De geschiedenis van de San

No Comments yet

Destijds, lang, lang geleden was er een vrouw die =Um-=um-Borose heeft geheten. Zij was onze moeder en zij is van de zon af gekomen.
Umum Borose baart, na haar dood, kinderen van de zon, de San volken.

De San van nu zijn nakomelingen van de oudste mensen op aarde. Hun tradities, levensbeschouwing en geschiedenis zijn verschillend van de hen omringende Bantoe volkeren.
De San leefden in groepen, ieder met een eigen taal en naam, verspreid over heel Zuidelijk Afrika. Meestal werden ze verjaagd van de grote gebieden waar ze leefden. Pas recent zijn ze zichzelf als een volk gaan zien. Als volk werden ze o.a. Bosjesmannen, Bushmen of San genoemd en in Botswana bij voorbeeld ook Basarwa. We zullen hen, afhankelijk van de context, San, Boesmans, Basarwa of Bushmen noemen en soms hun eigen groepsnamen gebruiken, die velen van hen verkiezen.

Het oudste volk ter wereld
In Afrika ontstond zo’n 200.000 jaar geleden de huidige mensensoort, de Homo Sapiens. Recente genetische onderzoekingen wijzen erop dat de genen van de San en van sommige Pygmeeennstammen teruggaan tot het oudste genetische menselijk materiaal ter wereld. De San kwamen waarschijnlijk zo’n 20.000 jaar geleden uit het Noorden naar de zuidelijke delen van Afrika. Dat was lang voordat de Bantoevolken uit Centraal Afrika er arriveerden.
De San leefden in en rond de Kalahari, het enorme savannegebied in het zuiden van Afrika. Hun leefgebied strekte zich uit van de Atlantische tot de Indische oceaan en van de Zambezi tot Kaap de Goede Hoop waar zij heel lang de enige bewoners waren, zoals blijkt uit rotstekeningen en archeologische vondsten die dateren tot 20.000 jaar geleden.

De San waren jagers-verzamelaars die leefden in familiegroepen varieerend van zo’n 15 tot 50 mensen.
Ze hielden meestal geen vee, maar leefden van de jacht en van ‘veldkos’, het Afrikaanse woord voor alles wat in en op het ‘veld’ te vinden en eetbaar is. Vruchten, knollen, wortels, maar ook honing en struisvogeleieren dienden als basisvoedsel. Ze woonden nergens permanent, maar hadden wel eigen gebieden en pleisterplekken waar ze steeds terugkwamen, veilige plekken in grotten of in het veld met een paar eenvoudige grashutten en een vuurtje. Ze volgden de trek van de wilde dieren in het droge seizoen en trokken over grote afstanden binnen hun gebied.
Tussen de verschillende Sanfamilies die gebruik maakten van waterplaatsen en vruchtbare streken bestonden afspraken over het gebruik ervan, over de jacht en over het verzamelen van veldkos. Voor het gebruik van bepaalde waterreservoirs moest toestemming worden gevraagd aan de groep die de plek van oudsher beheerde. Dat werd alleen in buitengewone situaties geweigerd.
De Sancultuur was gebaseerd op een grote mate van gelijkheid – ook tussen mannen en vrouwen – en het was een economie die niet gedomineerd werd door concurrentie, maar door geven en delen. Alleen zo konden de groepen overleven in de barre omstandigheden van de Kalahari.

Er leven in heel zuidelijk Afrika nog zo’n 100.000 afstammelingen van de Bushmen. Soms zijn ze Bushmen in rechte lijn, maar er zijn ook huwelijken geweest. Of iemand als Bushman gezien wil worden, maakt hij of zij zelf uit.
Omdat de San in kleinere groepen in enorme gebieden leefden en veel verschillende talen spraken en spreken, zagen ze zichzelf vroeger trouwens niet als een volk. Ze noemden zichzelf in hun eigen taal gewoon ‘mensen’ of ‘echte mensen’, bijvoorbeeld Naro, Ju/’hoansi, Gcui. De Gcui noem zich Kua, mensen, en dat woord kennen de meeste Sanstammen.
Boesmans was de nogal discriminerende benaming die de Hollandse kolonisten hen gaven. Zij zagen in de ‘Bosjesmannen ‘wilde mensen zonder vee’; primitieve armoedzaaiers dus.
In een regionale bijeenkomst van Bushmen uit Namibie en Botswana in 1991 kozen de daar aanwezigen toch voor de term ‘Bushmen’ omdat die internationaal bekend is en al lang bestaat. Sommige Bushmen vonden dat het hun relatie met de natuur het sterkst weergeeft. Ze wilden er een erenaam van maken, een soort Geuzennaam.

In een latere bijeenkomst bleek dat velen toch liever kozen voor de naam San, die al werd gebruikt door antropologen. Deze benaming wordt tegenwoordig veel gebruikt. San (uit te spreken als Saan) komt van Saran wat ‘verzamelen ’betekent. Dat geeft hun verwantschap weer.
Onder elkaar gebruiken de San liever hun eigen groepsnamen. In Zuid-Afrika en Namibie, waar Afrikaans nog lang als administratieve taal gebruikt werd, wordt nog vaak van Boesmans of Bushmen gesproken, ook door de overheden.
In Botswana werden en worden de San meestal Basarwa genoemd. Dat betekent ‘horigen, mensen zonder land en vee’

De SAN in de hoek gedreven
Als ik mijn boog span voel ik me gelukkig. Het herinnert me aan de dagen van vroeger. We jaagden enhadden een goed leven. Toen kwam de blanke man en nam ons onze jachtvelden af. Hij noemde ons dingen van niets. Wat voor leven is dat? – Ou Jacob Oma.

De eerste nieuwe migranten waarmee de San kennis maakten was het aan hen verwante volk van de Khoekoen of Khoikhoi, later door de Hollanders Hottentotten genoemd. De Khoekhoen waren immers ‘stotteraars’. Van de verschillende Khoekhoe groepen zijn de Nama, die hun eigen taal nog spreken, het meest bekend. Ook de Damara en HaiIIom in Namibie spreken die taal. Waarschijnlijk trokken de Khoikhoi zo’n 2.000 jaar geleden van Centraal en Oost Afrika naar naar het Zuiden. Ze vestigden zich in Botswana en bij de Limpopo, maar bereikten ook de kust van Zuid-Afrika.
Daar werden ze later ‘strandlopers’ genoemd. Het waren oorspronkelijk ook jagers en verzamelaars, maar ze hadden van Bantoevolken het houden van schapen en later ook runderen geleerd. In die onmetelijke Kalahari was er voor hen, met hun vee, genoeg ruimte om met de San vreedzaam samen te leven.
Vanaf het einde van de 15e eeuw verschenen er af en toe Europeanen aan de kusten van Zuidelijk Afrika. De Portugees Vasco da Gama was de eerste. Portugezen, Fransen en Hollanders begonnen hun schepen aan te leggen in de baaien aan de in Natal, de Walvisbaai en aan de zuidkant. Ze legden al gauw contact met de Khoikhoi en ruilden tabak, gereedschap, drank en snuisterijen voor vlees, melk en andere eetbare waar.

Bantoestammen uit Oost en Centraal Afrika waren op zoek naar weidegronden voor hun vee in de Zuidelijke gebieden. Daarbij waren onder andere de Zoeloes, de Xhosa’s en de Sotho’s, waarvan de Tswana’s – waarnaar het land Botswana genoemd is – een stam zijn. Ze namen met hun vee veel land in bezit. Aanvankelijk vond er wel uitwisseling van kennis en producten plaats. De San ruilden bijvoorbeeld wild en planten voor koeienmelk.
Maar de gevolgen van de geleidelijke invasie werden rampzalig voor de San. Ze werden vaak onderworpen en gebruikt als slaven. Verzet van de San eindigde vaak in een bloedbad.
Doordat de Bantoes ook Sanvrouwen namen, vond er vermenging plaats. Sommige clicks van de Santalen vinden we dan ook terug bij Bantoegroepen, zoals de Xhosa’s, bekend van de prachtige liederen van Miriam Makeba.

