Harold Pinter ~ Art, Truth & Politics – Nobel Lecture 2005

In 1958 I wrote the following:

‘There are no hard distinctions between what is real and what is unreal, nor between what is true and what is false. A thing is not necessarily either true or false; it can be both true and false.’

I believe that these assertions still make sense and do still apply to the exploration of reality through art. So as a writer I stand by them but as a citizen I cannot. As a citizen I must ask: What is true? What is false?

Truth in drama is forever elusive. You never quite find it but the search for it is compulsive. The search is clearly what drives the endeavour. The search is your task. More often than not you stumble upon the truth in the dark, colliding with it or just glimpsing an image or a shape which seems to correspond to the truth, often without realising that you have done so. But the real truth is that there never is any such thing as one truth to be found in dramatic art. There are many. These truths challenge each other, recoil from each other, reflect each other, ignore each other, tease each other, are blind to each other. Sometimes you feel you have the truth of a moment in your hand, then it slips through your fingers and is lost.

I have often been asked how my plays come about. I cannot say. Nor can I ever sum up my plays, except to say that this is what happened. That is what they said. That is what they did.

Go to: http://www.nobelprize.org/pinter-lecture-e.html
See also: http://www.haroldpinter.org/home/index.shtml




Luther in de DDR ~ Van reformator tot revolutionair

© wikimedia/cc
DDR-postzegels van Luther uit 1983

Hoe viert een socialistische regering een reformator die ze tientallen jaren heeft verketterd? De DDR deed daar in 1983 niet moeilijk over en propageerde van de ene op de andere dag een ‘marxistisch Lutherbeeld’.

Het jubileum van de Reformatie wordt in Duitsland in 2017 groot gevierd. Vanuit de hele wereld komen mensen naar Duitsland om te wandelen in de voetsporen van Maarten Luther: in Erfurt, waar hij studeerde, in Wittenberg, waar hij als theologieprofessor carrière maakte, of op de Wartburg bij Eisenach, waar de vervolgde reformator onder de schuilnaam ‘Junker Jörg’ de bijbel in het Duits vertaalde.

Het is niet de eerste keer in de Duitse naoorlogse geschiedenis dat er een jubileum aan de reformator wordt gewijd. Ook in 1983 was er een groot Lutherjaar – in de DDR. Achter het ijzeren gordijn werd de 500e verjaardag van de in 1483 geboren Luther uitgebreid gevierd met speciale kerkdiensten, grote bijeenkomsten en internationale hoogwaardigheidsbekleders.

Dat lijkt merkwaardig – religie gold in de Oost-Duitse arbeiders- en boerenstaat tenslotte als ‘opium voor het volk’, zoals Karl Marx het had geformuleerd, en er heerste een agressief atheïsme. Sinds de oprichting van de DDR in 1949 waren christenen tientallen jaren lang gediscrimineerd als “reactionair”. Het regime in Oost-Berlijn zette de kerken als “tegenstanders van de socialistische opbouw” voortdurend onder druk. De veiligheidsdienst de Stasi hield kerkgemeenten in de gaten en christenen die hun geloof openbaar beleden konden vaak geen carrière maken of mochten niet studeren.

‘Reactionaire knecht van de Duitse vorsten’
Maar in de jaren zeventig werd de situatie voor de kerken in de DDR beter. Dat kwam mede door de zelfmoord van de evangelische dominee Oskar Brüsewitz. In augustus 1976 demonstreerde hij in de Oost-Duitse stad Zeitz op straat tegen de onderdrukking van christenen door de staat. Hij overgoot zich met benzine en stak zichzelf aan. Later overleed hij aan zijn verwondingen.

Het ‘signaal van Zeitz’ dwong de Oost-Duitse regering haar starre houding aan te passen. Tijdens een topoverleg in 1978 werden DDR-leider Erich Honecker en de kerken het eens over een vreedzaam naast elkaar bestaan van kerk en staat. En ze besloten het naderende Lutherjaar groot te vieren. Voor de kerken was het jubileum een mogelijkheid zichzelf te profileren. De SED, de communistische partij die het in de DDR voor het zeggen had, hoopte op een verbetering van het DDR-imago in het buitenland – en op financieel gewin door deviezen uit het Westen, vooral van bezoekers uit de Verenigde Staten.

Er was alleen een probleem. Tot dan toe had de DDR-leiding Luther ideologisch bestreden. Socialistische scherpslijpers hadden de reformator als reactionaire “knecht” van de Duitse vorsten gebrandmerkt, omdat deze vorsten hem hadden beschermd toen hij zijn stellingen openbaar had gemaakt. Bovendien gold Luther in de DDR decennia lang als “doodgraver van de revolutie”, omdat hij zich openlijk tegen de opstandige boeren had uitgesproken.

Marxistisch Lutherbeeld
Hoe viert een socialistische regering een reformator die ze tientallen jaren heeft verketterd? Met behulp van een historisch-politieke draai van 180 graden. Ineens propageerde de DDR-leiding een “marxistisch Lutherbeeld”. Oost-Duitse historici lieten zich voor het karretje van de staat spannen en vierden in een officiële stellingname “de persoonlijke inzet van Luther voor de ontwikkeling van de vroeg-burgerlijke revolutie”. De vroege reformatie was “een zeer brede, qua klassen heterogene, alle volkslagen omvattende beweging van revolutionaire omvorming” geweest, aldus de wetenschappers. Luther werd min of meer in een nacht van reformator tot revolutionair.

Van Rostock tot Karl-Marx-Stadt (het huidige Chemnitz) verspreidden musea, universiteiten en hogescholen het nieuwe Lutherbeeld in tentoonstellingen, voordrachten en concerten. Oost-Duitse uitgevers publiceerden rond de honderd boeken, LP’s en fotoalbums ter gelegenheid van het jubileum. Op de staatszender werd een vijfdelige Lutherserie uitgezonden en de DDR-post kwam met speciale postzegels met daarop het gezicht van de reformator.

Voorzitter van het Luther-comité was Erich Honecker in hoogst eigen persoon. Hij hoopte op internationaal aanzien. Oost-Duitse bedrijven moesten op grote schaal Luthersouvenirs produceren en de Wartburg bij Eisenach werd grondig gerenoveerd. Hier vond op 4 mei 1983 de grote eredienst voor de reformator plaats. Het was de eerste gebeurtenis die in West- en Oost-Duitsland tegelijkertijd live op tv was te zien.

Burgerrechten- en vredesactivisten
De stad onder de burcht was hermetisch afgesloten. Kort voor de feestelijkheden had de veiligheidsdienst uit voorzorg veertig regime-kritische jongeren uit Eisenach in een sporthal opgesloten. Bij de eredienst waren onder anderen de burgemeester van West-Berlijn Richard von Weizsäcker, talrijke diplomaten en meer dan 50 internationale journalisten aanwezig.

De dienst vormde de opmaat tot verschillende regionale Kirchentage in het hele land. Daar kwamen niet alleen religieuze onderwerpen, maar ook maatschappelijke problemen ter sprake. Vredesactivisten en mensen uit de burgerrechtenbewegingen uit de hele DDR gebruikten de bijeenkomsten om met elkaar van gedachten te wisselen en contacten te leggen.

Sommige deelnemers aan de Kirchentag in Wittenberg smeedden voor het oog van de wereld een zwaard om tot ploegschaar – en creëerden daarmee een symbool voor de sterker wordende DDR-burgerrechtenbeweging. De theoloog Axel Noack concludeert: “Zo werd het Lutherjaar 1983, heel anders dan de partij bedoeld had, ook een belangrijke stap op weg naar het einde van de DDR.”

Op 27 juli 2017 gepubliceerd op Duitsland Web

Over de auteur
Felix Bohr, promovendus aan de Georg-August-Universität Göttingen, is in samenwerking met het Jena Center Geschichte des 20. Jahrhunderts als gastwetenschapper verbonden aan het Duitsland Instituut. Het proefschrift waaraan hij werkt heeft als titel ‘Die Kriegsverbrecherlobby. Offene und verdeckte Hilfe aus der Bundesrepublik Deutschland für Herbert Kappler und die ,Vier von Breda‘ (1949-1989)‘. Het gaat daarbij om volgende vragen: op welke manier zetten de opeenvolgende bondsregeringen zich in voor de laatste oorlogsmisdadigers die in West-Europese gevangenissen vastzaten? Welke concrete invloed hadden de West-Duitse netwerken die de gevangenen steunden op deze inzet? En hoe verliep de wisselwerking tussen de overheidsinstanties in Bonn en deze lobby? Bohrs project wordt begeleid door prof. dr. Petra Terhoeven (Göttingen) en prof. dr. Martin Baumeister (München/Rom).

