High Amsterdam ~ Ecstasy: het succes van een ‘psychedelische amfetamine’

Foto: Floris Leeuwenberg

Foto: Floris Leeuwenberg

Ecstasy is de populaire benaming voor MDMA (3,4-methyleen-dioxy-meth-amfetamine). De chemische verbinding werd in 1912 voor het eerst gesynthetiseerd door de farmacologische firma Merck te Darmstadt en vervolgens in 1914 gepatenteerd, overigens niet als geneesmiddel. Daarna bleef het middel decennialang onopgemerkt (Holland, 2001). De molecuulstructuur van MDMA, een fenethylamine, toont chemische verwantschap met safrololie (voorkomend in sassafras en nootmuskaat), amfetamine en mescaline (Grob, 2000). MDMA werd in jaren vijftig van de vorige eeuw voor het eerst op dieren getest en in de jaren zeventig ook op mensen (Grob, 2000; Holland, 2001). Het Amerikaanse leger, in het kader van de Koude Oorlog doctrine op zoek naar het ultieme waarheidsserum, experimenteerde in het diepste geheim met tientallen psychoactieve middelen, waaronder MDA, de oudere broer van MDMA, op ‘vrijwilligers’ (Lee & Shlain, 1992; Siegel, 1986; Stevens, 1987). Nadat politieagenten in Chicago een ecstasymonster op straat hebben gekocht, verschijnt MDMA in 1972 voor het eerst in de politiestatistieken van de DEA, de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (Kirsch, 1986). Mede door de Amerikaanse chemicus Shulgin raakt MDMA in de jaren zeventig opnieuw in de belangstelling. In het vuistdikke boek Pihkal openbaart het echtpaar Shulgin & Shulgin (1991) een chemische groep van 178 fenethylamines. MDMA, dat ‘the penicillin for the soul’ wordt gedoopt, komt na jarenlang zelfonderzoek van tientallen varianten als favoriet uit de bus.[i]

Van therapeuticum tot dansdrug
Nadat de Verenigde Staten in 1968 het ook als therapeuticum gebruikte LSD strafbaar stelden, wordt in kringen van Amerikaanse therapeuten eerst MDA en vervolgens MDMA als een alternatief en probaat hulpmiddel gezien (Iversen, 2008).[ii] Er worden empatogene en entactogene kwaliteiten en effecten aan toegedicht als: angstreductie, openheid van emoties, emotionele verbondenheid, welbehagen, euforie, introspectie, zelfinzicht, et cetera. (Eisner, 1989; Greer & Tolbert, 1990; Holland, 2001; Nichols, 1986; Seymour et al., 1986; Shulgin, 1986). Ook na de strafbaarstelling in 1986, blijft MDMA in de VS clandestien voor psychotherapeutische doeleinden gebruikt worden (Holland, 2001; Stevens, 1997; Sumnall et al., 2006) bij de behandeling van onder andere posttraumatische stress, suïcidaliteit, fobieën, depressie, terminale ziekte en relatieproblemen (Adamson & Metzner, 1988; Greer & Tolbert, 1986; Grinspoon & Bakalar, 1986; Grob, 2000).[iii] Als een ware evangelist brengt de Brit Saunders (1993, 1995 en 1997) MDMA bij een Europees publiek onder de aandacht: “I truly believe that ecstasy has improved the quality of my life” (Saunders, 1995:4).

De mondiale verspreidingsfase neemt een aanvang in de jaren tachtig, wanneer MDMA – mede onder invloed van een innoverende distributeur – de pakkende reclamenaam ‘ecstasy’, kortweg XTC of X krijgt toebedeeld.[iv] De populariteit neemt allengs toe wanneer ecstasy ook het imago van ‘love drug’ krijgt. De Amerikaanse antropologen Agar & Reisinger (2004:254) verklaren het succes van ecstasy met de stelling dat het gaat om “a product for marketing rather than a disease that is transmitted”.[v] Ecstasy waaiert uit naar uiteenlopende milieus van new agers, travellers, gays, studenten, therapeuten, zakenmensen, dj’s, hippies, partytoeristen, et cetera (Agar & Reisinger, 2004; Beck & Rosenbaum, 1994; Collin & Godfrey, 1997; Watson & Beck, 1991) en het gebruik verspreidt zich als een olievlek vanuit de Verenigde Staten en India (Goa en Bhagwan-aanhangers) naar Ibiza en Groot-Brittannië (1987), Nederland en België (1988), waarna de rest van de wereld snel volgt.

Aangezien ecstasy zich tien jaar na het ‘verborgen’ therapeutisch gebruik over Amerikaanse steden begint te verspreiden, zijn de eerste sociaal-wetenschappelijke studies ook afkomstig van Amerikaanse wetenschappers. Beck et al. (1989) typeren ecstasy als een kameleonachtige drug, die ingang vindt bij verschillende groepen en in verschillende settings. Studenten waarderen de euforische werking en de psychoactieve ‘mildheid’. Bij yuppies, met hun overvolle werkagenda, past het middel perfect in een rationeel geregisseerde hedonistische leefstijl. New age aanhangers roemen ecstasy wegens de spirituele en contactvergrotende werking en homomannen exploreren het erotogene universum. De Dallas ‘rich kids’ ten slotte slikken ecstasy louter voor ‘fun’. Ecstasy maakt zowel bij mannen als vrouwen sensuele gevoelens los (Buffum & Moser, 1986). Hoewel de seksuele prestatie door het uitstel van orgasme vertraagd wordt, ervaren de meeste ecstasygebruikers onder invloed van de drug meer seksuele opwinding en voldoening (Zemishlany et al., 2001).

In een vroege studie naar aard, omvang en verspreiding van ecstasy onder Amsterdamse gebruikers, concluderen Korf et al. (1991) dat de set en setting voor een belangrijk deel bepalen hoe gebruikers de roes beleven. Thuisgebruikers prefereren een intieme en gecontroleerde omgeving die naar eigen wens beïnvloed kan worden door ruimte te geven aan spontane impulsen die tijdens de roes kunnen ontstaan. Bij hen ligt de nadruk op de psychoactieve eigenschappen van ecstasy: op sociaal-empatisch (onder andere persoonlijke gesprekken, contacten leggen), esthetisch (onder andere verkleedpartijen, dansen, muziek luisteren), sensueel en erotisch (onder andere massage, seks), spiritueel (onder andere toepassingsrituelen, yoga, meditaties, afzondering) en op creatief niveau. Het willen ondergaan van de effecten in intieme settings sluit aan bij de motieven van thuisgebruikers. Uitgebruikers daarentegen ondergaan de ecstasyroes liever in settings die in het teken staan van party’s, met visueel en auditief spektakel. De nadruk ligt hier op energie en dansen. Uitgebruikers gaan, in tegenstelling tot thuisgebruikers, eerder op zoek naar externe zintuiglijke prikkels die ze het liefst in collectief verband en op grootschalige gelegenheden ondergaan. Daarnaast bevindt zich in het onderzoek van Korf et al. (1991) een groep gebruikers die tussen beide settings switcht, maar waarbij ecstasy het liefst in kleinschaliger verband wordt gebruikt op besloten feesten, in de natuur, het park, aan het strand of in het museum. Deze waarnemingen zijn consistent met andere, ook recentere studies, waarin eveneens sprake is van een bewuste, ceremoniële en doelgerichte consumptie binnen een setting die daar in de gebruikersoptiek het beste bij past (Hansen et al., 2001; Panagopolous, 2005). Fendrich et al. (2003) zien buiten de context van clubs en raves een toenemende variëteit aan locaties waar ecstasy wordt genomen en waarbij gebruikers zelfs op eenzelfde setting verschillende verwachtingen van het middel kunnen hebben (Sumnall et al., 2006).

In grote meerderheid zien de respondenten in studies zichzelf als recreatieve gebruikers, aangezien hun maatschappelijk functioneren er weinig tot niet onder lijdt en de roes kan worden ingepast binnen andere sociale verplichtingen als werk, opleiding, familie, et cetera (Beck & Rosenbaum, 1994; Solowij et al., 1992). Ecstasygebruikers beschouwen hun gedrag over het algemeen niet als onverantwoordelijk, nutteloos en apart van de mainstream (Bahora et al., 2009; Shildrick, 2002; Shiner & Newburn, 1997). De afgewogen balans tussen het maximaliseren van plezier en het minimaliseren van risico’s, door controle te houden over de roes, typeert Sassastalli (2001) als ‘domestication of pleasure’ en een uiting van ‘tamed hedonism’. Diverse studies wijzen op het specifieke karakter van de ecstasyroes, die in tegenstelling tot die van crack, heroïne en tabak (Cole & Sumnall, 2003; Russel, 1993) ‘zelflimiterend’ van aard is (Agar & Reisinger, 2004). Wanneer de negatieve effecten van de roes de positieve gaan overheersen, gaan gebruikers doorgaans minder frequent ecstasy nemen of stoppen ze volledig met gebruik (McElrath & McEvoy, 2002; Murphy et al., 2006; Peters, 2008; Vervaeke, 2009). Tegelijkertijd is ecstasy, net als veel andere middelen (producten), onderhevig aan sociaal-culturele en markteconomische cycli, waarbij opeenvolgende (sub)generaties consumenten meer of juist minder ontvankelijk blijken te zijn voor recreatief en/of extremer middelengebruik (Agar & Reisinger, 2004; Bahora et al., 2009; Measham, 2004b).

Radicale innovatie van techniek, muziek en farmacologie
Pioniers van het eerste uur zien de zomer van 1988 als kantelpunt, waarbij housemuziek én ecstasy samen een kettingreactie ontlokken in het Amsterdamse uitgaansleven (hoofdstuk 5). Volgens marketingdeskundige Jacobs (2008) hangt het succes van een ‘radicale innovatie’ af van twee aspecten: de technisch-functionele én de culturele. Een innovatie moet nuttig en gebruiksvriendelijk zijn en aansluiten bij de bestaande normen en waarden, maar moet tegelijkertijd ook spannend zijn voor consumenten.

De housecultus ontstond toen drie verschillende sporen – technologisch, cultureel en farmacologisch – samen kwamen. Maar zoals bij elke radicale innovatie vond ook de ‘houserevolutie’ niet in één klap plaats. De drie terreinen kenmerkten zich oorspronkelijk door hun eigen autonome dynamiek. Op het technologische vlak werd de uitvinding van de Roland TB-303, een synthesizer, in Japan (1984) aanvankelijk zelfs als een technologische mislukking gezien. Muzikanten wisten niet goed raad met het gebruiksonvriendelijke apparaat en dumpten de synthesizers enige tijd na aankoop weer op de markt, waar het via omwegen bij de eerste techno- en housepioniers in Chicago en Detroit terecht kwam.

Ook cultureel gezien kwam house niet opeens uit de lucht vallen. De Amerikaanse ‘dance music culture’, die met disco in de jaren zeventig en tachtig al een voorloper was van house, vormde een belangrijke inspiratiebron voor dj’s op zoek naar nieuwe elektronische muziekstijlen, waarop met behulp van hallucinant repeterende ritmes urenlang kon worden gedanst (Haden Guest, 1997; Lawrence, 2003; Shapiro, 2005). De elektronische club- en acid house waaide tegen het einde van de jaren tachtig via Amerikaanse (underground) discotheken in Chicago, Detroit en New York over naar het Europese continent.[vi]

Wetenschappers gingen zich eveneens verdiepen in de culturele en zintuiglijke betekenis van ‘rave music’, ‘dance cultures’ en de invloed van dj’s op de jongerencultuur (Brewster & Broughton, 2000; Collin & Godfrey, 1997; Haslam, 1998; Owen, 2003; Reynolds, 1998, 1999). Ecstasy blijkt een ideaal middel voor ‘prolonged trancedancing’ (Beck & Rosenbaum, 1994). House en ecstasy worden geactiveerd door een ‘energyflash’ en door het dansen verbonden, waardoor alles één wordt. Reynolds (1998) beschrijft deze magie treffend: “All music sounds better on E – crisper and more distinct, but also engulfing in its immediacy. House and techno sound especially fabulous. The music’s emphasis on texture and timbre enhances the drug’s mildly synaesthetic effects, so that sounds seem to carress the listener’s skin. You feel like dancing inside the music; sound becomes a fluid medium in which you’re immersed” (Reynolds, 1998:xxv).

Naast de nieuwe technologische en culturele input, waarbij disco de dansslinger doorgaf aan house, speelden ook de farmacologische eigenschappen van ecstasy mee: een milde synergie van LSD en amfetamine. De opkomst van dit ‘nieuwe’ middel creëerde een unieke club- en ravecultuur. Collin & Godfrey (1997:9) zien de komst van de ravecultuur en ecstasy als de som van de daaraan voorafgaande evolutie op verschillende terreinen. “Ecstasy culture was no freak storm that burst miraculously from the ether; instead, it was part of an evolving narrative of the development and refinement of the technologies of pleasure that crossed continents and cultures before ultimately converging to establish a series of pirate utopias…” Typerend voor ecstasy is dat het op raves in zowel Europa als in Amerika en Australië populairder is geworden dan in enige andere setting (Lenton et al., 1997; Ter Bogt, 2002; Ward & Fitch, 1998). Dat het middel én de gebruikers niet aan de dominante, stereotype beelden over drugs en drugsgebruikers voldeden, heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het succes ervan (Agar & Reisinger, 2004; Bahora et al., 2009; McElrath & McEvoy, 2001a, 2001b; Sumnall et al., 2006). Ecstasy is een stimulant, maar toch anders dan amfetamine en cocaïne. Het middel heeft ook een (mild) psychedelische kant, die beter beheersbaar is dan bij LSD en paddo’s. Net als alcohol fungeert ecstasy veelal als een prosociaal middel, maar empatischer. Ten slotte is ecstasy niet zo verslavend als heroïne, tabak, crack en alcohol (Nutt et al., 2007; Van Amsterdam et al., 2009).

Ecstasy ontpopte zich kortom als een uniek ‘prototypisch’ middel dat het feestbloed sneller deed stromen in een compleet nieuwe ambiance. Studies in Amerika, Europa en Australië zien een krachtige samenhang tussen housemuziek en drugsgebruik, waarbij vooral ecstasy als de ‘quintessential drug’ en katalysator wordt gezien voor middelengebruik in de dancecultuur (Beck & Rosenbaum, 1994; Boys et al., 1997; Collin & Godfrey, 1997; Forsyth, 1997; Korf et al., 1991; Measham, 2001; Mulder et al., 2009; Parker et al., 1998; Van de Wijngaart et al., 1997).

Ecstasy: utopie of dystopie?
De verbreding van de drugs- en gebruikersmarkt heeft het uitgaanslandschap diepgaand beïnvloed (Collin & Godfrey, 1997; Korf et al., 1991; Nabben et al., 2005c; Reynolds, 1998, 1999; Rietveld, 1998). Volgens longitudinaal onderzoek in Groot-Brittannië heeft ecstasy duidelijk zijn sporen achtergelaten in de dancecultuur (Measham, 2001). De populariteit van ecstasy laat een duidelijke trendbreuk in patronen van drugsgebruik zien, die zich voorheen in Europese landen verschillend ontwikkelden (Griffiths et al., 1997). Met de opkomst en verspreiding van ecstasy breekt ook een nieuwe fase aan in de sociale geschiedenis van de Nederlandse drugscultuur. Ecstasy wordt dé gangmaker onder de uitgaansdrugs. De snelle verspreiding maakt tevens duidelijk dat langdurig bestaande en ogenschijnlijk stabiele situaties in het drugsgebruik plotseling kunnen veranderen (Schreuder & Broex, 1998). Maar ecstasy heeft volgens Reynolds (1998) als ‘utopiaat’ en de cultuur eromheen ook een ‘dystopische’ kant.

Het tijdelijke verlangen naar de ‘hemel op aarde’ ontaardde soms ook in excessief gebruik (hoofdstuk 5). Toch zien de hulpposten op Nederlandse dance-events over een langere termijn (1997-2006) vooral een voortschrijdende matiging. Bij de incidenten halveerde het aan middelen gerelateerde aandeel in deze periode van 58% naar 28%. Het percentage ecstasygerelateerde incidenten daalde eveneens fors en wordt sinds 2004 zelfs overtroffen door het percentage alcoholincidenten (Krul, 2008).

Hoewel bezoekers van dance-events hogere prevalentiecijfers voor ecstasy laten zien dan clubbezoekers (Benschop et al., 2009), is er na de eeuwwisseling over de hele linie een tendens van meer beheerst ecstasygebruik. ‘Bingen’ op pillen komt weliswaar nog voor, maar de feestende ‘zombie’ staat steeds vaker voor schut bij vrienden (Nabben et al., 2007). Veruit het hoogste percentage ecstasygebruikers onder bezoekers van dance-events wordt landelijk in 2001-2002 gerapporteerd (Ter Bogt & Engels, 2005). Het aantal ecstasygerelateerde ambulanceritten in Amsterdam in de periode 2001-2008 blijft echter redelijk stabiel vergeleken bij het veel grotere en stijgende aantal alcoholincidenten (Buster, 2009).[vii] De geanticipeerde negatieve lichamelijke en emotionele gevolgen van ecstasygebruik dragen ertoe bij dat jongeren (op termijn) hun gebruiksfrequentie (drastisch) minderen (Engels & Ter Bogt, 2004; Nabben, et al., 2007; Ter Bogt & Engels, 2005). De gemiddelde leeftijd van actuele ecstasygebruikers in Amsterdam steeg van 25 jaar in 1997 tot 28 jaar in 2005 (NDM, 2008).

Als de prevalentie van ecstasy zich rond de milleniumwisseling in Europa op een hoogtepunt bevindt, voeren wetenschappers een verwoede discussie over de mogelijke neurologische schade van ecstasy. Op grond van een uitgebreide literatuurstudie naar de aanhoudende functiestoornissen bij ecstasygebruikers en over de lange termijneffecten van MDMA bij proefdieren concluderen Pennings et al. (2004) onder andere dat bij ecstasygebruikers een verslechtering is gevonden van het concentratievermogen, het geheugen en de stemming. De stijging van lichaamstemperatuur na toediening van ecstasy is gerelateerd aan de serotonerge schade in de hersenen bij proefdieren en zeer vermoedelijk ook bij de mens. Daarbij geldt dat hoe groter de hoeveelheid ecstasy die de gebruiker slikt, hoe hoger ook de temperatuur en dus hoe groter de kans op serotonerge beschadigingen in de hersenen. Het gebruik van ecstasy leidt niet alleen tot een psychisch en lichamelijk welbevinden, maar kan bij regelmatig gebruik ook omslaan in ongewenste psychische effecten als algehele malaise en milde depressieve gevoelens (Buffum & Moser, 1986) en de dag na het gebruik angstgevoelens en concentratiestoornissen (Peroutka et al., 1988). Omdat MDMA aangrijpt op processen waarin serotonine een rol speelt, wordt in de literatuur vaak een verband gelegd tussen gebruik en psychopathologische aandoeningen als psychoses, angsten paniekaanvallen en depressie en suicidaliteit (Konijn et al., 1997).

De laatste jaren is er ook meer onderzoek gedaan in Nederland naar neurotoxiciteit (Reneman et al., 2006; De Win, 2007). Verschillende studies hebben aangetoond dat chronisch gebruik samenhangt met lagere scores op leer- en geheugentesten. Hoe hoger de lifetimedosis van ecstasy, hoe slechter de scores (Vervaeke, 2008). Matige ecstasy gebruikers (1½ tablet, 5 keer per jaar gedurende vier jaar) scoren even goed als niet-gebruikers (Reneman et al., 2006). Bij andere cognitieve domeinen zoals aandacht en concentratie loopt het beeld uiteen van al dan niet verminderde scores (Vervaeke, 2008). Bij risicoschattingsprocedures van onder andere het CAM (Commissie Assessment en Monitoring) overheerst, naast prevalentie- en politiegegevens, vooral de omvangrijke neurobiologische literatuur over acute en chronische schadelijkheid van chemische middelen, evenals de sociale schade voor de samenleving. Op grond van een metastudie naar neurotoxicologische risico’s van ecstasy concludeert de psychofarmacoloog Iversen (2008) echter dat de classificatie (Schedule 1, categorie A; vergelijkbaar met de onaanvaardbare risico’s van ecstasy op lijst 1 van de Nederlandse Opiumwet) in Groot-Brittannië te zwaar is voor een relatief veilig middel als ecstasy.

In het risicodiscours is de plezierfactor van middelengebruik nagenoeg geheel geëlimineerd. O’Malley & Valverde (2004) wijzen op de geringe aandacht voor de plezierfactor in criminologische theorieën, waar drugsgebruik binnen jongerenculturen vaak geassocieerd wordt met onverantwoord, compulsief en pathologisch gebruik, of geduid wordt als escapisme en compensatie voor verveling bij de kwetsbare en laagopgeleide jeugd. De Amerikaanse criminoloog Katz (1988) betoogt dat de plezierfactor van middelengebruik als motief voor ‘illegale’ actie in studies vaak veronachtzaamd wordt. Ook beleidsmakers verliezen uit het oog dat gebruikers een soort ‘chemisch management’ bedrijven en al naar gelang hun stemming rationele afwegingen maken over tijdstip en frequentie van gebruik (Duff, 2007). Menige studie suggereert dat veel gebruikers met ecstasy doorgaan zolang de voordelen groter dan de nadelen zijn (Bahora et al., 2009; Duff, 2008; Hansen et al., 2001; Murphy et al., 2006; Vervaeke, 2009). Agar & Reisinger (2004) en Duff (2008) betogen in aansluiting op Maffesoli’s (1996) ‘emotional communities’ dat de populariteit van ecstasy gevoed wordt door de fundamentele behoefte om individuele ervaringen onder invloed van dansmuziek collectief met elkaar te delen. “What is gained is far more than a fleeting experience of sensory and/or physiological bliss […] what is also gained is a deeper connection to the spaces one moves through and the people one encounters in these spaces” (Duff, 2008:391). De meerderheid van de door Vervaeke (2009) geïnterviewde langdurige oudere gebruikers vindt dat ecstasy – hoewel ze ook negatieve effecten noemen – een positieve rol in hun leven heeft gespeeld, vooral op het sociale vlak. Maar ondanks het relatief geringe aantal slachtoffers op grootschalige feesten blijven beleidsmakers het gebruik van ecstasy als problematisch en onveilig zien.[viii] Hierop anticiperend vraagt Nutt (2009) zich in een prikkelend betoog af waarom elk drugsincident, dat in de media vaak breed wordt uitgemeten, meteen tot nieuwe politieke maatregelen moet leiden, terwijl de maatschappelijk geaccepteerde paardensport de facto tot substantieel meer (ernstige) ongelukken per jaar leidt dan bijvoorbeeld ecstasy.[ix]

