High Amsterdam ~ De drugsmarkt van de Amsterdamse uitgaanswereld

No Comments yet

Archief LFO (Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen ~ Cocainebolletjes

Archief LFO (Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen ~ Cocainebolletjes

Drugs verschijnen in allerlei varianten op de Amsterdamse markt. Sommige worden slechts mondjesmaat of gedurende een korte periode gebruikt (zoals bepaalde varianten van ecstasy en diverse psychedelische drugs), andere worden wel genomen, maar niet of nauwelijks door het uitgaanspubliek (vooral heroïne en basecoke of crack). Weer andere middelen worden wel door uitgaanders gebruikt, maar zelden of nooit tijdens het uitgaan (bijvoorbeeld paddo’s).

Dit hoofdstuk vormt de opmaat tot een meer gedetailleerde beschrijving en analyse van de markten in latere hoofdstukken. De veelgebruikte legale middelen alcohol, tabak en cannabis laten we buiten beschouwing. De focus ligt op andere drugs die in de periode 1994-2008 gedurende kortere of langere tijd het Amsterdamse uitgaansleven hebben gekleurd, te weten een drietal stimulantia (ecstasy, cocaïne en amfetamine) en drie narcosemiddelen (lachgas, GHB en ketamine).

Amsterdamse drugsmarkt onderverdeeld in vier producttypen (branches), in volgorde van omvang
Cannabismarkt: hasj, marihuana en bewerkte producten als ‘spacecake’, cannabislollies en dergelijke; deze markt manifesteert zich op consumentenniveau primair in coffeeshops.
Stimulantiamarkt: ecstasy (MDMA) en ecstasyachtigen met voornamelijk een stimulerende werking, cocaïne en (meth)amfetamine.
Narcosemarkt: GHB, ketamine en lachgas.
Smartshopmarkt: voornamelijk natuurlijke, stimulerende en lustopwekkende middelen die vaak in bewerkte vorm aangeboden worden en (mild) psychedelische middelen (tot eind 2008 bovenal paddo’s).

Kleinere markten:
Trippers: LSD, DMT, mescaline, en ecstasyachtigen met voornamelijk een psychedelische werking.
Erectogenen: poppers, yohimbe, viagra(achtigen).
Exotica: stimulerend (onder andere cocablad en khat), sederend (opium) of hallucinerend (onder andere ibogaïne, ayahuasca, peyote en san pedro).

Bovenstaande indeling van de Amsterdamse drugsmarkt in producttypen sluit grosso modo aan bij de segmentering in het aanbod, althans bij de verkoop aan consumenten. Op het niveau van de detailhandel is er wel enige overlap, onder andere tussen de stimulantia- en de narcosemarkt, maar over het geheel genomen is er sprake van een scheiding in aanbod. Dit zegt overigens nog niets over de segmentering of juist de gecombineerde handel in de hogere echelons.

Indicatoren van een dynamische gebruikersmarkt
Omdat veruit de meeste drugs illegaal zijn, kunnen er – in tegenstelling tot alcohol en tabak – nooit precieze omzet- en productiecijfers worden geraadpleegd. We moeten ons daarom vooral richten op periodieke kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en relevante ad hoc studies. Samen indiceren ze de huidige marktcondities en veranderingen in vraag en aanbod op termijn. Voor een beschrijving van de eerdergenoemde drugs maken we gebruik van de volgende indicatoren.

• Vanuit bestrijdingsperspectief rapporteert de Nederlandse politie – waaronder de KLPD (Koninklijke Landelijke Politiediensten), de DNR (Dienst Nationale Recherche) en de USD (Unit Synthetische Drugs)[i]
– periodiek over geconfisqueerde partijen drugs, opgerolde productiecentra, aangehouden producenten, et cetera. De jaarverslagen van het UNODC tonen mondiaal en per land een overzicht van de drugsproblematiek. We kijken hier vooral naar de drugsconfiscaties van de Amsterdamse politie (Bijlage 4).

• Vanuit markteconomisch perspectief geven periodieke monitoring (zoals DIMS, DNR, Antenne, Trendwatch) en eenmalige studies inzicht in prijsontwikkelingen en de verkrijgbaarheid van middelen.

• Vanuit gezondheid sperspectief leveren landelijk DIMS (Drugs Informatie en Monitoring Systeem) en voor Amsterdam Antenne informatie over (trends in) de kwaliteit van de door consumenten aangeleverde monsters en in beslag genomen illegale middelen.

• Vanuit prevalentie perspectief komen we door middel van surveys onder de algemene bevolking (NPO), scholieren (Peilstation, Antenne) en uitgaanders (Antenne) meer te weten over (ontwikkelingen in) de omvang van middelengebruik (ooit, laatste jaar, laatste maand).

Sinds de jaren negentig worden wereldwijd enorme bedragen gespendeerd aan de strijd tegen de productie van en handel in synthetische drugs, ecstasy in het bijzonder. De komst van ecstasy heeft geleid tot de oprichting van verschillende politiediensten (onder andere USD, KLPD, DNR) en kernteams om de synthetische markt te bestrijden. Politiediensten maken vanaf de jaren negentig geregeld criminaliteitsbeeldanalyses van de synthetische drugshandel (Huisman, 2005) en de cocaïnehandel (Verploeg & Pronk, 2008). Voorts wordt onderzoek gedaan naar de precursoren van synthetische drugs (Verploeg, 2008) en verschijnen overzichten van inbeslagnames en ontwikkelingen op de synthetische drugsmarkt in Nederland (Kamerbeek, 2006; USD, 2001, 2002) en van drugsprijzen (KLPD, 2006). Op Europees niveau verschijnen onder auspiciën van de EMCDDA met grote regelmaat ‘risk assessments’ over verschillende synthetische en ecstasyachtige drugs.[ii] Hoewel deze synthetica op verschillende plaatsen in Europa en ook in Amsterdam opduiken, hebben ze het succes van MDMA (ecstasy) nooit overtroffen. In dezelfde periode verschenen ook wetenschappelijke en journalistieke publicaties over ecstasykoeriers en (kleine) smokkelaars (Husken & Vuijst, 2002; Van de Bunt et al., 2003).

Wat betreft de prevalentie van het gebruik van stimulantia en narcosemiddelen laten de vier tussen 1995 en 2008 gehouden surveys onder clubgangers in Amsterdam het volgende beeld zien.

Prevalentie van het gebruik van stimulantia en narcosemiddelen onder clubbezoekers
Het ooit-gebruik van ecstasy piekt in 1998, wanneer twee op de drie bezoekers zegt deze drug wel eens te hebben genomen. Daarna wordt dit weer de helft, net als in 1995. Ook het actuele gebruik (= in de laatste maand) piekt in 1998, met ruim 40%. Sindsdien loopt het actuele gebruik van ecstasy terug tot rond de 20% in 2008, beduidend lager dan in 1995, toen nog één op de drie bezoekers de laatste maand ecstasy had genomen.

Ook het ooit-gebruik van cocaïne piekt in 1998, wanneer bijna de helft van de bezoekers zegt deze drug wel eens te hebben genomen. Daarna daalt het en in 2008 is met één op de drie weer het niveau van 1995 bereikt. Het actuele gebruik van cocaïne bereikt in 1998 eveneens een hoogtepunt, met ruim één op de drie. In de voorgaande en latere metingen is dat een kwart.

Het ooit-gebruik van amfetamine (speed) piekt eveneens in 1998, wanneer een kwart van de bezoekers zegt deze drug wel eens te hebben genomen. Daarna daalt het naar niet veel meer dan één op de tien in 2008, bijna de helft minder dan in 1995. Het actuele gebruik bedraagt in 1995 en 1998 ongeveer één op de acht. Daarna daalt het tot 6% á 7%.

Het ooit-gebruik van GHB stijgt snel in de tweede helft van de jaren negentig en bedraagt in 1998 10%. Daarna schommelt het rond één op de zes. Het actuele GHB-gebruik ligt de laatste jaren op 4% á 5%.

Het ooit-gebruik van ketamine stijgt sinds de tweede helft van de jaren negentig gestaag, van 4% in 1998 naar het dubbele in 2008. Het actuele ketaminegebruik gaat licht omhoog, maar blijft laag (minder dan 2% in 2008).

Het ooit-gebruik van lachgas ligt in 1998 op 45%, maar in 2008 bijna de helft lager op 24%. Ook het actuele gebruik van lachgas keldert, van 8% in 1998 naar 3% in 2008.

Naast periodieke prevalentiestudies heeft het sociaal-wetenschappelijke onderzoeksveld, parallel aan de expanderende drugsmarkt in de jaren tachtig en negentig, vooral interesse getoond in de aanbodzijde van de illegale drugsmarkt. Met name de criminoloog Dirk Korf heeft in de jaren negentig op dit terrein baanbrekend onderzoek verricht, onder meer door te kijken naar de samenhang tussen prijs en kwaliteit op de illegale Amsterdams drugsmarkt (Korf et al., 1994; Korf, 2000), alsmede naar de organisatie van de Amsterdamse drugshandel in relatie tot bestrijding (Korf & De Kort, 1990; Korf & Verbraeck, 1993). De van oorsprong Argentijnse criminoloog Damian Zaitch (2001) schreef een gedegen proefschrift over het gevarieerde gezelschap van bij de cocaïnehandel betrokken Colombianen in Nederland.

