Hamburgerstraat 28 – ‘Van oud (Hamburgerstraat) naar nieuw (Catharijnesingel)’
De toenmalige Minister van Justitie, Winnie Sorgdrager, memoreerde niet voor niets in haar toespraak van 3 juni 1996, kort na het heien van de eerst paal van het nieuwe gerechtsgebouw, dat justitiemedewerkers in Utrecht op dat moment – in vergelijking met andere arrondissementen – de grootste ruimtenood, het kleinste aantal zittingzalen en het grootste aantal dislocaties bezaten. Nieuwbouw was dus hard nodig. Voordat het echter zover was moesten er nog heel wat hindernissen worden genomen.
Het begon allemaal aan het eind van de jaren tachtig toen door de toename van het aantal te behandelen zaken binnen het gebouw aan de Hamburgerstraat een nijpend tekort aan werkruimte was ontstaan. Het werd de hoogste tijd voor een vernieuwing en verbetering van de huisvesting. De laatste keer was dit gebeurd in de jaren 1950-1960. Toen had de Rijksgebouwendienst (RGD) nog opdracht gegeven tot een aanzienlijke nieuwbouw in de Hamburgerstraat en de Korte Nieuwstraat. In de daarop volgende jaren bleek deze al gauw niet meer voldoende om de medewerkers te huisvesten, die nodig waren om het groeiende aantal te behandelende zaken het hoofd te bieden. Er moest daarom worden uitgeweken naar een andere locatie. Dat gold ook voor de later aan de rechtbank toegevoegde sector Bestuursrecht.
Uiteindelijk waren eind 1989 alle medewerkers van Justitie in Utrecht over maar liefst achttien verschillende locaties in de stad verspreid. Hierdoor ontstond behoefte aan één nieuw, allesomvattend gebouw. Justitie had inmiddels met deze problematiek binnen het gehele justitiële apparaat te maken. In 1989 besloot de regering dan ook landelijk de huisvesting grondig aan te pakken. Justitie en RGD ontwikkelden hiertoe een huisvestingsplan. Ook het Gerechtsgebouw in Utrecht maakte deel uit van dat plan.
Volgens het programma van eisen diende het nieuwbouwproject te resulteren in huisvesting voor de rechtbank, het kantongerecht, het parket, de arrondissementsstafdiensten, het landelijk vergadercentrum voor het Openbaar Ministerie en de Centrale Raad van Beroep. In de tweede fase kwamen daar de Commissie Gelijke Behandeling en de Beroepscommissie Studiefinanciering als huurders bij. In totaal werd een huisvestingsoplossing gevraagd voor een netto verhuurbaar vloeroppervlak van 16.893 m2 voor 655,5 formatieplaatsen. Medio 1998 is echter besloten dat het Kantongerecht Utrecht op zijn huidige locatie op het Janskerkhof zou blijven. Ook de Beroepscommissie Studiefinanciering en het landelijk vergadercentrum voor het Openbaar Ministerie zijn als huurder afgehaakt. Uiteindelijk zouden uitsluitend de Centrale Raad van Beroep, het parket, de Commissie Gelijke Behandeling, de arrondissementsrechtbank en de arrondissementsstafdiensten overgaan naar het nieuwe complex.
In 1990 werd in Utrecht een locatie voor een nieuw gerechtsgebouw gevonden. Dit zou komen te liggen aan de zeer centraal gelegen Catharijnesingel. Deze locatie sloot aan bij het beleid van de overheid, dat zich richt op de concentratie van kantoren nabij stations.
Door de ligging verbindt het nieuwe gebouw een deel van het zuiden van Hoog-Catharijne met de eind jaren tachtig ontwikkelde woningbouw tussen het spoor en de singel. Net als het oude gebouw zal ook het nieuwe gerechtsgebouw door zijn verbinding met de reeds bestaande monumentale panden, te weten het voormalige HBS-gebouw en het Van Lokhorstgebouw, een combinatie zijn van oude en nieuwe onderdelen.
De gemeente werkte een masterplan uit waarin onder meer de rechtbank en een parkeervoorziening op eigen terrein de basis vormden voor een nieuw bestemmingsplan. Dit plan gaf aan dat de hoofdentree van het gerechtsgebouw aan de westzijde (niet aan de binnenstadzijde) moest komen om de levensvatbaarheid van de overige al in dat gebied gerealiseerde kantoren te waarborgen. Was betreft het verkeer werden er geen extra eisen aan het gerechtsgebouw zelf gesteld. Het geluid van het spoor zou worden opgevangen door de inmiddels gebouwde hogere kantoren, die als geluidsscherm dienen. Het verkeer zou in twee stromen ronde het gebouw worden geleid, de auto’s als vanouds over de singel en langzaam verkeer via een eigen route aan de spoorzijde.
Het eerste werk van de Schotse architect Colin Thom, een specialist op het gebied van integratie van oud- en nieuwbouw, werd afgekeurd. Samen met architect Cor Kalfsbeek, die ook tekende voor de Rechtbank in Almelo, werd vervolgens in vijf maanden een gloednieuw ontwerp gemaakt. Omdat Kalfsbeek de manier van denken van Justitie al kende en bekend was met de problematiek rond het ontwerpen van een rechtbank, zoals bijvoorbeeld het vormgeven van het beveiligd gedeelte, kon hij relatief gemakkelijk in het al lopende proces stappen. Kalfsbeeks belangrijkste aanpassing op het bestaande plan was het verplaatsen van een appartementencomplex waardoor de hoofdentree van het gebouw over de hele breedte van het plein zichtbaar werd. ‘Een gouden greep’ noemde de Utrechtse Welstandscommissie het ontwerp van de architecten Cor Kalfsbeek en Colin Thom. Deze laatste is na het ontwerp niet meer betrokken geweest bij de verdere voortgang van de bouw. De reacties op het nieuwe ontwerp waren toentertijd zodanig, dat Kalfsbeek verwachtte dat de oplevering van het nieuwe gerechtsgebouw mogelijk nog eind 1997 zou plaatsvinden, of wellicht zelfs nog eerder. De tijd heeft geleerd dat dit te optimistisch was. Het werd 2000.
Na het heien van de eerste paal door de Minister zijn er niet veel heipalen meer de grond ingegaan omdat omwonenden snel de weg naar de gemeente wisten te vinden om bezwaar aan te tekenen tegen de door het heien ondervonden geluidsoverlast. Ook zouden de trillingen die bij het heien ondervonden geluidsoverlast. Ook zouden de trillingen die bij het heien ontstonden, schade kunnen berokkenen aan de omliggende niet onderpaalde gebouwen. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen is toen gekozen om niet meer te heien maar de palen te boren, een geheel ander – en geluidloos – proces. Als fundament voor het nieuwe gerechtsgebouw zijn op die wijze 587 palen geboord, ieder met een lengte van ongeveer 11,5 meter. Deze wijze van funderen heeft de bouw wel een aanzienlijke vertraging opgeleverd.
Het ‘hoogste punt’ werd, na voltooiing van de laatste verdieping op de D-vinger, op 4 december 1997 bereikt. Minder voortvarend ging het met het bereiken van het ‘diepste punt’. Veel problemen met de damwand en de bronbemaling hebben er toe geleid dat er uiteindelijk voor is gekozen om binnen de damwanden onder de geplande keldervloer op ruim 9 meter diepte een waterdichte laag van circa 1 meter dik te injecteren. Voor het injecteren zijn ruim 3000 slangetjes in de grond geplaatst.
Het complex bestaat uit de monumenten het Van Lokhorstgebouw en de voormalige HBS, geïntegreerd met nieuwbouw. Zij zijn met elkaar verbonden door ‘de drager’. Deze lange, uit glas opgetrokken corridor, telt vijf verdiepingen en vormt niet alleen de verbinding tussen de twee monumenten, maar is ook het deel waar alle gebouwen op uit komen. Aan de Catharijnesingel-zijde van ‘de drager’ ligt het zittingzalencomplex. Aan de achterzijde grenzen vier kantoorgebouwen, de zogenaamde ‘vingers’. ‘De drager’ is een echte blikvanger, die op de begane grond 5,40 meter breed is en op de tussenverdiepingen 3,60 meter. Conform het bestemmingsplan is de hoofdingang aan de achterzijde van het Van Lokhorstgebouw. Het gerechtsgebouw staat met de ene zijde aan de drukke Catharijnesingel, de andere zijde heeft een meer verstild karakter. Het plein bij de hoofdingang, met in zijn verlengde de prachtige patioruimte van Van Lokhorst, geeft een ‘extra’ betekenis aan de nieuwe doorgaande route van Hoog-Catharijne naar het woonkwartier aan de zuidzijde.
Conform het door Justitie en de Rijksgebouwendienst opgestelde programma van eisen biedt het complex uiteindelijk werkruimte aan ruim 850 personen (655,5 formatieplaatsen) en is een onderverdeling gemaakt naar drie gebieden. Het openbaar gebied, het gesloten gebied, dat alleen toegankelijk is voor justitiemedewerkers werkzaam in het complex en een zwaar beveiligd gedeelte dat gesitueerd is rond het cellencomplex.
De voormalige HBS biedt werkruimte aan de medewerkers van de Centrale Raad van Beroep en aan een deel van de arrondissementsstafdiensten. In de ‘drager’ tussen het Van Lokhorstgebouw en de voormalige HBS zijn voornamelijk zittingszalen, twaalf in totaal. De afdeling insolventie van de sector civielrecht van de rechtbank is gehuisvest in het Van Lokhorstgebouw. Naast werkkamers zijn in dat gebouw ook zittingszalen en enquêtekamers gerealiseerd.
Verder is er in het Van Lokhorstgebouw naast een aantal spreek- en vergaderkamers, een kort geding zittingszaal. Ook is daar een kantine. Omdat deze in het gesloten werkgebied ligt, is deze alleen toegankelijk voor diegenen die in het gerechtsgebouw werkzaam zijn. Wel zullen in het openbaar gebied koffie en frisdrankmachines worden geplaatst. Voor broodjes en andere versnaperingen kan men terecht bij de kiosk in de hal bij de hoofdingang.
In het Van Lokhorstgebouw is ook de ‘advocatenkamer’. In deze kamer van circa 120 m2 zal naast het benodigde meubilair, een telefoon en postvakjes ook een koffieautomaat worden geplaatst en een computerconfiguratie voor het raadplegen van jurisprudentie (cd-rom). Eveneens komt in de advocatenkamer, aan weerszijden van de ingang, een af te sluiten spreekkamer. Er zijn in totaal 17 enquêtekamers. Op de zolderverdieping bevindt zich het bedrijfsrestaurant. Het deel aan de kant van de Catharijnesingel tussen de bestaande gebouwen bestaat voornamelijk uit zittingzalen.
Het parket, de rechtbank (met uitzondering van de afdeling insolventie), de Commissie Gelijke Behandeling en een deel van de arrondissementsstafdiensten bevinden zich op een van de verdiepingen in de ‘kantoorvingers’ aan de zijde van de hoofdingang. De publiekstaken van de onderdelen worden centraal afgehandeld. Hiervoor is op de begane grond van het zittingszalencomplex een ‘centrale balie’ gevestigd met drie inzagekamers. Bij de centrale balie kan het publiek terecht voor bijvoorbeeld de betaling van griffierechten, het inzien van dossiers, de teruggave van rijbewijzen en het verkrijgen van algemene inlichtingen.
In het nieuwe gerechtsgebouw is de nodige aandacht besteed aan kunst. De Nederlandse kunstenaar Arno van der Mark ontwierp in opdracht van de Rijksgebouwendienst een kunsttoepassing voor de binnenruimte. De glazen ‘drager’ die alle gebouwen met elkaar verbindt, is voorzien van een plafond van doek waarop foto’s zijn gespoten. Deze foto’s vormen als het ware een filmscript van een straatbeeld met mensen en herkenbare situaties. Het doek wordt, zodra het donker wordt, ‘aangelicht’ zodat na zonsondergang het ‘leven in de drager’ doorgaat. Het doek is ook zichtbaar voor publiek dat het gerechtsgebouw niet bezoekt. Zo’n 60 meter van het ‘doekfond’ is het doek vanaf het voorplein namelijk goed zichtbaar. Het doek is dan ook weerbestendig. Door het straatleven te weerspiegelen op het plafond van de ‘drager’ heeft Arno van der Mark een link gelegd met de functie van deze corridor: de hoofdweg die alle bouwdelen met elkaar verbindt en een link met de Catharijnesingel waaraan de ‘drager’ evenwijdig loopt.
In september 1997 kreeg de Britse kunstenaar Nicholas Pope de opdracht om een schetsontwerp te maken voor de kunsttoepassingen in de buitenruimte. Voor het plein heeft hij een zuil ontworpen die als een grillig gegroeide stam de hemel in steekt. De zuil heeft een brede lage voet waarop men kan zitten of waar men tegenaan kan leunen. De zuil is ongeveer 27 meter hoog, en piekt daarmee iets boven het dak van het gerechtsgebouw uit. Aan de bovenkant van de zuil is een tekst aangebracht, die alleen te lezen is wanneer een nieuwsgierige drie keer rond de zuil loopt. De zuil fungeert als beeldende groet aan de voorbijrijdende fietsers die vanaf het station de stad inrijden en als oriëntatiepunt voor de bezoekers van het gebouw. Ook is hekwerk aan de zijde van de Catharijnesingel, op de plaats waar de twee historische gebouwen terugwijken voor een hof, is door Pope ontworpen. Het hek is opgebouwd uit geoxideerde aluminium onderdelen. Het manifesteert zich niet zozeer als afscheiding, maar eerder als een speels en open vlechtwerk waarin zowel mens- als boomvormen te herkennen zijn.
Utrecht heeft er lang op moeten wachten, maar uiteindelijk is er een mooi nieuw complex tot stand gekomen.