Felix Bohr is geboren en getogen in Trier en studeerde Geschiedenis en Katholieke Theologie in Berlijn en Rome. Hij werkte onder meer als redacteur voor weekblad Der Spiegel in Hamburg, waarvoor hij over contemporaine geschiedenis schreef.

Wetenschapelijke publicaties
– Lobby eines Kriegsverbrechers, Offizielle und „stille“ Hilfe aus der Bundesrepublik Deutschland für den Häftling Herbert Kappler, in: Quellen und Forschungen aus italienischen Archiven und Bibliotheken (QFIAB) 90 (2010), S. 415-436.
– Die Akte Kaas. Der Trierer Prälat im Fadenkreuz der faschistischen Geheimpolizei Italiens (1928-1941), in: Landeskundliche Vierteljahrsblätter, 57 (2011), Heft 1, S. 27-34.
– Ermittlung nicht erwünscht. Das geplante „Restverfahren” im Fall Herbert Kappler: Ein Zeugnis deutscher und italienischer Vergangenheitspolitik (1959-1961), in: Themenportal Europäische Geschichte (2012), URL: http://www.europa.clio-online.de/2012/Article=528 – Italiaans: L’indagine indesiderata. Una testimonianza di «politica del passato» italo-tedesca, 1959-1961, in: Contemporanea 3 (2013).
– Flucht aus Rom. Das spektakuläre Ende des „Falles Kappler” im August 1977, in: Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte 1 (2012), S. 111-141.
– A „burden“ from the Second World War? The „Breda four“ and their effect on the German-Dutch relations, erscheint im Herbst in: Francia 43 (2017).

Duitsland Instituut: https://duitslandinstituut.nl/

Het Duitsland Instituut Amsterdam (Universiteit van Amsterdam) is het kenniscentrum over Duitsland. Het opereert op het raakvlak van onderwijs, wetenschap en maatschappij en initieert en stimuleert Nederlands-Duitse netwerken en uitwisselingen.




Het begrip ‘joods-christelijk’ en taboe herinneringen

Midden in de huiskamer van mijn ouders stond een grote boekenkast. Vroeger zat ik daar op de grond fotoalbums te bekijken. Of de kinderbijbels en sprookjesboeken. Die stonden op ooghoogte.
De rest van de boeken zag ik later pas. De bruine banden van Lou de Jong en vooral veel boeken van joodse schrijvers over de tweede wereldoorlog: Abel Herzberg, Primo Levi, Emmanuel Levinas en Elie Wiesel. Ieder jaar haalde mijn vader de kast zorgvuldig leeg, plank voor plank, boek voor boek, maakte alles schoon en zette de boeken op precies dezelfde plek terug. Al snel wist ik: dit was geen gewone kast, zoals de servieskast dat was, maar een bijzonere plek: een plek van herinnering.

Het begrip ‘joods-christelijk’ zou je ook zo kunnen zien. Als een manier om te herinneren. Een soort bril die je opzet om naar de geschiedenis te kijken. Dat kan een absurdistische bril zijn: bijvoorbeeld bij Sybrand Buma in een verkiezingsdebat. Daar claimde hij dat seksegelijkheid een typisch ‘joods-
christelijke’ waarde is die duizenden jaren teruggaat. Alsof de geschiedenis van het christendom een eeuwenlange geschiedenis was van vrouwenemancipatie. Ik zeg hier nadrukkelijk ‘christendom’, want met Joods-zijn en jodendom heeft de uitspraak van Buma weinig te maken: hij gebruikt ‘joods-christelijk’ en christelijke gewoon door elkaar. Zijn beroep op een ‘joods-christelijke beschaving’ lijkt er vooral op gericht een contrast te creëren met de niet-‘joods-christelijken’: moslims.

Die boekenkast van m’n ouders was een poging om serieuzer over de relatie tussen joods en christelijk na te denken. Door te herinneren dat joden in het christelijke Europa hooguit als voorwaardelijke burgers zijn geaccepteerd. Dat christelijke en later seculiere denkers het jodendom en joden nauwelijks als onderdeel van ‘hun’ beschaving hebben gezien. In het beste geval is het begrip ‘joods-christelijk’ dus het herinneren dat ‘joods-christelijk’ in Europa nooit zo harmonieus heeft bestaan. Bij auteurs als Levi en Levinas is daar geen ontkomen aan: ze schrijven terug en claimen hun visie op de Europese of nationale cultuur. Die boeken waren voor m’n vader geen goedkope verwijzing naar een ideale beschaving, zoals bij Buma, maar een herinnering dat wij onderdeel uitmaken van een geschiedenis die verre van ideaal is.