Wetenschappelijke studies suggereren vaak dat illegale drugsmarkten zich, alle overheidsinspanningen ten spijt, grotendeels autonoom ontwikkelen. In het rapport Geen deuren maar daden van de Adviescommissie Drugsbeleid (2009) wordt gesteld dat het gebruik van psychoactieve middelen niet volledig is uit te bannen. Beleidsmaatregelen en opsporingsinspanningen leiden lang niet altijd tot de gewenste resultaten aan de vraag- en aanbodzijde. In een ander recent rapport wordt onder andere geconcludeerd dat het Nederlandse drugsbeleid niet heeft kunnen voorkomen dat het drugsgebruik vanaf eind jaren tachtig tot eind jaren negentig is toegenomen (Van Laar & Van Ooyen-Houben, 2009). Een ons inziens vaak over het hoofd gezien aspect als het om drugsmarkten gaat is dat het voortschrijdende sociaalwetenschappelijke debat over de rol van plezier bij drugsgebruik door jongeren en jongvolwassenen in het politieke debat merkwaardig genoeg grotendeels wordt veronachtzaamd (O’Malley & Valverde, 2004).

Onder drugsonderzoekers bestaat geen consensus over de invloed van de bestrijding van de illegale drugshandel op prijs en kwaliteit. Zeker is dat een lage prijs niet automatisch tot een grotere populariteit leidt (Korf, 2000). In latere hoofdstukken zullen we zien dat de effecten en het imago van een middel eveneens de vraag beïnvloeden. Voorts blijkt uit internationaal onderzoek dat een aanscherping van regels inzake grondstoffen voor de productie van drugs (precursoren) weliswaar gevolgen heeft voor de zuiverheid van een middel, maar dat het ongewis blijft of die langdurig of tijdelijk van karakter zijn (Cunningham et al., 2009). In een lijvig rapport concluderen Reuter & Trautmann (2009) dat de mondiale drugsproductie en -handel in de periode 1998-2007 niet verminderd zijn. Hoewel de aanpak van criminele netwerken de hoogste prioriteit geniet, zijn de drugsprijzen gedaald.

Amsterdam en de internationale en lokale drugsmarkt
Amsterdam is al eeuwenlang een mekka voor ondernemende geesten; er heerst van oudsher een waardesysteem waarin niet eer, afkomst, fatsoen of prestige voorop stonden, maar geld (Mak & Shorto, 2009). De drugshandel past moeiteloos binnen deze handelstraditie. Onderzoekers wijzen op de centrale rol die Nederland als belangrijk distributieland in de Europese cocaïnemarkt speelt als gevolg van z’n geografische ligging en diverse economische en logistieke factoren (Korf & Verbraeck, 1993; Zaitch, 2001). Daarnaast wijzen zowel bestrijders als onderzoekers op de globalisering van de handel in cocaïne (Costa Sorti & De Grauwe, 2007; Verploeg & Pronk, 2008) en synthetische drugs (Blickman, 2004; Blickman et al., 2003; Neve & Van Ooyen-Houben, 2006). Volgens een Amerikaans DEA-rapport (2001) is het zonneklaar dat Amsterdam als een belangrijk centrum moet worden beschouwd waar tientallen, vaak in wisselende samenstelling opererende multi-etnische organisaties en smokkelnetwerken actief zijn. In de hogere echelons van het drugsmilieu geldt Amsterdam als een uniek logistiek trefpunt waar op uiteenlopende niveaus veel informele ontmoetingen plaatsvinden tussen personen in de ecstasy- en/ of cocaïnebusiness of andere soorten drugshandel (Blickman et al., 2003).

Confiscaties
Inbeslagnames van drugs kunnen een indicatie geven van ontwikkelingen op de drugsmarkt, maar ze weerspiegelen ook, wellicht vooral, (veranderende) prioriteiten in de drugsbestrijding (Korf, 2010). Bijlage 4 geeft een overzicht van de confiscaties door de Amsterdamse politie in de periode 1992-2008 (Jellema, 2009). Naast cijfers over de ‘grote’, respectievelijk ‘klassieke’ middelen, zijn er ook gegevens over ‘bijzondere confiscaties’. In totaal waren er in de periode 1992-2008 op de Amsterdamse drugsmarkt zo’n 35 illegale middelen in omloop.[iii] De piek bij de ‘bijzondere confiscaties’ lag in 2000 en 2001, met respectievelijk 15 en 20 varianten. De confiscaties van cocaïne, ecstasy, amfetamine en narcosemiddelen worden straks in afzonderlijke paragrafen besproken. Wat betreft andere middelen zien we voor cannabis – waarbij de gegevens alleen betrekking hebben op confiscaties boven 100 gram – dat het aantal hasjzaken jaarlijks blijft schommelen tussen 100 en 200, met uitschieters rond 250 in 1996 en 1997. De in beslag genomen hoeveelheden hasjiesj vertonen grotere verschillen tussen de jaren, met soms een paar honderd en andere keren enkele duizenden kilo’s. Bij marihuana schommelt het aantal confiscaties per jaar iets meer dan bij hasj, tussen nog geen 100 tot ruim 400. De in beslag genomen hoeveelheden marihuana variëren eveneens tussen de jaren, maar hier zijn geen grote uitschieters naar boven als bij hasj; alleen in 1999 werd er meer dan 1.000 kg in beslag genomen. Gedurende de gehele periode 1992-2008 zijn er geen duidelijke trends in de inbeslagnames van hasj en wiet. Wel tekent zich op de langere termijn een trend af bij het aantal opgerolde hennepkwekerijen. Weliswaar schommelt het aantal van jaar tot jaar, maar vanaf 2004 is er een stijgende lijn, met circa 250-400 ontmantelingen per jaar.

Dealers op consumentenniveau

Dealers op consumentenniveau

Dealers
Naast de ‘verborgen markt’ op het hogere niveau is er een ‘open markt’ op consumentenniveau, onder andere in het uitgaansleven. De contacten tussen personen en netwerken bestaan voornamelijk op basis van onderling vertrouwen. Op grond van de panelstudie is in het onderstaande schema het Amsterdamse drugsaanbod op retailniveau weergegeven. Hoewel de scheiding minder strikt is dan het schema suggereert, kan de markt worden verdeeld in monodealers en polydealers. Daarnaast kan een onderscheid gemaakt worden in thuisdealers en bezorgers.

Monodealers zijn gespecialiseerd in één middel. De monodealer die het product bij de consument bezorgt, kan een sologanger zijn met een ‘eigen praktijk’, maar veel vaker maakt hij deel uit van een groepje of team. De ‘core business’ is meestal cocaïne. In tegenstelling tot de bezorgers zijn thuisdealers vooral individuen met een selectieve klantenkring. De bezorgmarkt van cocaïne is vele malen groter dan de halersmarkt, die behalve vanuit thuisadressen onder andere ook wordt bediend vanuit winkeladressen. Met de veranderende vraag van klanten is een deel van de thuisverkopers onder de monodealers in de loop der tijd geswitcht van ecstasy naar cocaïne – en doet er hoogstens nog ecstasy bij. Andere thuisverkopers verkopen primair of uitsluitend ecstasy, trippers of amfetamine. Bijverkoop van cocaïne komt weinig voor. Ook de polydealers zijn te verdelen in bezorgers en thuisblijvers. Er zijn dealers die, individueel of in teamverband, in principe alles bezorgen, maar meestal zijn polydealers wel in twee of meer middelen gespecialiseerd. De klantenkring van polydealers is over het algemeen wat jonger, waardoor de vraag ook meer variabel is. Grotere hoeveelheden ecstasy worden meestal op bestelling geleverd. Op de langere termijn wordt ook bij bezorgende polydealers cocaïne de core business. De polydealers op thuisadressen maken vaak ook deel uit van de uitgaansscene. In het polydealsegment is de thuismarkt veel groter dan de bezorgmarkt. Ten slotte wordt de bezorgmarkt in vergelijking met de thuisdealer gekenmerkt door snellere service en een vlottende en grotere klantenkring.

Marketingmix: de vijf P’s
Voordat we ons richten op de ontwikkelingen op de Amsterdamse drugsmarkt, is het wellicht nuttig de inzichten van de Amerikaanse historicus David Musto (1999) in herinnering te brengen. Op basis van een analyse van drugsgebruik in de Verenigde Staten gedurende de vorige eeuw concludeert hij dat historische omstandigheden vaak zowel het begin- als het omslagpunt van trends in drugsgebruik kunnen verklaren. Musto, die zich overigens primair richtte op het gebruik van opiaten en (crack)cocaïne, zag een cyclisch verloop, waarbij drugs over een langere termijn bezien in bepaalde periodes populair zijn, vervolgens een poos ‘sluimerend’ in de vergetelheid raken, om later weer de kop op te steken, vaak bij een geheel andere bevolkingsgroep.

Het marketingmixmodel van Kotler (2003) kan behulpzaam zijn voor het begrijpen van het consumentenniveau van de Amsterdamse drugsmarkt. Zijn model, gebaseerd op door managers gehanteerde marktprincipes, bestaat uit vier P’s: product, prijs, plaats en promotie. Deze principes spelen een belangrijke rol in het streven naar omzetmaximalisering en winst. Producten hebben een eindige omloopcyclus en zijn daarom vaak onderhevig aan innovaties die als doel hebben consumenten voortdurend te verleiden tot aanschaf. De prijs is de beïnvloedende productwaarde die een consumptieve vraag genereert. De plaats is het epicentrum waar (nieuwe) marketing wordt gelanceerd en gebonden kan zijn aan wettelijke regels en grenzen zoals leeftijd, vergunning en openingstijden. De promotie is een strategisch samenspel van publiciteit, reclame, directe verkoop, gecreëerde hypes, et cetera.

