De Bananeneter van Romainville ~ Veganisme in een anarchistische kolonie
In het begin van de vorige eeuw ontstonden in Frankrijk de eerste anarchistische leefgemeenschappen, ook kolonies genoemd, die vaak ook het veganisme propageerden en in praktijk brachten. De kolonie in het dorpje Romainville bij Parijs was in de jaren tien een van de vele kolonies in Frankrijk. Het leven in de kolonies kon naar eigen wil en keuze worden ingevuld, al zal niet overal geëxperimenteerd zijn de vergaande vormen van veganisme zoals in Romainville.
Initiatiefnemer was de fanatieke veganist André Lorulot (1885-1963), rond 1910 redacteur van het tijdschrift l’anarchie. Niet alle bewoners van de leefgemeenschap deelden zijn enthousiasme voor de extreme vorm van veganisme die hij propageerde en die hij als wetenschappelijk beschouwde.
Vegetarisme bestaat al sinds de oudheid. Pas in de negentiende eeuw ontstond met name in Frankrijk een beweging die het veganisme propageerde – ook al kwam de term pas later in gebruik – en in het begin van de vorige eeuw ontstonden een aantal veganistische leefgemeenschappen. De bewoners waren voor het merendeel afkomstig uit het anarchistische milieu. Voor de Eerste Wereldoorlog telde Frankrijk zo’n tiental van deze leefgemeenschappen, verspreid over het land, die voor korte of langere tijd hebben bestaan. In die jaren, waarin veel plattelandsbewoners naar de steden trokken, moet het niet moeilijk geweest zijn ergens een leegstaand buurtschap of enkele lege boerderijen te vinden. Het aantal bewoners per kolonie bedroeg meestal enige tientallen.
Veganisme in Frankrijk
De eerste anarchistische kolonie in Frankrijk was gevestigd bij het dorpje Vaux (dep. Aisne), tussen 1903 en 1909. In 1911 ontstond in Bascon, een dorp in de buurt, een naturistische, veganistische kolonie. Stichter van deze communes was Louis Rimbault (1877-1949). De belangrijkste propagandist van deze kolonie was Jean Labat (1892-1932), vanwege zijn lange haar en baard plaatselijk bekend als Jezus Christus. Hij maakte foto’s van de kolonie en haar bewoners, die hij als ansichtkaarten verkocht.
Een andere belangrijke propagandist van het veganisme was George Butaud (1868-1926), die in 1923 in de kolonie in Bascon ging wonen. Daarnaast begon hij in Parijs een veganistisch restaurant, het Foyer Végétalien (40 Rue Mathis), waar ook een slaapzaaltje en een bibliotheek waren gevestigd en waar cursussen Esperanto, scheikunde, natuurkunde en Frans werden gegeven. Samen met Rimbault en de anarchiste Sophie Zaïkowska (1880-1939) stichtte Butaud in 1923 bij Luynes in het departement Indre-et-Loire, een zelfvoorzienend veganistisch dorp: Terre Libérée. Ongeveer twintig mensen woonden permanent in de kolonie, per jaar kwamen er tussen de twee- en driehonderd bezoekers, o.a. voor cursussen. Ondanks diverse interne ideologische conflicten en de oorlog, bleef de kolonie tot 1949 bestaan.
Anarchistisch tijdschrift
In 1911 had Louis Rimbault het wel gezien met het communeleven in Bascon. Bij lokale arbeiders in de omgeving had hij weinig belangstelling ondervonden voor zijn opvattingen over anarchistisch federalisme. In Parijs vond hij een baantje in een garage en maakte hij kennis met een aantal anarchisten die betrokken waren bij het tijdschrift l’anarchie. De redactie daarvan was gevestigd in een pand in de Rue du Chevalier de la Barre, vlakbij de Sacré-Coeur, waar ook de drukpers stond en lezingen konden worden gehouden.
L’anarchie was in 1905 opgericht door de typograaf en actieve anarchist Albert Libertad (pseudoniem van Albert Joseph, 1875-1908), die in die tijd in Parijs populaire lezingen over het anarchisme hield. In l’anarchie – oplage zo’n vierduizend exemplaren – pleitte hij voor een individualistisch anarchisme en verzette hij zich tegen de bestaande maatschappijvorm, loonarbeid, huwelijk, dienstplicht, verkiezingen, roken, alcohol en het eten van vlees. Hij was tegenstander van het anarchosyndicalisme omdat deze strijdwijze slechts tot lotsverbetering van de arbeiders zou leiden, en aan de bestaande maatschappelijke ongelijkheid niets zou veranderen.
Illegalisme
De sinds zijn geboorte kreupele Libertad was door zijn agitatie en propaganda een voortdurende doorn in het oog van autoriteiten, politie en justitie. Op een avond werd hij door agenten zo hard in elkaar geschopt, dat hij aan de gevolgen ervan overleed. Het redacteurschap van l’anarchie ging over naar Maurice Vandamme (1886-1974), die al eerder bijdragen voor het blad had geschreven onder het pseudoniem Mauricius. Deze zette het redactionele beleid van Libertad voort, samen met zijn vriendin Rirette Maîtrejean (1887-1968). Zij schreef felle artikelen waarin zij de maatschappelijke positie van vrouwen
bekritiseerde en pleitte voor vrije liefde, iets wat zij ook in praktijk bracht. Een andere medewerker was de fanatieke alcoholbestrijder en veganist André Roulot, die schreef onder het pseudoniem André Lorulot. Mauricius en Lorulot waren pleitbezorgers van individuele en gemeenschappelijke, indien nodig gewelddadige verzetsdaden tegen de heersende maatschappelijke orde. Dit illegalisme, waarbij anarchisten ook inbraken en overvallen pleegden met het doel de maatschappelijke orde te ondermijnen, zorgde ook voor financiële armslag voor de anarchistische beweging.
Romainville
In het pand van l’anarchie in Parijs groeide het groepje rond Mauricius en Maîtrejean uit tot een kleine leefgemeenschap. Onder hen de in Brussel geboren Victor Kibaltchiche, van Russische afkomst, later bekend geworden als de schrijver Victor Serge (1890-1947), die al in l’anarchie schreef onder het pseudoniem Le Rétif (de weerspannige).
Nadat Mauricius als redacteur was opgestapt verhuisde de commune in 1909 op initiatief van Lorulot naar Romainville, een landelijk dorpje zo’n twee kilometer ten noordoosten van Parijs. In een groot huis met twee verdiepingen aan de Rue Bagnolet, kwam de drukpers van l’anarchie te staan, werden het redactielokaal en een kleine winkel voor de verkoop van revolutionaire publicaties gevestigd. De drukpers werd ook gebruikt voor het drukken van valse identiteitspapieren. Het huis had een binnenplaats en een ruime tuin met fruitbomen, waar als het weer het toeliet, matinées en soirées werden gehouden met gezamenlijke maaltijden, zang, dans en discussies.
Neem en eet
Naast woning voor de commune werd het huis een tijdelijke aanloopplek voor rondtrekkende geestverwanten of gelijkgestemden die zonder woonruimte zaten en kameraden die zich voor korte of langere tijd voor de politie schuil wilden houden. In de tuin werd een grote moestuin gecreëerd, waarmee men probeerde in eigen onderhoud te voorzien. Lukte dat niet, dan hanteerde men het neem-en-eet-principe. Om het inkomen van de commune aan te vullen pleegden enkele nieuwkomers geregeld inbraken waarna de buit in Parijs van de hand kon worden gedaan.
Vaste bewoners waren, naast Lorulot, Maîtrejean en Kibaltchiche, de militante anarchist Raymond Callemin, een jeugdvriend van Kibaltchiche, Jean de Boe en Eduard Carouy, ook afkomstig uit Brussel, en de dienstweigeraar Octave Garnier en diens vriendin Jeanne Belardi en haar dochtertje. Uit de kring rond l’anarchie kwamen René Valet en Anna Dondon. Callemin, Garnier, Carouy en Valet gebruikten de tuin ook voor schietoefeningen.
Olijfolie
De leefgemeenschap was strikt veganistisch. Met name Lorulot maakte zich hiervoor sterk. Eerder had hij in een veganistische kolonie in Saint Germain-en-Laye gewoond, maar daar werd zijn gedrag door de andere bewoners niet altijd gewaardeerd. Terwijl anderen aan het werk waren, bleek Lorulot vaak naakt in een boom te zitten waar hij een zonnebad nam, zoals hij het noemde. ‘Jullie zijn de behoeftigen, jullie werken, ik ben de hersens, ik denk’, zo verantwoordde hij zijn gedrag. Naakt door de bossen wandelen was een van zijn favoriete bezigheden.
In Romainville dronk men geen alcohol, geen koffie en thee, maar alleen water. De maaltijden bestonden uit rijst, maïs of havermoutpap en geraspte groenten, zonder zout, peper of azijn. Om fit te blijven deed men gymnastiekoefeningen en werden lange wandelingen of fietstochten gemaakt. Sommige van de bewoners, onder wie Lorulot, experimenteerden met fruitisme, het eten van alleen maar fruit. Volgens hem was het eten van één banaan per dag de meest complete en natuurlijke voeding en genoeg voor een menselijk lichaam. Wanneer iedereen daartoe over zou gaan, dan zouden er geen kapitalisten meer zijn, geen arbeiders en geen fabrieken en stakingen. Lorulot wilde een ‘vie naturelle’ leiden gebaseerd op wetenschappelijke grondslag. Hij adviseerde zelfs geen water te drinken maar alleen olijf- of zonnebloemolie. Het feit dat sardientjes lange tijd in olie bewaard konden worden bewees immers dat het menselijk lichaam door het drinken van olie langer mee zou gaan, zo stelde hij.
Wetenschap
De opvattingen van Lorulot leidden tot spanningen binnen de groep. Voor de anarcha-feministische opvattingen van Rirettte Maîtrejean kon hij weinig waardering opbrengen. Hij stelde zich autoritair op en drong de anderen zijn dieet op. Maîtrejean en Kibaltchiche weigerden af te zien van het drinken van koffie en thee. Maîtrejean zette grote vraagtekens bij het ‘wetenschappelijke’ gehalte van de beweringen van Lorulot.
Deze leidde zijn denkbeelden af uit het werk van Duitse wetenschappers als Ernst Haeckel en Ludwig Büchner die publiceerden over natuur, psychologie, darwinisme, fysiologie, natuurbeleving en biologie. In Nederland verschenen de boeken van beiden in de jaren twintig in roofdruk bij De Roode Bibliotheek van Gerhard Rijnders, uitgever van De Vrije Socialist.
Schreeuw om opstand
De irritaties in de leefgemeenschap liepen steeds verder op. Maîtrejean en Kibaltchiche kregen genoeg van het zout- en peperloze dieet en besloten voortaan apart te eten. Lorulot ergerde zich steeds meer aan het gedrag van de illegalisten Callemin, Carouy, Valet en Garnier. Hoewel hij voorheen het illegalisme had omarmd, kon hij zich met hun ideologische opvattingen over strijdwijze niet langer verenigen en besloot hij te vertrekken. Het redacteurschap van l’anarchie kwam nu bij Maîtrejean en Kibaltchiche te liggen. De laatste verzette zich al enige tijd tegen het individualisme in de kolommen van l’anarchie. Hij wilde het tijdschrift een breed sociaal karakter geven, maar daar wilden de illegalisten weer niet aan. Vooral Callemin pleitte voor harde, doeltreffende aanvallen tegen het bestaande systeem. Hij en de andere illegalisten wilden hun ‘schreeuw om opstand’ luid laten horen en de bestaande maatschappij vol treffen. Maîtrejean en Kibaltchiche vonden dat acties zoals roofovervallen het systeem niet zouden kunnen ondermijnen. In september 1911 begaf de drukpers van l’anarchie het. Rirette Maîtrejean en Kibaltchiche besloten daarop de commune te verlaten en vonden een nieuwe redactieruimte in de Rue du Fessart in Parijs.
Autobandieten
Callemin, Carouy, Garnier en Valet vertrokken naar verschillende adressen in Parijs en omgeving. Nadat ze kennis hadden gemaakt met de uit Lyon afkomstige chauffeur Jules Bonnot kwamen hun opvattingen over anarchistische actiemethoden in een stroomversnelling.
Op 22 december 1911 pleegden ze in de Rue Ordener in Parijs de eerste gewapende overval in de geschiedenis waarbij gebruik gemaakt werd van een auto. Bij deze overval en daaropvolgende overvallen werd door Garnier en Bonnot iedere keer de beste auto die ze konden vinden gestolen.
Met een serie even spectaculaire als gewelddadige overvallen hield de ‘Bende van Bonnot’, oftewel de Autobandieten, Frankrijk maandenlang in de ban. Directe, onverholen aanvallen op banken en vermogende burgers maakten deel uit van de werkwijze.
Dit ‘anarchisme van de daad’ werd destijds in brede anarchistische kring veelal veroordeeld. Doordat hun acties niet alleen de bourgeoisie troffen, maar er ook onschuldige slachtoffers bij vielen, had de groep al gauw veel sympathie verloren. Voor zowel de sensatiepers als de serieuze kranten was de groep maandenlang voorpaginanieuws.
De geschiedenis van de Autobandieten zou op tragische wijze eindigen. Na hun arrestaties en veroordelingen werden Callemin en André Soudy geëxecuteerd. Bonnot, Garnier en Valet stierven tijdens een tweetal belegeringen van de schuilplaatsen waar ze zich hadden verstopt.
De Franse justitie arresteerde ook diverse anarchisten uit de kring van de kolonie. In de nasleep van de affaire Bonnot werd Rirette Maîtrejean na voorarrest vrijgesproken, Kibaltchiche kreeg vijf jaar cel.
Meningsverschillen
Een kolonie als in Romainville bood aan diverse anarchisten de mogelijkheid op verschillende terreinen actief te zijn, ook al waren er meningsverschillen over de te voeren strijd. Het veganisme in Romainville week niet fundamenteel af van dat in andere kolonies. Het zou echter onjuist zijn het veganisme en de samenlevingsvorm van Romainville te koppelen aan het illegalisme en aan de acties van de Autobandieten. De autoriteiten, de rechtse pers en de publieke opinie veegden echter alle anarchisten over één kam en ook anarchisten die maar zijdelings met de daders te maken hadden gehad werden destijds gearresteerd.
André Lorulot bleef actief in het anarchistische milieu. Hij richtte in 1911 het anarchistische tijdschrift L’Idee libre op.
In 1917 verwelkomde hij het ontstaan van de Sovjet-Unie. Een dictatuur van het proletariaat vond hij noodzakelijk, ook na het neerslaan van de opstand van Sovjet-matrozen in Kronstadt door het Rode Leger van Leon Trotski. Hij publiceerde nog over individueel anarchisme en seksualiteit en gaf een serie brochures uit tegen de kerk en haar verschijningsvormen. Het is opmerkelijk dat in de lijst publicaties van zijn hand na 1911 geen titels meer over veganisme voorkomen. Hij overleed in 1963.
Parijs
Diverse auteurs hebben over het leven in de kolonie van Romainville geschreven. Het feit dat een aantal bewoners later opging in de Autobandieten, is hier debet aan. Voornaamste bron voor verhalen over de kolonie van Romainville zijn de memoires van Rirette Maîtrejean, Souvenir d’anarchie (1913). Hoewel zij hierin duidelijk afstand neemt van het illegalisme en van de daden van Bonnot, Callemin c.s., verloochent zij het anarchisme en ook het veganisme niet. Ze werd typografe en bleef tot op hoge leeftijd actief in de anarchistische beweging. Ze werkte in de jaren dertig voor het tijdschrift La Revue anarchiste en in de syndicalistische typografenvakbond en vanaf 1959 voor het tijdschrift Liberté. Op het eind van haar leven werd ze blind, maar ze kon in mei 1968 nog kennis nemen van de studentenopstand in Parijs, niet lang voor haar dood. Haar as werd bijgezet in het Columbarium van Père Lachaise in Parijs, slechts enkele meters van de laatste rustplaats van André Lorulot.
Bronnen en literatuur
A. L. Constandse, De Autobandieten, BOO, Zandvoort 1935, herdr. Kelderuitgeverij, Utrecht/ De Vooruitgang, Amsterdam/Chantilly 2010;
De As 181/182: De Autobandieten, Moerkapelle 2013;
Fréderic Lavignette, La Bande à Bonnot à travers la presse de l’époque, Fage Éditions, Lyon 2008;
Lou Marin, Rirette Maîtrejean. Attentatskritikerin, Anarchafeministin, Individualanarchistin, Verlag Graswurzelrevolution, Heidelberg 2016; Richard Parry, The Bonnot Gang, Rebel Press 1987;
Bernard Thomas, Anarchisten, Ein Bericht, Walter-Verlag, Olten und Freiburg, 1970;
www.happycow.net