God wil het! – X – Reizen in het spoor van de kruisvaarder

Antiochië: een teken van God

Belegering van Antiochië

Belegering van Antiochië

Zoet was de smaak van de overwinning. Drie dagen en nachten lang genoten de veroveraars van uitbundige feestmalen en wilde danspartijen met de voor dit doel gespaarde vrouwen van de muzelmannen. Hierdoor kenden de bordelen, die in niet geringe mate door de clerus werden uitgebaat, rustige tijden. Er werd gedobbeld om paarden, wapens en de vrouwen, terwijl minnezangers met hun ter plaatse geschreven hekelzangen de roem of lafheid van de veroveraars bezongen en vooral de adel en de geestelijkheid in de tang namen. De christenen hadden zich uitgedost in de buitgemaakte kleren van hun vijanden en staken, paraderend met de wijde gewaden, zijden mutsen en tulbanden, de draak met de gebruiken van de moslims. Omdat ze van zichzelf alleen wat schamele kleding bezaten, bleven ze vaak langere tijd in de Turkse uitdossing rondlopen, wat menigmaal tot misverstanden leidde. Toen er zelfs kruisvaarders per ongeluk door hun eigen mensen werden omgebracht, gaf bisschop Adhémar zijn mannen opdracht om ‘hun baarden af te scheren, een metalen kruis te dragen en voortdurend het ‘kyrie eleison’ hardop uit te spreken.

Als ratten in de val

De verovering van Antiochië

De verovering van Antiochië

Bitter was de nasmaak. Terwijl de overwinnaars aan het feestvieren waren had de Seltsjoekse emir Kerbogha Antiochië omsingeld en de kruisvaarders ingesloten. De stad zou waarschijnlijk nooit door de kruisvaarders zijn ingenomen, wanneer hij eerder was aangekomen, maar de onderlinge verdeeldheid onder de moslims was groot en terwijl Kerhogha op de steun van zijn collega memirs wachtte had hij kostbare dagen verloren. De emir van Aleppo ruziede met die van Damascus en de emir van Homs kon het bloed wel drinken van zijn collega in Menby. Uiteindelijk zouden al deze onderlinge vetes de snelle doortocht van de kruisvaarders naar Jeruzalem bevorderen. Ook binnen Kerbogha’s leger waren er fricties tussen de Turkse en de Arabische strijders en net als in onze tijd speelden schismatische conflicten tussen de twee islamitische stromingen, de sjiieten en de soennieten, een belangrijke rol.

De kruisvaarders hadden zich tijdens feestvreugde te goed gedaan aan de fijnste delen van de ossen en lammeren en de rest weggegooid, want ze hielden geen rekening met de toekomst en vergaten daarom voedselvoorraden aan te leggen. Om epidemieën te voorkomen waren ze ook druk bezig met het begraven van de moslims, die ze in grote getalen uitgemoord hadden. Ondertussen bestookte Kerbogha de stad met zijn pijlen en schoot stukken rottend vlees binnen de muren om juist ziekten te veroorzaken. Een bijkomend probleem waren de in aantal toenemende ruzies met de bij de massamoorden gespaarde orthodoxe medechristenen. De Syriërs haatten de Latijnen net zo zeer als de moslims en de verhoudingen werden met het uur slechter. Binnen de stad namen de spanningen snel toe. De kruisvaarders zaten als ratten in de val en al snel stierven tientallen de hongerdood. Aanvankelijk kon men zich nog voeden met het vlees van paarden, ezels en kippen, die door de onder elkaar handelende mannen voor woekerprijzen werden verkocht, maar de situatie werd steeds nijpender. ‘De hongersnood was zo verschrikkelijk dat wij de leren schilden aten en bladeren kookten van vijgenbomen, klimplanten, distels en allerhande bomen. Een klein boomblad kostte al één besant! Anderen maakten stamppot van de uitgedroogde huiden van paarden, kamelen, ezels en ossen.

Toen tenslotte zelfs de gevangen genomen Turken werden geroosterd en opgegeten trachtten velen vol walging de stad te ontvluchten.

Het geheim van de lans

De heilige graal

De heilige graal

Na de verovering van Antiochië had Bohemund, de nieuwe bevelhebber van de stad, opdracht gegeven om alle heiligdommen in de oude glorie te herstellen. Moskeeën werden tot kerk omgebouwd en in de Petrus kerk werd de eredienst weer ingevoerd. Met enige bouwkundige ingrepen en het aanbrengen van mozaïeken, werd wat meer aanzien gegeven aan de kale ruimte van de kerk. Terwijl de honger meer en meer slachtoffers maakte en de verzwakte verdedigers getergd werden door het geschreeuw van de vijand buiten de muren verscheen een armoedig geklede boer uit Marseille in het kamp van graaf Raymond van Toulouse. Deze Peter Bartholomeus beweerde dat de apostel Andreus tijdens zijn slaap met een boodschap aan hem was verschenen en had gezegd: ‘Sta op en maak bekend bij de geplaagde mensen dat de hemel ze komst troosten door ze de lans, die de zijde van de Heer heeft doorboord, te laten vinden. Ze ligt verborgen onder de aarde in de kerk van de Heilige Petrus. Je moet de vloer daar open maken en wanneer je gaat graven vind je het wapen. Als daarna de strijd losbarst, hef dan de lans op en jullie zullen overwinnen.