Decuypere (2006) heeft met behulp van dit marketingperspectief ook gekeken naar het succes van ecstasy binnen de danscultuur. De marktplaats bestaat uit locaties (onder andere clubs, party’s, evenementen) waar housemuziek ten gehore wordt gebracht. De pilvorm kan als een productinnovatie worden beschouwd. Al vrij snel na de introductie begon de prijs van ecstasy te dalen. Innovatie en promotie kwamen samen in de continue vernieuwing van logo’s, kleuren en vormen van ecstasypillen. Promotioneel gezien is bovenal de ‘merknaam’ ecstasy een gouden greep geweest.[iv] Van de Mheen (2008) laat zich door dit model inspireren in haar zoektocht naar effectieve maatregelen die Archief DeltaLab mogelijk kunnen leiden tot een vermindering van middelengebruik en de daarbij horende problemen voor zowel het individu als de samenleving.

Met het opsommen van de vier P’s hebben Kotler (2003), Decuypere (2006) en Van de Mheen (2008) echter, in elk geval met betrekking tot drugs, de vijfde P over het hoofd gezien, namelijk die van plezier of pleasure. Want hoe hoger de plezierfactor, hoe groter de kans dat de consument nieuwsgierig wordt. Bij drugs is er niet alleen de korte euforie bij de aanschaf van een begerenswaardig product, een middel als ecstasy genereert bij gebruik ook ‘pillenpret’ doordat in de hersenen extra serotonine en dopamine worden vrijgemaakt. Set en setting spelen weliswaar een grote rol in de beleving van de roes, maar de plezierfactor van een specifieke drug moet niet worden onderschat. Andersom geldt ook: na teleurstellende ervaringen met inferieure ecstasy wordt het enthousiasme van gebruikers flink getemperd, waardoor een deel op zoek gaat naar ‘substituten’.

De cocaïnemarkt
Weliswaar fluctueert de jaarlijks in beslag genomen hoeveelheid cocaïne in Nederland in de periode 1998-2005, maar de tendens is opwaarts. In 1998 werd 8.998 kilo in beslag genomen, in 2005 14.603 kilo (KLPD, 2006). In het recordjaar 2003 was dat 17.560 kilo. Opvallend is dat er vanaf begin 21e eeuw minder cocaïne direct uit Zuid-Amerika komt. De aanvoer van bulkpartijen verschuift in toenemende mate naar landen aan de West-Afrikaanse kust, waarvandaan de cocaïne naar Europa wordt getransporteerd. De vanaf 2004 op Schiphol ingevoerde 100%-controles van bepaalde vluchten hebben weliswaar geleid tot veel arrestaties en inbeslagnames, maar hebben er ook in geresulteerd dat de aanvoerroutes deels zijn verlegd en cocaïnesmokkelaars sindsdien ook op andere Europese luchthavens worden gesignaleerd. Nederland staat na Spanje nog steeds bekend als de belangrijkste aanvoerhaven van cocaïne in Europa. De hoeveelheid cocaïne die door de regionale politiekorpsen in beslag wordt genomen is maar een fractie van de onderschepte partijen in zeehavens en op Schiphol.

Het politiekorps Amsterdam-Amstelland heeft in de periode 1992-2008 in totaal 3.268 kilo cocaïne onderschept. Het aantal confiscaties per jaar vertoont in de jaren negentig een stijgende lijn, van bijna 50 tot ruim 500 en schommelt sindsdien tussen 500 en ruim 700. Een dergelijke trend ontbreekt echter in de jaarlijks in beslag genomen hoeveelheden cocaïne; door incidentele grote vangsten zijn er tussen de jaren soms grillige schommelingen.

Verkrijgbaarheid
In een onderzoek van Gruter & Van de Mheen (2005) naar cocaïnehandel in Nederland is een ruime meerderheid van de detailhandelaren actief is in het base-cokecircuit. Veel geïnterviewden handelen ook in heroïne. Amsterdamse handelaren leveren cocaïnegebruikers uit het uitgaansleven uitsluitend snuifcocaïne, die meestal wordt aangeboden in poedervorm of als klontjes, verpakt in een wit envelopje. Veel actuele snuivers beschikken over meerdere telefoonnummers van cokeleveranciers, soms wel twintig. Veel bezorgers veranderen geregeld hun nummer om het risico van afluisteren te minimaliseren en om klanten waar ze vanaf willen kwijt te raken. Ongewenste klanten kunnen notoire poffers zijn, klanten die te vaak bellen, te veel over de telefoon praten of zich niet aan de spelregels houden. Leuke, beleefde en geduldige klanten worden daarentegen wel op de hoogte gehouden. Sommige dealers doen aan promotie en marketing door te pochen dat BN-ers tot hun klantenkring behoren of dat ze louter het luxe segment bedienen. Andere sturen sms-berichten met teksten als: ‘met [naam dealer], de opvolger van [naam vorige dealer] voor als je nog “iets” nodig hebt want ik heb mooie muziek’, ‘Andy game boy, new nummer for the summer, fun products’ of ‘Heb weer topspul, kan in een kwartier bij je zijn’. Brutale verkopers bellen hun snuifcliënten als die al een poosje niets besteld hebben.

Taxicoke
De meeste 06-dealers die je belt, komen met de auto. Dan moet je instappen en een rondje meerijden. Sommigen rijden in een taxi als dekmantel. Toen ik laatst in een taxi zat op weg naar huis vroeg de chauffeur of ik ook drugs wilde kopen. Een andere keer toen ik zo’n taxidealer belde en instapte gebeurde er niks. Nadat ik gevraagd had of we nog zaken gingen doen, keek de chauffeur mij verbaasd aan. ‘Hoe bedoel je?’ Op dat moment belde die andere taxichauffeur me om te vragen waar ik bleef. Dat was erg gênant!” (Bram, 94b: 2006).

Dealers zijn er in allerlei soorten en maten. De meesten bezorgen op bestelling thuis en soms ook in de horeca of op straat. Het ‘snelle nummer’ is er binnen een stiefkwartiertje, de ‘trage’ doet er langer over, soms wel oplopend tot een uur. Het ‘late nummer’ kun je ook nog bellen bij het krieken van de dag. De snelheid van bezorgen hangt onder andere af van het tijdstip waarop gebeld wordt, de grootte van het bezorggebied en het transportmiddel, meestal een auto, taxi of scooter. In verband met mogelijke politiecontroles nemen veel bezorgers niet hun hele voorraad voor de avond mee.

De vermeende professionaliteit van de bezorger is vaak een punt van discussie bij gebruikers. Gebruikers delen bezorgers meestal in als ‘betrouwbaar’ of ‘onbetrouwbaar’, waarbij de laatste vaak slecht bereikbaar is, niet komt opdagen en/of inferieure kwaliteit aanbiedt. Over het algemeen vinden gebruikers dat bezorgers van cocaïne – in vergelijking met ecstasy – nog het meest voldoen aan het beeld van de ‘klassieke dealer’. Hij is redelijk anoniem, behoort meestal niet tot de vriendenkring, is uit op winst en mazzelt je nooit met de prijs.

Er zijn cokedealers met een kleine en anderen met een grote klantenkring. In het laatste geval zijn er meer verkopers van dezelfde bezorgdienst actief. Een bezorger bedient op een doorsnee avond gemiddeld twintig tot dertig klanten.

Cocaïnedealers die al wat langer in het vak zitten, zeggen dat het verschil tussen door de week en het weekend kleiner is geworden. De ‘klappers’ zijn Koninginnedag, kerstmis en bloedhete zomerdagen als er veel gedronken wordt op de terrassen. De meeste bezorgers leveren alleen cocaïne op bestelling, maar er zijn ook thuisdealers en afhaaladressen. Van de recente cocaïnegebruikers kopen verreweg de meeste de cocaïne bij een 06-dealer en minder bij een dealer thuis of in het uitgaansleven. Vergeleken met de gebruikers uit de survey onder clubbezoekers van 2003 kopen die van 2008 veel vaker bij 06-dealers (Benschop et al., 2009).

Thuisdealers van cocaïne zijn kwetsbaarder door de aanloop van klanten en zijn daarom selectiever met hun klantenkring dan de bezorgers. De bezoekers krijgen duidelijke instructies over de openingstijden om te voorkomen dat ze op andere tijden aanbellen of gaan schreeuwen op straat. Voor de meeste bezorgers (monodealers) is cocaïne de belangrijkste inkomstenbron. Hoewel een deel daarnaast ook handelt in ecstasy, Viagra, amfetamine en/of ketamine (polydealers), beperken de meeste cocaïnedealers zich tot dit middel omdat het eenvoudigweg veel te lucratief is.[v]

Links boven: 12 KG Cocaïne in toiletpot • Rechts boven: 170 KG MDMA • Links onder: Amfetaminelab • Rechts onder: MDMA pillen

Links boven: 12 KG Cocaïne in toiletpot • Rechts boven: 170 KG MDMA • Links onder: Amfetaminelab • Rechts onder: MDMA pillen

Prijs
De Amsterdamse narcoticabrigade heeft eind jaren zeventig becijferd dat consumenten destijds 100 gulden voor een gram betaalden. Daarna zou de prijs in 1981 zijn gestegen naar 185-245 gulden per gram en vanaf 1982 weer gezakt zijn via 150-200 gulden tot 100-125 gulden per gram in 1987 (Korf & De Kort, 1990).[vi]

Een ervaren insider die op ons verzoek de kiloprijzen van cocaïne sinds 1985 heeft berekend bevestigt deze prijsdaling. In 1985 schommelde de prijs voor een kilo cocaïne tussen de 90.000 en 120.000 gulden (omgerekend circa 40.000-55.000 euro). De vrij constante prijsdaling heeft voortgeduurd tot omstreeks 1998, toen de kiloprijs van cocaïne was gezakt naar 40.000-42.000 gulden (omgerekend 18.000-19.000 euro). Omstreeks 2002 begint de kiloprijs te stijgen: van 23.000-25.000 tot rond de 35.000 euro in 2008. Daarna stijgt de kiloprijs nog sneller, tot ruim 40.000 euro in de zomer van 2009.[vii] Dat is een verdubbeling in tien jaar tijd.

Opmerkelijk genoeg is de prijs van een gram pakje cocaïne in dezelfde periode niet gestegen. Voor een gram cocaïne werd in 1998 ongeveer 125 gulden (omgerekend 57 euro) betaald, terwijl de prijs na het millennium tussen de 40 en 70 euro per gram schommelt, maar meestal 50-60 euro bedraagt (Benschop et al. 2009). Door de aanhoudend hoge kiloprijs van cocaïne vragen sinds 2008 meer bezorgers 60 euro
voor een gram.[viii]

Zuiverheid
Tegelijkertijd bieden verkopers ook vaker verschillende kwaliteiten cocaïne aan: de duurdere en meer zuivere (‘flake’, ‘rock’, ‘schubbetjes’, et cetera) en een meer versneden variant. Snuivers weten dat de kwaliteit bij elke dealer periodiek flink kan verschillen. Het komt zelden voor dat bezorgers constante kwaliteit leveren omdat ook zij aangewezen zijn op verschillende partijen. De zuiverheid van duurdere cocaïne zou hoger zijn omdat die minder is versneden dan de goedkopere kwaliteit, of zelfs helemaal niet.[ix] De aangeboden cocaïne zou dan puur van het ‘blok’, de ‘tegel’ of ‘plaat’ als ‘klontje(s)’ worden verkocht.[x] Grotere handelaren en ‘doorschuivers’ op kiloniveau vertellen dat op veel blokken cocaïne – net als bij ecstasypillen – een logo is afgedrukt: bijvoorbeeld een gestempeld vierkant, een klaverblad of een schorpioen. Er wordt beweerd dat organisaties hun blokken merken als kwaliteitskenmerk. Anderen zeggen dat hierdoor herkenbaar is van welke organisatie de blokken afkomstig zijn, dit in verband met mogelijke ripdeals.

Cocaïne heeft in tegenstelling tot ecstasy altijd een betrouwbare reputatie gehad, ondanks het feit dat iedereen weet dat de cocaïne meestal versneden is.[xi] Omdat een pakje cocaïne vaak impulsief wordt aangeschaft, piekeren de meeste snuivers er niet over om eerst een monster naar de testservice van de verslavingszorg te brengen. De meeste bij de testservice aangeleverde monsters bevatten cocaïne, maar de zuiverheid kan sterk variëren (10-89%).[xii] Qua zuiverheid is de Amsterdamse cocaïnemarkt de afgelopen jaren met gemiddeld 55-65% vrij stabiel geweest (Benschop et al., 2009). Toch is er (landelijk) tussen 1999 en 2007 sprake van een opwaartse trend als het gaat om versnijdingen (onder andere fenacetine, levamisol, cafeïne en diltiazem) van cocaïnepoeders (Brunt et al., 2009). Mogelijk hangt dit samen met de sterk gestegen kiloprijs van cocaïne vanaf de jaren nul.

Marktdynamiek van cocaïne
De Amsterdamse cocaïnemarkt is de afgelopen jaren op consumentenniveau eerder gegroeid dan gekrompen. De omslag begon omstreeks 1998, toen de kiloprijs van cocaïne zich op een historisch dieptepunt bevond en (oudere) stappers – mede door de tijdelijke verslechtering van de ecstasymarkt in 1997 – in toenemende mate (ook) cocaïne gingen gebruiken. Omdat trendsetters steeds vaker klaagden over de slechte kwaliteit pillen of pillenmoe werden, nam de status van ecstasydealers af. Voorts stapte menig ecstasydealer over op de lucratievere cocaïneverkoop, toen er rond het millennium – op de inmiddels herstelde ecstasymarkt – weinig meer te verdienen viel op de spotgoedkope pillen.

Ontwerp Donald Beekman BDXL studio • I.O.V. Smart Lab • Concious Dreams

Ontwerp Donald Beekman BDXL studio • I.O.V. Smart Lab • Concious Dreams

Mede door technologische innovaties van mobiele telefonienetwerken wisten klanten en verkopers elkaar tegen het eind van de jaren negentig steeds makkelijker en sneller te vinden. In de economische hoogtijdagen aan het eind van de 20e eeuw piekte het cocaïnegebruik als nooit tevoren. Hoewel goederen en diensten na de invoering van de euro in 2002 in de beleving van veel stappers duurder werden, gold dat niet voor cocaïne. Voor een gram van 125 gulden moest voortaan 50 euro worden betaald. De toetredingsbarrière voor de cocaïnemarkt werd hierdoor verlaagd. Rond die tijd betekende uitgaan niet meer automatisch een avondje dansen op housemuziek. Met de uitbreiding van nieuwe hippe cafés en lounges draaide de alcoholindustrie op volle toeren. De omzetcijfers van champagne, breezers, rosé, et cetera stegen met het jaar. De comeback van koning alcohol ging in trendsettende stapmilieus niet zelden gepaard met cocaïnegebruik, dat weliswaar geen partyimago had zoals ecstasy, maar wel perfect aansloot bij het kroegmilieu en thuisfeesten.

De ecstasymarkt
Het plaatsen van MDMA op lijst 1 van de Opiumwet in 1988 heeft niet kunnen voorkomen dat Nederland binnen tien jaar een leidende rol zou gaan spelen in de wereldwijde productie en distributie van ecstasytabletten.[xiii] De grootschalige export vanuit Nederland was zowel op nationaal als internationaal niveau een grote bron van zorg geworden, ondanks het feit dat er in 1996 al vijftien diensten, verspreid over vijf verschillende ministeries, op enigerlei wijze waren belast met ecstasy (Neve et al., 2005). Het grote gebrek aan onderlinge communicatie ondermijnde de slagkracht van de bestrijding, wat resulteerde in de oprichting van de Unit Synthetische Drugs (USD) in 1997. De dienst zou zorgdragen voor een betere coördinatie en efficiëntere informatiestromen én fungeren als een nationaal aanspreekpunt voor buitenlandse instanties, en ondersteuning bieden bij de uitvoering van rechtshulpverzoeken. Daarnaast werden de kernteams, regio’s en bijzondere opsporingsdiensten ondersteund in eigen onderzoeken naar synthetische drugs (Neve et al., 2005).

De in Nederland in beslag genomen hoeveelheid ecstasy (MDMA) en aanverwante middelen (MDA, MDEA) in de periode 1998-2005 bedraagt ruim 33 miljoen tabletten (KLPD, 2006). Maar ondanks de confiscaties van grote partijen ecstasy en de grondstoffen PMK en BMK aan het eind van de jaren negentig, nam de politieke druk vanuit Amerika en Europa op Nederland verder toe. Dit resulteerde in een beleid dat primair als doel had het terugdringen van de productie en internationale handel (Neve & Van Ooyen-Houben, 2006). In de nota Samenspannen tegen XTC ziet de Nederlandse overheid het terugdringen van de productie en handel in ecstasy als een van de belangrijkste prioriteiten (Neve et al., 2005; Neve et al., 2007). Maar hoewel de uitkomstindicatoren van Samenspannen tegen XTC over de periode 2001-2003 successen melden in het ontmantelen van grote en kleine productieplaatsen, de inbeslagname van PMK en ecstasytabletten en -poeders, blijven de prijzen en de zuiverheid van ecstasy stabiel, wat duidt op een blijvende aanzienlijke productie (Neve & Van Ooyen-Houben, 2006). Blickman et al. (2003) wijzen er wel op dat de voortvarende aanpak van de USD ertoe heeft geleid dat ‘kleine’ producenten en distributeurs niet meer aan de benodigde grondstoffen konden komen en uit de markt werden gedrukt door grotere netwerken die nieuwe contacten aanknoopten met onder andere China.

