Hamburgerstraat 28 – Het proces van Knut Detlev F.
Bij de opening van het Holland Festival voor de Oude Muziek in september worden bij het vallen van de avond de klokken van de Dom en van een aantal andere kerken binnen de singels van Utrecht geluid en de carillons bespeeld. Enkele Utrechters schijnen niet gediend te zijn van wat zij ervaren als onnodige herrie. Zo probeerde enige tijd geleden een van hen door middel van een kort geding het Dom-carillon zelfs definitief het zwijgen op te leggen, althans tijdens de nachtelijke uren. Hij was waarschijnlijk rebels geworden door zoveel dominant kerkgelui om hem heen. Het is ook niet gering wat Utrecht op dit gebied te bieden heeft. Er zijn op een paar vierkante meter binnen de, wat ook wel genoemd wordt, stadsbuitengracht zoveel kerken en daar omheen hoven, dat iemand Utrecht zelfs een verkloosterde stad heeft genoemd. Het gerechtsgebouw met zijn voorplein, omheind met het hoge hek, past goed in dat beeld. Misschien heeft het daarom zo lang geduurd voordat de rechtbank kon verhuizen uit de oude Middeleeuwse stad naar de overkant van de Catharijnesingel, hoewel al sinds de dertiger jaren vaststond dat een nieuw gerechtsgebouw nodig was. Toen vroeg de Minister van Justitie de president van de rechtbank namelijk reeds om voorstellen te doen voor een andere locatie. De gebouwen aan de Hamburgerstraat zijn eigenlijk tientallen jaren te klein geweest en de verhuizingen van eerst het kantongerecht naar het Janskerkhof, het parket naar Galgenwaard, later ook de faillissementsunit naar de Maliebaan en nog later een aantal andere afdelingen van de rechtbank naar verschillende locaties in de stad hebben nooit een structurele oplossing geboden. Voor installatie- en afscheidszittingen moest regelmatig worden uitgeweken, ook als het niet een president of hoofdofficier betrof, naar een kerkgebouw in de buurt van de rechtbank. Zo werd in de negentiger jaren de Klaaskerk een vaste dependance van de rechtbank voor dit soort plechtigheden (‘Deurwaarder wat staat er vandaag op de rol?’).
Dit chronisch tekort aan ruimte deed zich voor in een tijd van rechtspleging op menselijke maat en dat laatste past wel bij Utrecht. Daarom waren de Utrechtse verzoeken aan de minister om een nieuw gerechtsgebouw te mogen betrekken waarschijnlijk ook niet overtuigend genoeg, of zo men wil te bescheiden. Het was behelpen, maar de situatie was niet rampzalig. Integendeel, de oude rechtbank had in die jaren sfeer. Hamburgerstraat 28 is lang een open gebouw geweest, waar iedereen gemakkelijk in en uit kon. Er was op de derde verdieping een kantine, die voor iedereen nagenoeg de gehele dag toegankelijk was. Tijdens een schorsing van een mondelinge behandeling zaten daar aan de ene tafel advocaten en partijen en aan een andere de rechter-commissaris en de griffier. Geen glazen wanden maar bodes aan tafeltjes in de gang. Weinig uniformen, geen pasjes. Veel open deuren. Zelfs bij de president liep je, ook buiten het vaste dagelijkse spreekuur, gemakkelijk naar binnen voor advies, zoals ik al in het eerste jaar van mijn stage tot mijn grote opluchting mocht ervaren. De kamer van de president was dan ook pal naast de grote advocatenkamer op de eerste verdieping boven de hoofdingang.
Hoe anders zag de rechtbank er uit rond het proces van Knut F. Hamburgerstraat 28 was in enkele weken veranderd in een vesting. Vergeleken met de bunkers op industrieterreinen, waar tegenwoordig sommige strafprocessen plaatsvinden, viel het destijds echter misschien nog wel mee. Op 6 en 7 december 1977 diende in het gerechtsgebouw de strafzaak tegen F., die lid was van de Rote Armee Fraktion, een stadsguerrillabeweging, die aanslagen pleegde op personen en gebouwen. Het waren roerige tijden in Europa, met name in Italië en wat toen nog was West-Duitsland. Min of meer toevallig was de Utrechtse politie in een autoverhuurbedrijf bij de Veemarkthallen F. op het spoor gekomen, die verdacht werd van criminele activiteiten. Bij deze confrontatie werd een alom gerespecteerde Utrechtse politierechercheur, Arie Kranenburg, doodgeschoten en raakte zijn collega ernstig gewond. De maatschappelijke verontwaardiging was groot. Velen vonden dat de rechtsorde en samenleving gevaar liepen. Daar kwam nog bij dat ten tijde van de arrestatie van F. speelde de zaak van Hanns-Martin Schleyer, de voorzitter van het Duitse werkgeversverbond, die op 5 september 1977 was ontvoerd en op 19 oktober 1977 zou worden vermoord. De voorzorgsmaatregelen rond F. waren dan ook extreem.
Nog voor de strafzitting spande F. een kort geding aan tegen de officier van justitie, mr. T. van Dijk, en de Staat der Nederlanden. Justitie beschikte namelijk aanvankelijk niet over voldoende beveiligde celruimte elders. Daarom werd F. vastgehouden in de marechausseekazerne te Soesterberg. De president van de rechtbank, prof.mr. V.J.A. van Dijk, kon zich in 1994 tijdens het interview, waarvan de weergave staat in het eerste deel van de serie waarin ook deze bundel verschijnt, de situatie ter plaatse uit 1977 goed herinneren. De advocaten van F., mr. P.H. Bakker Schut en mr. A. Willems, spraken over ‘Isolatiefolter’. Zij betoogden dat F. buiten zijn advocaten en bewakers niemand te zien kreeg en dat het enige geluid dat tot hem doordrong werd veroorzaakt door straaljagers (van de USA) afkomstig van de vliegbasis Soesterberg. Voor gedaagden trad als advocaat op mr. E. Korthals Altes. Na de pleidooien in de rechtbank besloot de president om met de advocaten onmiddellijk de situatie ter plaatse te gaan bezichtigen.
Tijdens de bezichtiging bleek dat F. de beschikking had over een dagverblijf en een slaapkamer. F. had boeken gekregen en een cassetterecorder met muziekbandjes. De president verklaarde F. tegen de officier niet ontvankelijk. Deze handelde immers op aanwijzing van de Minister van Justitie. De vordering tegen de Staat werd afgewezen. Later werd de verdachte overgebracht naar het Huis van Bewaring in Maastricht.
Voor de regeling en de beveiliging van het gerechtsgebouw in verband met het strafproces had het korps rijkspolitie onder leiding van commandant van het district Utrecht, jhr. B.W.F. de Beaufort een uitvoerig draaiboek samengesteld. Vanaf 1 december 1977 werden de panden aan de Hamburgerstraat 28 permanent bewaakt. De medewerkers van de rechtbank zullen het niet betreurd hebben dat de districtscommandant had bevolen dat zij op maandag 5 december al om 17.30 uur het pand moesten hebben verlaten. Die middag zou namelijk het Bom-team van het district Utrecht van de rijkspolitie de gebouwen aan een onderzoek onderwerpen. Na het onderzoek door het Bom-team zou het gerechtsgebouw hermetisch worden afgesloten en worden bewaakt door parketpolitie, rijkspolitie en gemeentepolitie met karabijnen en pistolen.
Op 6 december werd de Hamburgerstraat vanaf zeven uur ’s ochtends voor alle verkeer afgesloten. De rechtbank was uitsluitend nog toegankelijk met toegangsbewijzen. Bezoekers mochten geen foto-, film- en opnameapparatuur meenemen en volgens het draaiboek evenmin spandoeken of vlugschriften. Iedereen werd gefouilleerd. In en buiten de rechtbank waren dranghekken aangebracht. Naast de grote strafzittingzaal waren de zaal van de politierechter en de eerste en tweede enquête ingericht voor het volgen van de zitting via een monitor.
In de kamer van de president was een telefooncentrale voor de pers. Het lag voor de hand dat de kamer van de griffier werd bestemd voor de schrijvende pers. Tijdens het proces was de griffie van de rechtbank ondergebracht in het gebouw van de Centrale Raad van Beroep, die toen nog aan de Trans was gevestigd. Het parket, dat toen nog was gevestigd in het pand aan de Hamburgerstraat, was tijdelijk ondergebracht in het hoofdbureau van de gemeentepolitie te Utrecht aan het Paardenveld.
Volgens het draaiboek moesten alle politiemedewerkers bijzonderheden onmiddellijk doorgeven aan kapitein Bulsing dan wel aan adjudant Van Ditshuizen. Tijdens de zitting waren niet alleen vertegenwoordigers van de Utrechtse brandweer aanwezig, maar ook een arts en twee medewerkers van de GGD. Twee rechercheurs van de gemeentepolitie Utrecht en de opperwachtmeester Vink moesten in burgerkleding het publiek, en met name de verwachte RAF sympathisanten, in de gaten houden. Het draaiboek van de politie bepaalde zelfs waar de advocaten zich tijdens de zitting mochten ophouden. Dat was, in tegenstelling tot wat gebruikelijk was in Utrecht, aan de zijde waar ook de officier van justitie zat.
De leiding van de zitting was in handen van de president van de Strafkamer, mr. K.S. Bieger. In het Utrechtse, maar ook daarbuiten, stond Karel Bieger bekend als een magistraat die weinig twijfel liet bestaan over datgene wat hem ter zitting wel en niet beviel. Hij handhaafde zelf de orde. In dit geval echter kreeg hij van de politie vier assistenten. Er stonden twee man bij de achterdeur om de toegangsbewijzen voor de zittingzaal te controleren, de deuren te sluiten bij de aanvang van de zitting en de orde te bewaren tijdens iedere schorsing. Verder stond in de buurt van de officier van justitie een politieman klaar om op eerste verzoek te voldoen aan de wensen van ‘de H.H. rechters’ en de officier van justitie tijdens de zitting. Tenslotte was er nog een politiemedewerker in de buurt van de griffier gestationeerd. Hij was belast met het toezicht op de inbeslaggenomen voorwerpen, waarbij het met name ging om wapens.
Ook het ritueel bij het komen en gaan van de rechtbank was in het draaiboek nauwkeurig geregeld. Zo diende iedereen op te staan als de rechtbank voor de eerste maal de zaal zou betreden en wanneer de rechtbank na de eerste schorsing in de raadkamer zou gaan voor beraad. Daarna mochten de aanwezigen blijven zitten als de rechtbank de zaal weer zou betreden. Na de middagpauze zou men weer moeten gaan staan bij het binnenkomen van de rechtbank en daarna niet meer. Blijkens de bijdrage van Cees Grombergen in deze bundel had hij destijds moeite met het ritueel bij het komen en gaan van de rechtbank. Ik weet niet of hij destijds in de zaal was. Als dat het geval was, zou ook hij zeker niet zijn ontkomen aan het voorgeschreven gedrag. Bij iedere inbreuk op de regels van het draaiboek werd onmiddellijk ingegrepen door de autoriteiten.
Naast de drie rechters en de griffier had tot de raadkamer, waar de rechters met elkaar zouden overleggen over de zaak en het te vellen vonnis, natuurlijk niemand toegang. Het draaiboek maakte een uitzondering voor de president van de rechtbank Van Dijk, de heer Leijenaar voor de verzorging van de geluidsapparatuur, persvoorlichter van het Ministerie van Justitie mevrouw Faber, de adjudant van Ditshuizen en de bode tevens conciërge Janssen.
De meeste aandacht ging vanzelfsprekend uit naar de voorgeleiding van de verdachte. Hij werd pas binnengebracht nadat de voorzitter van de Strafkamer daarvoor uitdrukkelijk een teken had gegeven. Voordat het zover was, kwam er echter nog heel wat kijken bij het vervoer van Knut F. naar de rechtbank.
Het vervoer van Maastricht naar Utrecht geschiedde door de lucht. ’s Morgens om 8.45 uur waren medewerkers van de rijkspolitie met twee helikopters van de Marine Luchtvaartdienst vertrokken van de vliegbasis Soesterberg. Om 10.00 uur vertrokken de helikopters uit Maastricht en om 11.00 uur landden zij in Soesterberg. In de eerste helikopter zaten drie medewerkers van de parketpolitie, de verdachte en de commandant van het transport. In de tweede helikopter zaten vier man van de M.E. met pistool en karabijn. Het vervoer van Soesterberg naar de Hamburgerstraat 28 vond plaats per sankey, een soort pantservoertuig, zoals op de foto in deze bundel te zien is. Ook was voorzien in een alternatief voor het geval de weersomstandigheden vervoer door de lucht onmogelijk zouden maken. Dan zou de verdachte per sankey met escorte van Maastricht naar Soesterberg worden overgebracht. Voor die reis was in totaal drie-en-een-half uur uitgetrokken.
In het draaiboek zag het er allemaal dreigend uit voor de Hamburgerstraat. Dat was een schril contrast met de gewone dagelijkse gang van zaken. De omgeving van de rechtbank was in het algemeen vrij rustig. Er was wel eens een sit down staker of een, meestal vreedzame, demonstratie. Bij een kort geding kwamen soms supporters of actiegroepen met spandoeken opdraven, maar in het algemeen ging her er in de Hamburgerstraat betrekkelijk vredig aan toe. De voorbereidingen voor het proces van F. en de veiligheidsmaatregelen hadden dan ook iets onwezenlijks in die donkere decembermaand. Dat gold met name bij het komen en gaan van de verdachte. Er was veel machtsvertoon en helikopters cirkelden boven de rechtbank en rond de Dom. Uiteindelijk is ook dit proces in de grote strafzittingzaal, zonder daglicht omdat de ramen waren geblindeerd met kogelvrije stalen luiken, zonder incidenten verlopen. De verdachte werd veroordeel tot 20 jaar gevangenisstraf. Hij ging niet in hoger beroep.
Het moet voor de verantwoordelijke magistraten, rechtbank- en parketmedewerkers en de politie een moeilijke tijd zijn geweest. Er was woede over de dood van een politierechercheur en zijn zwaar gewonde collega en onrust over de dreigementen met gewelddadige acties van de RAF. De burgerij verwachtte een krachtig optreden van de overheid. Het was evenmin een gemakkelijke tijd voor de advocaten van Knut F. Zij zetten ook zwaar in door zich te beroepen op het Oorlogsrecht. Hier en daar bestond de neiging om met de verdachte zijn advocaten te criminaliseren. Dat ging zo ver, dat het vrije verkeer tussen de advocaten en hun cliënt onder druk kwam te staan. Zo werden de beide advocaten onderworpen aan extreme veiligheidsmaatregelen, met name voor en na hun bezoek aan hun cliënt. Mr. J.P. Wijn, die destijds Deken was van de Utrechtse Orde van Advocaten, was tijdens de zitting persoonlijk aanwezig om er getuige van te zijn dat de advocaten als zodanig naar behoren konden functioneren en vooral om bij mogelijke geschillen te bemiddelen. Hij hoefde niet in actie te komen. Zoals gezegd, het strafproces tegen Knut F. verliep zonder incidenten. Niettemin leek de Staat door het proces in staat van oorlog. De Hamburgerstraat 28 was een politiebolwerk. Op de daken van omliggende gebouwen waren politiemedewerkers met karabijnen geposteerd. Het geheel vertoonde weinig overeenkomst met de rechtbank op een gewone doordeweekse dag en de strafzaken die daar gewoonlijk dienden.
Het zijn inmiddels herinneringen en ‘Tijd slijt’, zoals staat op het torentje van wat eens was de Kromhoutkazerne. Dat is maar goed ook. Aan de andere kant bij de ingang staat ‘Zijt op tijd’. Niet alleen voor de vroegere en huidige bewoners van de Kromhout twee behartigenswaardige gedachten, maar ook voor degenen die recht zoeken of recht spreken.
Het is wennen ‘alsdan en aldaar aan de Catharijnesingel’, maar de wandelroute van mijn kantoor aan de Maliesingel 20 over de Herenbrug, door de Herenstraat, via de Paulusbrug over de Nieuwe Gracht de Hamburgerstraat in, is gelukkig niet gewijzigd. Alleen moet ik wat eerder van kantoor vertrekken om na de Hamburgerstraat, via de Hamburgerbrug, de Oude Gracht over te steken en via de Haverstraat, de Springweg en de Walsteeg bij het Duitse Huis de Catharijnesingel te bereiken, waar na de zitting koffie of iets anders wacht aan de overkant van het gerechtsgebouw, binnen de singel wel te verstaan.