Sinds 1616 hadden VOC schepen, op weg naar de Oost, vaak Kaap de Goede Hoop aangedaan. In 1652 zette Jan van Riebeeck definitief voet op Kaap de Goede Hoop en stichtte er in opdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie een verversingsstation en reparatieplaats die uitdijde tot een kolonie. Deze nederzetting groeide uit tot wat nu Kaapstad is.
De kolonie voorzag passerende VOC-schepen van voedsel. Met hulp van Khoikhoi en ingevoerde slaven legden de kolonisten akkers en groentetuinen aan en verzorgden ze het vee dat ze van de Khoikhoi kochten. Steeds meer ex-soldaten en bootslieden kregen eigen land in de omgeving en begonnen voor zichzelf. De handel met de inheemse bevolking was belangrijk. De Khoikhoi waren als schapenhouders succesvoller dan de San omdat ze iets hadden om te onderhandelen. Ook pasten ze zich gemakkelijker aan dan de San.
De positie van de San werd steeds kwetsbaarder. Meer en meer kolonisten begonnen op grote schaal met veehouderij. Daardoor verdrongen zij zowel de San als de Khoikhoi. De sfeer werd voortdurend vijandiger.

Van Riebeeck liet vier forten bouwen als bescherming tegen de overvallen van de Khoi en de San. In 1659 vond een gewelddadige confrontatie plaats bij een van de forten.
Tussen 1799 en 1803 werden de ‘Hottentotten’ verslagen door de Hollanders en werden ze getroffen door de pokken. De inheemse bewoners hadden geen weerstand tegen de door de Europeanen meegekomen ziektes.
Met het verzet van de ‘Boesmans’ hadden de Hollanders meer moeite, juist omdat zij veel minder aan een plaats gebonden waren. Met die onberekenbare ‘roofsugtige Bossimans’ kon je geen ‘gewone’ oorlog voeren.
Er waren voortdurend confrontaties. De San overvielen boerderijen en namen vee mee. Ze bevochten de boeren met speren en giftige pijlen.
De Hollanders op hun beurt brandden elke ‘Boesmannederzetting’ af en namen de kinderen mee om hen te ‘temmen’ en op boerderijen te werk te stellen. Ze sneden hen soms de achillespezen door om weglopen te voorkomen.
De leefomstandigheden van de Boesmans werden steeds slechter. Boeren, soms geholpen door hun Hottentottenknechten, jaagden op hen als waren ze wilde beesten. De San trokken naar meer afgelegen, minder toegankelijke, plekken in de Kalahari.

Pas eind 18e eeuw kwam er uit Nederland, Duitsland en Engeland een nieuw geluid over de Bushmen. Die primitieve halve wilden werden interessant bevonden. Zendelingen en onderzoekers zetten zich in voor het bijbrengen van beschaving en kerstening van de zwarte stammen, ook van de Boesmans.
In de 19e eeuw verloren de Bushmen steeds meer hun traditionele jacht- en leefgebieden aan zwarte en blanke boeren. De inheemse mensen konden alleen nog overleven door zich nog verder terug te trekken in droge gebieden of door in dienst te gaan bij die boeren. Met name in Zuid Afrika gingen hun talen en cultuur vrijwel geheel verloren.
De Bushmen waren ondertussen bezienswaardigheden geworden. In 1850 werden deze bijna uitgestorven ‘wilden van Afrika’ tentoongesteld op de kermis in Den Haag. Ook de Oranjes kwamen naar hen kijken. In Engeland werden ze tentoongesteld als ‘Afrikaanse dwergen’. Soms kwamen ze zelfs terecht in een dierenpark.

