONDON on 11 March 2014 at the Peckham Liberal Club as part of the Muckle Mouth series. Book YODEL IN HIFI: From Kitsch Folk to Contemporary Electronica. For info:http://uwpress.wisc.edu/

Break the voice and you enter the marrow of existence. The film documents the ubiquitous and unique presence of yodeling just about everywhere. From roots deep in the earth to soundings that probe deep space… And no genre is safe: opera, hiphop, rock, pop, folk, jazz, house, techno, reggae… FEATURES: Werner Herzog, Bernhard Betschart, Phil Minton, Myriam van Imschoot & Doreen Kutzke, Barbara Hannigan, Taylor Ware, Francelle Maria, Drag Queen Lady KinMee, Dominatrix Manuela Horn, a yodeling cat, Tarzan, Bob Marley, Aka Pygmies, Prison work songs, hollerin’, Jimmie Rodgers, SE Rogie, Mike Johnson, Kia Brekkan, Kishore Kumar, Cyrill Schläpfer, Erika Stucky, Christine Lauterburg, Alice Babs, Focus, Mental Theo & Charly Lownoise, Bobbejaan Schoepen, Honeymoon Killers, Harry Torrani, George Van Dusen, Brian Eno, Cranberries, Buzzcocks, People Like Us, Mysterious Asthmatic Avenger, Shelley Hirsch, Jacques Dutronc, Munich House Mafia, Franzl Lang, Fatima Miranda, Kristina Fuchs, Zabine, Meredith Monk, Neil Rolnick, Anna Kiefer, Paul Dutton, Mij, Tim Buckley, Slim Whitman, Mal Webb, Wandervogels, Chinese yodeling, tea-picking yodels, Korean, Japanese, Filipino, Basques, Cambodian, Taiwanese, Persian, Tuvan, Georgian…

This film uses original footage but mostly relies on found and archival footage. My hope & goal is to make a feature length documentary using high quality stock and more original footage. I am looking to partner with a producer and filmmaker with interest in the subject.

All sources & credits for found footage used in this film available upon request.

Yodel in HiFi: From Kitsch Folk to Contemporary Electronica ::  http://uwpress.wisc.edu/books/4594.htm
YODEL-AY-EE-OOOO: The Secret History of Yodeling Around the World :: http://www.routledge.com/
Wreck This Mess Radio :: http://www.mixcloud.com/wreckthismess/
Youtube Channel: https://www.youtube.com/channel/

Bart Plantenga is a freelance researcher, writer, translator, and editor. He is the author of Yodel-Ay-Ee-Oooo: The Secret History of Yodeling around the World and the compiler of the CD Rough Guide to Yodel. He lives and works in Amsterdam and is the disc jockey of radio show Wreck This Mess.

Author’s website: bartplantenga.weebly.com/
Author’s blog: bartyodel2.wordpress.com

Bookmark and Share

Robert Walser ~ Portrait und Erinnerungen

“Er hat in seinen Büchern mehr Dichtertum, als einige Dutzend Preisträger zusammen.” (Albin Zollinger) Biografisches über den Schweizer Schriftsteller sowie: Freunde und Schriftsteller berichten darüber, wie sie ihn erlebt haben (70er-Jahre).
Siehe auch die Playlist “Schweizer Schriftsteller und Dramatiker” hier: https://www.youtube.com/playlist

Bookmark and Share

Ik vind aan alle uitersten iets aantrekkelijks. Adriaan van Dis over reizen, schrijven en een kolonie van de ziel

Adriaan van Dis en Robert-Henk Zuidinga. Foto: Koos Hageraats 1992

BZZLLETIN – April 1992.

Als ik bijvoorbeeld Nathan Sid, Zilver of Indische duinen lees, denk ik: Oscar Wilde had gelijk toen hij zei: An unhappy childhood is a writer’s gold mine. Als die uitspraak niet al bestond, had jij hem kunnen bedenken.
Ik heb een heel merkwaardige jeugd gehad. En hoe ouder ik word, hoe meer ik dat besef, maar daar moet ik maar op een andere manier vorm aan geven dan door een klagerig boek over mijn jeugd te schrijven. Ik ben heel, heel veel geslagen als kind, door mijn vader. Daar kon hij niets aan doen, hij kwam uit een kamp, van de Sumatra-spoorweg, en hij kon eigenlijk alleen nog maar treiteren. En dat is die man niet eens kwalijk te nemen. Het zijn heel rare gebeurtenissen. Het heeft je beslist gevormd, en misvormd, en daar moet je dan maar mee leven. Maar het is wel iets wat heel sterk aanwezig is. Het was een kille jeugd en ik heb daar een groot gevoel van eenzaamheid aan overgehouden. En dat gevoel van eenzaamheid heb ik nog. Dat gaat ook niet van me af. Niet dat die eenzaamheid beklagenswaardig is, dat is gewoon een staat van de ziel. Eenzaam maar niet alleen.

Komt daar ook je reisdrift uit voort?
Ik ben een verwend kind, in die zin dat ik behoor tot de generatie voor wie de wereld open lag toen we 17, 18, 19 jaar oud waren. De tijd dat je voor een appel en een ei de wereld rond kon. Dus ik maakte de grand tour van de hippiegeneratie: richting India, negen maanden weg voor fl. 1.800,-. Maar ik ben nooit tot India gekomen, want in Afghanistan liep ik geheel leeg aan amoebe-dysenterie.

Hoe moeten we jou in de hippietijd voorstellen?
Als een kortgeknipt ventje. Niet met lang haar. Ik had namelijk maar één streven onderweg, dat was: me schoon houden. Ik zag veel mensen die met bonte broeken en een stukje Perzisch kleed als stoplap op de knie door het land gingen, en ik vond dat toen al – en dat vind ik nog – niet erg getuigen van respect voor de mensen van de landen waar je komt. Die hebben een bepaald beeld – voor een deel een cliché – van hoe die buitenlander of westerling eruit moet zien. Er is een Turks spreekwoord – dat kende ik toen al -, dat luidt: ‘lange haren, kleine hersens’. Ik vond dat er wat respect tegenover moest staan van schone nagels en een schoon overhemd, alleen al omdat je zomaar in vreemde culturen binnendrong en toch vaak gebruik maakte van de gastvrijheid van die mensen, want je kwam in dorpen waar niet één behoorlijke herberg was en je werd altijd overal gehuisvest. Dus ik ging schrobbend en wassend door het land.

Je gaat toch niet op wereldreis om bij vreemde volken aan een beeld te voldoen dat ze hebben van westerlingen?
Neem nou bijvoorbeeld Afrika. Daar zijn de mensen over het algemeen vrij conservatief. Dat is misschien een erfenis van het koloniale verleden, maar ze vinden het heel vervelend als daar witte mensen op blote voeten door de stad gaan. En als ze dat vervelend vinden, dan pas ik mij aan. Want als reiziger ben ik er niet om mijn stempel op hen te drukken maar, ik zou bijna zeggen, als een stampertje dat bevrucht wil worden ga ik door een samenleving heen.
Dat bevrucht worden kan door zo veel mogelijk vreemde invloeden op te doen, zo veel mogelijk te luisteren, zo veel mogelijk te begrijpen. Dus ook zo neutraal mogelijk te reizen.
Zoals Simon Carmiggelt in Amsterdam altijd liep in een regenjas van Kreymborg en de meest non-descripte schoenen en broek en bril, en dus overal kon aanschuiven, zo reis ik ook. Ik zie er altijd heel onopvallend uit. Ik ontmoette veel te veel reizigers die alleen maar geïnteresseerd waren in het feit dat ze in Katmandoe geweest waren, stoned on one dollar a day. Want vergeet niet, die reis, die grand tour, dat was natuurlijk voortdurend: dáár moet je slapen, dáár is het goedkoop. Dus iedereen ging naar de Pudding Shop in Istanboel. En als je daar zat, hoorde je weer dat je in Teheran in Amir Kabir, dat was een bepaalde volkswijk, zo goed kon slapen boven een bandenfabriek, want daar kostte het maar 50 cent per nacht. En zo had iedereen dezelfde adressen.
Maar tegelijkertijd wilde je je van die meute onderscheiden, en dat was bij mij doordat ik gewoon wel naar de kapper ging. Heel betrekkelijk, hoor. Kijk, ten eerste ging ik natuurlijk helemaal niet op reis om vreemde volken te ontmoeten. Ik ging op reis om weg te blijven, omdat ik hoogst ongelukkig was. ‘Dag vader, moeder, knekelhuis, ik keer nooit weerom.’ En ergens in den vreemde zou iemand een hand op mijn schouder leggen en zeggen: jongen, ik zie wat in jou, en ik zou misschien wel een miljonair worden in India of een prinses trouwen of in Japan een zaak beginnen. Maar hier had ik het wel gezien. Ik studeerde Nederlands en wat moest ik doen? Gotisch! Wat moest ik doen? Zinnen ontleden! En boeken lezen? Ja, een verplichte lijst. Gruwelijk vond ik het.

Read more

Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives