Dit land


De wijsvinger van de linkerhand priemt naar de koeling.
‘Is dit echt?’, vraagt ze.
Ik kijk naar het aangewezen bakje.
‘Ik neem aan dat het echt is’, zeg ik wat onhandig.
‘Het is niet echt’, zegt ze aangebrand, ‘dit bestaat niet.’
‘Nu wel’, probeer ik opgewekt.
Ze kijkt me aan.
‘Dit is niet grappig,’ zegt ze luid.
Ik haal mijn schouders op.
‘Dit land gaat kapot.’
Ze pakt haar rollator.
‘Ananasaardbeien. Idioten.’

Bookmark and Share

Wandelen


Voor een buurvrouw die door een valpartij haar heup heeft gebroken, mochten we een rollator halen. Op de Jacob Craandijkbrug vroegen we ons af waaraan deze meneer een brug verdiend heeft.
Blijkt dat ie het wandelen heeft uitgevonden.
Er zijn controversiëlere redenen.

Zie: www.jacobuscraandijk.nl

‘Wandelen.
Het klinkt zo vanzelfsprekend, maar we doen het nog niet zo lang. In de tweede helft van de 19e eeuw is Jacobus Craandijk de eerste echte wandelpionier. Tussen 1874 en 1888 trekt hij te voet door heel Nederland. In zijn zwierige stijl beschrijft hij 75 wandeltochten, tekenaar Piet Schipperus maakt er 126 prachtige litho’s bij. De zeven kloeke delen van de Wandelingen door Nederland met pen en potlood zijn het resultaat, samen vormen ze een standaardwerk. Craandijk, in het dagelijks leven doopsgezind predikant, toont zich ook op wandelgebied een voorganger.’

Noot: de zeven delen zijn te lezen in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren: https://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=craa001wand01

Bookmark and Share

Donderdag


De dreumes loopt een paar meter voor me. Zijn knuistje in de hand van zijn moeder.
Hij kijkt naar de bomen. Naar de gracht.
‘Welke kleur heeft je werk?’, vraagt ie opeens.
Zijn moeder lacht.
‘Welke kleur heeft mijn werk?’, herhaalt ze.
‘Grijs’, zegt ze dan.
Ze beseft zo te horen dat ze haar hummel hiermee ieder perspectief op een vrolijke toekomst afpakt, want, legt ze uit, ‘Ik bedoel, ik werk op een kantoor met grijze muren.’
Ja, dan kun je niet wachten op later.

Bookmark and Share

Terras


‘Vanaf mijn twaalfde denk ik, wat ben ik een wanhopig gebeuren.’
Ze lacht. Ze kijkt naar haar vriendin en dan naar haar glas.
‘Ik was bang. Ik was dit en was dat. Je hebt dan al achtduizend tikken op je hoofd gehad en al tienduizend ruzies meegemaakt.’
Ze neemt een slok. Haar vriendin steekt een sigaret op.
‘Ik weet nog dat toen ik acht was mijn broertje werd geboren. Ik zei iets tegen mijn vader dat hem niet beviel. Toen sloeg hij de deur van de wc tegen mijn hoofd.’
Ze houdt het glas even wat schever.
‘Ik dacht, dit is hard en mijn moeder is er niet.’
Ze neemt nog een slokje.
‘Nou, dan weet je het wel. Het wordt een pittige kluif.’
Ze kijkt naar buiten.
De lucht is grijs.
Lichtgrijs.

Bookmark and Share

Eerste liefde


Deze week werd ik erop gewezen dat je herinneringen zo nu en dan gekleurd worden door dromen die je koestert.
De rouwkaart vertelde dat een vroegere buurvrouw uit het dorp waar ik opgroeide op achtenzeventigjarige leeftijd is overleden.
Met die kaart viel een mooi verhaal in duigen.
Jarenlang heb ik geloofd en verteld dat die buurvrouw mijn kleuterjuf was. Dat zij de juf was die mij zich thuis liet voelen in het dorp waar we kwamen te wonen, dat zij de juf was die me vertelde dat ik op school Nederlands moest spreken, maar dat ik tegen haar stiekem wel Fries mocht blijven gebruiken. De juf die je wilt hebben als je dan toch naar school moet.
Er klopt niets van het verhaal. Ik was een jaar of negen toen we verhuisden binnen het dorp en daar, op die nieuwe plek, werd de kleuterjuf onze buurvrouw.

Ik kwam graag bij die nieuwe buren, dronk er een kopje thee en speelde met de kleinere kinderen die er rondhuppelden.
Mijn zus sloopte mijn herinneringen toen ik haar deze week belde om het overlijden van de buurvrouw te melden. Maar zei daarna: ‘Ach, dat was jouw eerste liefde. Je kwam altijd vrolijk terug van een bezoek aan haar. Weet je niet meer dat we je daarmee plaagden?’
Ontkennen is altijd al een sterke eigenschap van me geweest.
‘Je vertelde niet alleen waar jullie het over gehad hadden. Maar ook welke jurk ze aan had bijvoorbeeld. Wij hadden daar altijd plezier om.’
Tot troost meldde ze dat mijn ontluikende hartje niet verkeerd gemikt had.
‘Maar je had gelijk, hoor. Het was een slimme,mooie vrouw.’
Mijn kleuterjuf.

Bookmark and Share

Spinoza en Amsterdam in symbiose


Baruch Spinoza (1632-1677

De uit de Joodse gemeenschap gestoten filosoof Baruch Spinoza, of Benedictus, zoals hij zichzelf na de verbanning hernoemde, wordt vaak gezien als een icoon voor de 17e-eeuwse Nederlandse Republiek, die op haar beurt een icoon vindt in de stad Amsterdam. Spinoza (1632-1677) is opgegroeid in het tolerante Amsterdam, ontwikkelde zich er tot filosoof (naast handelaar), en trok zich daarna meer en meer terug om lenzen te slijpen en verder te denken. ‘Verder’, in dit verband, betekent onvoorstelbaar veel verder, voorbij tot dan toe bestaande limieten van het denken. Spinoza’s denken is daarom wel omschreven als een anomalie. Antonio Negri deed dat in Savage Anomaly: The Power of Spinoza’s Metaphysics and Politics, om aan te geven hoe ver Spinoza ging in het doorbreken van bestaande kaders. Hij was niet zozeer vernieuwend als wel nieuw – werkelijk nieuw. Het onvoorziene en principieel niet te voorziene ‘nieuwe’ impliceert volgens Gilles Deleuze de sprong van virtueel naar actueel. Beide zijn reëel, maar alleen het laatste is werkelijk kenbaar, voelbaar, traceerbaar, denkbaar. In het kader daarvan was Spinoza’s denken dramatisch in een zin die aan dat woord is gegeven door Gilles Deleuze. ‘Dramatisatie’  voor Deleuze is de handeling of het denken door middel waarvan het virtuele actueel wordt, dat wil zeggen: waardoor het voorheen ondenkbare denkbaar wordt.[i]

De vragen die ik naar aanleiding hiervan stel zijn: gebeurde dat nu toevallig door Spinoza in Amsterdam, gebeurde dat door Amsterdam, of gebeurde dat door Spinoza in symbiose met Amsterdam? Als het dat laatste is dan kan Amsterdam zelf een vorm zijn van Deleuzes ‘dramatisatie’; dan kan zich in Amsterdam een handeling hebben voltrokken die wat virtueel was, actueel maakte. Dan is Amsterdam nog steeds nieuw gebouwd in concrete zin, als een uit het water getrokken of in de grond gestampte stad. Maar in dat geval is Amsterdam ooknieuw in conceptuele, filosofische zin. De relatie tussen Amsterdam en Spinoza wordt daarmee een dramatische relatie, omdat ze onverbrekelijk met elkaar handelen of tezamen onverbrekelijk in een dramatische handeling zijn verbonden. Dat is een ander soort relatie dan een relatie waarin de twee op elkaar reflecteren of elkaar bespiegelen, of waarin de een verschijnt in het kader van de ander. Toch is het vaak in zo’n visueel kader waarbinnen de twee in relatie tot elkaar zijn geschetst. Amsterdam is veelal het ‘toneel’ waarop Spinoza verschijnt. Dat is onmiddellijk een begrijpelijk beeld dankzij een millennium oude metafoor die in hedendaagse studies als kenmerkend wordt gezien voor de 16e en 17e eeuw: die van de theatrum mundi. Is dat een adequaat beeld; en is die theatrum mundimetafoor zo kenmerkend?

1. Theatrum Mundi of geschiedenis maken
Een van de dominante metaforen waarmee het wereldbeeld van zowel renaissance als barok wordt aangeduid is die van het leven als schouwtoneel. Erika Fischer-Lichte is slechts een van de velen die dat aangeeft, bijvoorbeeld inHistory of European Drama and Theatre. De metafoor heeft een stoïsche origine, maar het christendom geeft daaraan een neo-Platoonse invulling. Daardoor krijgt wat voor de stoïci een levenshouding was, bij christenen een ontologische status. De stoïsche levenshouding die zit vervat in deze metafoor kwam hierop neer: een gelijkmatige of onverstoorbare houding ten opzichte van de grillen van het lot kon het best worden volgehouden als de wereld werd gezien op afstand, als bij een toeschouwer die naar een toneelstuk kijkt. De metafoor is hier werkelijk een vergelijking. De werkelijke wereld was voor de Stoïci niet theatraal in de zin van poëtisch of artificieel. De wereld was datgene waarin geschiedenis moest worden gemaakt of de wereld die door de geschiedenis moest worden gemaakt. Een van de grote bezwaren van Cicero tegen het door Lucretius zo briljant verdedigde Epicurisme in De Rerum Natura was dat daarin “historia muta est”, zoals Cicero het formuleerde (in De finibus II, 21). De Romeinen die aan de basis stonden van een imperium hielden zeker van spektakel. Maar hun core business was geschiedenis maken, in een werkelijke wereld. De narigheid die dat met zich mee bracht, moest standvastig worden doorstaan en daartoe kon het helpen de wereld metaforisch op afstand te houde, te bezien als een theater.

Hoe anders wordt dat in de christelijke middeleeuwen, of beter daardoor. De metafoor van de wereld als schouwtoneel wordt dan ofwel synecdoche of metoniem. Het aardse leven, het leven in en van de wereld, wordt in het christendom gezien als illusoir. Het werkelijke leven wordt pas gerealiseerd in het hemelse domein, of in de hemelse stad: Jeruzalem. Het theater dat zich in de wereld hier beneden afspeelt, en daar een onderdeel van uitmaakt, is daarmee synecdoche voor de onwerkelijkheid van de omvattende wereld. Maar het theater grenst ook aan het werkelijke leven van alledag. Als zodanig is het een metoniem voor de artificiële, soms zelfs bedrieglijke aard van al het maatschappelijke bestaan. In die illusoire, bedrieglijke wereld is werkelijke geschiedenis, een geschiedenis die de wereld maakt, muta: ze is zwijgend, of onmogelijk. Read more

Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives