17 maart 1941

Mijn verjaardag is weer voorbij. En hoe zal het volgend jaar zijn? Wie weet wat er allemaal gaat gebeuren. Het wordt vast en zeker een zwaar, onheilspellend jaar, vol gevaren, angst en dood. Je mag niet nadenken, moet van de ene dag in de andere leven, je geen zorgen maken voor morgen. Maar wie kan dat?

De dagen lengen, ’s ochtends mag je al om acht uur de verduistering verwijderen. Wat een geluk! Mijn tuintje ziet er alweer echt lenteachtig uit, het jonge groen komt bijna tevoorschijn. Het wonder der natuur ontroert me ieder jaar weer.

Zandvoort en andere plaatsen zijn nu voor ons Joden verboden, maar wie zou zin hebben om eropuit te gaan? Ook zwembaden mogen ons niet meer toelaten. Dat spijt me voor Coen en Sonja, ze houden zo van zwemmen. Maar ach, dat is het ergste niet. Als ze ons maar in onze huizen laten wonen en ons niet naar getto’s afvoeren en de mannen naar werkkampen. Hans is ook somber en zou weg willen, maar waarheen?

Vroeger dacht je dat je zorgen had. Wat waren ze in vergelijking met deze zorgen, in deze tijden? En toch houd je het hoofd koel, ben je blij dat je leeft en niet het lot van de Engelsen deelt die dagelijks in gevaar verkeren. Seyss-Inquart heeft vorige week een scherpe rede gehouden, op ons gescholden en Nederland gewaarschuwd dat bij een eventuele invasie [van de geallieerden] geen huis heel blijft.

Ook Hitler sprak in Oostenrijk dreigende, gevaarlijke woorden die geen twijfel laten bestaan over wat hij allemaal met ons van plan is. Zullen we de oorlog overleven? Vaak denk ik van niet. Mijn pessimistische woorden mag ik hier niet uitspreken, er is altijd nog hoop, maar ikzelf zie het somber in.

De voorjaarsschoonmaak staat voor de deur. De zin die er anders was, is er niet, maar iets moet er toch gebeuren. Gordijnen wassen en kasten schoonmaken. Waarom eigenlijk?

Over de onaardigheid van de kinderen wind ik me niet meer op. Ik zie minder, ben niet zo snel beledigd en ik kan het beter met ze vinden. Je leert tevredener te zijn, deze tijden leren je dat.
Belangrijkere zaken vragen om aandacht.




Holocaust Namenmonument Nederland

Holocaust Namenmonument Nederland

Ruim 102.000 slachtoffers van de Holocaust hebben na meer dan  75 jaar na de Tweede Wereldoorlog een eigen monument gekregen. In Amsterdam is een monument verrezen met alle namen van de Nederlandse Holocaustslachtoffers die geen graf hebben. Alle namen van Joden, Sinti en Roma die vanuit Nederland zijn vervolgd en gedeporteerd, alsmede gedeporteerde Nederlandse Joden woonachtig in andere landen, die in naziconcentratie- en vernietigingskampen zijn vermoord, alsook zij die zijn omgekomen door honger of uitputting tijdens transporten en dodenmarsen en waar geen graf van bekend is (lees ook: Welke namen komen er op het monument?). Daarmee heeft Nederland eindelijk een tastbaar gedenkteken waar 102.000 Joden en 220 Sinti en Roma zowel individueel als collectief kunnen worden herdacht.
Tot aan september 2021 kende Nederland geen monument waar elk individueel slachtoffer van de Holocaust met naam en toenaam wordt genoemd.

Massavernietiging

Tussen 1933 en 1945 zijn naar schatting 6 miljoen Joden en honderdduizenden Sinti en Roma omgebracht door de nazi’s. Van de 140.000 Joden die in 1940 in Nederland woonden, hebben er 102.000 de oorlog niet overleefd.

Niet alle Joden zijn vermoord in de gaskamers van vernietigingskampen zoals Auschwitz-Birkenau, Treblinka, Belzec, Majdanek, Chelmno en Sobibor. Velen zijn omgekomen door massa-executies, ziekte, honger, uitputting of het verrichten van slavenarbeid. Het Holocaust Namenmonument Nederland herdenkt al deze slachtoffers.

Ontwerp Holocaust Namenmonument

Het Nederlandse Auschwitz Comité heeft samen met de Pools-Joodse architect Daniel Libeskind op 16 december 2016 het nieuwe ontwerp voor het Holocaust Namenmonument Nederland gepresenteerd. Dit nationale monument is – meer dan 70 jaar na afloop van de Tweede Wereldoorlog – gerealiseerd in het hart van het Joods Kwartier in Amsterdam, daar waar het zich heeft afgespeeld.

Het monument omvat vier Hebreeuwse letters die samen het woord weergeven, dat ‘In herinnering aan’ betekent. Als bezoekers de gedenkplaats binnenkomen treden zij een labyrint van gangen tegemoet met aan beide zijden twee meter hoge bakstenen muren die de boodschap ‘In herinnering aan’ dragen. Op elk van de 102.000 stenen wordt een naam, geboortedatum en de leeftijd bij overlijden gegraveerd, zodanig dat de namen van de slachtoffers aanraakbaar zijn. De muren met namen dragen vier objecten van spiegelend roestvrijstaal.

Daniel Libeskind ontwerper Holocaust Namenmonument Nederland

Het Holocaust Namenmonument Nederland wordt ontworpen door de Pools-Amerikaanse architect Daniel Libeskind (Lodz, 1946). In New York zei Libeskind ‘vereerd’ te zijn met de uitnodiging voor Nederland een Holocaustmonument te ontwerpen.

Libeskind is de zoon van Holocaust-overlevenden. In 1964 emigreerde hij met zijn familie naar Amerika. Als architect verwierf Libeskind vooral bekendheid met zijn ontwerpen voor het Joods Museum in Berlijn en het masterplan voor de herbouw van het World Trade Center in New York. In mei 2013 werd Libeskind ook al aangewezen als architect van een Holocaust memorial in Columbus, de hoofdstad van de Amerikaanse staat Ohio.

Libeskinds studio ontwierp vele musea en andere culturele en openbare gebouwen verspreid over de wereld. Libeskind zelf bekleedde een groot aantal leerstoelen, onder meer aan de Universiteit van Toronto, waar hij als eerste de Frank O. Gehry leerstoel bezette. De lange lijst van prijzen die hij ontving, vermeldt ook de Hiroshima Kunst Prijs (2001) voor kunstenaars die in hun werk internationaal begrip en vrede propageren. De prijs was niet eerder aan een architect toegekend.

In 2011 hield Libeskind de achtste Nooit Meer Auschwitz Lezing in Amsterdam, bij welke gelegenheid hem de Annetje Fels Kupferschmidt Onderscheiding werd uitgereikt. De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan een persoon of organisatie die zich op buitengewone wijze verdienstelijk heeft gemaakt voor het realiseren van de doelstellingen van het Nederlands Auschwitz Comité.

Zie: https://www.holocaustnamenmonument.nl




Vreemdelingenregister 1918 Amsterdam

Paula Bermann in het Vreemdelingenregister Amsterdam 1918

 

 

 

 

 

 

 

 

Ouderdom: 23
Lengte: 1.60 m
Voorhoofd: gewoon
Haar: bruin
Wenkbrauwen: vol (?)
Ogen: gr.blauw
Neus: gewoon
Mond: idem
Kin: gewoon
Baard: –
Aangezicht: ovaal
Kleur: gezond
Godsdienst: I (Israëlitisch)
Bijz. teekenen: –




12 november 1941

Vaak heb ik geen zin om te lezen, om me echt te verdiepen. Ik ben afgestompt, brei ’s avonds liever, mijn lichaam moet steeds wat omhanden hebben, mijn geest is beneveld, afgesloten, denken verleer ik, je leeft van dag tot dag. Alle illusies heb ik als zeepbellen de lucht in geblazen, fantasie is een hallucinatie geworden.
Ik zie alleen maar duistere gestalten die ons Joden willen uitschelden, en elke nieuwe week zorgt voor nieuwe trieste verrassingen. De een zegt: ‘Óver drie maanden zijn alle Joden uit Nederland weg.’ De ander zegt: ‘Vanaf 1 januari mogen christelijke leveranciers niet meer bij Joden bezorgen.’ ‘Om te reizen moet je een reisvergunning aanvragen, de tram wordt ook verboden,’ enzovoort. Ik weet best dat het allemaal zal gebeuren, maar het lijkt wel of de een de ander alleen nog maar meer wil belasten. Alles laat me koud. Laat maar komen wat komt. Ik ben hard geworden, ik wil alleen maar dat we bij elkaar blijven, in dit huis. Al het andere is bijzaak. Als ik stilletjes in de kamer zit en rondkijk, dan komen onwillekeurig de tranen in mijn ogen en denk ik: Hoelang zal ik hier nog zijn?
[…]
Hitler heeft deze week gesproken aan de vooravond van de 9de november (die pogromnacht zal ik nooit vergeten). En zoals altijdheeft hij weer vreselijk afgegeven op de Joden. Wie het leest, begrijpt dat deze fanaticus tot alles in staat is. Totale vernietiging van de Joden. Met welk wapen is hem om het even; alleen zijn wraak- en haatgevoelens moeten worden bevredigd, medelijden
is hem vreemd. Wie heeft zo’n haat opgewekt bij deze man? Een van onze rasgenoten moet zwaar hebben gezondigd. Of is de Jood slechts een middel tot het doel, heeft een Jood hem nooit persoonlijk iets aangedaan?
Ik zou niet zodanig kunnen haten dat ik een heel mensenras zou kunnen vernietigen. Eigenlijk zou ik geen medelijden met de Duitsers mogen hebben, maar toch heb ik met de arme soldaten te doen die daar in het oosten bij deze kou gewond raken en sterven.




7 februari 1941

Een stille week vol kou, snijdende wind. Dit jaar duurt de winter lang. Het zal voor arme mensen moeilijk zijn, want kolen zijn moeilijk te krijgen. Mijn broer moest zijn kolen (vijf zakken) zelf halen op de fiets. Ja, de tijden zijn veranderd. Tegenwoordig is niet de klant koning maar de winkelier.

De kinderen eten veel brood. Ik zou nooit uitkomen als ik niet elke week bonnen kreeg voor twee broden. Ook mijn schoonmoeder stuurt er af en toe een paar die ze van kennissen krijgt die weinig brood eten. En ik krijg bonnen van een buurvrouw wier man we ervan verdenken pro-Duits te zijn. Hij tolkt voor Duitse officieren, ik heb hem een keer met hen gezien en soms staat er een Duitse auto voor de deur. Met die vrouw maak ik af en toe een praatje. Ze is gesloten, op zichzelf. Terloops vroeg ze me of ik veel kopzorgen heb over de bonnen. Ik zei: ‘Ja, met brood is het een heel gedoe.’ Sindsdien gooit ze elke zaterdag broodbonnen door de brievenbus.
Ik vind dat heel aardig, maar toch benauwt het me. Want zij weten dat wij Joden zijn en zij sympathiseren met Duitsland. Of is zij alleen pro-Duits en geen NSB’er? Er zijn ook NSB’ers die het Joodse vraagstuk een schande vinden. Of heeft ze medelijden met ons en heel andere ideeën dan haar man? Ze is zonderling en je zou het je bij haar kunnen voorstellen. Of maakt ze zichzelf diep in haar hart verwijten dat het zover is gekomen en wil ze mij zo haar sympathie laten blijken?
Ik schaam me ervoor bonnen van haar aan te nemen, maar Coen zegt: ‘Ze weigeren zou een belediging zijn, je weet toch niet precies hoe het zit. Tussen pro-Duits en Jodenhaat bestaat een groot verschil. Deze vrouw vindt vast en zeker dat de Joden onrecht wordt aangedaan en wil op haar manier de schuld lenigen die haar geen rust geeft.’
Ik schaam me ervoor, voel me er eerloos bij. Maar omdat ik vogelvrij ben, moet ik de judasbonnen wel aannemen, beledigen mag je deze mensen niet. Ze kunnen ons schade berokkenen.

In Hilversum schijnt een soldaat die op wacht stond op slinkse wijze te zijn beschoten. Omdat de dader ontkwam en zich niet meldde, werden er 35 burgers gearresteerd, onder wie enkele artsen. Een laffe daad, nu moeten onschuldige mensen ervoor boeten. Als hier in Amsterdam alles maar rustig blijft. Gebeurt er wat, dan moeten Joodse mensen er ongetwijfeld voor boeten. Daarom vind ik zulke daden verschrikkelijk en verafschuw ik ze. Niemand heeft er profijt van, ze richten alleen maar veel schade aan.




Najaar 2022 verschijnt het dagboek bij Musketier Verlag (Bremen)

Die deutsche Jüdin Paula Bermann, die in den Niederlanden beheimatet war, führte von 1940 bis 1944 ein Tagebuch. Das Tagebuch ist ein beklemmender Bericht über die Welt im Krieg, ihre niederländische Familie, ihre Familie in Deutschland und das heraufziehende Elend. Sie ist politisch sehr gut informiert und beschreibt detailliert den Alltag in Amsterdam und ab 1942 aus dem Versteck in Jutphaas. Zwischen den Zeilen sind ihre Ängste und Sehnsüchte und ihre Abneigung gegen eine aufgezwungene Identität zu lesen: sowohl deutsch als auch jüdisch. Als Deutsche wird sie misstrauisch beäugt, als Jüdin gejagt. Bermanns Tagebucheinträge sind durchdrungen von Melancholie, Wut, Sorge um ihre Kinder, Abneigung gegen ihre Landsleute und Angst vor Verrat.

Noch nie hat es eine so leidenschaftliche und präzise Beschreibung eines Lebens in den besetzten Niederlanden gegeben, geschrieben von einer deutschen Jüdin. Das Tagebuch endet abrupt: Im Frühjahr 1944 werden Paula, ihr Mann Coen und ihre Tochter Inge verraten, verhaftet und über Westerbork nach Bergen-Belsen deportiert. Kurz vor der Befreiung sterben Paula und Coen. Ihre drei Kinder überleben den Krieg.

Paula Bermann – Die Entgleiste Welt. Musketier Verlag, Bremen 2022. ISBN 978-3-946635-67-3. Euro 24,90