Dieren

‘Mag ik even bij je komen zitten?’
Het buurmeisje dat vaker aanschuift als ik de krant wil lezen op het vertrouwde terras gaat in afwachting van mijn knikje alvast naast me zitten.
‘Drink je bier?’, vraagt ze. Ze duwt haar lange, zwarte lokken opzij.
‘Nee’, zeg ik, ‘koffie.’
‘Wil je een paar chips?’
Ze pakt een handjevol uit haar rode tasje. Ik schud mijn hoofd.
‘Lust jij rabarber?’
‘Ja, dat vind ik lekker’, antwoord ik, ‘maar dan wel met veel suiker gemaakt.’
‘Ik lust het niet’, zegt ze, ‘wat eet jij niet?’
‘Daar moet ik over nadenken, maar pompoensoep bijvoorbeeld hoef ik niet iedere dag.’
Ze kijkt naar Willem, de cafékat die op het tafeltje naast ons ligt.
‘Hou je van dieren?’
Ze kijkt me aan nu Herman voor ons staat. Ik geef toe.
‘Mag ik een fristi met een ijsblokje?’, bestelt ze.
Ik vouw de krant maar op.
‘Wat las je?’
‘Het nieuws’, antwoord ik.
‘Je mag wel verder lezen’, zegt ze voor ze de volgende vraag stelt. ‘Wat was het nieuws?’
‘Dat weet ik niet. Ik had nog maar een paar regels gelezen en toen kwam jij.’
‘Dank u wel’, zegt ze, haar drankje wordt gebracht.
Ze kijkt weer naar de krant.
‘Donderdag ben ik jarig’, vertelt ze, ‘dan word ik tien. Mama komt een paar uur thuis.’
‘Dat is mooi’, antwoord ik, ‘hoe gaat het nu?’
‘Niet zo goed’, zegt papa. Ze schudt haar hoofd. Een bootje tuft puffend voorbij. Een donkere wolk komt dichterbij.
‘Je hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag’, zegt ze, ‘hou je van dieren?’