Kalahari3Leven in de wijde Kalahari
De Kalahari is een van de dunst bevolkte gebieden ter wereld. Dun bevolkt door mensen, want dieren leven er des te meer. Vooral in de regentijd zijn er veel leeuwen, zebra’s, nijlpaarden, stokstaartjes, antilopen, springbokken, buffels, olifanten, krokodillen, slangen, apen en ga zo maar door.
Die dieren worden vaak geschilderd door San kunstenaars die nog steeds een soort weemoed hebben naar de oude tijden toen hun voorouders nog vrij konden leven tussen de dieren en planten. Vrouwelijke kunstenaars schilderen vaker de eetbare en medicinale planten, vogels en kleine dieren.

De Kalahari is 3,5 miljard jaar oud en daarmee een van de oudste stukken van de vaste aardkorst. Het is een groot plateau boven de zeespiegel. De grond kan wit zijn,  zandkleurig, bruin tot hevig rood omdat de ondergrond soms ijzerhoudend is. In centraal Botswana vind je nog zoutpannen en zit er o.a. koper, nikkel en diamant in de grond. Het grootste deel van de Kalahari ligt in Botswana en Oost-Namibie.
Soms wordt de Kalahari een woestijn genoemd, maar het woord halfwoestijn is eigenlijk correcter. Het gebied – ongeveer 900.000 km2 – kent enkele zandvlakten, maar ook zijn er steppen en savannen, gebieden met gras, doornstruiken en acacia’s. De meer begroeide gebieden worden ‘bush’ genoemd. Als er lage begroeiing is, wordt dat ‘veld’ genoemd. Daar verzamelden de vrouwen en kinderen hun veldkos en in de goede tijden, met behulp van de mannen, ook kostbare honing. Waar het enigszins mogelijk is doen de San dat nog steeds.
Het woord Kalahari komt mogelijk van de Kgalagadi, een San stam die daar woonde. Ook betekent Kalahari in het Setswana ‘grote dorst’. In ieder geval is water er buitengewoon kostbaar. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de naam van de Botswaanse geldeenheid: ‘pula’. Dat betekent: regen.
In de regentijd, tussen november en maart, ziet de Kalahari er heel anders uit dan in de droge tijd. Vanaf het hoogland van Angola stroomt de Okavangorivier de woestijn in en dan ontstaat een drassige delta, met stroompjes en kleine meren. Dan zit er vis in de rivier en nestelen er vogels.

Liederen van de kraanvogel
Als we sterven waait de wind. Wij, de Xam mensen, maken wolken als we doodgaan. De wind waait als we doodgaan, de wind doet het stof opwaaien en wil daarmee onze sporen uitwissen, onze voetstappen. Onze sporen, die de wind wil verwaaien, zouden anders nog steeds open en bloot zichtbaar zijn. Dan zou het lijkenalsof we nog in leven waren.
Dit legde een Xam Bushman rond 1870 uit aan de Duitse linguist Wilhelm Bleek. Bleek had eerst het verband tussen de Noord Afrikaanse talen en het Khoikhoi bestudeerd, maar raakte in Kaapstad geinteresseerd in de San. Hij interviewde enkelen van hen, o.a. in de gevangenis. Bleek slaagde erin drie San in zijn huis op te nemen, waaronder een geweldige verteller, een oudere man, //Kabbo genaamd.
Bleek werkte nauw samen met zijn schoonzus Lucy Lloyd, die het werk na zijn dood nog jarenlang voortzette. Bleek en Lloyd hadden respect voor de San.
Ze onderzochten met name de Xam-taal, die nu uitgestorven is.
De San hebben veel van hun verhalen en kennis overgedragen aan de familie Bleek, die hun taal bestudeerde en hun verhalen vastlegde. Samen maakten Bleek en Lloyd een catalogus. Een bron waaruit veel schrijvers en dichters hebben geput. Zo maakte de bekende dichteres Antjie Krog een prachtige keuze uit die overgeleverde verhalen in haar bundel ‘Liederen van de kraanvogel’, in het Afrikaans en het Nederlands.

