Einde van het stenen tijdperk – Nawoord
Nol Hermans en ik gingen, evenals een redelijk aantal van onze collega’s, aan het eind van ons vierjarig contract met een studieopdracht van het Gouvernement naar Nederland, om na een afgeronde universitaire opleiding onze prille carrière bij het binnenlands bestuur van Nieuw-Guinea te vervolgen. Dat was althans de bedoeling, maar voordat de studies goed en wel waren voltooid was Nieuw-Guinea in handen van Indonesië gevallen.
Voor ons betekende dit dus het einde van die carrière, maar er was voldoende alternatieve werkgelegenheid. Met de beëindiging van het koloniale tijdperk kwamen we eigenlijk vrij automatisch in de sfeer van de wereldwijd beginnende ontwikkelingssamenwerking terecht, waarin we ons verder konden ontplooien. Het was weliswaar heel spijtig dat we niet meer aan de opbouw van dit prachtige woeste land konden werken en niet langer een bijdrage konden leveren aan de ontwikkeling van de Papua.
Voor de Papua waren de gevolgen echter veel ernstiger. In 1962 werd Nieuw-Guinea aan de Verenigde Naties overgedragen. In een radiotoespraak wenste Minister-president De Quay de bevolking Gods zegen toe! De Papua kreeg de schijngarantie dat hij zich in 1969 alsnog in een referendum zou mogen uitspreken voor zelfstandigheid of definitieve aansluiting bij Indonesië. Begin 1963 droegen de Verenigde Naties het land over aan Indonesië en stond de Papua aan het begin van een lange periode van bloedige onderdrukking door een neokoloniale mogendheid, werd hij een derderangs burger in zijn eigen land. Indonesische ambtenaren en vaak arme immigranten vanuit het overbevolkte Java en van andere eilanden verdrongen de lokale bevolking uit hun functies en van hun gronden. In de loop der jaren zijn naar schatting meer dan 100.000 Papua’s door het Indonesische leger en de politie vermoord.
Indonesische en internationale bedrijven hebben zich als aasgieren gestort op de bossen en bodemschatten. Door het wegsluizen van de inkomsten die daarmee werden verkregen, werd de bevolking op grote schaal bestolen. Het is dan ook begrijpelijk dat de Papua zich door Nederland in de steek gelaten voelde. Nederland zwichtte echter voor de toenemende internationale en met name Amerikaanse druk. De Papua werd opgeofferd teneinde het gevaar van toenemende communistische invloed in Azië en Indonesië te bezweren.
En wat valt er dan nog over het Sterrengebergte te melden?
Na mijn vertrek in oktober 1959 werd de bestuurspost Sibil nog bemand door achtereenvolgens de collega’s Dasselaar, Born en Laumans. De laatste werd in augustus 1961 vervangen door de eerste Papua bestuursassistent, Wamafma die op zijn beurt met het politiedetachement in september 1962, vooruitlopend op de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië, werd teruggetrokken waarmee de post in feite was opgeheven. Met een bezoek van bestuursambtenaar J.W. Kroon van 11 tot 14 januari 1963 werd die situatie geformaliseerd door de afsluiting en opruiming van de administratie.
De komst van de Rooms-katholieke missie in de Sibil in september 1959 was voor de zendelingen van de UFM een reden om naar een andere regio als werkterrein om te zien. Zoals ze tegenover mij al te kennen hadden gegeven, dachten zij erover om een post in de Kiwirok te openen. In de loop van 1960 maakten zij een paar verkenningstochten daarheen. De missie, die de activiteiten van de zending aan de noordkant van de centrale waterscheiding met argusogen volgde, was er alles aan gelegen om zich ook aan die noordkant te vestigen. In februari 1961 reisde Pater S. Hylkema o.f.m. via de Sibil naar de Ok Bi en Ok Baab om in een zijdal van de Ok Bi, Abmisibil genaamd, een post te openen. De zendelingen hadden in de Kiwirok vrij snel een vliegveldje aangelegd en vertrokken op 1 februari 1961 met hun hele hebben en houden uit de Sibil via een MAF luchtbrug om zich daar definitief te vestigen.
Pater Mous o.f.m. was de eerste missionaris die na ‘kwartiermaker’ Van de Pavert op de post Sibil was gestationeerd. Mous bezocht in de loop van 1961 nog éénmaal de Kiwirok om te onderzoeken of er nog een geschikt terrein voor vliegveldaanleg was, maar uiteindelijk besloot de missie, mede door de toenemende druk van de UFM, om van vestiging aldaar af te zien en de er al geplaatste voorloper (lokale kwartiermaker) terug te trekken.
Hylkema had een moeizame start in Abmisibil. Hij trok drie maanden door het gebied op zoek naar een geschikte plaats voor de aanleg van een vliegveld en toen duurde het nog tot 1 maart 1963 eer er een proeflanding met een klein vliegtuig kon plaatsvinden en hij uit zijn nogal geïsoleerde positie was verlost. De missievlieger, Pater Vergouwen, die bij de bevoorrading van de buitenposten zo’n belangrijke rol speelde, verongelukte op 27 april 1963 met zijn vliegtuig (Tango Hotel) tijdens een vlucht naar de Sibilvallei.
De missie ontplooide de gebruikelijke activiteiten zoals de bouw van een missiestatie en een kerk en de opening van dorpsschooltjes. In de loop van 1961 waren er in de Sibil al 1 gesubsidieerde (Mabielabol) en 4 ongesubsidieerde schooltjes (Kigonmedip, Lewengbon, Banoemdol en Bilomien). Dit lijkt nogal voortvarend, maar het absenteïsme was vaak vrij hoog omdat men onvoldoende voedsel had en/of in de tuinen moest werken en in ieder geval ook nog niet gewend was aan de routine van dagelijks schoolbezoek. Hoe het zij, de jeugd vormde de primaire doelgroep voor de kerstening want met de oudere ‘heidenen’ voorzag men niet direct veel succes te zullen boeken. En zo werden dan al op 1 juli 1962 de eerste 23 schoolkinderen gedoopt. Eind 1962 was het kerkje op Mabielabol gereed. Toen Hylkema in mei 1969 uit het Sterrengebergte vertrok beheerde de missie in Ok Sibil en Bi-Baap een zestal door de regering erkende dorpsscholen. In de Kiwirok beheerde de UFM één erkende dorpsschool. Na pater Mous waren in de Sibilvallei o.a. nog de missionarissen Frankenmolen, De Gier, Koot, Zwartjes en Van Dijk geplaatst.
De drie vliegvelden in het Sterrengebergte vormden na de overdracht van het bestuur over Nieuw-Guinea aan Indonesië de basis voor de bestuurlijke indeling van de regio. De hoofdpost bleef Mabielabol met drie onderdistricten, de Ok Sibil ten zuiden van de waterscheiding, de Ok Ngangul ofwel het onderdistrict Kiwirok en de Abmisibil ofwel het onderdistrict Bi-Baap, beide ten noorden van de waterscheiding.
Over de jaren na de bestuursoverdracht kan uit informatie van verschillende bronnen, o.a. oud-missionarissen, een indruk worden verkregen van de ontwikkelingen die de afgelopen ruim 40 jaren in het Sterrengebergte hebben plaatsgevonden. Het zou in het kader van dit relaas te ver voeren om daarover uitvoerig te schrijven, aangezien dit vrij intensief bronnenonderzoek en veldwerk zou vereisen.
Wel kan worden vastgesteld dat positie van de Ngalum, de bewoners van het Sterrengebergte, er in al die jaren sinds het Nederlands bestuur moest vertrekken niet veel beter op is geworden. In tegendeel. Doordat de Organisasi Papua Merdeka (OPM) al jaren vanuit Papua New Guinea in het Sterrengebergte een uitzichtloze strijd voert tegen de Indonesische ‘bezetter’, heeft dit regelmatig tot brute, bloedige acties van het Indonesische leger geleid. Daarnaast eisen ziekten, die zich als gevolg van slechte hygiënische en gezondheidstoestand regelmatig voordoen, hun tol.
Dankzij de missie hebben wel nogal wat Sibillers na de dorpsschool een opleiding tot leraar, verpleger, houtbewerker e.d. ontvangen en zijn er projecten op het gebied van land- en tuinbouw en veeteelt gestart. Voorts is er een trek geweest naar de goudmijn van Ok Tedi op PNG-gebied net over de grens en was er de hoop dat de exploratie door de Kennecott-maatschappij ook tot meer werkgelegenheid zou leiden. Maar meestal is de vraag naar ongeschoolde arbeid bij dit soort mijnbouwactiviteiten vrij beperkt.
Tot besluit lijkt een vergelijking tussen het koloniale bestuur van ‘toen’ en het bestuur van de nieuwe machthebber interessant.
Vonden wij het een uitdaging en een avontuur om in dit prachtige bergland te worden geplaatst, onze ópvolgers’ beschouwden het meer als een straf en waren dan ook vaak meer af- dan aanwezig. Onze contacten met de bewoners van het Sterrengebergte, of het nu in de Sibil, de Bi-Baab, Kiwirok of Tomkadin (ten noorden van de Antares) was, waren bijzonder plezierig.
We voelden ons altijd welkom, wederzijds geweld werd nooit gebruikt, geen Papua is door een kogel of anderszins gedood. Zonder verder op details in te gaan blijkt van onze ‘opvolgers’ het tegenovergestelde te moeten worden gezegd.
Arme Ngalum!
BIJLAGEN (pdf)