Krul & Girbes (2009) komen – na langlopend Nederlands onderzoek tussen 1997 en 2006 – tot de conclusie dat een doorsnee houseparty veiliger is dan een voetbalwedstrijd.[x]

Illustratie Dadara • Brain DJ

Illustratie Dadara • Brain DJ

Ecstasy als feestdrug
De komst van house en ecstasy veranderde niet alleen het uitgaansleven maar de hele uitgaansbeleving. Uitgaan op ecstasy manifesteert zich vaak als een aaneenschakeling van hoogtepunten en indringende momenten die in verschillende settings met anderen worden beleefd. De urenlange ecstasyroes en de daaropvolgende ‘afterglow’ hebben in belangrijke mate het (nachtelijke) feestritme verlengd, geïntensiveerd, maar ook gestructureerd. Ruwweg bestaat het uitgaansritueel uit drie fases:

(1) ‘de warming up’ voorafgaand aan het feest;
(2) het uitgaan (‘stappen’) en
(3) het ‘afteren’ (‘chillen’).

De voorpret begint al bij het plannen van een feest en het kopen van een ticket. Wie gaat er mee? Wie regelt de pillen en/of andere drugs? Hoe lang duurt het feest en waar is het? Buiten Amsterdam of in het centrum? Wordt het de auto, het openbaar vervoer of de fiets? Party’s worden het hele jaar door georganiseerd, maar beleven vooral hun climax in de zomerperiode, als er elk weekend (meestal tussen 11:00 en 23:00 uur ’s avonds) wel ergens in Nederland een event is. De Amsterdamse clubs gaan in de regel rond 23:00 uur open en stromen pas vol tussen 01:00 en 02:00 uur en sluiten weer tussen 04:00 en 05:00 uur. Stappers die van plan zijn ecstasy te gebruiken, nemen die meestal pas tijdens het stappen. Groepen houden er doorgaans rekening mee waar en op welk moment ze de ecstasyrush het liefst willen beleven. Omdat de psychoactieve werking enige verwantschap heeft met traditionele psychedelica, luisteren het profiel van de gebruiker (set) en diens fysieke en sociale omgeving (setting) vrij nauw. De rushfase en piekervaring, ‘inslag’ zoals gebruikers het hoogtepunt noemen, zijn daarom cruciaal. Verplicht in een lange rij staan terwijl alles om je heen wazig wordt en je de behoefte krijgt om te gaan zitten óf te dansen, vinden de meeste stappers niet aangenaam. Een goede timing, zo heeft men geleerd, beïnvloedt de roes. Een reden waarom de meeste gebruikers met ecstasy wachten totdat ze op de plaats van bestemming zijn.

De geambieerde sociale en fysieke setting voorafgaand aan het uitgaan is meestal bij vrienden thuis. Gebruikers/stappers ontmoeten elkaar eerst op een verzameladres. De voorbereidingsfase (’warming up’) wordt vaak aangegrepen om in de stemming te komen en vormt een niet onbelangrijk deel van de voorpret. Er is muziek en er worden feestverhalen uitgewisseld. De kleding wordt getoond, geld wordt gecheckt, net als sigaretten, cannabis, andere drugs, kauwgum, et cetera. Er worden plannen gesmeed en afspraken gemaakt. Wie gaat er rijden? Waar verstop jij je ecstasy? Soms wordt er gedronken, gerookt of geblowd. Sommigen nemen een beetje ecstasy om alvast in de stemming te komen.

Of de groep ook op het feest tijdens de tweede fase bij elkaar, blijft hangt onder andere af van de grootte van de groep en de mate van gebruik. De onderlinge omgangsvormen worden deels beïnvloed door het soort party (uiteenlopend van een besloten fetisjfeest tot een grootschalig dance-event). Gebruikers stellen het over het algemeen op prijs om de eerste pil gezamenlijk te slikken en gedurende de ecstasy rush bij elkaar te blijven om samen te genieten van de ambiance en om op elkaar te letten, zeker als er nieuwelingen tussen zitten die voor het eerst ecstasy nemen.

Ofschoon de regel vaak ‘samen uit, samen thuis’ is, verschilt de groepsdynamiek. Sommigen klitten de hele nacht bij elkaar, terwijl anderen in een vroeg stadium opgaan in de massa. Sommige stappers vertoeven de hele nacht op de dansvloer, terwijl anderen liever in de periferie blijven of op avontuur gaan tussen de verschillende feestruimten. Vaak wordt er een punt afgesproken voor het geval men elkaar kwijtraakt. Sms-berichten helpen soms, hoewel de ervaring leert dat na veloop van tijd niet iedereen meer in staat is om alert te reageren. Op grote events blijft de groep vaak op één plek. Bij clubgangers, zoals in Nigga’s (60a:2001) vriendenkring, ligt dat anders. Tijdens het eerste weekend van de maand organiseert de groep een traditioneel ‘dance around the clock’ marathon – van zaterdagavond tot maandagochtend – in een rush van ecstasy, amfetamine, cocaïne en GHB. Omdat een dergelijk extreem stapavontuur tijdrovend en fysiek uitputtend is, wilde groep maar één keer per maand ‘naar de kloten’.

De derde fase, het afteren (in uitgaansjargon ook wel: come-down, chill-out, nazitje, doorzitje of afterfeest), vindt soms plaats op een (andere) feestlocatie met vaak een speciale vergunning, maar is meestal bij iemand thuis. De groep wil of kan onder invloed van de ecstasyroes nog niet slapen en wil in gezelschap nagenieten, uitrusten of verder feesten. Afterfeesten hebben in de klassieke zin van het woord vaak de reputatie van ‘doorgaan’ en meer drugsgebruik. De keuze van middelen wordt bepaald door wat er op dat moment, naast cannabis en alcohol, nog voorhanden is. Ecstasy, cocaïne, amfetamine en de laatste jaren – zij het in mindere mate – ketamine en GHB, zijn middelen die dan op tafel komen. Er zijn ook groepen die de ecstasy laten uitsuizen en afsluiten met thee en een joint. (Stimulantia maken vaak het verschil tussen urban en dance stapgroepen, waardoor afters voornamelijk dancegerelateerd zijn).

Ecstasy in het uitgaansleven
Begin jaren negentig was uitgaan voor velen synoniem met ecstasy en urenlang dansen. Zo extreem gaat het er tegenwoordig niet meer aan toe, hoewel er nog steeds clubavonden en obscure feesten zijn met een zekere drugsreputatie. De line-up, het toelatingsbeleid en de organisatie bepalen onder andere of er meer middelen in omloop zijn dan normaal. Anno 2009 staat house niet meer per definitie symbool voor (excessief) ecstasygebruik. Het verdwijnen van roemruchte clubs als de Mazzo, de RoXY en de iT symboliseerde ook het einde van een hedonistisch tijdperk. De forse groei van nieuwe locaties, de upgrading en de mainstreaming van het publiek en de komst van urban na de eeuwwisseling hebben geleid tot een verdunning van het ecstasygebruik. Drugssubculturen zijn nu vaker niches geworden in het uitgaansleven.

Typen gebruikers onder clubgangers, laatste uitgaansavond

Typen gebruikers onder clubgangers, laatste uitgaansavond

Voor een beter begrip en verklaring van de golfbewegingen in het Amsterdamse uitgaansleven in de periode 1988-2008 verwijzen wenaar bijlage 1. De nachteconomie is ingedeeld in drie fasen: pioniers en underground (1988-1994); mainstream en schaalvergroting (1995-2001) en postrave/eclectisch (2002-2008). Binnen deze periode van twintig jaar (ruim een generatie) zijn vier (opeenvolgende) cycli van trendsetters/smaakgroepen te onderscheiden binnen twee dimensies: de gebruikersmarkt (drugs) en de uitgaansmarkt (setting). De clubsurveys (bijlage 3) en panelstudie (bijlage 2) laten zien dat de 4e subgeneratie (2003-2008) minder ontvankelijk is voor ecstasy. De nieuwe mores is dat je ook lol kunt hebben zonder ecstasy

Sinds 1995 zijn vier surveys gehouden onder clubgangers in Amsterdam. Bovenstaande tabel laat zien dat het aandeel nuchtere stappers (alleen water of fris) in het uitgaansleven na het midden van de jaren negentig is afgenomen en het laatste decennium vrij stabiel ligt bij één op de tien. Het percentage drinkers (alleen alcohol en eventueel ook water en/of fris) nam tussen 1998 en 2003 fors toe en ligt sindsdien vrij stabiel rond zes op de tien stappers. Daarentegen daalde na de piek in 1998 het aandeel peppers (amfetamine, cocaïne en/of ecstasy, en meestal ook alcohol en cannabis) met meer dan de helft tot ongeveer één op de zes stappers. Het aantal blowers (die meestal ook alcohol drinken, maar geen peppers zijn) is redelijk stabiel gebleven en bedraagt de laatste jaren één op de acht stappers. De omslag in gebruik van stimulantia typeerden we eerder als de ‘nieuwe nuchterheid’ (Nabben & Korf, 2004). Na de eeuwwisseling bezoeken clubgangers minder dance-events, terwijl fanatieke partygangers juist minder clubs bezoeken. Het drugsgebruik op een doorsnee dance-event is doorgaans hoger dan in een club.

De invloed van urban
De opmars van urban is een belangrijke factor die ertoe bijgedragen heeft dat ecstasy minder dominant werd in het uitgaansleven. Toch zijn er trendy urbankringen waar voorzichtig wordt geëxperimenteerd met ecstasy. Zwarte jongeren op dancefeesten blijken meer ontvankelijk te zijn voor ecstasy dan in een urban clubsetting, aangezien ze minder dwingende controle ervaren van de (zwarte) omgeving die niet gebruikt. De clichés die urban en dance over elkaar hebben, zijn soms niet van de lucht. Hiphoppers en rappers worden geassocieerd met joints, whisky, blingbling, chickies en coke, terwijl housers gelden als bierdrinkende pillenslikkers. “De gespierde straattaal van ‘gangstarappers’ past gewoon niet bij de empatische ecstasybeleving”, vindt dj Pepe (85a:2007). Het urbanmilieu staat meer negatief of op zijn minst ambivalent tegenover ecstasy. “Voor de doorsnee urbanganger is ecstasy echt een ver-van-mijn-bed show”, zegt promotor Travis (106a:2007). “De angst voor een pil waar je helemaal los op gaat is  groot.” De afstand is volgens panelleden zo groot omdat er weinig kennis is en er nauwelijks voortrekkers zijn die ecstasy openlijk (durven) propageren. De intentie om met ecstasy te experimenteren is gering.

Ecstasydealers doen betere zaken in het dancemilieu. Toch is er ook in het urbansegment sprake van een waterscheiding tussen de recreatieven en de alternatieven, die vaker op etnisch gemêleerde feesten verschijnen en waar het ecstasygebruik meer diffuus is. “Als Missy Elliot zingt dat E vet is, dan moet het wel leuk zijn”, volgens dj Spike (77a:2005). Een dergelijke ontvankelijkheid voor ecstasy past in de cultuur van kopiëren van wat sterren consumeren: Adidas, Cristal, Hummers en soms ook ecstasy (vgl. Diamond et al., 2006). Rico (97a:2005) en Sandy (92a:2006) zien voornamelijk ecstasygebruik bij groepjes jonge Surinamers die van mellow house en dancehall houden en soms nieuwsgierig zijn naar ‘pirki’ (pilletjes). Het ritme van R&B sluit volgens sommige dj’s niet aan bij ecstasy. Spike (47a:2003): “Spacen op R&B is sexy en slow. Je voelt het ritme heel intens, maar je lichaam wil sneller dan de muziek waardoor je wrevel gaat voelen. Als de beats te langzaam zijn worden ze gek.”

“Niggers hebben bij rap geen pilletje nodig. Net als latino’s op salsa- en merenguefeesten. Maar latin house is groovy R&B met elektronica en pit! Dancehall is wild en rauw van de straat. Onze helden zijn dj Chuckie en Sosa. Men wil gewoon vaker proberen! Die zwarte meiden komen bij mij pilletjes halen en gaan dan met zijn tienen loos op sexy latin house” (Sandy, 92a:2007).

Als ecstasy in groepjes aanslaat dan moet de oorzaak volgens panelleden vooral gezocht worden in de muziekstijl en de diffusie van zwarte en witte stapcircuits. De eclectische feesten hebben een ‘grijs midden’ gecreëerd, waardoor zwarte stappers meer ontvankelijk zijn voor partydrugs, ecstasy in het bijzonder. Want stappers die van beide walletjes snoepen, kennen de codes en voelen intuïtief aan bij welke setting en muziek ecstasy het beste past of juist ‘not done’ is. Bram (94a:2006) vertegenwoordigt een etnisch gemengd netwerk, dat hij omschrijft als een hiphouse melange van hiphop en acid house. De zwarte pillenslikkers voelen echter geen enkele drang om de ‘evangelist’ te spelen en ecstasy op hiphopfeesten te promoten.

Product, gebruik en dosering
Hoewel het aantal logobenamingen (onder andere ufo’s, startracks, playboys, duifjes, mitsu’s) haast onuitputtelijk is, blijft ecstasy de mondiale benaming voor MDMA. Ook afkortingen als X, E, M of p-tjes worden gebruikt. Adam, Eva of Bhagwan waren ooit populair in het spirituele milieu. Ten slotte zijn er legio fantasie synoniemen voor ecstasy: tjappen, smarties, nootjes, snoepjes, tikkels, knakkers, snackies, M&M’s, et cetera. Zij maken (onbedoeld) duidelijk dat ecstasypillen simpel zijn te consumeren (‘snoepen’) en dat er geen speciale techniek is vereist, zoals voor het draaien van een joint, het snuiven van cocaïne, het roken van heroïne of DMT.