Ondanks alle inspanningen wordt Nederland door de UNODC (2009) nog steeds als belangrijkste bronland van de wereldwijd in beslag genomen ecstasypartijen beschouwd. Hoewel Nederland als exportland een belangrijke rol blijft spelen in de productie van ecstasy, zijn er halverwege de jaren nul steeds meer indicaties dat de productie zich over andere delen van de wereld heeft verspreid (Huisman, 2005). Europa wordt geconfronteerd met een steeds gecompliceerdere en beweeglijkere markt voor synthetische drugs (EMCDDA, 2009). In Nederland wordt de laatste jaren in steeds meer pillen mCPP aangetroffen, dat als grondstof voor geneesmiddelen makkelijk en legaal verkrijgbaar is. Aangezien de stof niet hetzelfde effect geeft als ’echte’ ecstasy, bestaat het risico dat gebruikers hogere doseringen nemen. In Nederland, net als in andere EUlanden, lijkt internet een steeds belangrijker marktplaats te worden voor psychoactieve stoffen, gezien het feit dat tal van sitehandelaren aan een breed publiek ongecontroleerde drugs aanbieden.[xiv]

Het politiekorps Amsterdam-Amstelland heeft in de periode 1992-2008 in totaal 4.5 miljoen MDMA-tabletten onderschept. De grootste vangst was in 1993 met 1.5 miljoen tabletten. In 1994 valt het terug naar ruim 16.000 tabletten, om vervolgens tot 1997 te schommelen tussen 50.000 en 60.000 per jaar. Daarna neemt het aantal geconfisqueerde tabletten gestaag toe om in 2002 met 1.3 miljoen – het dubbele van 2001 – een tweede piek te bereiken. Sindsdien varieert de jaarlijkse vangst van krap 100.000 tot ruim 750.000 pillen. De uitschieters naar boven worden vooral verklaard door incidentele megavangsten. Dit laatste verklaart mede waarom er geen duidelijke relatie is tussen het aantal in beslag genomen pillen en het aantal zaken. Dit neemt niet weg dat het aantal zaken op de langere termijn is gestegen; tot en met 1998 ging het om minder dan 100 zaken per jaar, daarna schommelde het ruwweg tussen 200 en 300.

Naast MDMA werden ook ‘ecstasyachtige’ fenethylamines in beslag genomen. Zo was er een piek in het aantal MDEA-zaken in 1996 en 1997 (respectievelijk 36 en 39 zaken) en in het aantal geconfisqueerde MDEAtabletten in de periode 1994-1998 (al dan niet in mengvorm met MDMA), terwijl dit sindsdien nog maar mondjesmaat voorkwam. En relatief forse MBDB-vangsten waren er alleen in de periode 1995-1997. Pillen met (het versnijdingsmiddel) mCPP duiken voor het eerst in de Amsterdams politiecijfers op in 2006.

Verkrijgbaarheid
Veel gebruikers zeggen dat zij (heel) makkelijk aan ecstasy kunnen komen. Het kopen van ecstasy wordt, vergeleken met cocaïne vaak al in een eerder stadium geregeld. Terwijl beide middelen hoofdzakelijk in groepsverband worden geconsumeerd, gebeurt dit bij cocaïne vaker spontaan en ongepland. De doorsnee festivalbezoeker regelt zijn ecstasy voorafgaand aan het feest. Een of meer vrienden – ‘regelaars’ – uit de stapgroep hebben contact met een (thuis)verkoper (Van den Hazel, 2008). Daarnaast speelt de prijs een rol; voor het geld dat je kwijt bent aan één gram cocaïne krijg je minstens tien pillen – een vergelijking die overigens enigszins mank gaat, aangezien gebruikers maar zelden één gram cocaïne per gelegenheid nemen.

De regelaar wordt door de vriendengroep vaak als een ‘weldoener’ gezien omdat hij niet primair vanuit winstoogmerk handelt. Niet ongebruikelijk echter is dat de regelaar als wederdienst er wel voor zorgt dat hij niet voor zijn eigen drugs hoeft te betalen. Per slot van rekening loopt hij het meeste risico. Onderzoek onder ecstasyverkopers in San Francisco laat een overeenkomstig distributiepatroon zien (Jacinto et al., 2008a; Sales & Murphey, 2007). Raves, clubs en undergroundfeestjes zijn weliswaar geliefde settings om ecstasy te gebruiken, maar geen vrijplaatsen om te dealen.

Vergeleken met ecstasyverkopers opereren die van cocaïne vaker solitair. Ze zitten meestal fulltime in de business, maken duidelijke winst, zijn meer buitenstaanders en leveren volgens vaste dienstroosters op bestelling (Nabben, et al., 2008a). Het regelen van zuivere, betrouwbare pillen wordt zeer gewaardeerd omdat daarmee de gewenste roeservaring in de vriendenkring is verzekerd (vergelijk: Jacinto et al., 2008b; Sales & Murphey, 2007). Vanuit deze optiek gezien worden ecstasyverkopers die op feesten meer dan de standaardprijs vragen vaker als échte dealers gezien. Van de actuele ecstasygebruikers onder de in 2008 geënquêteerde clubbezoekers in Amsterdam kocht de helft (wel eens) zelf, ongeveer in gelijke mate verdeeld over 06-dealers, thuisdealers en/of dealers in het uitgaansleven (Benschop et al., 2009).

Prijs
De uiteindelijke consumentenprijs voor een pil hangt onder andere af van de setting, de relatie tussen koper en verkoper, de gekochte hoeveelheid en de verkrijgbaarheid. De USD (2002) rekende op grond van verkregen gegevens afkomstig van een opgerold laboratorium voordat bij een gemiddelde hoeveelheid van 80 mg MDMA-poeder per tablet uit één kilo MDMA-poeder 12.500 ecstasypillen kunnen worden vervaardigd. Afhankelijk van de grootte van de productie, de kosten voor PMK en andere chemicaliën, bedroeg de kostprijs in 2001 voor het maken van een pil 22 eurocent, inclusief transportkosten, huur en dergelijke 25 eurocent. Na doorverkoop doorloopt ecstasy nog een drietal stadia waarbij de productiekosten stapsgewijs stijgen van 90 eurocent vanaf de tabletteerplaats, naar 1,50 euro vanaf de groothandel tot aan 2,70 euro vanaf de tussenhandel. Uiteindelijk betaalt de consument ongeveer 4-5 euro per pil.

Het confisqueren van miljoenen pillen lijkt weinig effect te hebben gesorteerd op de prijs die consumenten per pil betalen. Verschillende onderzoeken laten zien dat de ecstasymarkt in de loop van de jaren negentig in omvang fors is toegenomen en de prijs per pil navenant is gedaald (Neve et al., 2005; Neve et al., 2007). Kostte een pil tussen eind jaren tachtig en de vroege jaren negentig gemiddeld nog 35-40 gulden (omgerekend 16-18 euro) (Korf et al., 1991), in de loop van de jaren negentig beginnen de prijzen sterk te dalen (Korf, 2000; Blickman et al., 2003). En hoewel de prijzen soms behoorlijk kunnen variëren – van minder dan een euro tot een tientje per pil – bedraagt de gemiddelde prijs in 2008 ongeveer 3 euro per pil (Benschop et al., 2009). MDMA-poeder of -kristallen, die sinds een jaar of tien in ruimere mate worden aangeboden, kosten 25-30 euro per gram. Dit is omgerekend naar een pil ongeveer dezelfde prijs voor een enkele dosering van 100 mg.

Zuiverheid
Hoewel uit de resultaten van de testservice blijkt dat ecstasypillen vaak van wisselende sterkte zijn, laat maar een klein deel van de gebruikers zijn pil testen. Hetzelfde geldt voor ecstasypoeders en -kristallen.[xv] Afgezien van de moeite die men daarvoor moet doen, zijn de gemiddeld relatief zuivere en stabiele ecstasymarkt en de soms door de jaren heen gegroeide vertrouwensband tussen kopers en verkopers belangrijke redenen om niet te testen (Benschop et al., 2009; Nabben et al., 2008a). Niet zelden blijken verkopers op consumentenniveau zelf ook ecstasygebruikers te zijn (Blickman et al., 2003). De beruchte ecstasydip op de gebruikersmarkt in 1997 liet een, weliswaar tijdelijke, maar forse daling zien van de verkrijgbaarheid van ‘betrouwbare’ ecstasy. De Amsterdamse ecstasymarkt herstelde zich na deze inzinking snel en is tot en met 2008 vrij stabiel geweest.

Veruit de meeste als ecstasy geteste pillen bevatten MDMA, met een gemiddelde zuiverheid van 80-90 mg MDMA (Benschop et al., 2009). Na 2008 verslechtert – na ruim tien jaar – de (stabiele) markt. Het marktherstel aan het eind van 2009 is volgens sommigen een bewijs dat de mondiale ecstasymarkt voor grote producenten simpelweg te lucratief is om er niet in te blijven investeren.[xvi]

Marktdynamiek van ecstasy
Opeenvolgende feestgeneraties weten niet beter dan dat er, indien gewenst, altijd goedkope en kwalitatief betrouwbare ecstasy voorhanden is. Ecstasy werd een massaproduct dat door consumenten steeds vaker als een ‘give away’ werd gezien, dat met bijna evenveel gemak als een rondje bier kon worden uitgedeeld. Rijk werd je er in ieder geval niet (meer) van. De drastische prijsverlaging had onder andere tot gevolg dat verkopers er andere middelen bij gingen doen, overstapten op cocaïneverkoop of gewoon stopten met de handel.

Na de zomer van 2008 spreken zowel inkopers als verkopers van ecstasy opeens over een toegenomen ‘schaarste’ en een aanzienlijke daling van de kwaliteit. In de helft van de pillen die dan in Amsterdam (en de rest van Nederland) worden aangeboden zit het versnijdingmiddel mCPP, dat de nodige ongewenste bijeffecten kan hebben als misselijkheid, hallucinaties, et cetera (Bossong et al., 2009). Zelfs de pilprijs begint sinds lange tijd weer licht te stijgen. Veel gebruikers moeten voor het eerst moeite doen om ‘goede’ ecstasy te vinden omdat ze vaker inferieure pillen krijgen aangeboden of zelfs nul op het rekest krijgen. De verkoopactiviteiten op de dansvloer nemen volgens portiers sterk af, en cocaïnedealers krijgen opeens meer vragen van snuivende slikkers die voorheen altijd elders hun pillen regelden.

De speculaties over de plots inzakkende ecstasymarkt zijn niet van de lucht. Er zouden in de nasleep van de Olympische spelen in China strengere douanecontroles zijn, waardoor het aanbod van precursoren PMK en BMK is opgedroogd en de prijzen stijgen. Anderen zeggen dat Nederlandse producenten hun markt naar het buitenland verplaatsen of beweren dat er mCPP wordt gebruikt juist omdat dit minder strafbaar zou zijn. In het najaar van 2009 lijkt de markt zich – net als de kwaliteitsdip van ruim tien jaar geleden – weer te herstellen. De zuiverheid neemt toe, verkopers kunnen vaker ‘goede’ pillen krijgen en er worden weer poeders en kristallen aangeboden. Wel is de vraagprijs licht gestegen en wordt er soms meer dan 5 euro per pil gevraagd.

De amfetaminemarkt
Uit de landelijke politiejaarcijfers van tussen 1998 en 2005 in Nederland in beslag genomen amfetaminepoeder blijkt dat de inbeslagname van amfetamine na 1998 fors terugloopt van 1.450 kilo naar 293 kilo per jaar, een flinke dip vertoont in de jaren 2000-2004, en na 2004 weer stijgt tot 1.576 kilo in 2005.[xvii] Het politiekorps Amsterdam-Amstelland heeft in de periode 1992-2008 in totaal 1.300 kilo amfetaminepoeder en enkele honderdduizenden amfetaminetabletten onderschept. In de meeste jaren gaat het om enkele tientallen kilo’s poeder, maar er zijn ook forse uitschieters naar boven, met ruim 400 kg in 2005 en bijna 300 kg in 2007. Bij de tabletten was de grootste jaarvangst in 1998, met ruim 200.000. Op één uitzondering na (1997)lag het aantal zaken onder de 100 per jaar.

Verkrijgbaarheid
De Amsterdamse amfetaminemarkt is kleiner dan de cocaïne- en ecstasymarkt en minder toegankelijk. Cocaïneverkopers vinden amfetamine geen lucratieve handel, terwijl amfetamineverkopers vaak ook andere middelen hebben, maar geen cocaïne. De klassieke speeddealer die enkel amfetamine verkoopt is bijna uitgestorven. De amfetaminemarkt is in tegenstelling tot die van cocaïne (‘bezorgmarkt’) primair een ‘halersmarkt’, met vooral verkoop op thuisadressen. Toch zijn er wel verkopers die amfetamine afleveren op afterfeesten. Methamfetamine wordt sporadisch aangeboden en is voornamelijk afkomstig van smokkel uit de Verenigde Staten, Engeland en Duitsland.

Prijs
De prijs van amfetamine is vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw tot aan de millenniumwisseling redelijk stabiel gebleven. Gebruikers betaalden tot de eeuwwisseling rond de 10-15 gulden (omgerekend 4,50-6,80 euro) voor een gram, niet bepaald een gevoelige aanslag op het feestbudget. Fanatieke gebruikers roemen het opwekkende effect van speed, dat veel goedkoper is dan de ook nog eens korter werkende cocaïne. Amfetaminepuristen hechten vooral aan ‘verse, natte pep’. Na 2002, maar niet noodzakelijkerwijs door de invoering van de euro, is de prijs voor een gram gestegen naar 15 euro en blijft daarna stabiel. Methamfetamine is met zo’n 150 euro per gram beduidend duurder.

Zuiverheid
De zuiverheid van de amfetaminemarkt vertoont een fluctuerend maar op termijn redelijk stabiel patroon. Gedurende een korte periode (zomer 1997 tot voorjaar 1998) leken de amfetamine- en ecstasymarkt elkaar te kruisen, toen de testservice bij aangeboden ecstasymonsters een forse stijging signaleerde van ecstasy met amfetamine – al dan niet samen met cafeïne – als belangrijkste werkzame stof(fen). Sindsdien wordt er bijna geen amfetamine meer in ecstasymonsters aangetroffen. Op grond van de in totaal 171 bij de testservice van Jellinek Preventie als amfetamine aangeboden monsters (2000-2008) bevat slechts een derde van de monsters ook primair amfetamine, waarvan de zuiverheid bovendien een grote range vertoont tussen een ‘spoortje’ en 73%. De overige monsters bevatten vooral (ook) cafeïne en/of andere versnijdingsmiddelen of bijproducten. De gemiddelde zuiverheid bedraagt rond de 30%.

Marktdynamiek van amfetamine
In het afgelopen decennium is de omvang van de amfetaminemarkt in Amsterdam aanzienlijk geslonken. De omslag lijkt tegelijkertijd te zijn ingezet met de neergang van de gabbercultuur eind jaren negentig. Over de gehele panellinie ontstond een schaarste in de periode 1999-2001, terwijl de prijs opmerkelijk genoeg stabiel bleef. De kwaliteit liet evenwel veel te wensen over.[xviii] Een verklaring hiervoor zou een tekort zijn aan benzylmethylketon (BMK), de belangrijkste grondstof voor amfetamine. Producenten gingen gebruik maken van andere stoffen met geen of een andere werking waardoor er laaggedoseerde amfetamine op de markt kwam (Niesink et al., 2006). Vanaf 2001 is er weer amfetamine van ‘goede’ kwaliteit op de Amsterdamse markt.

De amfetamine schaarste rond de eeuwwisseling leidde er onder andere toe dat Amsterdamse gebruikers ‘in de provincie’ op zoek gingen naar betrouwbare speed. Door de schaarste zijn veel speedgebruikers op cocaïne overgestapt, dat weliswaar duurder was maar wel makkelijker verkrijgbaar. Vanaf 2002 herstelde de amfetaminemarkt zich, maar de gebruikersmarkt in het uitgaansleven bevond zich op een lager niveau dan in de jaren negentig.

Archief Deltalab

Archief Deltalab

De markt van narcosemiddelen
De markt van narcosemiddelen – waarmee bedoeld wordt de verkoop en het gebruik buiten medische settings – is betrekkelijk nieuw. Zowel lachgas en GHB als ketamine hebben zich in de loop van de jaren negentig binnen het uitgaansleven en in thuissettings sterker geprofileerd. De markt van narcosemiddelen blijft echter beduidend kleiner dan de stimulantiamarkt. Geen van deze drie narcosemiddelen staat op lijst 1 (harddrugs) van de Opiumwet. Ketamine en lachgas vallen onder de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WOG).[xix] GHB is in 2002 van de WOG overgeheveld naar lijst 2 van de Opiumwet (met voornamelijk cannabis). Net als bij stimulantia geldt dat er wordt opgetreden tegen de productie en verkoop van narcosemiddelen.

Toen het gebruik van lachgas populair werd, is de politie verschillende keren opgetreden tegen de verkoop van lachgasballonnen. In juni 1998 werd een Amsterdamse partyorganisator veroordeeld omdat hij op heterdaad betrapt werd met een tank lachgas en ballonnen verkocht.

De GHB-markt is volgens de Criminaliteitsbeeldanalyse synthetische drugs en precursoren van de KLPD (2008) klein. Er wordt slechts een enkele keer een productieplaats van GHB aangetroffen. GHB wordt binnen de vriendenkring meestal doorverkocht, maar ook vaak weggegeven omdat het goedkoop is. De GHB-markt is redelijk overzichtelijk – een situatie die sterk doet denken aan de beginperiode van de ecstasymarkt, met korte lijnen tussen producenten, leveranciers en consumenten (De Loor, 1989; Korf et al., 2002; Korf & Verbraeck, 1993). In 2004 werd in totaal 23 kilo GHB in beslag genomen en in 2005 ruim 105 liter GHB, waarvan bijna 100 liter op één locatie (KLPD, 2006). In 2007 werd 3½ kilo en bijna 125 liter GHB in beslag genomen, maar in 2006 niets. De Amsterdamse politie registreert vanaf 1998 de eerste GHB-confiscaties die in de daaropvolgende jaren gemiddeld slechts enkele liters per jaar bedragen. Het aantal onderzoekszaken stijgt echter van één in 1997 tot 67 in 2003, waarna het aantal zaken in 2004-2005 terugvalt tot twintig, maar vanaf 2006 weer verdubbelt tot rond de veertig per jaar. Ketamine wordt voor het eerst in het jaar 2000 door het Amsterdamse politiekorps geconfisceerd; in de periode 2000-2008 gaat het in totaal om ruim 3 kilo.

Sinds midden jaren nul is er een groeiende tendens dat GHB- en ketaminegebruik steeds minder tot privésettings beperkt blijft en in toenemende mate (ook) in het uitgaansleven plaatsvindt. Er zijn indicaties dat door de ecstasyschaarste in 2008-2009 (nieuwe) gebruikers vaker zijn gaan experimenteren met GHB en lachgas.

