Hamburgerstraat 28 – Laatste voorstelling: ‘De rol’

HamburgerstraatHet gerechtsgebouw aan de Hamburgerstraat te Utrecht was het theater van talloze rollenspellen: justitieel en volkstoneel. De zalen hadden een podium en ruimte voor toeschouwers. Zelfs de zaal van de kinderrechter was voorzien van een flink podium. Blijkbaar als concessie aan de door justitiële bouwmeesters geschatte lengte van de voor het podium staande kinderen waren de stoelen voor de rechters in die zaal zo laag dat juist zij nauwelijks boven de tafel uitstaken. Met weinig succes zijn de stoelpoten ooit een beetje verlengd. In dit theater mocht ik enkele rollen spelen. Uit die tijd zijn mijn impressies.

De eerste indruk
Het gebouw deed mij al direct aan een theater denken; mijn eerste impressie er binnen was die van zuiver volkstoneel. De moordzaak in de Carltonbar, uitgebaat door een zoon van de bekende Utrechtse kastelein Dikke Dries, werd opgevoerd. Het was indrukwekkend totaaltoneel, waarbij het dramatisch effect werd verhoogd door het donkere weer. Een strenge, precieze strafkamerpresident (later president van de rechtbank) was indrukwekkend gezeten midden op het podium. In de zaal zaten leden van de beide betrokken familieclans gescheiden door het gangpad. Hun interventies, kreten van goed- en afkeuring en onderlinge schermutselingen waren het bewijs dat de rechtspraak midden in de Utrechtse maatschappij stond! Misschien was deze eerste indruk bepalend voor mijn gedachte dat er in dit rechtstheater rollen werden gespeeld, waarbij men dubbelrollen spelen kon en zelfs uit zijn rol kon vallen. Daarover gaat dit verhaal. Namen zal ik zo min mogelijk noemen; soms schrijf ik ‘ik’ om de eigen verantwoordelijkheid niet te ontlopen en ook omdat het gewrongen lijkt mijn eigen rol te verdoezelen. Het blijft een persoonlijke impressie.

‘De rechtbank!!!’
Backstage waren de spelers wat losser van hun rol, zij waren rechterlijke ambtenaren, advocaten, gewone en minder gewone mensen. In de raadkamer, die tevens kleedkamer was, dronken de strafrechters en de officier gezamenlijk hun ochtendkoffie. Na de uitroep: ‘de rechtbank!!!’ verschenen zij in ganzenpas door de deur op het podium ten tonele. De officier nam plaats aan de tafel van de rechters, zo leek het, terwijl dat van de wet echt niet mocht. Slechts van zeer nabij was bij nauwkeurig onderzoek waarneembaar dat dit slechts schijn was en dat de tafels van de griffier en het Openbaar Ministerie van een eigen dragende constructie waren voorzien. Toen ooit een strafkamer van drie rechters, bijgestaan door de griffier, op eigen kracht een optische scheiding van omstreeks een decimeter realiseerde, werd dit door eigenrichting van de sterke arm van justitie ongedaan gemaakt, waarmee publiekelijk leek te zijn bevestigd wie het voor het zeggen had. Deze officier maakte terstond promotie naar een eigen arrondissement! Zijn tafel bleef waar zij was.

Het hekje
Voor de verdachte was er altijd een centrale plaats in de zaal, waar hij mocht staan achter het hekje waaraan hij steun kon vinden. In de zaal van de kinderrechter was er zo waar een wat lager kinderhekje! Hoe zeer het hekje geassocieerd werd met de rol van verdachte mocht ik reeds als griffier ervaren toen ik voor de meervoudige kamer achter dat hekje mocht staan om mijn concepten van vonnissen te verdedigen. Die associatie liet mij zelfs niet geheel los toen ik bij de Utrechtse Kantonrechter beëdigd werd als toeziend voogd over mijn jongste broer.
Ik heb er zelf ook een dankbaar gebruik van gemaakt als er excursies waren van scholieren, studenten of politieambtenaren naar de strafzittingen. Vragenstellers mochten steevast na afloop van de zitting achter het hekje plaats nemen tot groot vermaak van hun klasgenoten.
Het hekje stond niet op het podium. Als het de verdachte werd toegestaan om te gaan zitten verdween hij vrijwel uit het beeld. Hij kwam dan weliswaar op het zelfde niveau als zijn raadsman en ook dichter bij deze, maar de raadsman behield steeds de vrijheid te gaan of blijven staan. De rechterlijke aandacht voor de verdachte zelf leek te culmineren toen de verdachte soms een zitplaats werd gegund op het podium voor de rafel van de rechters. Het leverde de kamerpresident grote persoonlijke waardering op van een bekende vrouwenmoordenaar. Verdachtes kompaan, ‘Oude Nol’, bleef liever staan, geleund op zijn stok om vanuit die positie zijn stem te verheffen.
De raadsman bleef natuurlijk waar hij altijd was; hij stond, weliswaar ver, maar toch achter zijn cliënt. Het duurde niet lang tot er ook verdachten waren die, al dan niet in dronkenschap of als uitdrukking van hun ‘politieke actie’, op de tafel van de rechters gingen zitten, maar die intimiteit was nooit van lange duur en werd door de rechters niet op prijs gesteld.
Het hekje hielp de verdachte om niet uit zijn rol te vallen en gaf hem steun. Dit rekwisiet zou nooit mogen verdwijnen.

Recht uit de Schrift
Al zou men dat in de ‘aloude Bisschopsstad’ niet direct verwachten, van de ‘kansel’ klonk soms ferme gereformeerde taal. Een tijd lang was de strafkamer het toneel van de kerstening, waarbij de dubbelrol van dominee en rechterlijk ambtenaar kon leiden tot uitspraken als: ‘man, bekeer je!’, en van achter de tafel bijbelteksten klonken zodat het leek of er rechtstreeks vanuit de Schrift recht werd gedaan. Dat dit niet steeds zonder succes was, bleek uit vrijwillige aanmeldingen vanuit het publiek voor het lidmaatschap van een reclasseringsvereniging die kennelijk werd aangezien voor de fanclub van een kerstenende officier van justitie. Zijn achternaam vertoonde enige gelijkenis met die van de naamgever van deze vereniging. Hoe treurig was het dat juist deze officier in latere jaren werd achtervolgd door ‘Lucifer’ toen een vervolging wegens brandstichting mislukte omdat het middel waarmee de brand zou zijn aangestoken in de tenlastelegging ontbrak.

Theater van de Lach
De zitting was soms ook het theater van de Lach. Hoe kan het anders; de Lach is het Recht niet vreemd. De verleidelijke glimlach van een appellante, een prostituee die terecht stond voor frequente overtreding van een tippelverbod, was blijkbaar overtuigend genoeg om haar de in eerste aanleg opgelegde vrijheidsstraffen te laten ontlopen.
Rechters blijven meestal in de plooi, maar vallen toch wel eens lachend uit hun rol, wat meestal ten koste van iemand anders gaat. Ik herinner mij een pleidooi in een civiele zaak waarbij het antwoord van een der pleiters op een vraag van de rechtbank voor iedere aanwezige onmiskenbaar in het nadeel van zijn cliënt beslissend was; de kamer kon de Lach niet meer weerstaan. Gelukkig maakte van die kamer ook een zeer ervaren en respectabele advocaat als plaatsvervanger deel uit, wat het geweten van de beroepsrechters enigszins kon sussen.
Een uitstekende functionerende, maar goedlachse, strafraadkamer kwam het ooit te staan op het verwijt van een verdachte niet serieus te worden genomen! De rechtbank kan beter niet lachen om grapjes van de verdachte; hij komt niet om de rechtbank te vermaken. De lachende rechter valt uit zijn rol.
Lachen is niet hetzelfde als humor, maar er wel aan verwant. Dubbelrollen en het vallen uit de rol leveren soms humor op. de officier die kleurrijk en met verve de nachtelijke arrestatie van de op heterdaad betrapte verdachten op de zitting omschreef, maar niet weten wilde dat hij daarbij zelf tijdens een stage bij de politie tegenwoordig was geweest, kwam het te staan op de opmerking: ‘meneer de officier, u beschrijft het alsof u het zelf had gezien’. Het mag niet verbazen dat de officier met de meeste humor naar de ‘Gooise media’ is vertrokken.
De verdachte die terecht stond voor het economisch delict dat hij zijn goedkope rode wijn had voorzien van een etiket met het opschrift ‘Port Saïd’, wilde van mij horen wat er wel op die fles mocht staan. Vallend uit mijn rol en verplaatst in de rol van adviseur kon ik mijn Postaal verleden niet vergeten; de verdachte ging met ‘Portvrij’ naar huis.
Toen een telg uit een bekend Utrechts geslacht met een zeer ronde achternaam terechtstond, bevestigde zijn vader vanaf de tribune zijn persoonlijke affiniteit met de rechtbank onbedoeld, maar wel symbolisch, door luidkeels te roepen: ‘Het is hier geen rechtbank, maar een draaibank!’ Subtiele humor vanaf de tribune?

Dubbelrollen en rolverwisseling
Rollen en dubbelrollen zijn soms moeilijk uiteen te houden en de rechter blijft ook een gewone burger. Zo kon de rechtbankpresident als burger vriendelijk ‘toeristen’ in hoge nood desgevraagd de weg naar het Zandpad wijzen, waarvan hij ambtshalve de ligging en de negotie kende. Diezelfde president verwisselde de rol van jurist en bioloog door tijdens het pleidooi in een pleitwedstrijd over het gebrek aan ‘klophengst’ een briefje toe te schuiven met de tekst ‘sine testibus non agitur’. De suprematie van het recht boven de biologie werd hiermee aangetoond.
Minder gemakkelijk is het als de rol van de rechter in conflict kan komen met verwante maatschappelijke rollen. Zo zag ik ooit als plaatsvervangend kinderrechter geen enkele mogelijkheid om een gedetineerde zeventienjarige tijdens de feestdagen ergens anders onder te brengen dan in het Utrechtse huis van bewaring, waar ik toen maandcommissaris was. Daar kwam een medegedetineerde bij mij klagen hoe schandelijk het was dat de rechtbank een zeventienjarige gedetineerde zijn kerstdagen liet vieren temidden van zulk slecht gezelschap!
De rollen van de rechter en de advocaten in de rechtszaal zijn meestal wel duidelijk. Tijdens een enquête antwoordde een getuige op een vraag van de rechter: ‘Mijn beroep is vicepresident van de Rechtbank te Utrecht en ik ben geen familie van of in dienst bij een van de partijen’. Nadat verhoren van de oorspronkelijke advocaten en van de griffier niet tot opheldering hadden kunnen leiden van wat in het hoofd van die vicepresident was omgegaan bij een door hem tot stand gebrachte schikking, werd nu ook hij als getuige gehoord. Als correcte getuige bracht hij onder ede helderheid omtrent zijn innerlijke roerselen, die destijds niemand had vermoed en begrepen.

Rolverwisseling lijkt niet steeds ongevaarlijk. Een doodgraver sprak meermalen schriftelijk zijn wens uit de rechter, die zijn zoon veroordeeld had, tot cliënt te krijgen. Helaas had hij de namen van de rechters verwisseld. Tot geruststelling moet gezegd worden dat die wens nog niet is vervuld.
Ook kantinepersoneel moet oppassen voor rolverwisseling. Dat moest een kantinejuffrouw ervaren toen ernstige verdenking rees dat zij zonder goedkeuring een nevenfunctie vervulde op de Amsterdamse wallen en er in de kantine tekenen waren die wezen op rolverwarring. De raio die op die dag de rol moest vervullen van de in Den Haag confererende hoofdgriffier ontsloeg haar op staande voet uit haar Utrechtse functie.

Rolvastheid
Dat geheel opgaan in je rol onverwachte vruchten kan afwerpen, bleek tijdens een alimentatiecomparitie. De twee, als bekwaam en redelijk bekendstaande, advocaten wisselden nabij de tafel van de rechter in steeds fellere bewoordingen met elkaar van emoties, argumenten, gedachten en beschuldigingen. Tussen die advocaten door waren net de zittende partijen zichtbaar. Zij compareerden. Toen de advocaten omkeken was de zaak geschikt.

De rol bij uitstek is natuurlijk de civiele rol. Hier spelen rolrechter en rolwaarnemers hun wel zeer bijzondere rollen. Voor het publiek is het schouwspel zo slaapverwekkend, dat het publiek er gewoonlijk niet komt. Zelfs een enkele procureur valt wel eens uit zijn rol en in slaap, wat zijn cliënt, of die van zijn confrère op een verstek kan komen te staan. Gelukkig wordt dat vaak voorkomen door zorgzame collega’s die de rol van de slaper zolang waarnemen of op zeer luide toon voor wekker spelen. De echte zaken werden gedaan tijdens de pauze na telefonische ruggenspraak en na de afloop van de voorstelling. Voor procureurs van buiten was het een dagje naar de ‘markt’ in de stad. Misschien waren daarom de procureurs er zo moeilijk toe te brengen tot een centrale rolwaarneming over te gaan.

In zwarte ja en streepjesbroek, een oranje lint met penning om de hals, riep de deurwaarder alle zaken uit; ik heb hem nooit uit zijn rol zien vallen. Hij werd immers per uitroep beloond! Zijn stem bepaalde de orde en het tempo van de opvoering van de rol.

De kleine zaal
Voor de liefhebbers van het kort geding was er veel te zien in het Kabinet van de president, waar een gemakkelijk zitje voor belangstellenden gereed stond. De entourage ademde de sfeer van een vervlogen eeuw. Die sfeer gaf de spelers kennelijk rust of enige bedremmeldheid. Het moest hier serieus aan toegaan. Toen in een zaak over concurrerende autopoetsmiddelen de president per ongeluk een poetsmiddel over zijn toga liet uitlopen, werd er niet gelachen, ook niet toen een van de partijen olijk opmerkte dat het gelukkig niet het middel van de wederpartij was geweest dat ergere vlekken gaf.
In deze zaal speelde ook het echte drama: echtelieden, die gehoord werden op een verzoek tot verlof om tot echtscheiding te mogen dagvaarden, hoorden daar de rechterlijke vermaningen, die de wet toen nog voorschreef. Een enkele maal ging men bekommerd huiswaarts, mompelend ‘wij mogen van de rechter niet scheiden’.
Soms was er een blijspel, zoals in het geding om de ‘humeurklok’. Het ging om een houten schijf waarop een draaibare pijl bevestigd was met behulp waarvan de echtgenote aan haar echtgenoot kon kenbaar maken hoe zij het humeur van haar echtgenoot beleefde. In vol vertrouwen op het oordeel van zijn echtgenote nam de president de klok tijdens de voorbereiding van de uitspraak zolang mee naar huis! Mevrouw bleek tevreden.

Filmsterren
Utrechtse rechters en advocaten werden filmsterren in de film ‘Een(d)(t)je te veel’, waarin zij hun rollen speelden in een gefingeerde civiele zaak. Zij speelden met in thee gedrenkte beffen onder felle lampen. De rechters schreven het vonnis, waartegen beide advocaten aankondigden in hoger beroep te gaan. Enkele duizenden studenten zagen via deze film voor het eerst een civiele zaak. Uit die film viel veel te leren: hoe het wel en hoe het niet moet, afhankelijk van de visie die je uitgangspunt is; het is natuurlijk een juristenfilm, die wordt bekeken met ‘enerzijds en anderzijds’. Een kassucces is het nooit geworden, maar de première in een Utrechts filmhuis mocht er zijn. De sterren bleven bij hun leest en vertrokken niet naar Hollywood.

De foyer
Een theater heeft uiteraard een foyer. Overdag heette de foyer kantine en was toegankelijk voor wie in het gebouw werkte, advocaten, cliënten en zelfs het publiek. Tijdens de lunch speelde enige groepsvorming een rol bij de tafelkeuze en zat men het liefst met eigen soort bijeen: griffiepersoneel bij griffiepersoneel, publiek bij publiek, advocaten met hun cliënten, de officieren bij de rechters. De vraag of tafelschikking en machtenscheiding iets met elkaar van doen hebben werd nog niet gesteld.
Ook ging in Utrecht in bepaalde kringen het gerucht dat er ’s avonds een nachtclub was. Er was muziek, er werd gedanst, er werd gelachen en gedronken, de president was de DJ! Er waren gebeurtenissen die zo’n viering waard was.
Toen ik onlangs de kantine weer terug zag verbaasde het mij dat de rechtbank met die foyer nog altijd publiek trekken kan; maar misschien was de kantine inmiddels voor het publiek gesloten.

Epiloog
Het theatergebouw aan de Hamburgerstraat wordt gesloten. In de laatste voorstelling speelt men zijn ‘rol’ en dan valt het doek na vele eeuwen voorgoed.