Van landgebruik naar landbezit; de San delven het onderspit.
De Boeren, Britten, Bantoes en Duitsers verspreidden zich over Zuidelijk Afrika. De San werden meer en meer verdreven van het land waar hun voorouders leefden. De veehouders hadden veel land nodig om het vee voedsel en water te kunnen geven en ze bakenden dat af als hun eigendom. Bushmen konden soms voor hen werken, maar konden in veel gebieden niet meer jagen en verzamelen.
In de Kalahari sloegen met name vanaf 1950 de veehouders steeds meer waterputten. ‘Waar de schaduw van mijn runderen is, daar is mijn land’ , zeiden de Herero’s.
Kortom, de San werden gezien als tweederangsmensen. Ze hadden immers geen dorpen met afgepaald land. Ze hadden altijd gebruik gemaakt van het land van hun voorouders zonder het als een bezit te zien of te claimen. Volgens de nieuwe wetten bezaten ze geen grond en water en mochten ze dus ook niet meer jagen of verzamelen in gebieden van de nieuwkomers.


Exandas Documentaries – Bushmen – Small Planet Productions proudly presents “Exandas Documentary Series” (http://www.exandasdocumentaries.com) a multi-awarded documentary program currently broadcasted by the Greek Public Television (ERT).

Niet alleen de eerdere invasies van de Bantoestammen en Europeanen veroorzaakten een ernstige breuk in het leven van de San. Ook de technische, economische, politieke en bureaucratische ontwikkeling van de moderne staten verwoestten de levenswijze van de San. De grond is nu in bezit van grote boeren of van de overheid die land in bruikleen geeft, vooral aan veehouders. De boeren hebben hun land omheind. Als de San niet in dienst zijn van de boer mogen ze daar niet meer komen. Overal duiken veehouders op, de koeien grazen het land kaal bij hun ‘cattleposts’ of op de publieke gronden.
San werken voor boeren op grote farms of voor veehouders op overheidsgrond. Ze vestigen zich daar met hun gezin of familie, maar trekken soms een tijd weg als ze teveel heimwee hebben naar hun geboortegrond die hen niet meer toebehoort.
De veldkos is moeilijk bereikbaar geworden en er is ook buiten de grote boerderijen minder van te vinden. Op wild kunnen de San praktisch niet meer jagen. Wie betrapt wordt binnen de omheiningen van de wildparken krijgt een meestal onbetaalbare boete en gaat dus de gevangenis in.
Als het al toegestaan is om te jagen, mag het alleen nog op de oude manier met pijl en boog. Maar het wild is schuwer geworden door de jacht met geweren.
Door dit alles zijn de San gemarginaliseerd. Als ze geluk hebben vinden ze werk bij zorgzame veeboeren. Dan mogen ze wat eigen vee houden op de ‘plaas’, de vaak uitgestrekte boerderij. En mogen ze de kinderen naar school sturen. Of ze werken op gamefarms, grote boerderijen waar ook wilde dieren leven. Daar gaan San met groepen toeristen op stap om de sporen van wilde dieren te volgen en die te observeren. Ze geven ook informatie over veldkos, gaan op fotosafari, vertellen over hun geschiedenis en dansen voor de gasten. De vrouwen maken vaak sieraden van de schaal van struisvogeleieren: armbanden, kettingen. Hun beschilderde struisvogeleieren zijn geliefd bij toeristen.
In tijden van droogte en ernstige honger heeft de overheid in Botswana ‘Basarwa’ aan het werk gezet bij het onderhoud van de wegen of andere activiteiten in ruil voor voedselpakketten, de zgn. ‘food for work’ programma’s.
De moderne maatschappij bracht welvaart voor wie geletterd was. Of jong genoeg om kansen te benutten. De San zagen de opkomst van de ‘bottlestores’, de drankwinkels, illegale bars, dure zonnebrillen, chinese shirts, horloges en mobiele telefoons. Maar je hebt geld nodig om mee te kunnen doen. Sommigen lukt dat, zij werken dan voor overheidsprojecten of voor NGO’s.
De samen-delen principes, waarin het voeden en verzorgen van de familie de prioriteit had, zijn naar de achtergrond verdwenen. Veel San wonen in ‘settlements’ die door de overheid zijn toegewezen of in arme wijken rond stad of dorp. Daar leven ze in armoede, die gepaard gaat met alcoholisme, bedelarij, prostitutie, handel in en gebruik van dagga (cannabis). En met ziektes als aids en tbc.

De levenskracht van de San
Wij als San kunnen nu voor ons zelf spreken, ook met de regering. Wij zijn vrij om onze problemen aan de orde te stellen. Andere mensen hoeven niet in onze plaats te spreken. – Ingezonden brief in Botswaanse krant

In Namibie werd de Nyae Nyae Farmers Cooperation de eerste grote San organisatie. De Zuid-Afrikaanse thuislandpolitiek had het Noordoostelijke Kalaharigebied tot Bushmanland verklaard. Na de onafhankelijkheid van Namibie slaagden de Ju/’hoansi erin, onder andere met steun van Amerikaanse antropologen, een gedeelte van het gebied te houden.
John Marshall and Claire Ritchie hadden al in 1981 de ‘Nyae Nyae Farmers Cooperation’ in het gebied helpen oprichten. De antropologe Megan Biesele steunde de CooÅNperatie bij het opkomen voor hun rechten tegenover de SWAPO en de nieuwe Namibische regering. Ook slaagde de cooperatie erin in diezelfde tijd putten te slaan in het Nyae Nyae gebied, zodat niet ontkend kon worden dat de San daar leefden.
In 1998 werd de ’Nyae Nyae Conservancy’, een organisatie voor het behoud van het natuurgebied, opgericht. De minstens 1.000 leden hebben recht op de opbrengst van hun gebied. Ze kunnen leven van jacht en verzamelen, houden soms wat geiten bij hun huis, vergezellen betalende jagers en bieden hen toegang tot hun land en verblijf op een camping. Ze hebben de zorg voor het gebied van 9000 km2.
Veel wilde diersoorten waren schaars geworden, maar de San hebben de dieren als de eland en de springbok weer teruggebracht in het gebied. Van de 38.000 Bushmen in Namibie wonen ongeveer 3000 Ju/’hoansi in en rond de Conservancy.
De organisatie wordt gesteund door de Nyae Nyae Development Foundation. De NNDF is een belangrijke organisatie die met onderwijs, handel (Hoodia, Devils Claw), toerisme en actieve samenwerking met andere San groepen een nieuw leven voor de San ontwikkelt. Daarnaast zijn er andere organisaties opgezet door verschillende San taalgroepen . Op het ogenblik worden ze gesteund door de WIMSA Support Organisation in Windhoek.
In Botswana heeft de organisatie: ‘First People of the Kalahari’ een belangrijke rol gespeeld in het verkrijgen van landrechten.
Hoe kunnen wij nu een gevaar zijn voor het wild, terwijl wij als enigen hier altijd hebben geleefd samen met de dieren’.
In Botswana speelt zich nu al lange tijd een bittere strijd af. De San werden door de overheid vanaf 1997 geleidelijk verdreven uit de ‘Central Kalahari Game Reserve’, een gebied zo groot als Denemarken. In het verleden hadden er duizenden San op traditionele manier geleefd.
De Britten hadden de CKGR bestemd als natuur- en wildgebied en bij de overdracht aan de Tswana in 1966 was die bestemming en de rechten van de ‘Basarwa’ om er te leven en te jagen aanvankelijk bevestigd.

Europese subsidies hielpen de nieuwe Botswaanse overheid om een enorm hekwerk rond de CKGR te zetten. De Tswanaregering wilde het vee en de wilde dieren uit elkaar houden om mond- en klauwzeer te voorkomen. Voor import van Botswaans vlees in Europa moest voldaan worden aan strenge eisen. Het ongewenste effect van het hek was dat hele horden wilde dieren, zoals buffels en springbokken, zich tijdens hun seizoentre k letterlijk dood liepen tegen de hekken. Dat was een ramp voor de San. Niet alleen omdat het moeilijker jagen werd, maar ook omdat deze slachting het natuurlijk evenwicht verbrak.
Om het schaarsere wild te beschermen, wilde de overheid helemaal geen jagers-verzamelaars meer in de CKGR. Hun aanwezigheid zou de status van beschermd natuurgebied belemmeren.
Ook het belang van de diamantwinning en de bestemming van het gebied tot toeristische trekpleister zullen zeker een rol gespeeld hebben bij dit besluit.
De regering probeerde de ‘Basarwa’ eerst zover te krijgen dat ze zich als ‘beschaafde mensen’ vast in een dorp vestigden. Het dorp !Xade kreeg watervoorzieningen, een school en een kliniek. Naast de veldkos hielden de San wat geiten en kweekten ze groenten voor eigen gebruik in wat tuintjes.
De overheid besloot daar een einde aan te maken. De ‘Basarwa’ moesten verhuizen naar een nieuwe plek buiten de CKGR. Sommige San accepteerden de verhuizing naar nieuwe nederzettingen zoals ‘New Xade’ aan de rand van het gebied in ruil voor vee, faciliteiten, uitkeringen en voedselpakketten. Maar regelmatig verdwenen ze ook weer, terug de CKGR in. De overheid zette ze dan weer naar buiten. Zo jojo-den ze op en neer.

Gesteund door binnen- en buitenlandse organisaties en goede advocaten gingen de San de juridische strijd aan. De First People of the Kalahari, met Roy Sesana als spreekbuis, nam de leiding. Er kwam brede steun en in 2006 verklaarde het hooggerechtshof in Botswana dat de verhuizing van de San strijdig was met de wet.
Erg gul was de uitvoerende macht niet: alleen de 198 San die de rechtszaak hadden aangespannen mochten weer de CKGR in.
San keerden terug naar hun oude gebieden, maar ze ondervinden allerlei administratieve tegenstand. Ze krijgen moeilijk vergunningen, ze mogen er niet meer jagen en worden gevangen gezet als ze daarop betrapt worden. Ook is er bijvoorbeeld strijd om het weer toegankelijk maken van een vroeger al gebruikte waterput. De Botswaanse overheid weigert toestemming te geven.

9 Mei 2012 werd een historische dag voor de San. Tijdens de jaarlijkse vergadering van het United Nations Permanent Forum on Indigenous Issues (UNPFII) in New York presenteerde Job Morris van KFO (Kuru Family of Organisations, een San organisatie die vanuit D’kar gevormd werd) – gesteund door andere Sangroepen – een collectieve verklaring van de Zuidelijk Afrikaanse San. Dit was de eerste keer dat een verklaring door de San en voor de San in dit forum werd gepresenteerd.
De Sanverklaring met vier aanbevelingen roept op tot de erkenning van Sanland en rechten op alle grond, met inbegrip van o.a. het gemeenschappelijke (tribal) land, conservancies en het beheer van natuurgebieden.
De verklaring benadrukt de schade veroorzaakt door commerciele landbouw en mijnbouw aan hun voorouderlijke land. Ook wordt geeist dat er altijd overleg zal moeten plaatsvinden met Sangemeenschappen over projecten zoals van de exploitatie van edele metalen, gas en olie.

In Zuid-Afrika kwamen tijdens de regering van Mandela de San nakomelingen ‘uit de kast’. Tijdens de lange apartheid meende men dat de San niet meer bestonden. SASI, het South Africa San Institute, heeft een belangrijke rol gespeeld – en doet dat nog – in de lobby en de steun voor ontwikkeling van Sanprojecten. Een aantal Sangroepen kregen als Khomani rechten in het Kgalagadi Transfrontier Park op de grens van het Noorden van Zuid-Afrika en Botswana. Ze kregen ook land om zich te vestigen. Khwattu in het Zuidwesten is een organisatie die San traint als gidsen voor toeristen. Ze ontwikkelen San-toerisme, kunst en cultuur.

Uit Fabels uit de Kalahari – Kalahari Support Group. ISBN 978 90 361 0356 5
Voor meer informatie: www.ksg-san.nl

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Comments

Leave a Reply





What is 17 + 17 ?
Please leave these two fields as-is:
IMPORTANT! To be able to proceed, you need to solve the following simple math (so we know that you are a human) :-)

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives