Een bom in Londen – Joseph Conrad, zijn roman The Secret Agent en een Franse kleermaker

Greenwich Royal Observatory

De Pools-Engelse schrijver Joseph Conrad (1857-1924), auteur van onder meer Heart of Darkness en Lord Jim, liet zich voor zijn roman The Secret Agent (1907) inspireren door een ware gebeurtenis: een poging tot een bomaanslag op het Greenwich Royal Observatory in 1894. De gebeurtenis was niet meer tot dan de aanleiding voor de roman, stelde Conrad. Van de achtergronden ervan zou hij niet op de hoogte zijn geweest. Maar was dat wel zo? Wat waren dan deze achtergronden?

Joseph Conrad

Revolutionairen
In The Secret Agent beschrijft Conrad hoe Adolf Verloc, een winkelier in brocante, pornografie en voorbehoedsmiddelen, de broer van zijn vrouw aanzet een aanslag te plegen op het Greenwich Royal Observatory. Het verhaal speelt zich af in 1886. Verloc behoort tot een geheime anarchistische groep die in Londen opereert. Maar ook verricht hij hand en spandiensten in opdracht van een buitenlandse – Russische? – ambassade. Een diplomaat van de ambassade vertelt dat zijn land de Britse respons op de activiteiten van revolutionairen uit zijn land te zwak vind. Een eventuele aanslag zou de waakzaamheid zeker opvoeren. Verloc weet zijn inwonende zwager Stevie, een jongen met een verstandelijke beperking, aan te zetten een bomaanslag te plegen op het Greenwich Royal Observatory.
Ook heeft Verloc goede contacten met hoge politiefunctionarissen. Die laten hem bij de voorbereidingen oogluikend zijn gang gaan.
Met een bom in de zak van zijn overjas, struikelt Stevie halverwege het pad heuvelopwaarts naar het observatorium en blaast zichzelf op. Een briefje dat wordt gevonden in de resten van zijn overjas, zet de politie op het spoor van Verloc. Wanneer zijn vrouw Winnie achter de waarheid komt, zijn de gevolgen voor Verloc noodlottig: hij wordt door Winnie vermoord.
Wanneer Winnie daarna vlucht en een nieuw leven wil beginnen, blijkt ook haar geluk van korte duur.

Persiflage
Naast dit tragische familiedrama kent het boek ook een luchtiger kant. Zo is de karakterschets die Conrad geeft van de anarchistische kringen waarin Verloc verkeert, nogal dik aangezet, een persiflage bijna. De leden van zijn geheime anarchistische groepje worden neergezet als grotesk orerende beroepsrevolutionairen, die soms de zelfkant van de maatschappij nauwelijks ontstegen lijken te zijn. Karikaturale personages weliswaar, maar toch geïnspireerd op bestaande personen uit de anarchistische beweging. Michaelis, de filosoof van de groep, lijkt geënt op Michael Bakoenin en Peter Kropotkin, twee van de grote denkers van het anarchisme. Een ander lid, bijgenaamd The Professor, is een deskundige in explosieven, en vertoont grote gelijkenis met de Duitse anarchist Johann Most, onder meer auteur van het boekwerkje Revolutionäre Kriegswissenschaft, een handleiding tot het fabriceren van bommen.
Centraal staat in het boek echter de aanslag die Stevie moet gaan plegen: een vrijwel exacte kopie van wat er op 15 februari 1894 gebeurde op het wandelpad naar het Greenwich Royal Observatory.

Martial Bourdin

Motieven
Op die dag verliet de Franse anarchist Martial Bourdin zijn kamer in Fitzroy Street in Londen.
Bij zich droeg hij een handgemaakte bom. Op Westminster nam hij de tram naar Greenwich Park. Daar nam hij een pad naar het Royal Observatory. Halverwege de heuvel kwam hij vermoedelijk ten val waarbij de bom tot ontploffing kwam. Zwaar gewond werd Bourdin naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis vervoerd. Zonder dat hij zijn naam noemde of iets zei over zijn motieven, overleed hij daar een half uur later. Waarschijnlijk had hij een aanslag willen plegen op het observatorium.
Het is altijd een raadsel gebleven wat Bourdins beweegredenen voor de aanslag waren. Het observatorium gold niet als een markant kapitalistisch symbool. Ook als symbool van de Britse staat lijkt het vergezocht. Iets als de Houses of Parlement zou in dat geval meer voor de hand gelegen hebben. Het observatorium diende immers in de eerste plaats de wetenschap.
Wel bevond zich in het observatorium de klok die sinds 1852 de Greenwich Mean Time (GMT) aangaf. In 1880 besloot de Britse regering deze als standaardtijd te hanteren. Met enige fantasie valt hooguit te beargumenteren dat de klok een symbool vormde voor de controle die de Britse staat dankzij de GMT uitoefende over het dagelijks leven van de arbeidende bevolking. Maar deze redenering lijkt vergezocht.
Een andere vraag die politieonderzoekers zich stelden was of de actie van Bourdin een soloactie was of dat hij bij de voorbereiding hulp had gehad. Opvallend was verder dat Bourdin een groot geldbedrag bij zich droeg. Waarom? Wilde hij na zijn daad mogelijk snel het land verlaten? En hoe was de Fransman eigenlijk in Londen verzeild geraakt en wat voerde hij er uit?

Strenge wetten
Londen was in de jaren rond 1890 een toevluchtsoord geworden voor socialisten, anarchisten, Russische nihilisten en andere revolutionairen die, op het gevaar vervolgd te worden, niet langer in eigen land konden blijven. Buitenlandse politieke bannelingen van allerlei pluimage en nationaliteit vonden in Londen makkelijk hun draai. In kringen van landgenoten werden ze snel opgenomen.
Peter Kropotkin had na zijn gevangenschap in Rusland, spoorslags het continent verlaten – Frankrijk dreigde hem uit te leveren aan Rusland – en had zich in 1886 in Londen gevestigd. Daar was hij in dat jaar betrokken bij de oprichting van de Freedom Group. Ook de Russische revolutionairen Stepniak en Félix Volkhovsky hadden zich in Londen gevestigd, evenals de Duitse anarchist Rudolf Rocker en de Oostenrijkse historicus van het anarchisme Max Nettlau.
In Frankrijk brak tijdens de jaren van het ‘anarchisme van de daad’ een ware heksenjacht op anarchisten uit. De bomaanslagen door Ravachol (1892) en Vaillant (1893) waren aanleiding voor het aannemen van strenge wetten, gericht op het vervolgen van anarchisten. Door deze Lois scélérates werd de persvrijheid aanzienlijk beknot en anarchistische propaganda verboden. Antimilitaristische activiteiten en propaganda tegen de staat waren niet langer toegestaan. Voor de anarchistische beweging in Frankrijk betekende dit een enorme aderlating. Het publiceren van tijdschriften en het organiseren van bijeenkomsten waren vrijwel onmogelijk geworden. Naar schatting zo’n vijfhonderd Franse anarchisten namen de wijk naar Londen, onder wie Louise Michel, de heldin van de Commune.

Kleermaker
Ook de Nederlandse anarchist Alexander Cohen, volop actief in de anarchistische beweging in Parijs, ondernam de reis over het Kanaal. Cohen schreef in Parijs voor een aantal anarchistische tijdschriften en was correspondent voor Recht voor Allen van de socialistische voorman Domela Nieuwenhuis. Hij was zeer goed bevriend met anarchistisch publicist en kunstcriticus Félix Fénéon en de latere anarchist van de daad Emile Henry. Henry pleegde onder meer de beruchte bomaanslag op Café Terminus in Parijs op 12 februari 1894, slechts drie dagen voor de bomontploffing in Greenwich. Voor zijn daden werd hij op 12 mei 1894 terechtgesteld. Ook Henry verbleef enige tijd in Londen.
Vanuit Parijs kwam ook de Parijse kleermaker Martial Bourdin naar Londen. Hij was 26 jaar oud, geboren in Tours. In Parijs was Bourdin lid geweest van L’Aguille (De Naald), een organisatie van anarchistische kleermakers. Na een korte gevangenisstraf voor het organiseren van een anarchistische bijeenkomst vertrok hij naar Londen waar hij werk vond in de kleermakerswerkplaats van zijn broer. In Londen werd hij een geregelde bezoeker van de Autonomie Club, waar discussie- en propagandabijeenkomsten werden gehouden. Bourdin was een tijdje secretaris van de Franse sectie van de club. Hij was een geregelde bezoeker van de drukkerij van het tijdschrift The Torch of Anarchy, voor een praatje of om de laatste nieuwtjes op te pikken.

