CDA: een niet onbelangrijke programmatische verandering
Op 9 juni 2010 vond wederom een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaats. In totaal 9.442.977 kiesgerechtigden (opkomstpercentage 75,4) maakten letterlijk of figuurlijk de gang naar het stemlokaal, van wie er 9.416.001 een geldige stem uitbrachten. Zij hadden de keuze uit een aanbod van 18 politieke partijen of kandidatenlijsten, zij het dat niet in alle (19) kieskringen al deze lijsten zich aan de kiesgerechtigden presenteerden. Van de deelnemende partijen slaagden er tien in voldoende stemmen te behalen om vertegenwoordigers naar de Tweede Kamer te mogen afvaardigen. De VVD werd nipt de grootste partij met 31 zetels, gevolgd door de PvdA (30), de PVV (24), het CDA (21), de SP (15), GroenLinks (10), D66 (10), CU (5), de PvdD (2) en de SGP (2).
Dat deze uitslag en verdeling van zetels over de partijen zou leiden tot een verre van eenvoudige kabinetsformatie, was direct duidelijk. De uitkomst van het (in)formatieproces was vervolgens hoogst opmerkelijk: een bijzonder minderheids- of misschien toch meerderheidskabinet gevormd door twee partijen vertegenwoordigd in de coalitie (VVD en CDA), maar met steun in de Tweede Kamer van de PVV. In twee documenten werden afspraken vastgelegd die de basis dienden te vormen van deze bijzondere samenwerking: een Regeerakkoord met als motto ‘Vrijheid en Verantwoordelijkheid’ en een Gedoogakkoord.
De vorming van het kabinet-Rutte-Verhagen, met VVD-leider Mark Rutte als eerste liberale minister-president na bijna een eeuw tijd, maakt het extra interessant om de verkiezingsprogramma’s van 2010 nog eens op een aantal punten nader te bezien en te vergelijken met standpunten van 2006. Het doel van deze slechts als illustratie bedoelde vergelijking is duidelijk te maken dat de inhoud van die programma’s interessanter en betekenisvoller is dan menig kiezer, commentator en onderzoeker, en wellicht zelfs politicus, lijkt te denken. Gezien de samenstelling van het nieuwe kabinet ligt voor de hand om de visie van de VVD en het CDA ten aanzien van religie in het algemeen en de islam in het bijzonder onder de loep te nemen. De eerste bijlage van het Gedoogakkoord opent niet helemaal toevallig met de volgende constatering: “De drie partijen VVD, PVV en CDA verschillen van mening over aard en karakter van de islam”.
De VVD schrijft in haar verkiezingsprogramma van 2010 dat niet één bepaalde cultuur maar de rechtsorde als leidend moet worden genomen:
Liberalen kijken niet naar geloof maar naar gedrag, niet naar iemands afkomst maar naar zijn toekomst, en niet naar de groep maar naar het individu. (…) De VVD bemoeit zich in beginsel niet met religie, maar accepteert niet dat onder de vlag van religie inbreuk wordt gemaakt op onze kernwaarden, onze democratische rechtsorde en de bijbehorende instituties en wetten. Shariarechtspraak is fundamenteel in strijd met onze rechtsstaat en voor de VVD onacceptabel. (p.6)
Het gedrag van een individu moet aldus in overeenstemming zijn met de regels van de rechtsorde, ongeacht tot welke groep men behoort. In 2010 wordt echter niet meer uitgesproken dat iedereen zich moet gedragen naar Nederlandse waarden en normen, zoals in het programma van 2003 nog te lezen is. Hieruit zou men kunnen afleiden dat de VVD in 2010 terugkeert naar een meer klassiek liberaal standpunt, waarbij het gedrag van een individu wordt beoordeeld aan de hand van de regels van de (publieke) rechtsorde en de culturele opvattingen van een persoon behoren tot zijn privé-domein.