Lachgas
Terwijl het gebruik van medisch lachgas als anestheticum afneemt (Van Deijck, 1998), lijkt het recreatieve gebruik sinds de jaren negentig juist toe te nemen (Lighthart & Snel, 1998). In de periode 1995-1997 beleefde lachgas een hoogtepunt in het Amsterdamse uitgaansleven. Behalve op feesten werd lachgas aangeboden in smartwinkels, tijdens straatfeesten, in het Vondelpark en op straat in de nabijheid van horecagelegenheden. In het piekjaar 1996 leek de lachgasmarkt onuitputtelijk. Er was een ‘lachgaslijn’ actief die op privésettings leverde. Verkopers van lachgas konden redelijk eenvoudig lachgascilinders bemachtigen via tussenhandelaren die contacten hadden met leveranciers. De inkoop van een fles kostte destijds rond de honderd gulden (circa 45 euro), plus 25 gulden borg. Een enkele lachgasverkoper kocht zijn flessen via een tussenhandelaar met contacten in het medische circuit. Het aanbod van lachgas in het reguliere uitgaansleven nam af toen de politie lucht kreeg van de lucratieve handel, en clubuitbaters en feestorganisatoren maanden om de verkoop van lachgas op feesten aan banden te leggen. Er wordt de laatste tien jaar zelden meer lachgas aangeboden op feesten. Het huidige lachgasgebruik blijft voornamelijk beperkt tot de huiskamer en kleine feestjes. De patronen worden ingekocht bij de groothandel, waarna het lachgas met behulp van een slagroomspuit in een ballon wordt geperst en vervolgens geïnhaleerd.[xx]

Midden jaren negentig kostte een met lachgas gevulde ballon in Amsterdam 5 gulden (circa 2,25 euro) of drie voor een tientje. Na de piekperiode werd in het uitgaansleven tot 2001 op kleine schaal lachgas verkocht. The Spunx was de laatste club waar drie maten ballonnen werden verkocht: een kleine voor 5 gulden, een medium 7,50 gulden en een ‘Obelix’ voor 12,50 gulden. Door de lachgasrage ontdekten gebruikers ook de ‘slagroompatronen’ die bij Blokkerfilialen en horecagroothandels verkrijgbaar waren en berekend naar de prijs per ballon veel goedkoper zijn dan de ballonnen van commerciële tappers . Bij de groothandel kost een doosje van vijftig slagroompatronen ongeveer 12,50 euro, wat volgens gebruikers neerkomt op 50 eurocent per ballon. Lachgas wordt aangeboden in verschillende kwaliteiten en kwantiteiten. Over de zuiverheid kan alleen worden vermeld dat medisch lachgas in ziekenhuizen wordt gebruikt en het minder zuivere industrieel lachgas voor toepassingen in de levensmiddelenindustrie, zoals slagroompatronen.

GHB
Halverwege de jaren negentig wordt GHB voor het eerst gesignaleerd in het smartshopcircuit. Het middel werd aanvankelijk via het reguliere circuit in gestandaardiseerde doseringen bij Amerikaanse groothandels ingekocht. In 1995 verschijnen paginagrote advertenties van GHB in enkele dansbladen. GHB werd gepromoot als een legaal alternatief voor ecstasy, vandaar ook de naam ‘vloeibare ecstasy’ (Korf et al., 2002).[xxi] Na verschillende incidenten werden smartwinkels door de overheid gemaand om GHB uit het assortiment te halen. Rond de eeuwwisseling komt het gebruik van GHB in een stroomversnelling en begint de markt te groeien. Gebruikers vinden GHB over het algemeen makkelijk verkrijgbaar. Ze betrekken het via verkopers of vervaardigen thuis GHB voor eigen gebruik en/of vriendenkring. De grondstoffen GBL en NaOH worden aangeschaft via internetleveranciers.[xxii]

De prijs van GHB is al geruime tijd stabiel. Een liter GHB kost de eerste jaren tussen de 150 en 225 euro en voor een halve liter wordt tussen de 75 en 125 euro gevraagd. De marktprijs van een buisje GHB (5 ml) varieert van 1 tot 10 euro, maar meestal wordt er 5 euro betaald. Door het toegenomen aanbod zijn de literprijzen in de afgelopen periode gezakt tot 100-150 euro. Wie zelf besluit om GHB te maken betaalt in 2008 bij een internetleverancier tussen de 65 en 90 euro voor een liter GBL. Daarmee kan met natronloog en gedemineraliseerd water – voor een luttel bedrag bij elke drogist verkrijgbaar – GHB worden vervaardigd. Een kleine rekensom leert dat uit een liter GBL drie liter GHB kan worden gemaakt. Omgerekend bedraagt de kostprijs voor een standaard dopje (5 ml) dan slechts 10 eurocent.

GHB wordt zelden in poedervorm en vrijwel altijd in vloeibare vorm aangeboden. Slechts weinig gebruikers weten iets over de zuiverheid van GHB. De kwaliteit wordt vaak beoordeeld op de dikte van de GHB vloeistof: hoe stroperiger de substantie hoe beter de kwaliteit zou zijn. De afgelopen jaren worden er enige tientallen GHB-monsters per jaar bij de Amsterdamse testservice aangeleverd. De gemiddelde zuiverheid van de monsters, die in de meeste gevallen ook werkelijk GHB bevatten, blijft door de jaren heen stabiel. In 2008 liep de zuiverheid van de monsters uiteen van 13% tot 54%, met een gemiddelde zuiverheid van 43%.[xxiii]

Ketamine
Halverwege de jaren negentig wordt ketamine voor het eerst in het Amsterdamse drugsmilieu gesignaleerd, in poedervorm, als vloeistof en een heel enkele keer als pil.[xxiv] De ketamine markt kan in de beginperiode worden getypeerd als een verborgen en enigszins avontuurlijke markt. Reizigers en psychonauten met connecties in de partyscene haalden de ketamine uit Azië en Latijns-Amerika. Daarbij werd de vloeistof voor het vliegtransport in grotere flessen overgegoten waarna het in Nederland tot poeder werd ingedampt (Nabben & Korf, 2000a). De verkrijgbaarheid blijft tot 2005 wisselend, waardoor de vraag soms groter was dan het aanbod. Omdat meer dealers ketamine zijn gaan verkopen is het aanbod gegroeid. Er zijn tegenwoordig meerdere soorten ketamine op de markt, in de meeste gevallen poeder of transparante kristalletjes. Zowel gebruikers als dealers vermoeden dat een deel van de ketamine niet zoals vroeger wordt ingedampt, maar uit legale farmaceutische laboratoria afkomstig is.

Ketamine verkopers bieden meestal ook andere illegale middelen aan. Voor een flesje ketamine (onder andere Ketalar en Ketaset) van 500 mg werd buiten het medische circuit eind jaren negentig tussen de 75 en 150 gulden (circa 35-70 euro) betaald. Ter vergelijking: in India kostte een flesje ketamine in die tijd slechts één gulden. De markt van ketaminepoeder is veel groter. Gebruikers betaalden eind jaren negentig 60-100 gulden (circa 27-45 euro) voor een gram. Door de toegenomen vraag en het geringe aanbod steeg de prijs naar 50-70 euro per gram aan het begin van de 21e eeuw. Daarna is de prijs van ketamine bijna gehalveerd en anno 2008 kost een gram tussen de 35 en 40 euro.

Hoewel ketamine slechts sporadisch wordt aangeleverd bij de Amsterdamse testservice, is er in de afgelopen jaren sprake van een lichte stijging.[xxv] Volgens de landelijke DIMS testservice bedraagt de gemiddelde zuiverheid in 2007 van ketamine 73%, hetgeen vrij zuiver is.[xxvi]

Conclusie
Nederland, Amsterdam in het bijzonder, speelt binnen Europa een belangrijke rol in de distributie van cocaïne en synthetische drugs. Inbeslagnames van drugs zijn een indicatie van ontwikkelingen op de drugsmarkt, maar weerspiegelen vooral de prioriteiten in de drugsbestrijding. Politiecijfers zeggen daarom weinig over omvang en gebruik. De drugsmarkt kent een cyclisch verloop, waarbij populaire drugs een poos in de vergetelheid raken en op een later tijdstip bij andere bevolkingsgroepen weer in zwang raken. Naast de ‘verborgen markt’ op het hogere niveau is er een ‘open markt’ op consumentenniveau. De Amsterdamse consumentenmarktmarkt kan worden verdeeld in monodealers en polydealers; thuisdealers en bezorgers.

De marktdynamiek van cocaïne op consumentenniveau is gegroeid doordat trendsetters op termijn pillenmoe werden en de status van ecstasydealers vanwege de lage prijs afnam. Met de komst van de mobiele telefoon wisten klanten en verkopers elkaar steeds sneller te vinden. Het cocaïnegebruik piekte rond de eeuwwisseling toen veel hippe cafés en lounges hun deuren openden en de alcoholindustrie op volle toeren draaide. De feestgeneratie heeft ruim tien jaar (1998-2008) goedkope en kwalitatief betrouwbare ecstasy weten te bemachtigen, waarna ze opeens geconfronteerd werd met ‘schaarste’, inferieure kwaliteit en een stijgende pilprijs. Gebruikers moesten meer moeite doen om ‘goede’ ecstasy te vinden. Cocaïnedealers krijgen meer vragen van snuivende slikkers. In het najaar van 2009 lijkt de markt zich – net als de kwaliteitsdip in 1997 – weer te herstellen, hoewel de vraagprijs licht gestegen is.