Olivia en Helen Rossetti en vader William Rossetti

Tijdschrift
Dit tijdschrift werd tussen 1891 en 1894 gemaakt door twee zussen, Olivia Rossetti (1875-1960) en Helen Rossetti (1879-1969), dochters van de schrijver William Rossetti. Hun moeder was Lucy Madox Brown, auteur van een biografie van Mary Wollstonecraft. Haar halfzuster was de moeder van de Britse schrijver Ford Madox Ford.
Zowel vader Rossetti als oom Ford Madox Ford verkeerden in vooruitstrevende literaire en politieke kringen. Het huis van de Rossetti’s is wel beschreven als een soort salon waar progressief denkende en kunstminnende figuren graag over de vloer kwamen en van gedachten wisselden over politiek en cultuur. De Rosetti’s raakten onder meer bevriend met Peter Kropotkin, Stepniak en andere Russische revolutionairen, William Morris en George Bernard Shaw.
Nog in hun tienerjaren, beïnvloed door de brochure An Appeal to the Young van Kropotkin, besloten de zussen Rossetti een tijdschrift uit te geven, gewijd aan het anarchistisch gedachtegoed. Vanuit de kelder van hun ouderlijk huis maakten ze de eerste paar nummers en gaven ze de brochure Why I Am An Anarchist van George Bernard Shaw uit. Een vriend van de familie zorgde voor de toebehoren voor een kleine drukkerij. In Ossulston Street, in een arme buurt van Londen, vestigden ze de drukkerij en de redactieruimte van het tijdschrift. De drukkerij werd een aanloopplek voor allerlei actieve anarchisten, en diende ook als vergaderlokaal. Vaak werd er gezamenlijk gegeten. Max Nettlau was een geregelde bezoeker, net als Louise Michel en de Italiaanse anarchist Malatesta. Alexander Cohen liep er regelmatig binnen, evenals Emile Henry en Martial Bourdin.
In The Torch verschenen artikelen van onder anderen Louise Michel, Sébastien Faure, Malatesta, Emile Zola, Octave Mirbeau en de jonge Ford Madox Ford. De impressionistische schilder Camille Pissarro maakte enkele tekeningen voor het blad. Alexander Cohen schreef voor The Torch een fel artikel waarin hij de zojuist wegens homoseksualiteit veroordeelde Oscar Wilde verdedigde, en het artikel The Case for Mrs. Eden, waarin hij als een van de eersten in de Engelse taal, voor de vrouw het recht op abortus bepleitte.[1]

Provocateur
Conrad had weliswaar een ware gebeurtenis als uitgangspunt voor zijn roman genomen, maar hij stelde dat de inhoud verder geheel aan zijn verbeelding was ontsproten. Destijds, in 1894, zo beweerde hij, waren de berichten over de geplande aanslag hem volledig ontgaan omdat hij in het buitenland verbleef. Conrad was in Frankrijk, maar daar kan de door Emile Henry gepleegde aanslag hem toch moeilijk zijn ontgaan. Ongetwijfeld zal de Franse pers ook naar de Greenwich bom hebben verwezen. Die was immers slechts drie dagen na de aanslag in Parijs.
Conrad hoorde pas van de Greenwich bom in 1906, zo stelde hij, toen de affaire in een gesprek met zijn goede vriend Ford Madox Ford, toevallig ter sprake kwam. Dat lijkt echter onwaarschijnlijk. Conrad wist wel degelijk meer over de achtergronden, zo schreef Ford Madox Ford later.
In het boek zet Verloc Stevie aan tot het plegen van de aanslag. Ook in werkelijkheid was het aannemelijk dat een provocateur actief betrokken was bij de voorbereidingen. Verschillende bronnen maken althans melding van de rol van een politiespion.
Sir Robert Anderson, in 1894 Second Assistant Commissioner van de Metropolitan Police, schreef later in zijn memoires dat de politie van te voren op de hoogte was van activiteiten van Bourdin, maar die dag niet kon ingrijpen. Toen Bourdin op 15 februari 1894 zijn huis verliet, werd hij gevolgd maar in het straatgewoel raakte men hem kwijt. Anderson ‘vergat’ echter te vermelden dat zijn eigen dienst kennis had van de voorbereiding van een aanslag en Bourdin min of meer zijn gang had laten gaan.

Ford Madox Ford

‘Halve gek’
In een brochure over de affaire beweerde de anarchist David Nicoll destijds dat H. B. Samuels, de zwager van Bourdin en uitgever van het anarchistische blad Commonweal, een politiespion was. Hij zou Bourdin tot zijn daad hebben aangezet. Nicoll beweerde dat een man genaamd Fauset McDonald het zwavelzuur voor de bom aan Bourdin had geleverd. Ook anderen uit de beweging onderschreven de beweringen van Nicoll over Samuels.
Toen Nicholl echter meer personen uit de beweging ervan ging betichten voor de politie te spioneren, kreeg hij een deel van de beweging tegen zich. Prominente anarchisten als Kropotkin en Charlotte Wilson distantieerden zich in een open brief van Nicholl. De rol van Nicholl was daarmee uitgespeeld, maar in de Engelse beweging bleef de affaire nog jaren doorsudderen.
Het meest overtuigend zijn echter de verklaringen van Ford Madox Ford (1873-1939). Als schrijver is hij tegenwoordig vrijwel vergeten, ook al wordt zijn roman The Good Soldier gerekend tot één van de beste romans van de twintigste eeuw. Veel lezers kennen hem als een van de figuren in de literaire kring rond James Joyce en Ernest Hemingway in de jaren twintig in Parijs. In A Moveable Feast, de memoires van Hemingway over zijn tijd in Parijs, geeft hij een niet al te flatteus beeld van Ford.
Ford was een groot bewonderaar van Kropotkin. Vaak zocht hij hem op in zijn cottage en maakten ze lange wandelingen in de natuur. Ford was geen actieve anarchist, maar dankzij zijn contacten met de zussen Rossetti verkeerde hij aan de zijlijn van de beweging. Hij was dan ook goed op de hoogte van wat daar speelde. In zijn memoires beschrijft hij hoe hij in 1906 Joseph Conrad, die toen aan The Secret Agent werkte, had voorzien van anarchistische literatuur en hem informatie over bepaalde anarchisten had gegeven. Zelfs over het plot van de aanslag op het Observatory kon Ford inlichtingen geven, hem verteld door Herbert Asquith, de vroegere Home Secretary. Het idee van een aanslag op het Greenwich Observatory zou afkomstig zijn van een Russische agent-provocateur genaamd Azev. De Rus was in de jaren negentig actief geweest in Londen. Hij had geopperd een ‘halve gek’ in te huren en hem met een bom op pad te sturen naar het observatorium, om zodoende een reactie van de Britse regering ten aanzien van Russische revolutionairen te kunnen uitlokken.

Het ongemarkeerde graf van Martial Bourdin op St. Pancras Cemetary, Londen

Roman
Dat Martial Bourdin het slachtoffer was geworden van de manipulaties van een agent-provocateur was een opvatting die onder anarchisten in Londen breed werd gedragen. Dat blijkt ook uit de roman van Isabel Meredith uit 1903, getiteld A Girl among the Anarchists.
De roman beschrijft het wel en wee rond een anarchistisch tijdschrift genaamd The Bomb, en de drukkerij waar het vervaardigd wordt, in het Londen van rond 1894. Dat The Bomb niets anders dan The Torch kan zijn is duidelijk, want Isabel Meredith was het pseudoniem van Olivia en Helen Rossetti. De roman is geen geromantiseerd of fictief verhaal. Volgens tijdgenoten van de Rossetti’s is het een meer dan waarheidsgetrouwe beschrijving van de jaren dat de zussen het blad in Ossulton Street drukten en uitgaven. De namen van personen zijn echter gewijzigd. In de persoon Augustin Myers is niettemin Martial Bourdin te herkennen. Bourdins zwager H.B. Samuels wordt in de roman opgevoerd als zijn broer Jacob Myers. Fauset McDonald, de man die Bourdin waarschijnlijk van zwavelzuur voorzag, krijgt de naam Dr. Armitage. Alexander Cohen figureert in de roman als Armand Sylvestre. Dat Cohen bekend stond als een notoire grappenmaker wordt ook in de roman duidelijk. Ook komt hij met een ingenieus plan om een gezochte Italiaanse anarchist onopvallend uit de drukkerij te smokkelen.

Reputatie
Door literatuurcritici en –historici zijn veel studies verricht over de thema’s, opbouw, chronologie en achtergronden van The Secret Agent. Zelfs over het sfeerbeeld van Londen in de roman.
Een vraag blijft echter waarom Conrad beweerde niets te weten van de achtergronden van de affaire. Was hij misschien bang dat hij zijn serieuze reputatie als romanschrijver teniet zou doen wanneer hij zou toegeven zich verdiept te hebben in het anarchisme? Is dat ook de reden waarom hij een karikaturaal beeld schetst van anarchisten? Blijkbaar wilde hij onder geen beding met het anarchisme geassocieerd worden.
Een aantal elementen uit de informatie van Ford paste hij toe in de roman: een man met een bom op weg naar het observatorium blaast zichzelf op; de agent-provocateur en zelfs de ‘halve gek’ van Azev, geprojecteerd op de verstandelijk beperkte Stevie. Het drama van de familie Verloc voegde hij eraan toe.
Aan de Schotse politicus R.B. Cunninghame Graham schreef hij in 1907: ‘ …I am glad you like the S. Agent. Vouz comprenez bien that the story was completely written without malice. It had some importance for me as a new departure in genre and as a sustained effort in ironical treatment of a melodramatic subject, – which was my technical intention…’

Alexander Cohen

Verontwaardiging
Enkele dagen na de ontploffing schreef een Nederlandse krant: ‘De man, die met de ontplofbare stoffen in zijn zak te Greenwich struikelde en op de meest pijnlijke wijze zelf het slachtoffer werd der vernietigingswerktuigen, waarmede hij de maatschappij bedreigde, schijnt in relatie te staan tot andere te Londen vertoevende anarchisten. Door de bij hem gevonden papieren zal het misschien aan de Engelsche politie gelukken, eenige gevaarlijke personen het land uit te zetten.’
Daarmee verwoordde de krant in eerste instantie de verontwaardiging bij de Britse pers en in de publieke opinie. De woede zakte echter snel weg toen meer en meer duidelijk werd dat de politieautoriteiten een dubieuze rol in de affaire hadden gespeeld. Arrestaties in verband met de zaak bleven uit en niemand werd het land uitgezet.
Alexander Cohen besteedt in zijn memoires Van anarchist tot monarchist (1936) slechts enkele regels aan het gebeuren. Hij noemt Bourdin zelfs niet bij naam, maar geeft wel keurig antwoord op de vraag wie nu eigenlijk blaam trof in de affaire: ‘De énige ‘outrage’, of vóórbereiding daartoe, die, destijds in Engeland plaats had: men vond […] het verminkte lichaam van een, door de bom die hij vervoerde uiteengereten persoon, een Frans kleermaker, wiens naam mij is ontschoten, deze aanslag, zeg ik, werd vrij algemeen toegeschreven aan den overdreven dienstijver der continentale politie, die, met de oogluikende instemming van Scotland Yard, m.a.w. van de Engelse Intelligence Service, de Britse regering wilde nopen tot de uitbanning van de reeds in Engeland vertoevende, en het niet-toelaten, op haar grondgebied, van toekomstige anarchistische uitwijkelingen. Maar de grove toeleg was zódanig in het oog gelopen, dat zelfs de aanvankelijk het hevigst misbaar makende kranten al gauw haar gekunstelde verontwaardiging tegen de, van Albions gastvrijheid misbruik makende ‘foreign criminals’ lieten uitgloeien als een stervend stoppelvuurtje.’

Noot:
[1] Op 12 juni 1895 schreef Alexander Cohen aan Domela Nieuwenhuis: ‘Die lui [van The Torch] krygen nog steeds Recht voor Allen niet in ruil van hun blad, in weerwil van myn herhaald verzoek en uwe belofte. Waarom niet?’