De ideologie van de PVV ~ Hoofdstuk 9 – De PVV-heilstaat

De ideale samenleving volgens de PVV
Er staat eigenlijk weinig of niets in het boek van Bosma over hoe de ideale PVV-samenleving eruit ziet. Er is slechts één al eerder in dit boek aangehaald citaat dat daar indirect over spreekt, maar het heeft wel een veelzeggende inhoud: ‘Monoculturaliteit, aangevuld met christelijk-westerse waarden als vlijt, discipline, eerlijkheid en efficiency, zorgden voor een ongeëvenaard hoogtepunt in de menselijke geschiedenis’ (p. 187). Het lijdt geen twijfel dat als iemand het heeft over een ‘ongeëvenaard hoogtepunt in de menselijke geschiedenis’ hij dit belangwekkend vindt. Eerder zagen we in dit boek al dat Bosma op basis van het zwart-witbeeld van Jesaja 5 vers 20 een aantal zaken als goed dan wel fout beoordeeld. De islam is fout. De linkse kerk is fout. Multiculturaliteit is fout. Het christendom is goed. Monoculturaliteit is goed en joden en Israël zijn ook goed.
Ik stelde eerder ook vast dat de houding ten opzichte van joden en Israël gekenmerkt werd door opportunisme.

Een en ander leidt volgens mij tot de volgende voorstelling van de ideale PVV-samenleving. In de PVV-samenleving is geen sprake meer van islam of moslims. Natuurlijk is het PVV credo dat ‘we niet tegen moslims zijn, maar wel tegen islam’. Maar een samenleving met moslims en zonder islam is eenvoudigweg niet voorstelbaar. Dus Nederland mist straks ongeveer een miljoen mensen en uitingen van islam in de publieke ruimte zijn verdwenen. Weg zijn alle moskeeën en islamitische organisaties.
De christelijke normen en waarden nemen – weer – de plaats in die hen rechtens de geschiedenis toekomen. Volgens Bosma zijn dat waarden als, we zagen het boven al, gematigdheid, vlijt, discipline en eerlijkheid. Nu zie ikzelf daar niet zoveel specifiek christelijks in. Je kunt ze ook duiden als algemeen menselijke waarden. Door ze christelijk te labelen, krijg je de indruk dat Bosma in de toekomstige Nederlandse PVV-samenleving de kerken een belangrijke rol toebedeelt. Natuurlijk niet de kerken die begaan zijn met het lot van asielzoekers en hun gebouwen openstellen voor de dialoog met de moslims. Die kerken zal ongetwijfeld de mond gesnoerd worden. Maar heb ik het dan bij het rechte eind of komen we dan toch vooral weer uit bij de conservatieve kerken die inderdaad weinig van moslims moeten hebben? Die kerken hebben doorgaans ook weinig op met homo’s en vinden ze ook niet dat de vrouw weer gewoon achter het aanrecht moet? Hoe het ook zij, en ik wil geen spelbreker zijn, het Nederland van de PVV is ouderwets christelijk. Hoe we ons dat ook maar moeten voorstellen.

Verder zal de natie monocultureel zijn. Want monoculturaliteit is een waarborg voor voorspoed en welvaart. Een citaat: ‘Het (monoculturaliteit) heeft de mensheid alles gegeven waar ze ooit naar heeft kunnen verlangen’ (p. 187). Hoe gaat zoiets? Alleen nog maar subsidies voor volkseigen initiatieven? Een verbod op volksvreemde manifestaties en organisaties? De televisie die Nederlandse canonvriendelijke programma’s uitzendt?
Mogen Surinamers en Molukkers nog wel eigen feesten vieren en optochten houden en wat doen we trouwens met de Molukse moslims? En de Nederlandse moslimbekeerlingen? We weten het niet. Maar mono klinkt niet alleen saai maar ook erg krampachtig.

Ten slotte mogen de joden wel deel blijven uitmaken van de samenleving. Zij zijn Neêrlands aloude vrienden, maar het kosjere slachten blijft in de gevarenzone. Dat heeft de PVV stellingname in het onverdoofd slachtendebat wel aangetoond.

Ik heb in een eerdere publicatie (De Ruiter, 2011) al eens aangegeven dat de ideale PVV-samenleving overeenkomsten vertoont met die van de Noorse extremist en moordenaar Anders Behring Breivik. Ook hij streeft naar een christelijke, monoculturele samenleving en beschouwt Israël als een bondgenoot. Nu heeft Breivik ernstig bloed aan zijn handen en de PVV niet. Maar de vraag is natuurlijk hoe de PVV haar ideaal gaat realiseren, zoals door Bosma verwoord: ‘We gaan ons uitspreken tegen de islam. Tegen het multiculturele project’ (p. 37) evenals door een tweet van Wilders: ‘…wat we nodig hebben is een fatwa om ons van de islam te bevrijden!’ (9 september 2011). Zal een en ander via democratische weg en in Europese context uitgevoerd worden? Of zijn er alternatieven? Zoals Bosma in zijn boek zo treffend stelt: ‘Een kleine, goed gemotiveerde minderheid kan een heel eind komen. Dat zagen we bij de machtsovername door Nieuw Links van de PvdA, bij de communisten die de universiteiten overnamen, en bij extreem links dat de macht greep in het Duitsland van 1933’ (p. 321). De geschiedenis geeft hem gelijk. Stromingen die een extreme agenda hebben zijn wel degelijk in staat via democratische structuren hun doelen te bereiken, hoewel de democratie daar wel en passant voor wordt opgeofferd. Het Duitse nazisme is er een treffend voorbeeld van. De PVV is goed gemotiveerd, allang niet meer klein, dus niets valt uit te sluiten.

De PVV-isering van de maatschappij
Ybo Buruma zegde, toen hij tot de Hoge Raad toetrad, zijn lidmaatschap van de Partij van de Arbeid op [34]. Toen er in maart 2011 over zijn benoeming werd gestemd in de Kamer, stemde de PVV blanco. De PVV vond het geen pas geven dat iemand die mee had gewerkt aan het politieke programma van de PvdA nu in het hoogste rechterlijke college van de Nederlandse staat benoemd werd. Om zo neutraal mogelijk te zijn zegde Buruma zijn lidmaatschap op toen hij in augustus 2011 daadwerkelijk tot de Raad toetrad hetgeen hem van alle kanten op forse kritiek kwam te staan.
Nooit had een nieuw lid op deze manier gehandeld en het heeft het imago van Buruma en van de Hoge Raad alleen maar schade toegebracht. Je kunt zijn gedrag verklaren hoe je wilt, maar de druk vanuit de PVV heeft ongetwijfeld bijgedragen aan zijn motivatie dit te doen.

Professor Corine de Ruiter van de Maastrichtse universiteit schreef in een ingezonden stuk in dagblad Trouw van 9 augustus 2011 dat het taalgebruik van Wilders, als dat van een TBS’er zou zijn, gekwalificeerd zou worden als aanzettend tot geweld en dat daarom een dergelijke TBS’er de mond gesnoerd zou worden [35].
Ze gaf toelichting op haar uitspraken in een uitzending van de talkshow Knevel & Van den Brink [36]. Naast de verontwaardiging die beide EO-coryfeeën uitten, was, met name van Thijs van den Brink, de reactie: ‘Dat weten we toch van Wilders, dat hij zo grof gebekt kan zijn’. De duopresentators vonden dat er niets nieuws onder de zon was en wilden niet weten van de door mevrouw De Ruiter (nee, geen familie) geuite zorg dat de woorden van Wilders wel eens zouden kunnen aanzetten tot geweld, net zoals dat het geval was geweest bij Breivik. Door een niet al te sterk optreden werd Corine de Ruiter feitelijk afgeserveerd en haar boodschap niet gehoord.

GroenLinks-Kamerlid Tofik Dibi trachtte het Noorse drama dat plaatsvond op 22 juli 2011 op de Kameragenda te krijgen. Het is hem niet gelukt. Maar wat mij met name opviel was zijn houding. Bijna smekend verzocht hij de PVV en Wilders nu toch de gelederen te sluiten en samen de gemeenschappelijke vijanden aan te vallen: de mensen die echt uit zijn op terreur en niet de gewone moslims. Hij kronkelde voor Wilders die natuurlijk geen sjoege gaf. Dibi leek wel een dhimmi-moslim en daarmee munt ik vanaf nu deze trieste term. Ook hij werd overigens smalend van repliek gediend in Knevel & Van den Brink [37]: ‘Die Noorwegendiscussie is toch volstrekt onnodig?’

Er zijn nog veel meer voorvallen te noemen. PVV’er Hero Brinkman die historicus en publicist Thomas von der Dunk het vrije woord wilde onthouden toen deze in 2011 een de PVV onwelgevallige lezing zou houden in het provinciehuis in Haarlem [38]. Of het eveneens in 2011 door het Limburgse PVVStatenlid Stassen benoemen van moskeeën als haatpaleizen en daar tamelijk ongestraft mee wegkomen [39].

Bovenstaande voorbeelden van PVV-isering zijn controleerbaar. Ik geef een aantal voorbeelden uit mijn eigen ervaring. Mijn bronnen zijn anoniem. Als, in dit geval, journalist schrijver verdedig ik ze en de lezer zal mij op mijn blauwe ogen (die ik niet heb, daar ga je al) moeten geloven. Ik sprak op een bijeenkomst georganiseerd door Dwars, de jongerenvereniging van GroenLinks, op 8 juni 2011 over de Arabische Lente. Het was een genoeglijk debat en erna werd er nog wat gedronken. Ik kwam te spreken met een Dwarser, niet alleen over genoemde lente maar ook over de PVV. Hij meldde mij, bijna terloops, dat hij wel blij was dat de PVV het islamdebat voor zijn rekening nam. Immers, de moslims zijn toch een gevaar met hun geloof voor de samenleving en omdat de PVV, weliswaar wat ongenuanceerd, het primaat had genomen op het islamdossier, hoefde GroenLinks dat niet meer te doen. Aan de zijlijn toekijken hoe anderen de kastanjes uit het vuur halen.

Toen ik in het najaar van 2011 op een feestje was op een van de universiteiten van dit land, vertrouwde een Marokkaanse AIO mij toe er na zijn promotie ernstig rekening mee te houden naar het buitenland te vertrekken omdat hij de politieke druk op moslims en Marokkanen onverdraaglijk vond. Hij zag het niet gebeuren dat hij met zijn in Nederland opgebouwde talenten en expertise op een prettige manier de maatschappij ten dienste kon zijn. De directeur van een Nederlandse instelling in Marokko krijgt steeds meer brieven van Marokkaanse jongeren met ‘dijken van CV’s’ met de vraag of ze daar kunnen gaan werken. Ze zien het in Nederland niet meer zitten.

Bronnen vertellen mij dat op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alle beleidsvoornemens en -wijzigingen eerst op het bureau van PVV-Kamerlid Fleur Agema terechtkomen voor het fiat van de PVV of minstens voor het informeren van die partij. Je kunt begrijpen dat programma’s of instituten (zoals het NEXUS instituut van de schrijver van het voorwoord tot dit boek Rob Riemen) die de PVV niet bevallen, gevaar lopen subsidies te verliezen.

In het debat op internet gaat het er verschrikkelijk fel aan toe. De verwijten tussen PVV-aanhangers en -tegenstanders gaan over en weer en het niveau is soms bedroevend laag. Een incident betrof mij en mijn collega prof. Maurits Berger van de Universiteit Leiden. Op de website van Artikel7.nu staat een plaatje van een man die aan een galg hangt, met het hoofd van collega Berger [40]. Onder het plaatje staat een tekst waarin ik onder andere gekwalificeerd wordt als ‘KUT hoogleraar’, waarbij de afkorting KUT zou staan voor de Katholieke Universiteit Tilburg, die overigens nooit zo geheten heeft. De tekst kon me niet zo schelen. Het plaatje wel. Op met name Twitter ontstond een serieuze discussie of de intentie van het plaatje was of ik – ook – opgehangen zou moeten worden. En toen ik er ’s avonds eens over nadacht, realiseerde ik me in wat voor waanwereld ik even verkeerd had.
Dan is er de kwestie begin januari 2012 over de bachelorthesis van Liberal Arts and Sciences student Henk Bovekerk (2012) die professor Jan Blommaert en ik met een 10 gewaardeerd hadden. De media wekten de indruk dat wij dat gedaan hadden vanwege de vraagstelling ‘Is de PVV fascistisch?’, die Bovekerk bevestigend had beantwoord. Tijdens de commotie die ontstond, kwamen er onaangename mails en tweets binnen [41].

Het denken van de PVV begint steeds meer gemeengoed te worden. De partij gaat door bergen en dalen, incasseert tegenvallers en de politiek wekt de indruk dat de PVV hoe dan ook en hoe grof gebekt ook, ingekapseld is: onderdeel van het establishment met de daaraan verbonden premisse dat we niet meer bang voor haar hoeven te zijn. Maar wat we niet lijken te zien en te merken, is dat we in ons denken al meer gePVV’iseerd zijn dan we ons realiseren. Ik denk dat de bovengenoemde voorbeelden boekdelen spreken en nodig de lezers uit met andere voorbeelden te komen. En het zou allemaal zo erg niet zijn, ware het niet dat de PVV een partij is die uiteindelijk maar één hoofddoel heeft: het doen verdwijnen van de islam en daarmee de moslims uit onze samenleving. Het is een partij van uitsluiting en mechanismen van uitsluiting leiden, indien zij de vrije ruimte krijgen, tot geweld en verdrijving zoals Primo Levi, geciteerd in het eerste hoofdstuk van dit boek, zo treffend onder woorden bracht.