Tegelijk blijft de vraag: wat werd er niet herinnerd in die kast? Waarom stonden er wel boeken van de Italiaans Primo Levi, maar niet van de Tunesische Albert Memmi of de Arabisch Joodse Ella Shohat? Allebei ook joodse schrijvers die kritisch reflecteren op de rol van Europa: niet vanuit Europa, maar vanuit de (voormalige) koloniën waar hun wortels liggen.

Een boekenkast is niet alleen een plek om te herinneren, maar ook om te vergeten. Zo is het ook met het begrip ‘joods-christelijk’. Het maakt sommige vragen en herinneringen mogelijk, maar onderdrukt andere. De vraag die ik hier wil stellen is: welke herinneringen worden met het begrip ‘joods-christelijk’ eigenlijk taboe gemaakt? Wat zijn de taboeherinneringen van het begrip ‘joods-christelijk’?

De Zuid Afrikaanse wetenschapper David Theo Goldberg stelt dat we in Europa ras/racisme netjes hebben opgesloten in de Tweede Wereldoorlog. Voor veel mensen is de Shoah, de moord op 6 miljoen joden, het racistische project bij uitstek. Ras is zozeer gekoppeld aan het lot van de joden, stelt Goldberg, dat andere slachtoffers van het Nazisme, zoals Roma en Sinti, tot voor kort zelfs bijna onzichtbaar waren.

Met het motto ‘dat nooit meer’ hebben we dat racistisch project keurig afgebakend. We leggen ieder jaar een krans, herdenken (selectief) de doden en feliciteren onszelf met onze tolerante waarden.
Herinneren op 4 mei is zo een ongevaarlijk ritueel geworden: het Europees antisemitisme hoort tot het verleden en heeft nog maar weinig met het heden te maken. Ras en racisme, zo stelt Goldberg, zijn daardoor moeilijk bespreekbaar: Europa of vooral, het ideale Europa, is tenslotte postraciaal, kleurenblind en tolerant.

Wat taboe is geworden is de continuïteit van voor en na de oorlog. Bijvoorbeeld in de manier waarop politici inspeelden op een weerstand tegen vluchtelingen en migranten: een aversie die heerste tegen arme Oost Europese Joden die naar West Europa vluchtten. De Ostjuden. Met hun vreemde kledij en orthodoxe religieuze praktijken werden zij gezien als een bedreiging voor de westerse beschaving. Net als nu was men bang voor de ‘barbaren’ aan de grenzen van West Europa.
Maar er wordt nog een andere parallel verdrongen. Terwijl de Shoah duidelijk onderdeel is van Europa, zegt Goldberg, wordt het andere racistische project, kolonialisme, als iets van ‘buiten Europa’ gezien. Iets wat weinig met het hedendaagse Europa te maken heeft.
Kolonialisme wordt op die manier iets wat we kunnen vergeten. Zoals in de boekenkast van m’n ouders. In die kast stonden geen boeken van invloedrijke antikoloniale denkers zoals Frantz Fanon, Aimé Césaire, of Anton de Kom. Geen literatuur van Gloria Wekker en Philomena Essed die decennialang over racisme, seksisme en de erfenissen van het Nederlandse koloniale verleden hebben geschreven. Die stemmen waren blijkbaar geen onderdeel van ‘ons verleden’.

Maar die tweedeling is vreemd. Niet alleen omdat het naziproject kon voortbouwen op genocides en experimenten met concentratiekampen in de koloniën: zoals in Namibië gebeurde waar 80.000 mensen werden vermoord. Maar vooral ook omdat er veel langere parallellen zijn tussen wat er binnen en buiten Europa gebeurde. Niet voor niets stelt hoogleraar Joodse studies Sussannah Heschel dat Europese joden de ‘interne kolonie van Europa’ vormden. Joden waren de raciale ander binnen Europa, met bijbehorende economische, politieke en religieuze ongelijkheid.

De eerdergenoemde Franz Fanon uit Martinique had dit haarfijn door. Hij zei tegen zijn zwarte lezers: ‘Let op als je iemand de joden hoort misbruiken, want ze hebben het over jou’. Fanon bedoelde hier niet alleen dat er ook veel joden in de koloniën leefden, maar vooral dat in de raciale verbeelding van
Europa joden en zwarte mensen vaak met elkaar werden vergeleken. Er lag een vergelijkbare logica ten grondslag aan anti-zwart racisme en antisemitisme.

Duitse intellectuelen van begin 20 e eeuw noemde joden bijvoorbeeld ‘the white negroes’. Soms werd gezegd dat het zwarte en joodse ras zich vroeger had vermengd. De Franse filosoof Voltaire ging nog een paar stappen verder. Hij zei tegen de joden: ‘Jullie zijn het meest gestoord van allemaal. De Kaffirs, de Hottentots en de Zwarten van Ginea zijn redelijker en eerlijker dan jullie. Jullie hebben alle naties voorbijgestreefd met jullie impertinente fabels, met jullie slechte gedrag en jullie barbarij. Jullie verdienen het daarvoor bestraft te worden, want dat is jullie lot.’ Dit zegt de grote Verlichtingsfilosoof Voltaire.

Een nog nauwere verwantschap zagen Europese denkers tussen moslims/Arabieren en joden. Dit is zo mogelijk een groter taboe. Joden en Arabieren worden nu voorgesteld als elkaars aartsvijanden, maar de filosoof Immanuel Kant noemde joden al ‘de Palestijnen die onder ons leven’. Hegel beschreef het jodendom als een Arabische religie. En het begrip Semiet in de 19 e eeuw verwees naar zowel Joden als Arabieren. Er is een nauwe verwantschap tussen hoe nu over de islam wordt gesproken en eerder over het jodendom. Net als de islam werd het jodendom gezien als een politieke religie, met een hang naar fanatisme.

Het zijn begrippen als ‘joods-christelijk’ die deze geschiedenissen buiten ons blikveld houden. Ze bevestigen ons zelfbeeld als tolerant, democratisch en liberaal. Alles wat buiten dit zelfbeeld valt wordt actief vergeten of in de geschiedenis opgesloten, zoals de tweede wereldoorlog waar we van hebben geleerd en die we achter ons kunnen laten. Tegelijk is dit zelfbeeld minder stabiel dan je zou denken. Op de Zeedijk in Amsterdam zijn Jessica de Abreu, Mitchell Esajes en Miguel Heilbron ‘the black archives’ begonnen. Boeken over de geschiedenis van zwarte Nederlanders en het Nederlandse koloniale verleden. Dat is niet zomaar een aanvulling op archieven die er al zijn. Ze zijn een radicale ondermijning daarvan en een ongemakkelijke spiegel voor Nederland.

Hetzelfde geldt voor het project van moslimfeminist Berna Toprak om de geschiedenis van islamitisch feminisme en islamitisch denken over rechtvaardigheid naar boven te halen en daarop voort te bouwen. Ze ondermijnt daarmee het islamofobe cliché van ‘de onderdrukte moslima’ en ruïneert tegelijkertijd het zelfbeeld van witte Nederlanders. Blijkbaar is Nederland niet zo feministisch dat het ruimte biedt voor moslima’s met een kritische stem. Deze ‘Black Archives’ en het project van ‘moslimfeminisme’ kun je zien als herinneringen aan geschiedenissen en verhalen die taboe zijn geworden. Die niet passen bij het plaatje van de ‘joods-christelijke beschaving’. Ze brengen stemmen naar boven die naar radicale gelijkheid streven en zetten tegelijkertijd het zelfbeeld van witte christelijke/seculier Nederlanders volledig op zijn kop.

Eerder gepubliceerd op https://www.nieuwwij.nl/opinie/het-begrip-joods-christelijk-en-taboe-herinneringen/




The Guardians Of The Door ~ Joseph Semahs antwoord op Luther

Joseph Semah

Op donderdag 22 juni ben ik getuige van een bijzondere gebeurtenis bij De Nieuwe Kerk: een performance in het kader van Reis in de Tijd (opening 13 juli 2017), een tentoonstelling over de reformatie met Maarten Luther als een van onderwerpen.

Vanaf de Dam komt een opmerkelijk gezelschap schuifelend in beweging. Centrale figuur is kunstenaar Joseph Semah met een houten kist op zijn hoofd waarin tien kaarsen zijn gestoken. Op zijn tocht op weg naar de nooduitgang (voorheen katholieke ingang) van De Nieuwe Kerk wordt hij begeleid door een klein gezelschap: performancekunstenaar Peter Baren, de koploper van de stoet, is zijn leidsman op wie hij moet vertrouwen tijdens de wandeling van de Dam naar de Nieuwe Zijdsvoorburgwal. Hij kan immers niks zien door de kist. Achter Semah volgen violiste Anastasia Kozlova, die prachtige muziek van Bach ten gehore brengt en Emile Schrijver, directeur van het Joods Historisch Museum, die een spiegel boven zijn hoofd torst. Eenmaal aangekomen bij De Nieuwe Kerk ontdoet Semah zich van de kist en haalt hij zijn pamflet Dit is het antwoord tevoorschijn en spijkert deze op de kerkdeur. Een bijzonder moment: een Israëlisch-joodse kunstenaar, geboren in Bagdad, woonachtig in Amsterdam, reageert op Luther, de man die volgens de overlevering 95 stellingen op de Slotkerk van Wittenberg heeft gespijkerd, waarmee de reformatie is begonnen, de kerkelijke hervorming waaruit het protestantisme is ontstaan. Alhoewel dat spijkeren een mythe blijkt, blijft staan dat Luther behalve een hervormer een fervente antisemiet was. Alleen al daarom is Semahs rituele handeling van historische betekenis.

Welke tekst spijkert Semah op de kerkdeur? Het pamflet begint met de volgende woorden: “Zo lang het westerse paradigma volhardt in het tentoonstellen van een kunstwerk als iets dat gelezen moet worden, dienen we ons bewust te zijn van, en bekend te zijn met de geschiedenis van het christendom. In dit geval – of we het nu wel of niet van belang vinden dat westerse paradigma te typeren als eindeloze poging de oorspronkelijke beweging van het christendom te transformeren in een hedendaagse filosofie – blijft het lezen van kunstwerken in de publieke ruimte een schimmige maskerade uit een ver cultureel verleden.” Semah benadrukt verder dat kunstwerken binnen het westerse paradigma per definitie niet profaan zijn en stelt dat er nog altijd sprake is van een relatie tussen christelijke theologie en hedendaagse filosofie – een relatie die echter wordt toegedekt. Verder heeft hij het over ‘het onoplosbare dilemma van de gast’ – hij omschrijft de gast als de kunstenaar, als de joodse kunstenaar in ballingschap – die opereert in een christelijke wereld maar niettemin zijn ‘hoogstpersoonlijke wijze van lezen’ heeft behouden en gedreven blijft door ‘de Nostalgie naar een verloren paradijs.’

Na de ceremonie bij de kerkdeur is er een rondetafelgesprek over Luthers invloed op de kunsten met een gezelschap van divers pluimage onder leiding van de reeds genoemde Emile Schrijver. Over die invloed leer ik vooral dat Luther componisten stimuleerde koraalteksten op muziek te zetten en in die zin van grote invloed was op Bach. Verder is er discussie tussen Lutherkenners en christendom-specialisten onderling: is de band tussen christelijke theologie en kunst nu wel of niet verbroken? Kun je nog wel spreken van een theologische esthetica? De meningen hierover zijn sterk verdeeld. Ik luister naar deze discussie als een vreemdeling De christelijke wereld staat ondanks het feit dat ik in Amsterdam ben ik opgegroeid, ver van me af. Ik ervaar in toenemende de samenstelling van het gezelschap. Bij elk gezichtspunt van waaruit de geschiedenis wordt bekeken, hoort ook een ervaringswereld en in dit geval betekent dat christendom, jodendom en kunstwereld.

Ik voel me aangesproken door het relaas van Margriet Schavemaker, manager Educatie, Interpretatie en Publicaties van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ze wijst op het onbehagen in de kunst, op allerlei groepen die gemarginaliseerd zijn die nu van zich laten horen op belangrijke internationale kunstpodia. Ze beschouwt het als een nieuwe beeldenstorm. Ook onderkent ze dat het lezen of interpreteren van kunst in onbruik is geraakt. Daarom moet het museum niet langer alleen een plek van presentatie zijn maar ook van discussie en interpretatie. Semahs tentoonstelling in het Stedelijk Museum in oktober 2017 past geheel in dit plaatje van ontleding van de kunst en hedendaagse beeldenstormers, zo maakt ze ons duidelijk.

Maar welk verhaal helpt mij om Semahs houding beter te doorgronden? Alhoewel hij in zijn teksten ook aan het christendom refereert, verwijst hij in zijn beeldende werk vooral naar joodse teksten en symbolen.

