God wil het! – VII – Reizen in het spoor van de kruisvaarder

Nicaea en Dorylaeum: sterf dan honden!

Iznik

De geschiedenis van Nicaea, het huidige Iznik, gaat mogelijk terug tot duizend jaar v. Chr., maar het was een generaal van Alexander de Grote die Nikaia in de vierde eeuw v. Chr. op de historische kaart zette. Nicaea werd bekend omdat hier in 325 het eerste oecumenische Kerkconcilie plaats vond, waarin de afvalligen van de algemene christelijke kerk werden gemaand terug te keren naar de moederkerk (zie hoofdstuk 1). Het zevende oecumenische concilie vond ook plaats in Nicaea en heeft geschiedenis gemaakt omdat hier de iconoclasten, die een verbod op het vervaardigen van religieuze afbeeldingen voorstonden, werden veroordeeld. Hierna volgde een bloeitijd voor de vervaardiging en verspreiding van iconen. De Arabieren zijn er in de achtste eeuw tijdens hun opmars door Klein-Azië niet in geslaagd de stad in te nemen. De Turkse Seltsjoeken veroverden Nicaea in 1074 en hun sultan Kilij Arslan maakte er de hoofdstad van zijn veroverde gebied van.

De wraak van de sultan

Peoples Crusade Massacre

Langs de heuvelachtige oevers van de beroemde Bosporus liggen oude paleizen, villa’s en moskeeën verspreid tussen de cipressen en platanen. Deze zeestraat vormt over een lengte van dertig kilometer de verbinding tussen de Zee van Marmara en de Zwarte Zee. De afstand tussen de beide oevers die Europa en Azië van elkaar scheiden is weliswaar fysiek op sommige plekken maar 660 meter breed, maar in cultureel opzicht liggen ze vaak mijlenver van elkaar verwijderd. Vanaf het bootstation aan de Aziatische zijde van Istanbul voert een brede autoweg, die door de gebruikers op chaotische wijze wordt bereden via de vanwege haar zijden tapijten bekende kustplaats Hereke naar de grauwe industriestad Izmit. Ten zuiden van deze stad, in de omgeving van het plaatsje Hersek, moet het slagveld hebben gelegen waar zich de historische ramp van Civetot heeft afgespeeld. Met meer dan een half jaar voorsprong op het officiële kruisleger trok Peter de Kluizenaar richting Nicaea, het huidige Iznik en in die tijd de hoofdstad van de Seltsjoekse sultan Kilij Arslan. Zo’n zesduizend Duitser, Fransen en Italianen hadden zich van de hoofdmacht van het volksleger van Peter de Kluizenaar losgemaakt. Plunderend en rovend trokken ze langs de zee van Marmara en onder de rook van Nicaea bestormden de christenen het kasteel Xerigordon dat zij als uitvalsbasiswilden gebruiken voor hun rooftochten. Sultan Arslan zond echter zijn troepenmacht die binnen een dag het kasteel omsingelde en de bron bezette die het fort van water voorzag.

Na acht dagen gaven de westerse manschappen zich over door de dorst. Sommigen zogen water uit modder, anderen dronken hun eigen urine op. De Europeanen moesten zich gedwongen overgeven en bijna iedereen werd afgemaakt. De Turken voerden de goed ogende jongens en meisjes als slaven weg.’

Voor de christenen onderweg naar het oosten betekende dit het begin van een naderend drama. Toen in het kamp van het volksleger het nieuws bekend raakte dat talloze broeders in de strijd tegen de Turken gesneuveld waren, wilde men maar één ding: wraak.

‘Op 21 oktober brak het hele leger bij zonsopgang op. Vijf kilometer buiten Civetot wachtten de Turken in een nauwe beboste vallei op de komst van de christenen. De kruisvaarders liepen zorgeloos en lawaaierig door de bergketen toen zijn plotseling bestookt werden met een regen van pijlen die paarden en mensen dodelijk troffen. Turkse cavalerie achtervolgde kruisvaarders die in paniek een goed heenkomen zochten. Soldaten, vrouwen en geestelijken vonden hier een gruwelijke dood.’

De afgeschoten Turkse pijlen zagen er uit als ‘stekelvarkens of dicht bezette speldenkussens waar geen schild tegen bestand was. De wapenuitrusting van een kruisridder bestond in die tijd ondermeer uit ‘een lans van berkenhout, voorzien van een ijzeren spits en met een vlaggetje versierd benevens een zwaard, onderscheidende soorten pijlen, een strijdbijl en een knots. Tot de verdedigende wapens behoorde de ronde of de vierkante schilden, het pantserhemd of maliënkolder, de helm met een pluim en een wapenstok. De gewapende pelgrims waren met hun schild van hout, leder of staal, de zwarte kuras, de ijzeren of bronzen helm, de wollen lijfrok en de met maliën bedekte paarden voor de inwoners van het oosten een nieuw schouwspel. En sultan Arslan zag op het slagveld voor het eerst hoe de lansen van de Franken flikkerden als glinsterende sterren. De kurassen en schilden wierpen een licht af gelijk dat van de morgenstond in de lente en het gedruis van hun wapens was vreselijker dan dat van de donder.’

Sultan Kilij Arslan

Het centrale leger onder leiding van Godfried van Bouillon trok in april 1097 naar Nicaea. De Vlaming en zijn gevolg moesten zich tot hun grote woede letterlijk een weg banen langs de beenderen in de vallei van Civetot. Sultan Kilij Arslan, brooddronken van de overwinning, had na de gemakkelijk gewonnen veldslag met het volksleger een lage dunk gekregen van de rest van het christelijk leger. Hij voelde zich zó veilig dat hij zijn eigendommen, zijn vrouw en zijn kinderen achterliet in Nicaea en ten strijde trok tegen de Armeniërs in het oosten van het Seltsjoekse rijk. Op 6 mei verscheen Godfried voor de poorten van Nicaea.

De weg naar Iznik voert door het bergachtige gebied van West-Anatolië. Hier en daar ploegt een enkele boer met een os de akkers die vaak bezaaid liggen met stenen en zwerfkeien. Sommige bewoners wonen nog in lemen hutten. Kippen en geiten rennen rond in de stoffige, onverharde straatjes. Wolken jagen boven het landschap en laten vluchtige afdrukken achter op de begane grond. Door het wisselende licht lijkt het landschap op een schilderspalet dat veelvuldig van kleur veranderd. Ezels, paarden en houten wagens completeren hier het landelijke karakter. Het gemotoriseerde verkeer neemt toe wanneer in de verte het meer van Iznik als een ovalen turkoois in het landschap verschijnt. Een magere hond snuffelt in een berg afval die ligt opgeslagen tegen de muur van de Istanbulpoort, de centrale toegangspoort tot Iznik. Aan beide kanten van deze poort staan grote stenen hoofden met holle ogen en opengesperde monden. Ze lijken nog het meest op carnavalsmaskers. De stad is vier eeuwen v. Chr. Opgericht door een generaal van Alexander de Grote en sinds die tijd is er aan de omvang en het stratenpatroon niet veel veranderd. De hoofdstraat, waar allerlei kleine winkels en eethuisjes zijn gevestigd, loopt in een rechte lijn van de Istanbulpoort naar de Zuidpoort. De imposante, nog grotendeels intacte vestingmuur, die een omtrek heeft van zes kilometer en 108 torens telt, omringt Iznik als een halve maan. De rest van het stadje ligt aan het rimpelloze meer. De vestingmuren weerkaatsen het snerpende geluid van de in vervallen schuurtjes ondergebrachte houtzagerijen. De inwoners van Iznik hebben veel stenen met soms nog Griekse of Romeinse teksten en afbeeldingen uit de oude muur gebruikt voor de bouw van hun schuurtjes, waardoor ze een deel van haar imposante verschijning heeft verloren. ‘Maar in de tijd van de kruisvaarders,’ zegt de directeur van het plaatselijke historisch museum, ‘zaten hier talloze legers maandenlang voor de onneembare vesting te wachten om de stad Nicaea in te nemen. Achter de muur wachtten de bewoners met angst en beven de gebeurtenissen af.’ Zijn er nog sporen uit de tijd van de kruisvaarders in deze oude stad? De museumdirecteur wandelt naar de Yenisehirpoort. Aan de buitenkant van de muur wijst hij  naar een van de natuurstenen blokken waar duidelijk zichtbaar een kruis is ingekerfd. Met een scherp voorwerp, een zwaard of een stuk ijzer hebben de christelijke soldaten tijdens de belegering van de stad uit verveling een kruis in de muur gegraveerd.