Raymond hoorde de geruchten over het verhaal en riep een vergadering bijeen in de kerk. Hij droeg Peter Bartholomeus op om hier aanwezig te zijn en liet hem de plaats van de lans aanwijzen. Peter wees achter het altaar en smeekte de aanwezigen om onmiddellijk te gaan zoeken. Maar het duurde toch nog langer dan een week voordat men aan het graven sloeg. Het was een zeer donkere nacht. Een grote vallende ster spatte in drie stukken boven het Turkse kamp uiteen en de bijgelovige christenen zagen hierin voldoende aanleiding om in gezelschap van Peter Bartholomeus met twaalf man naar de kerk te gaan en daar de schop in de grond te steken. Nadat ze een dag en een nacht zonder resultaat hadden gegraven daalde Peter blootvoets af in het diepe gat en knielde neer. ‘Hij droeg ons op te bidden tot God om de lans te geven om zijn volk kracht en de overwinning te schenken. Dank zij Peter’s vroomheid toonde God ons toen de lans. Ik kan de vreugde en de uitbundigheid die de stad toen vulde niet weergeven.’ De lans werd gevonden op 14 juni 1098.

Volgens een Arabische kroniekschrijvers had Peter Bartholomeus ‘de speer gewoon in de bodem verstopt en alle sporen uitgewist.’ Maar deze man leefde een eeuw later en kan enige vooringenomenheid niet ontzegd worden. ‘Het is een kwestie van geloof,’ zegt El Ketib, terwijl hij door het kerkje van Petrus loopt, ‘en ik kan alleen maar zeggen dat het eeuwenlang een onderwerp van gesprek is geweest. De lans schijnt later in handen van de moslims te zijn gevallen en door een Turkse heerser naar de paus in Rome te zijn gestuurd als een teken van respect van het moslim geloof voor het christelijk geloof.’ Naar Rome? Dat lijkt een aardige theorie. Na het Kruis van Jezus, de Heilige Graal en de Ark des Verbonds is de Lans waarschijnlijk het belangrijkste christelijke relikwie en de paus zou die zomaar in het Vaticaan bewaren? ‘Waarom laat hij hem niet zien,’ is de vraag aan El Ketib, ‘hij is zeker bang dat een koolstofonderzoek uitwijst dat het ding ergens uit de dertiende eeuw stamt, net als die Lijkwade van Turijn,’ oppert deze zonder enig cynisme en vervolgt: ‘In elk geval is er hier toen iets gebeurd, want na de vondst trokken de kruisvaarders in volle overtuiging en zwaaiend met de lans de poort uit, waarop de Turken zo schrokken, dat ze alle kanten uit vluchtten.’

Liefde op het eerste gezicht

Adhémar van Puy

Adhémar van Puy

Ten tweede male was de stad bevrijd en het leven werd weer goed in Antiochië. Té goed vonden velen van de pelgrims. Al bijna een jaar hadden ze doorgebracht in en rondom de stad en de gelovigen verlangden naar het eindpunt van de reis: Jeruzalem en het Heilige Graf. Anderen zagen dat eindpunt vooral als beginpunt van de reis terug, naar hun dorp en familie en vrienden in hun steeds meer in het geheugen vervagende geboorteland. Ook de weelde en de welvaart die ze op de voor hun liggende reis dachten te vinden, konden die gedachten niet doen verdwijnen. De leiders van de kruistocht maakten echter geen aanstalten om te vertrekken. Nu de Turken zich niet meer lieten zien, konden ze in dit welvarende gebeid genieten van een gerieflijk leventje. Af en toe werd er een uitval gedaan naar een nederzetting in de omgeving, waarvan de bevolking zich uit lijfsbehoud meestal snel overgaf, want de angst voor de Franken had zich na de nederlaag van Kerbogha tot ver in de omgeving verspreid.

De emir van het nabijgelegen Azaz was op een bijzondere manier in het christelijke kamp terecht gekomen, nadat zijn manschappen in de omgeving van Aleppo een Vlaamse edelman hadden aangevallen en gedood. Toen diens vrouw, die de aanval had overleefd, voor de emir werd geleid werd een van zijn bevelhebbers getroffen door haar schoonheid. De emir gaf toestemming voor een huwelijk en uit respect voor haar afkomst vermeed de legerleiding verdere strijd met de christenen en keerde ze zich zelfs tegen de vijanden van de kruisvaarders.

Het vertrek van het kruisleger werd maand na maand uitgesteld en inmiddels was er in Antiochië een tyfusepidemie uitgebroken. De ontevreden pelgrims zagen dit alweer als een teken van God dat men de stad diende te verlaten. Een van de vele slachtoffers was de vriend en persoonlijke gezant van paus Urbanus, bisschop Adhémar van Puy. Zijn dood kwam hard aan. Adhémar was niet alleen de officiële leider van de eerste kruistocht, hij was ook met algemene consensus voorbestemd om de heerser van  Jeruzalem te worden. Nadat hij in de Sint-Petruskerk ter aarde was besteld op de plaats waar de Heilige Lans was gevonden, stroomden de verontruste pelgrims woedend en angstig samen voor de huizen van hun leiders om ze te dwingen de stad te verlaten. ‘Mogen allen omkomen, die in Antiochië willen blijven, gelijk zijne ongelovige inwoners omgekomen zijn,’ werd er luid geroepen. ‘Moge Antiochië en al de door onze wapenen veroverde steden in vlammen opgaan, want iedere verovering is een hinderpaal voor onze heilige onderneming; laten wij aanvoerders kiezen, die geen andere eerzucht voeden dan wij, en laten wij op weg gaan onder leiding van Jezus Christus, voor wie wij de wapenen opgevat hebben.

 

Robert Mulder & Lejo Siepe – God wil het! Reizen in het spoor van de kruisvaarders
Rozenberg  Publishers 2005         ISBN 978 90 5170 168 5