Irene Zwiep, hoogleraar Hebreeuws en joodse studies aan de UVA, legt uit hoe onder invloed van Luthers reformatie ook het jodendom is veranderd. Uitgangspunt is dat ‘het’ jodendom niet bestaat: het is per definitie altijd een meerstemmige aangelegenheid geweest waar binnen dissidenten hun afwijkende geluid konden laten horen. Daarom was een reformatie in de zin van een radicale herstructurering ook overbodig. Chiddush (vernieuwing) was eeuwenlang synoniem met massoret (traditie). Totdat, aldus Zwiep, een groep jonge Berlijnse joden in 1820 besloot om Luthers reformatie alsnog te implementeren. Door hun ingrijpen werd massoret geschiedenis en chiddush Reform. Ik concludeer dat het denken in oppositionale paren vanaf dat moment greep krijgt op het jodendom. Bekijk ik het werk en denken van Semah dan voel ik me terug geslingerd in de tijd. Bij hem bespeur ik geen sterk oppositiedenken. Niets is zwart/wit, alles dubbelzinnig. In zijn universum verwijzen teksten en beelden telkens naar andere teksten en beelden. Als in een voortdurend perpetuum mobile. Tot vermoeiends toe. Maar het maakt ook nieuwsgierig. Want hoe zal het verder gaan? Wie zijn spoor wil volgen, kan uitzien naar alle projecten die hij dit jaar in het kader van On Friendship / (Collateral Damage) II – The Guardians of the Door zal presenteren. Te beginnen met de performance/installatie ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling Reis in de Tijd op 13 juli.

 

 

 

 




Het antwoord is dit

Foto: Ilya Rabinovich

On Friendship / (Collateral Damage) II – The Guardians of the Door is op 22 juni gestart met een processie (Peter Baren, Joseph Semah, Anastasia Kozolkov, en Emile Schrijver ) naar de kerkdeur van De Nieuwe Kerk, waar Joseph Semah zijn antwoord aan Luther 500 jaar na dato aan de kerkdeur spijkerde:

Het antwoord is dit

Zo lang het westers paradigma volhardt in het tentoonstellen van een kunstwerk als iets dat gelezen moet worden, dienen we ons bewust te zijn van, en bekend te zijn met de geschiedenis van het christendom. In dit geval – of we het nu wel of niet van belang vinden dat westers paradigma te typeren als eindeloze poging de oorspronkelijke beweging van het christendom te transformeren in een hedendaagse filosofie – blijft het lezen van kunstwerken in de publieke ruimte een schimmige maskerade uit een ver verleden cultuur. Het is hoe dan ook evident dat van de kunstenaars die deel uitmaken van het westers paradigma er niet zoiets bestaat als een profaan werk. Dat wil zeggen dat alle kunstwerken die getoond worden in publieke ruimten, altijd geritualiseerd zijn en verbonden met een bepaalde ‘heilige’ tekst die ergens werd gevonden; een willekeurige en daarom vervangbare gevonden tekst.

In dit verband zij opgemerkt dat welk kunstwerk dan ook getoond wordt in de publieke ruimte, dit zowel een noodzakelijkheid als een onmogelijkheid is, een gelijktijdige aanwezigheid van iets leesbaars en iets schimmigs.

Foto: Ilya Rabinovich

Ongetwijfeld is het dat schimmige wat die fascinerende werking doet uitgaan als van een verte en waardoor het westers paradigma afhankelijk wordt van de voortdurende productie van kunstwerken. Maar vooral verklaart het de aangeboren obsessie van kunstenaars met politieke kwesties.

Voor de kunstenaar werd het daardoor namelijk vanzelfsprekend om nog eens te versluieren wat al schimmig was. Dit moeten we in het achterhoofd houden omdat dit het morele dilemma blijkt te zijn geworden als we het gaan hebben over lezen in publieke ruimten. Lezen maakt immers deel uit van onze fascinatie voor de belofte van de kunstenaar om de verbindingslijnen tussen hedendaagse filosofie en christelijke theologie onzichtbaar te maken. Hoewel deze belofte van de kunstenaar ons dichtbij de ontchristelijking van het westers paradigma brengt, is echter het rug aan rug, resulterend in een eindeloze onduidelijkheid over hoe we moeten beginnen, bij christelijke theologie dan wel hedendaagse filosofie.

En op de achtergrond zien we nog steeds het onoplosbare dilemma van de gast. Enerzijds wordt hij gedwongen om te zwijgen over zijn hoogstpersoonlijke wijze van lezen, terwijl hij aan de andere kant gebruik maakt van christelijke tactiek om opgemerkt te worden zonder te worden ontdekt.