Gevoelens van lust
Het centrale leger van Godfried maakte zich op om Nicaea te bestormen en gewapenderhand in te nemen. Zij riepen daarbij de hulp in van keizer Alexius. Maar de vorst wilde de mooie stad juist beschermen want hij vreesde een ruïne aan te treffen als de kruisvaarders de stad zouden innemen, vernielen en plunderen. In het geheim voerde Alexius daarom overleg met de bevelhebber van Nicaea. Zij kwamen overeen dat via het meer allerlei levensmiddelen per boot konden worden aangevoerd. Toen de kruisvaarders in de vroege ochtend van 19 juni 1097 de stad wilden veroveren, zagen zij plotseling de Byzantijnse vlag van keizer Alexius op de hoofdtoren wapperen. Op slinkse wijze was Alexius Nicaea over het meer binnengekomen en had, tot groot ongenoegen van Godfried, ook nog eens de vrouw en de kinderen van Sultan Arslan in veiligheid gebracht. De kruisvaarders waren diep geschokt over de coulante houding die Alexius had aangenomen tegenover de Turken. Desondanks overheerste de vreugde over de bevrijding van Nicaea zonder een spoor van bloedvergieten.

Toen de aanval op Nicaea voorbij was, werden vele christelijke gevangenen bevrijd die van het slagveld van Civetot naar Nicaea waren meegevoerd. Hieronder bevond zich een zekere non. Zij klaagde bitter over de voortdurende dwang die op haar was uitgeoefend om verachtelijke en verwerpelijke handelingen  te plegen met een bepaalde Turk. Godfried schonk haar vergiffenis voor haar onwettige verhouding met de Turk omdat zij al zoveel doorstaan had. Maar na een nacht keerde zijn in het diepste geheim weer terug naar dezelfde Turk want hij was in liefde voor haar ontbrand vanwege haar ongelofelijke schoonheid. Hij wilde zich tot het christendom bekeren en de non liet zich door zijn vleierijen overtuigen. Wij dachten echter dat gevoelens van lust haar teveel waren geworden.’

Het volgende doel is de stad Eskisehir, honderd kilometer naar het oosten. De weg van Iznik naar Eskisehir komt uit op de oude Byzantijnse hoofdweg die dwars door Anatolië loopt. Eskisehir werd 100 jaar v.Chr. aan de oevers van de rivier de Sangerius gesticht die tot de dag van vandaag dwars door de almaar uitdijende stad stroomt. Zandkleurige woonblokken domineren de moderne buitenwijken die aan een verlaten uitgestrekt gebied grenzen dat in de geschiedenisboeken vermeldt staat als de vlakte van Dorylaeum. ‘Merheba,’ groet een jonge schaapsherder terwijl hij uitkijkt over de kale grasvlakte. Zijn leren jas hangt losjes ronde de schouders. Af en toe wrijft hij zich in de handen om zich te warmen. Zijn hond rent achter een paar verdwaalde schapen aan. Aan de horizon doemen besneeuwde bergen op. Onder de aarde van deze vlakte moeten de tot stof vergane beenderen liggen van de vele slachtoffers van de slag bij Dorylaeum.

Battle of Dorylaeum

De grond was zo dicht bezaaid met lijken dat een rennend paard ternauwernood een open plekje kon vinden om de voet neer te zetten. De strijd duurde zes uur. We kregen enorm veel buit in handen: goud, zilver, paarden, ezels, kamelen, schapen, ossen en vele andere zaken die we niet kenden.’

De overwinning van de kruisvaarders was van historisch belang. Hadden ze deze slag verloren, dan was de verdere toegang tot het oosten afgesloten geweest en was Jeruzalem mogelijk nooit bereikt. Bovendien werden de Turken in hun opmars naar het Westen gestuit, waardoor het gevaar van een invasie in Europa voor langere tijd was geweken. Sultan Kilij Arslan werd eerst van zijn hoofdstad Nicaea beroofd en verloor bij Dorylaeum zijn kostbare koninklijke tent en een groot deel van zijn kostbare schatten. Hij besloot de strijd op te geven en trok zich terug in de woeste bergen.

U kent de Franken niet’, antwoordde de sultan aan de Arabieren die hem zijn vlucht verweten. ‘Gij zijt niet met hen in handgemeen geweest: Hun kracht is niet menselijk maar hemels of hels.

Robert Mulder & Lejo Siepe – God wil het! Reizen in het spoor van de kruisvaarders
Rozenberg  Publishers 2005         ISBN 978 90 5170 168 5