Besluit: wat vind ik? De islam is voor mij geen bron van betekenisgeving. Ik heb niets met boerkadraagsters, ik vind ze misstaan in het straatbeeld. De islam is voor mannen, en dus eventueel ook voor mij, een fantastische godsdienst: een en al vrijheid. Maar voor vrouwen is dat, de pogingen tot emancipatie ten spijt, maar mondjesmaat het geval. Hoe vaak heb ik in islamitische landen, en ook in Nederland, niet meegemaakt dat vrouwen, hoe modern ook, niet mede het laatste woord hebben in belangrijke beslissingen. Een erkenning van homoseksualiteit door de islam als gelijkwaardige vorm van seksualiteit zie ik, de islamitische verdeeldheid ten spijt, ook nog niet een-twee-drie gebeuren. De islam is een boeiende cultuur, buitengewoon gastvrij, maar geen cultuur waar ik deel van zou willen uitmaken.
Ik vertel u een herinnering. Een aantal jaren geleden woonde ik de begrafenis bij van een vriendin. Ze was veel te jong gestorven. Er was groot verdriet. De dienst werd gehouden in de gereformeerde kerk, waar gedeeltelijk mijn wortels liggen.

De stemmige sfeer in het gebouw, de orgelmuziek met al die bekende psalmen. Voor mij was het thuiskomen. Totdat de dominee ging preken. En zei dat wij allen zondaars zijn en dat we de genade niet verdienen. Een kille boodschap en een koude kermis. Zo zie ik ook de islam. Warme mensen, een schitterende cultuur, maar een boodschap die me niet aanspreekt.

Nog een overweging: de multiculturele samenleving is gemaakt door rechts. De gastarbeiders werden onder centrumrechtse regeringen naar Nederland gehaald. De multiculturele samenleving is een uitvinding van rechts zoals Jan Blommaert (2011) terecht stelt. De wat nu de multiculturele ideologie wordt genoemd, die in gelijke rechten voor iedereen voorziet en voor acceptatie van de verschillen is, is evenwel een uitvinding van links. Links is in het gat gestapt dat rechts had gemaakt en nu krijgt links van rechts de schuld van al het multiculturele ongemak. Over paradoxen gesproken.

Overigens, ik meldde dat ook al elders, heb ik weinig op met de term multiculturaliteit. En ook niet met monoculturaliteit. Elke samenleving is cultureel of cultureel bepaald. Culturele invloeden zijn niet te stoppen. Die gebeuren onder je neus. Je kunt de boerka wel verbieden maar de gedachte achter de boerka krijg je niet weg. In een eerdere publicatie van mijn hand genaamd De statistieken der religies maak ik gewag van de joods-christelijkislamitische traditie van ons land (2005). En de PVV zal als eerste moeten erkennen dat die traditie inmiddels bestaat. Immers, de samenleving ondergaat nu toch de invloed van de islamisering?
Als ik een Marokkaanse jongere hoor zeggen: ‘Mijn broer zit in de bajes in Mokum; dat is niet tof ’, dat is dan toch al het bewijs van die stelling. Hij gebruikt drie woorden, bajes, Mokum en tof, die uit het joods-Nederlands komen en zegt dat als moslim in een van oorsprong christelijk land. De mono-multicultuurdiscussie is vooral een discussie over gebakken lucht.

Het grote verschil tussen mijzelf en de PVV van Wilders is dat ik de geschiedenis niet wil veranderen. De moslims zijn naar ons land gekomen. Dat is een fact of life. Of om in Wilderstermen te spreken: ‘Wen er maar vast aan’. De PVV kan en wil zich bij deze feiten niet neerleggen en streeft naar het doen verdwijnen van de islam uit Nederland en in dat streven past zij het uitsluitingmechanisme toe. En dat laatste werkt op mij als een rode lap op een stier. Ik heb niets – meer – met de gereformeerde godsdienst, niets met de islam, maar voor de geloofs- en gewetensvrijheid zal ik opkomen. Was de partij van Wilders een partij zonder uitsluitingmechanismen, dan had je mij niet gehoord. Ik maak mijn lezers erop attent dat ik indertijd enthousiast over Pim Fortuyn en zijn analyses was, niet over zijn oplossingen. En ik kon me ook vinden in zijn ondeugende uitspraak: ‘Ken ik geen Marokkanen? Ik ga met ze naar bed!’ (Van Venetië, 2003). Hij sloot uiteindelijk niemand uit.