Foto: Ilya Rabinovich

Het antwoord is dit

De gast in onszelf is vóór alles een kunstenaar met woorden, omdat woorden het medium vormen waarmee hij zijn naam heeft leren verheimelijken, zijn twijfel verbergen en zijn gehalte aan angst benaderen door publiekelijk zijn eigen wens om mee te mogen doen binnen het westers paradigma te bekritiseren. Nostalgie naar een verloren paradijs belaagt de gast van meet af aan en gedurende zijn hele actieve leven in ballingschap.

Was getekend JOSEPH SEMAH

 




500 Jaar Reformatie ~ On Friendship / (Collateral Damage) II ~ The Guardians Of The Door (Juni-December 2017)


In 2017 wordt 500 jaar Reformatie groots herdacht. Stichting Metropool Internationale Kunstprojecten en beeldend kunstenaar Joseph Semah organiseren het artistiek, filosofisch project On Friendship / (Collateral Damage), deel II – The Guardians of The Door met kunst, performances, rondetafelgesprekken, lezingen en een publicatie. Een kritische reflectie op het beeld van Luther als ‘superstar’ en zijn betekenis toen en nu.

De Nieuwe Kerk, Joods Historisch Museum, Stedelijk Museum en het Goethe-Institut (allen Amsterdam) zijn partners in het project.

De Nieuwe Kerk
Reis in de tijd met interventie van Joseph Semah
500 jaar reformatie: een hedendaags antwoord op de 95 stellingen van Luther
Installatie, performance en rondetafelgesprek

Twee eerste schetsen voor een meterslange tafel met 95 eieren, 5000 meter wit garen, van Joseph Semah en de historische foto van de Wereldraad van Kerken in De Nieuwe Kerk 1948. Datum: Reis in de Tijd met Joseph Semah. Tentoonstelling:donderdag 13 juli – zondag 27 augustus 2017.

In 1517 zou Luther zijn stellingen op de kerkdeur hebben getimmerd. Voor de christelijke kerk en ook De Nieuwe Kerk heeft dit grote gevolgen gehad. De Nieuwe Kerk werd protestant, maar was in 1948 ook weer de kerk waar de oecumene voet aan de grond kreeg. De Wereldraad van Kerken vergaderde er voor het eerst.

500 jaar na dato zal Joseph Semah reageren op Luthers gedachtegoed en de betekenis ervan in zijn tijd en nu, waarbij hij, uiteraard ook de antisemitische teksten van deze kerkhervormer ‘meeneemt’. Voor De Nieuwe Kerk maakt hij een installatie en een performance met o.a. religieuze vertegenwoordigers. In zekere zin een verlaat antwoord van de kunst, zolang geweerd in de kerk.

Joods Historisch Museum
In het Joods Historisch Museum worden kunstwerken van Joseph Semah getoond uit de serie The Wandering Jew / The Wondering Christian en wordt een Gallery-talk georganiseerd.
Datum: half sept-december 2017

Het Stedelijk Museum
Voor het Stedelijk Museum zal Joseph Semah reageren op de collectie middels vijf performances, een workshop en een rondetafelgesprek.
Datum: 20, 21, 22 oktober 2017

Goethe-Institut
Vijf geheime installaties en gesprek.
Datum: najaar 2017

Najaar 2017. Publicatie: The Guardians Of The Door
Over de betekenis van Luther toen en nu.

Met teksten van:
Joseph Semah, beeldend kunstenaar; Dr. Arie Hartog, directeur Gerhard-Marcks-Haus in Bremen; Prof. Dr. Emile G.L. Schrijver, alg. dir. Joods Historisch Museum Amsterdam en Joods Cultureel Kwartier; Prof. Mr. Egbert Dommering, emeritus-hoogleraar informatierecht UvA; Prof. Dr. Ton Nijhuis, wetenschappelijk directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam; Linda Bouws, stichting Metropool Internationale Kunstprojecten; Prof. dr. F.M. (Maarten) Doorman, Bijzonder Hoogleraar Historische cultuur van Duitsland; Dr. Margriet Schavemaker, Manager Educatie, Interpretatie en Publicaties Stedelijk Museum Amsterdam; Jan Vos- LL.B MaLic Hans Rutten; Rick Vercauteren, conservator Stedelijke Kunstcollectie Venlo en Felix Villanueva.

Voor info: lindabouws@gmail.com

On Friendship / (Collateral Damage) II – The Guardians of the Door wordt mogelijk gemaakt door een bijdrage van Mondriaan Fonds, Gravin van Bylandt Stichting, Haëlla Stichting, de Vrijzinnige Fondsen en Kerk en Wereld.