Een vergelijking van standpunten van het CDA door de tijd kan duidelijk maken of ook deze partij in haar positie ten aanzien van religie een verandering heeft ondergaan. Het CDA schrijft in zijn verkiezingsprogramma van 2006:
Religieuze gemeenschappen versterken onderlinge bindingen, het saamhorigheidsgevoel, en inspireren mensen om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Dat geldt ook voor islamitische instellingen, waaronder scholen. (p.26)
En:
Godsdienst en levensovertuiging zijn een bron van inspiratie om het leven vorm te geven vanuit diepere waarden en bezieling. Daarvoor moet volop ruimte zijn. Naast de joodse, christelijke en humanistische traditie maken de islam, het boeddhisme, hindoeïsme en andere levensbeschouwingen deel uit van onze samenleving. (p.40)
In het CDA-programma van 2010 staat te lezen:
Wie naar Nederland komt mag in vrijheid zijn geloof belijden. Want hij komt in een samenleving waar de joods-christelijke en humanistische traditie en cultuur de samenleving kleuren. Dat betekent dat de Westerse cultuur en waarden en normen leidend zijn voor de samenleving. (p.13)
Uit de vergelijking van de beide passages valt af te leiden dat het CDA in vier jaar tijd een niet onbelangrijke programmatische verandering heeft ondergaan, een verandering die overigens al wat eerder in de tijd een aanvang heeft genomen. In 2006 wordt de islam nog expliciet genoemd als één van de religieuze gemeenschappen die functioneren als cement van de samenleving. Vier jaar later lijkt die op behandeling van godsdiensten op voet van gelijkheid te zijn verlaten en neemt het CDA een positie in die opmerkelijke gelijkenis vertoont met de opvatting van wijlen Pim Fortuyn, die in bijvoorbeeld De islamisering van onze cultuur. Nederlandse identiteit als fundament (2001) eveneens de opvatting verkondigde dat de joods-christelijke humanistische cultuur leidend moeten zijn voor de Nederlandse samenleving. Het CDA geeft overigens in zijn programma geen antwoord op de vraag wat de maatschappij of overheid te doen staat als een groep personen in vrijheid hun geloof belijden en deze religie niet of niet geheel overeenstemt met de leidende Westerse cultuur en waarden en normen.
Voor het antwoord op die vraag kunnen we terecht bij de PVV. In het programma van de PVV wordt namelijk expliciet gekozen voor bestrijding van de islam (zie paragraaf ‘Kiezen voor islambestrijding en tegen de massa-immigratie’). De PVV maakt daarbij geen onderscheid tussen de islam en een gematigde islam; “wat zeker niet bestaat is een gematigde islam”. Aldus gaat de PVV onder aanvoering van Geert Wilders een stap verder dan Fortuyn, die zich uitdrukkelijk eerst en vooral afzette tegen het fundamentalisme van of binnen de islam.
Gezien de opmerkelijke samenstelling van (de steun voor) het kabinet-Rutte hebben we er hier voor gekozen om heel beknopt de visies van het VVD, CDA en PVV ten aanzien van de Westerse cultuur en de houding ten opzichte van de islam te belichten. De notie van de joods-christelijke humanistische cultuur als leidend voor de Nederlandse samenleving wordt in 2010 door het CDA en de PVV gedeeld, maar niet door de VVD. Bovendien spreekt de PVV uit dat zij de joods-christelijke humanistische cultuur wil afdwingen door de islam actief te bestrijden.
Bij het lezen van de verkiezingsprogramma’s van 2010 zijn nog tal van andere interessante aspecten te ontdekken van andere partijen. Die interessante en politiekrelevante facetten tonen zich bij een programvergelijking voor het jaar 2010, maar zeker niet minder als de verkiezingsprogramma’s van 2010 worden vergeleken met die van de betrokken partijen in eerdere jaren. De bundel (zie: hieronder) maakt de eerste soort van vergelijkingen en analyses mogelijk, terwijl eerdere bundels de niet minder belangwekkende vergelijking door de tijd heen mogelijk maken.
—–
De verzameling verkiezingsprogramma’s van 2010 – in de papieren versie de integrale overname van de programma’s van die partijen die na 9 juni 2010 verkozen waren in de Tweede Kamer, in de bijgeleverde cd-rom deze programma’s plus die van de overige deelnemende partijen – is tot stand gekomen met medewerking van de betrokken partijen, en met steun van het Instituut voor Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden, het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen van de Rijksuniversiteit Groningen, en het Montesquieu Instituut. Publicatie van deze bundel inclusief cd-rom is mogelijk gemaakt door het Montesquieu Instituut.
11 mei 2011: De bundel met alle verkiezingsprogramma’s verschijnt over enkele weken bij Rozenberg Publishers. Alle partijprogramma’s worden dan ook online geplaatst.