De omvang van de amfetaminemarkt is fors geslonken. De omslag lijkt tegelijkertijd te zijn ingezet met de neergang van de gabbercultuur eind jaren negentig. Er ontstond een schaarste in de periode 1999-2001 en de kwaliteit liet vaak te wensen over. Vanaf 2001 is er weer amfetamine van ‘goede’ kwaliteit verkrijgbaar. Een deel van de speedgebruikers is vanwege de schaarste op cocaïne overgestapt. Vanaf 2002 herstelde de amfetaminemarkt zich, maar de gebruikersmarkt in het uitgaansleven bleef op een lager niveau dan in de jaren negentig. De markt van narcosemiddelen is betrekkelijk nieuw. Zowel lachgas, GHB als ketamine hebben zich vanaf het midden van de jaren negentig in thuissettings sterker geprofileerd. Sinds midden jaren nul is er een groeiende tendens om GHB en ketamine (ook) in het uitgaansleven te gebruiken. Er zijn indicaties dat door de ecstasy schaarste in 2008-2009 (nieuwe) gebruikers vaker zijn gaan experimenteren met GHB, lachgas en in mindere mate ook met ketamine.

NOTEN
i. De USD is opgericht in 1997 en sinds 2003 opgegaan in de Nationale Recherche (Neve et al., 2005).
ii. Bijvoorbeeld MBDB (EMCDDA, 1999a), 4-MTA (EMCDDA, 1999b), PMMA (EMCDDA, 2003b), 2C-1, 2C-T-2 en 2C-T-7 (EMCDDA, 2003a) en TMA-2 (EMCDDA, 2004).
iii. Niet meegeteld zijn de mixtabletten die verschillende stoffen bevatten als bijvoorbeeld MDMA en 2-CB.
iv. De Amerikaanse distributeur in Los Angeles was aanvankelijk van plan om MDMA in 1981 als ‘empathy’ op de markt te brengen (Eisner, 1989; Iversen, 2008), wat trouwens beter aansluit bij de werking van het middel. Maar hoeveel consumenten weten wat ‘empathy’ precies betekent?
v. Uit een studie van Grossman & Chaloupka (1998) blijkt dat er een relatie is tussen de prijsontwikkeling van snuifcocaïne en de vraag. Een daling van de prijs leidt tot een (beperkte) stijging van gebruik. Hoewel wordt gesuggereerd dat de vraag ongeacht de prijsontwikkeling in de toekomst licht zal toenemen, heeft een permanente prijsreductie als gevolg van bijvoorbeeld legalisatie naar alle waarschijnlijkheid vooral een effect op het recreatieve gebruik bij jongvolwassenen.
vi. Volgens interviews van Cohen (1989) met ‘cocaïnegebruikers in niet-deviante subculturen’ was in 1987 de gemiddelde prijs echter 180 gulden voor een gram, vooral op basis van de aanschaf van kleinere hoeveelheden en daarom duurder. In 1991 vonden Korf et al. (1994) een prijs van gemiddeld 219 gulden per feitelijk (in het laboratorium bepaald) gram. Naast het feit dat het hier het ware gewicht betrof, ging het vooral om ‘pakjes’ en ‘bolletjes’, die verhoudingsgewijs meestal duurder zijn dan wanneer een hele gram wordt aangeschaft.
vii. Verschillende kilo-inkopers bevestigen de forse prijsstijgingen van cocaïne in de afgelopen jaren. Lagere kiloprijzen gelden voor kwalitatief slechtere cocaïne.
viii. Veel cocaïneverkopers verkopen geen exacte gram – en gebruikers weten dat vaak ook wel.
ix. Uit dealers bronnen vernemen we dat er rond 2006-2007 meer handel is ontstaan rond fenacetine, dat voor 1.100-1.200 euro per kilo op de markt te koop is.
x. Connaisseurs classificeren deze kwaliteit meestal als ‘flake’, ‘parelmoer’ of ‘flex’ wanneer het blok uit verschillende lagen bestaat of er ‘vissenschubbetjes’ zichtbaar zijn. Hiermee is overigens nog niet gezegd dat ‘puur van het blok’ ook betekent dat het nooit versneden is. Het komt immers voor dat het blok zuivere cocaïne behandeld wordt, alsnog versneden wordt en later weer tot blok geperst.
xi. Eind 2004 zijn in Nederland, waaronder ook in Amsterdam, circa twintig mensen met acute
vergiftigingsverschijnselen opgenomen na het gebruik van met atropine vervuilde cocaïne. Atropine, dat een hallucinogene werking heeft en in zeer kleine dosis al gevaar voor de gezondheid oplevert, is voor zover bekend nooit eerder als versnijdingsmiddel bij cocaïne gebruikt (Rigter et al., 2005).
xii. De maximaal haalbare zuiverheid van cocaïne is 89%. Naast cocaïnebijproducten worden aangetroffen: levamisol (immunostimulerend geneesmiddel), fenacetine (pijnstiller), procaïne en lidocaïne (op cocaïne gelijkende lokale verdovingsmiddelen) en/of cafeïne.
xiii. Onderzoekers en bestrijders wijten dit onder andere aan de switch van ‘pepboeren’ en ‘amfetaminekoningen’ uit vooral het zuiden van het land, toen amfetamine strafbaar werd gesteld en ecstasy onder hun aandacht kwam vanwege het verbod in Amerika en even later ook in Nederland (Husken & Vuijst, 2002).
xiv. In korte tijd werden 117 online winkels in 17 EU-Landen getraceerd, aangevoerd door Groot-Brittannië en Nederland (EMCDDA, 2009).
xv. Een gram ‘puur’ MDMA poeder bevat 840 mg MDMA, het equivalent van ongeveer 10 ecstasytabletten. De gemiddelde zuiverheid van 73% is gezien de maximaal haalbare 84% zeer hoog te noemen.
xvi. De ingezakte ecstasymarkt kan volgens narcotica-experts niet direct worden vertaald als gevolg van meer confiscaties van ecstasy, de precursor PMK en/of het vaker oprollen van ecstasylaboratoria. Het vermoeden bestaat dat er op hoog handelsniveau een shift heeft plaats gevonden die doorwerkt op retail niveau. Eind 2009 krijgen we uit verschillende bronnen te horen dat er zuivere ecstasy uit Canada naar Nederland wordt geëxporteerd, maar ook dat Amsterdamse Chinezen bij de productie betrokken zijn en vooral ecstasy exporteren naar landen waar men bereid is meer voor een pil te betalen dan de verwende Nederlander.
xvii. Het aantal in beslag genomen amfetaminetabletten is hier omgezet naar kilo’s.
xviii. Het DIMS sprak van een landelijke schaarste toen het in 1999 en 2000 een zeer sterke daling
signaleerde van het aantal voor analyse aangeboden speedmonsters. Ook de gemiddelde hoeveelheid amfetamine in speedmonsters daalt in dezelfde periode sterk (Niesink & Wychgel, 2006).
xix. Artikel 2 verbiedt onbevoegden geneesmiddelen te bereiden of af te leveren. En Artikel 3, lid 4 stelt dat het verboden is om ongeregistreerde farmaceutische spécialités en preparaten te bereiden of te verhandelen, dan wel om ze ter aflevering in voorraad te hebben.
xx. Op You Tube zijn tientallen filmpjes te bezichtigen van lachgasfeestjes.
xxi. Een grote partij G-spot die ‘gewoon’ GHB bleek te zijn is uit de handel gehaald.
xxii. Ongeveer 1 op de 10 gebruikers zegt wel eens grondstoffen op internet besteld te hebben voor het vervaardigen van GHB (Korf et al., 2002b). Door beide middelen in een pan samen te voegen, volgens een via internet in omloop zijnde formule, kan op vrij eenvoudige wijze GHB worden gemaakt op het thuisfornuis. Het goedje begint na reactie flink te borrelen. Pas als alle natronloogkorrels zijn opgelost en de juiste pH-waarde is verkregen is de GHB klaar.
xxiii. Dat is gemiddeld minder zuiver dan de geanalyseerde 48 monsters van GHB in 2001 van 54%
(Korf et al., 2002b). De maximaal haalbare zuiverheid van GHB in poedervorm is 82%; in vloeibare vorm 55%.
xxiv. De binnenlandse markt wordt – behalve met vers ingedampt ketaminepoeder uit het buitenland
– volgens anderen ook bediend door een enkele veearts of apotheker. Het is bekend dat er in maart 1992 op houseparty’s ketaminepillen als ecstasy werden verkocht. Een flyer die werd verspreid bevatte de volgende waarschuwing: ‘Pas helemáál op voor een WITTE PLATTE pil van 9x4mm (groef aan één kant). Deze bevat KETAMINE, een NARCOSE middel’.
xxv. Het aantal aangeleverde ketaminepoeders loopt na het millennium langzaam op, met een opvallende stijging in 2007, wanneer een verdubbeling van het aantal ketaminepoeders plaatsvindt ten opzichte van het jaar daarvoor (DIMS, 2005, 2006, 2007, 2008).
xxvi. De maximaal haalbare zuiverheid van ketamine in poedervorm is 87%

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Comments

Leave a Reply





What is 11 + 14 ?
Please leave these two fields as-is:
IMPORTANT! To be able to proceed, you need to solve the following simple math (so we know that you are a human) :-)

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives