Henk A. Becker ~ Inleiding bij Generaties van geluksvogels en pechvogels

Het woord ‘generatie’ komen wij vrijwel dagelijks tegen. In de kranten, op de televisie, in boeken en films. In de meeste gevallen begrijpen wij meteen, dat het om ‘tijdgenoten’ gaat. Soms echter is niet meteen duidelijk waar het woord ‘generatie’ voor staat. In dat geval hebben wij met een ‘wezelwoord’ te maken. Dan lijkt het alsof een wezel in het geniep de betekenis uit het woord heeft weggezogen. Het boek biedt handvatten om dan toch de ontglipte betekenis te kunnen achterhalen.
Zodra het verschijnsel is herkend, komen tal van maatschappelijke knelpunten in gedachten. Denk aan de vraag, welke gevolgen de komende sterke krimp van de
bevolking zal hebben en wie de kosten hiervan zal moeten betalen. Immers in 2010 bereikt in Nederland en vele andere Europese landen het eerste cohort van de babyboom de leeftijd van 65 jaar. In al deze landen gaan achtereenvolgens twintig of meer cohorten van babyboomers het arbeidsbestel verlaten.
Voor sociologen en andere maatschappijwetenschappers gaat het om een omvangrijk onderzoeksgebied. Er is een patroon van generaties ontstaan. Sociologen gaan na, met welke bedreigingen de leden geconfronteerd worden en welke kansen zij hebben. Ook wordt onderzocht welke ‘stille reserves’ in de samenleving kunnen worden aangeboord om het lot van pechvogels te verbeteren en geluksvogels de mogelijkheid te bieden hun gunstige positie te behouden of verder te verbeteren.
Een goed voorbeeld van een geluksvogel is iemand, die op het juiste ogenblik en in de juiste leeftijd op de juiste plek zit. Veranderingen in de samenleving dwingen telkens weer tot nieuw onderzoek. Redenen genoeg om het onderwerp ‘generaties’ in een overzichtspublicatie aan de orde te stellen. De hoofdpunten uit dit boek zijn reeds in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd.

Hoofdlijnen
Om te beginnen gaat het om een korte karakterisering van het verschijnsel generatie.
Daarna komt het patroon van generaties aan bod, dat in Nederland en de meeste andere lidstaten van de Europese Unie is ontstaan. Vervolgens wordt
geanalyseerd hoe het staat met de solidariteit tussen de generaties. Deze informatie wordt geconfronteerd met ‘Europe 2020’, de opvolger van de Lissabon
Strategie. De nieuwe strategie is door de Europese Commissie gelanceerd om de houdbaarheid (in ‘Europese’ termen de sustainability) van de Europese
Unie tussen 2010 en 2020 te garanderen. Om de gestelde doelen te bereiken acht de Europese Commissie enkele grootscheepse ontwikkelingsprogramma’s noodzakelijk.
In dit kader is besloten om 2012 uit te roepen tot ‘The European Year of Active Ageing and Intergenerational Solidarity’. In het boek wordt bezien op welke punten ‘Europe 2020’ valt te ondersteunen vanuit het patroon van generaties met zijn vele stille reserves. Deze stille reserves schuilen vooral in de patronen van specifieke generaties en van deze specifieke generaties worden in het boek enkele nader geanalyseerd. Actief ouder worden en het beleid in de nota ‘Europe 2020’ spelen op lange termijn, met het jaar 2030 als een omslagpunt in verband met het begin van de uittreding van de babybust cohorten uit het arbeidsbestel.
Omdat generaties veelvuldig in het secundair en hoger onderwijs aan de orde komen, met name doordat studenten er werkstukken over maken, worden in het
methodisch deel voorbeelden van generationele analyses en ‘serious gaming’ gepresenteerd.
Het Europese Jaar van Actief Ouder Worden roept tal van vragen op, vooral over de te organiseren activiteiten. Op deze en soortgelijke vragen wordt in een bonushoofdstuk met ‘Vaak Gestelde Vragen’ ingegaan. Dit systeem van frequently asked questions zal periodiek worden bijgewerkt, vooral om recente ontwikkelingen te behandelen.
Het boek vertoont een indeling, die veel gelijkenis vertoont met de opzet van het eraan ten grondslag liggende meerjarige onderzoeksprogramma. Het gaat om een samenspel van kwalitatieve verkenningen, kwantitatieve onderzoeksprojecten en kwalitatieve interpretaties.

Voor wie bestemd?
Het boek richt zich in de eerste plaats tot een algemeen lezerspubliek. De levensloop van elk der betrokkenen is in het geding. Ten tweede richt het boek zich tot beroepsbeoefenaren, die in hun werk met generatieverschillen te maken hebben. Denk aan leraren, die telkens nieuwe generaties onderwijs moeten geven. In de derde plaats zijn beleidmakers te noemen, die vanuit hun organisatie op generaties moeten inspelen. Ten vierde gaat het om wetenschappers. Zij komen generaties in hun eigen discipline tegen, onder andere bij de instroom van jonge vakgenoten.
Ook zijn er heel wat wetenschappers, die resultaten van generatieonderzoek in hun eigen onderzoek willen verwerken. Denk aan generatieverschillen tussen
patiënten. Tenslotte is het boek bestemd voor al degenen die zich op de hoogte willen stellen van de ‘state of the art’ in de generatiesociologie alsmede de empirische sociologie meer in het algemeen.

Over het boek
Het boek is zo geschreven, dat de hoofdstukken ook afzonderlijk te lezen zijn. In verband met het afzonderlijk kunnen lezen van hoofdstukken komen hier en daar herhalingen voor.
Het hoofdstuk over Generaties en Meertaligheid en het eraan ten grondslag liggende onderzoek vormen een gezamenlijke activiteit van mij en Zoltán Lippényi. Mijn jonge collega is precies vijftig jaar jonger dan ik en daarom gaat het hier om een duidelijk voorbeeld van intergenerationele samenwerking.

In bonushoofdstuk 15 zijn enkele handvatten voor het lezen van het boek opgenomen.
Ook bevat dit hoofdstuk onder meer aanwijzingen voor het toepassen van ‘serious gaming’.
Bij het schrijven en voor publicatie gereedmaken van dit boek heb ik van vele kanten steun ontvangen. Gaarne dank ik Lies van Rijssen en Zoltán Lippényi voor hun commentaren en hun assistentie bij het samenstellen van dit boek. Ook dank ik Rob Ackerstaff, Johanna Becker, Gijs Dekkers, Jan van Hooff, Kees de Jager, Jan Stolp, Ferdinand Verhulst, Sander Vlot, Thymo Vlot en René Vos, die elk op hun eigen wijze al meedenkend een belangrijke inbreng hebben geleverd.
Met dank wordt melding gemaakt van de financiële steun van de stichting ‘Doorns Belang’ voor de vertaling van het boek in het Engels