Ecstasy wordt meestal in pilvorm en soms als capsule geslikt of, in gabberargot, ‘getikt’. Sporadisch wordt ecstasypoeder in een gelatinecapsule anaal toegediend.[xi] Het gestage aanbod van ecstasypoeder en -kristallen na de eeuwwisseling leidde tot nieuwe toedieningstechnieken, maar ook tot een schisma in de gebruikerskringen. Gevoelig voor smaakdistinctie gingen trendsetters koketteren met MDMApoeder en transparante kristallen, die qua werking superieur zouden zijn aan de ‘ordinaire’ en ‘inferieure’ pillen. Gekristalliseerde MDMA gold als het summum dat de markt te bieden had.[xii] MDMA-poeder en -kristallen worden vaak met een natte vinger gelikt (‘vingeren’). Probleem is echter de dosering, die moeilijker is in te schatten dan bij pillen. Ook een ‘MDMA-punch’ – waarbij een hoeveelheid poeder wordt opgelost in vruchtensap, champagne of bier (‘bittertje’) – is een beproefd recept. Slechts een enkeling snuift MDMA-poeder vanwege een gewenste kortere roes. Vooral poederpuristen laten graag weten dat de ecstasyroes intenser en stoneder is dan met pillen.

Pillenfans daarentegen schuwen de ‘zitkick’ bij poeder en geven meer de voorkeur aan de actieve energierush. Het is opvallend dat sinds de introductie van poeders en kristallen meer gebruikers onderscheid zijn gaan maken tussen MDMA (poeders en kristallen) en ecstasy (pillen). Uit de clubsurveys (1995, 1998, 2003 en 2008) blijkt dat de dosering van ecstasy tijdens het stappen op termijn gezakt is. In 1998 nam 20% van de onderzochte gebruikers nog drie pillen of meer per gelegenheid, maar het gemiddelde zakte naar twee pillen in 2003 en anderhalve pil in 2008, terwijl de zuiverheid van ecstasy over het geheel genomen vrij stabiel bleef. Ook in de panelstudie ligt de dosering van ecstasy in de jaren negentig gemiddeld hoger dan na de eeuwwisseling, toen er over de hele linie een matiging viel te bespeuren. Toen ecstasy als ‘lovedrug’ furore maakte had de eerste generatie pioniers (1988-1994) nog geen enkel besef van mogelijke serotonerge schade bij hoge doseringen. Als gevolg van voortschrijdend neurobiologisch onderzoek en geïntensiveerde gezondheidsvoorlichting werden meer gebruikers zich bewust van het feit dat voldoende drinken, afkoelen en uitrusten tijdens het feesten, evenals het vermijden van hoge doseringen, risicoverlagend werkt.

Een terugkerend patroon bij opeenvolgende (sub)generaties is dat gebruikers gedurende hun ecstasycarrière lager gaan doseren, minder frequent gaan gebruiken of stoppen. Dit geldt zowel bij extreme gebruikersgroepen (onder andere gabbers, hardcore, voetbalsupporters) die tijdens hun piekperiode soms wel 5-10 pillen slikten, als bij groepen (onder andere clubbers en trancers) die minder pillen namen. Maar naast dit patroon in het verloop van individuele gebruikscarrières, is er kennelijk ook sprake van een collectieve verandering. Een mogelijke reden hiervoor is dat de opvattingen over ‘verstandig’ en ‘gedoseerd’ gebruik onderhevig zijn aan de tijdgeest. Wie tijdens de hoogtijdagen van het gabberdom maar één pil nam, werd vaak voor ‘mietje’ of ‘zwabber’ (nepgabber) uitgemaakt, terwijl hij nu als een ‘smartie’ (slimmerik) wordt gezien. Voorlichting en zelfcorrigerend vermogen leidden er volgens Pieter Bas (89a:2004) toe dat de hardcorescene na de jaren negentig verstandiger werd: “Slikken is okay, maar niet meer dan twee!”. En ondanks het feit dat er bij elke panelmeting een brede doseringsrange is tussen een halve en tien pillen per gelegenheid, komt de gemiddelde dosering van 1-2 pillen overeen met die in de clubsurvey. Jonge stappers in extreme danceniches slikken het meest, evenals de oudere ‘doorgezakte pillenplakkers’ die volgens sommigen niet van ophoudenweten. Thuisgebruikers met andere roesmotieven dan louter dansen en energie zijn het meest matig en voorzichtig met doseren.

Combigebruik
Diverse studies gaan gedetailleerd in op combinaties en patronen van ecstasygebruik voor, tijdens en na het stappen (Grov et al., 2009; Keyes et al., 2008; Riley & Hayward, 2004; Sterk et al., 2006). Een meerderheid van de ecstasygebruikers geeft na het stappen de voorkeur aan kalmeringsmiddelen, zoals temazepam (Forsyth, 1996), terwijl bij Ward & Fitch (1998) een ruime meerderheid cannabis rookt tijdens de ‘come-down’ fase. Anderen melden dat gebruikers specifieke drugs combineren met ecstasy om de roes te verlengen of om de ‘come-down’ fase te veraangenamen (Nabben & Korf, 2000b; Nabben & Korf, 2004; Sterk et al., 2006; Van den Wijngaart et al., 1997). Hoewel het combineren van middelen in de praktijk op grote schaal voorkomt, is er in de etnografische literatuur nog betrekkelijk weinig bekend over motieven en voorkeuren bij gecombineerd middelengebruik (Boeri et al., 2008; Grov et al., 2009). In de prille gebruikerswereld eind jaren tachtig rustte nog een taboe op het combineren van ecstasy met andere middelen. Met name in spirituele en therapeutisch georiënteerde kringen gold als regel om de ecstasyroes niet met andere middelen te vertroebelen en het middel alleen te combineren met water, fris of isotone sportdranken. Of dit advies ook brede navolging kreeg, is moeilijk te zeggen, maar het eerste onderzoek onder Amsterdamse ecstasygebruikers laat zien dat ecstasy toen al vaak met verschillende middelen gecombineerd werd (Korf et al., 1991).

Hoewel gebruikers vooral alcohol noemden als ongunstige combinatie – omdat het positieve effecten zou remmen en negatieve veroorzaken – en beginnelingen afraadden het te drinken, is het opmerkelijk dat de meeste geïnterviewde gebruikers ecstasy zelf combineerden met alcohol of een ander middel, waarbij vooral amfetamine hoog scoorde. De Amsterdamse horeca was begin jaren negentig beducht voor een inkomstenderving als gevolg van (illegale) houseparty’s. Tevens zou de bierconsumptie door het succes van ecstasy dramatisch gekelderd zijn. En op stonede bezoekers die alleen water en fris bestellen, wordt per slot van rekening weinig verdiend. Tien jaar na de introductie van ecstasy concludeert het RIVM dat de groep ecstasygebruikers feitelijk uit polydrugsgebruikers bestaat, die min of meer tegelijkertijd verschillende andere middelen als alcohol, cocaïne, amfetamine, GHB, et cetera. binnen hebben gekregen (Spaans et al., 1999). Aangezien ecstasygebruikers vrijwel altijd polydrugsgebruikers zijn, draagt dit bij aan de verandering van cognitieve functies en de stemming (Pennings et al., 2004). Gegevens van Educare laten zien dat er bij ecstasygebruikers een verschuiving heeft plaatsgevonden van het combineren van ecstasy met speed in de periode 1996-1999 naar een combinatie van ecstasy en alcohol in de jaren 1999-2002. In 2002 waren er op grootschalige events vijf maal meer gezondheidsproblemen met ecstasy en alcohol dan met speed, terwijl dit in 1996 precies andersom was (Pijlman et al., 2003). Bij gecombineerd gebruik wordt de kans op gezondheidsrisico’s navenant groter aangezien de mengintoxicaties verschillend op het zenuwstelsel (onderdrukkend of stimulerend) werken en kunnen leiden tot onvoorspelbare psychoactieve werkingen.

Na 2000 vinden nieuwe groepen stappers in de panelstudie het meer vanzelfsprekend om ecstasy met (veel) alcohol te combineren, waarbij de pillen niet zelden met bier en wodka worden weggespoeld. Drinken en slikken begint een gewoonte te worden. Uit de clubsurvey van 2008 blijkt dat 75% van de ecstasygebruikers alcohol drinkt tijdens de roes (Benschop et al., 2009).

In de panelstudie combineren ecstasygebruikers behalve met alcohol ook vrij vaak met cannabis. Een joint na een pil zou de stonedheid van ecstasy verlengen en/of de ‘come-down’ temperen. Blowen voor het slapen na ecstasy is ontspannend. Met ecstasy kan ook meer worden geblowd zonder direct moe of sloom te worden. Het aantal combinatiemogelijkheden met ecstasy breidde zich halverwege de jaren negentig aanzienlijk uit, toen de drugsmarkt zich begon te differentiëren door de komst van ‘nieuwe’ middelen. Tegelijkertijd leidde de periode 1995-2001 tot een krachtige fragmentering van het uitgaansleven door de groei en verbreding van nieuwe subscenes. Aan het uitgaansritueel veranderde niet zoveel. Ecstasy bleef als ‘starter’, de feestdrug bij uitstek die de nachtroes gestalte moest geven.

Patronen en effecten van serieel, poly-, en combigebruik
Laudens (2005) onderscheidt drie patronen van meervoudig drugsgebruik:

(1) polygebruik,;
(2) serieel gebruik en
(3) combigebruik.

Bij polygebruik is er doorgaans geen beperking aan de tijdsperiode waarbinnen verschillende drugs worden gebruikt. De periode van gebruik kan kort, maar ook enkele jaren duren. Bij serieel gebruik is er eveneens sprake van meer dan één drug, maar binnen een tijdspanne die langer is dan bij het combigebruik. De effecten van het gebruik overlappen elkaar vanwege de tussentijdse periodieke gebruiksintervallen niet. Combigebruik is het gebruik van meer dan één drug of drugcategorie door één persoon op hetzelfde moment of binnen een nauwe tijdspanne (‘sessie’).

Om de subjectief beleefde interactieve effecten en motieven van (min of meer) simultaan gebruik te begrijpen heeft Berenbaum (1989) drie klassen gecategoriseerd:

(1) synergetische,
(2) antagonistische
en
(3) additionele reacties.

Het effect van de (‘samenwerkende’) synergetische interactie (1+1=3) is groter dan de som van de effecten van de afzonderlijke drugs.[xiii] Bij antagonistisch zijn de effecten ‘tegenwerkend’, waardoor het effect van de combinatie kleiner is dan van de afzonderlijke drugs (1+1=1).[xiv] Bij additioneel zijn de effecten de som (of verschil in geval van elkaar tegenwerkende effecten) van de afzonderlijke effecten (Leccese et al., 2000). Effecten versterken of remmen elkaar indien het uiteindelijke effect groter, respectievelijk kleiner is dan verwacht op grond van sommering van de afzonderlijke effecten. Het additionele interactiepatroon wordt voorgesteld door de vergelijking (1+1=2).[xv]

In de complexe uitgaanspraktijk doet zich naast bovengenoemde ideaaltypische combinaties echter de complicerende factor voor dat gebruikers vaak meerdere middelen met elkaar combineren die binnen een korte tijdspanne zowel synergetisch als additioneel en antagonistisch kunnen werken, zeker wanneer alcohol en medicijnen worden meegerekend. Een vierde klasse om dit contrasterend gebruik te duiden typeren we daarom als eclectisch, waarbij gebruikers verschillende middelen impulsief met elkaar mixen en in deze roes niet de som van de verschillende effecten meer kunnen overzien. Voorts willen we met het in hoofdstuk 2besproken model van Zinberg (1984) er wel op wijzen dat de psychoactieve effecten mede beïnvloed worden door de dosis, de verwachting van de gebruiker en de setting waar het drugsgebruik wordt beleefd.

Foto: Floris Leeuwenberg

Foto: Floris Leeuwenberg

Tegelijk groeide met het uitdijende nachtleven ook de behoefte aan stilistische articulering, waaronder het experimenteren en combineren van bestaande met nieuwe middelen. Een simpele vuistregel is dat gecombineerd gebruik het meest voorkomt in netwerken waar relatief de meeste drugs in omloop zijn. Naast het gebruik van afzonderlijke middelen is er in elk panelnetwerk ook sprake van combi- en eclectisch gebruik. Een deel van ecstasygebruikers mixt nieuwe ‘effecten’ door vanuit verschillende motieven (seksuele, spirituele, energieke, et cetera) te combineren. De sensualisten bijvoorbeeld (onder andere fetisj-, kinky- en homocircuit) combineren ecstasy met poppers, GHB en/of Viagra, dat sinds het verschijnen op de markt in 1999 werd verwelkomd vanwege het libidoverhogende effect tijdens of na de ecstasyroes (Nabben et al., 2005b; Rochemont, 2003).

In dezelfde periode (1995-2001) maakte de Amsterdamse smartshopbranche naam met de introductie van nieuwe hallucinogene, stimulerende en lustopwekkende producten én een groep ecstasyachtigen behorende tot de fenethylamines. De smartshop als ‘moderne snoepwinkel’ (Müller, 1997) voor psychonauten en andere nieuwsgierigen en innovatieve roeszoekers.[xvi] Beltman et al. (1999) kwamen met een forse productinventarisatielijst, variërend van Abata Kola tot Zeedruif, beide stimulerend. In de panelperiode 1994-2008 zijn ongeveer tien verschillende fenethylamines op de Amsterdamse drugsmarkt gelanceerd waarvan de meeste – tot aan het verbod – ook enige tijd verkrijgbaar zijn geweest in smartshops (zie bijlage 5: verboden fenethylamines).

Betekenisgeving en beleving
Terwijl het subjectieve risicospectrum van bijvoorbeeld heroïne door drugsgebruikers wordt geassocieerd met verslaving en verloedering, staat ecstasy symbool voor feest en plezier (Bjerg, 2008). Het imago van ecstasy heeft zeker bijgedragen tot het succes. In tegenstelling tot het opwekkende en kortdurende effect van cocaïne, staat de ecstasyroes garant voor een ervaring die langer duurt, intenser en indrukwekkender is en daarom als ‘rijker’ wordt beoordeeld. Ecstasy fungeert vaak als ‘playdrug’ ter verhoging van de feestsfeer.

We hebben gezien dat empirische studies een grote diversiteit van ecstasygebruikers en -culturen, hebben beschreven evenals uiteenlopende percepties met betrekking tot ecstasy. Ook de panelstudie reflecteert een waaier van leefstijlen en praktijken, die gepaard gaan met verschillende aan het middel toegekende betekenissen. Set en setting articuleren de roesperceptie. Zo lijken in Amsterdam zwarte jongeren hun roes meer op ingetogen wijze te ondergaan dan witte jongeren, omdat ze er minder mee te koop willen lopen. “Niet iedereen hoeft te weten dat je stoned bent”, vindt Spike (77a:2003). Hoewel ecstasy tot de stimulantia wordt gerekend, zijn de psychoactieve werking en sociale interacties in vergelijking met amfetamine en cocaïne complexer van aard en meerdimensionaal. De tweezijdigheid van ecstasy als (mild) psychedelisch én amfetamineachtig middel, weerspiegelt zowel de empatogene en entactogene kant als de energieke werking. Ondanks de pluriforme gebruikspraktijk zijn ecstasygebruikers het op één punt met elkaar eens: de euforie tijdens de rush en piekervaring is uniek voor ecstasy. In het rijke Amsterdamse drugargot wordt deze ervaring aangeduid als ‘wappie’, ‘nokkie’, ‘kiezel’, ‘space’, ‘hard gaan’, ‘peaken’, ‘waus’, ‘inslag’, ‘inkick‘ of ‘dé bom’. Cruciaal daarbij is waar en met wie gebruikers het liefst willen zijn tijdens de piekervaring. Alleen thuis, met partner of met vrienden? Of uit met honderden, nee duizenden anderen? Vervolgens rijst de vraag welke culturele en symbolische betekenis gebruikers daaraan geven. Met andere woorden: waarom zijn ze hier en niet daar? En welke roeseffecten ambiëren ze? De bonte ecstasycultuur laat zien dat gebruikers een palet van sociaal, cultureel en psychologisch ervaringskapitaal delen en daaraan voor een deel ook hun sociaal-hiërarchische status en distinctie ten opzichte van andere groepen ontlenen. De betekenisgeving van ’stoned’ zijn, is bij voetbalsupporters anders dan bij new-agers.

Communicatie en zelfinzicht
Typerend voor ecstasy is de verbondenheid die gebruikers met anderen voelen. Ecstasy stimuleert empatogene en entactogene gevoelens, die op verschillende manieren geritualiseerd worden, in massaverband dan wel in privésettings. Er is een grote bereidheid om je in anderen in te leven en compassie en liefde te tonen. Communicatie en het aangaan van sociale contacten verlopen spontaner en vloeiender dan normaal, alsof het vanzelfsprekend is om “binding met elkaar, liefde en feesten” te combineren (Mea, 87a:2002). Vreemden zijn makkelijker benaderbaar en de ongedwongen sfeer versterkt gevoelens van intimiteit. Knuffelen en flirten maken vaak deel uit van het sociale spel. De grotere gevoeligheid kan echter ook leiden tot vermijding van situaties en personen die niet ‘in de flow’ zitten.

Een verandering van ‘mindset’ wordt in gebruikersgroepen algemeen herkend, maar op verschillende niveaus tot uitdrukking gebracht en verwoord. Een eerlijk of goed gesprek met je maten in plaats van stoere praat is net zo waardevol als de quasi-therapeutisch getinte reflecties over de zin- en betekenisgeving van je persoonlijke leven. Ecstasy geeft een gevoel van welbehagen en ontspanning, alsof je even op vakantie bent en de stress van alledag vergeet. Onderwerpen waar je soms uit schaamte tegenover anderen niet zo snel over durft te praten, zijn in een juiste setting makkelijker bespreekbaar. De mogelijkheid om jezelf door verkregen inzichten te ‘resetten’ biedt nieuwe kansen om je meer te ontplooien of andere keuzes te maken. Ecstasy als ‘eye opener’ door vastgeroeste patronen los te laten.

Energie en dans
De energiecomponent verdrijft de moeheid waardoor langer kan worden gefeest en het moment van afscheid wordt uitgesteld. De ‘energiekick’ spoort aan tot activiteit die op feesten symbolisch en esthetisch wordt uitgedrukt in de dans: jezelf laten gaan. Het pulserende ritme van de vierkwartsmaat ligt bij house met gemiddeld 124 BPM dicht bij de hartslag. De stimulerende dopaminerush van ecstasy zet aan tot een onbedwingbare behoefte om te bewegen, te dansen, te genieten. Gebruikers spreken daarom vaak over een zweefgevoel: licht,soepel, zonder weerstand en onuitputtelijk. De dancescene kan grofweg worden ingedeeld in een mellow en hard segment. De connotatie bij een flowerpower sfeer is anders dan een terrorfeest (hoofdstuk 10). Aan het eind van de jaren negentig werden ook ecstasy en GHB steeds vaker met elkaar gecombineerd en sinds 2001 in een toenemend aantal netwerken als een beproefde ‘clubcombi’ beschouwd. De tolerantieverhoging na veelvuldig ecstasygebruik kon met GHB worden gecompenseerd. Omdat GHB de ecstasyrush verlengde en de tactiele effecten versterkte, hoefden gebruikers minder pillen te slikken. Uitgaander (34a:1998): “Je slikt minder pillen, behoudt de intense roes en de naweeën zijn minder.”

Lichamelijk en tactiel
Party’s worden vaak begeleid door elektronische, digitale en visuele hulpmiddelen. Laserlichten, rookmachines, stroboscopen, beeldprojecties en blacklights intensiveren de zintuiglijke prikkels en dus de feestbeleving. Onder invloed van ecstasy worden de (latent) psychedelische effecten versterkt en krijgen ze een diepere betekenis. De trance-ervaring wordt in deze context gekenmerkt door een extase van zintuiglijke waarnemingen (lichtaura’s, muziekhallucinaties, ervaring van eigen en andermans lichaam). Sommigen ervaren een naar binnen gekeerd, introspectief gevoel, anderen zijn meer narcistisch op hun sociale omgeving georiënteerd. Vooral in psychonautische en alternatieve netwerken wordt de combinatie van ecstasy met hallucinogenen (LSD, paddo’s en ketamine) aangewend ter verdieping van de (persoonlijke) trip. De combinatie van ecstasy met LSD of paddo’s is geliefd op psytrancefeesten.

De introverte werking van LSD en paddo’s wordt begeleid door meer extraverte werking van ecstasy. In de subculturele context wordt de sensuele en imaginaire lichaamsvoorstelling in de euforische ranceervaring op uiteenlopende wijze gearticuleerd. Gebruikers kunnen zich zowel op collectief als op individueel niveau verliezen in een communale viering waarbij ‘egoverlies’ als gevolg van urenlang trancedansen kan plaatsvinden. Terwijl psychonauten vooral de geestelijke wereld willen verkennen, zijn de sensualisten meer primair gericht op het voelende lichaam en hebben ze sterke behoefte om te vrijen, zoenen, aaien of erotisch te dansen (ecstasy als erotogeen). We hebben eerder al gezien dat de sensualisten Viagra, GHB en ecstasy combineren vanwege de afrodisiatische werking.

Ongewenste effecten
Terwijl de media in de begindagen superlatieven tekort kwamen over de ‘wonderpil’, maakte de eerste generatie gebruikers (1988-1992) al snel kennis met de keerzijde van ecstasy. Driekwart van de indertijd geïnterviewde Amsterdamse gebruikers zei klachten van lichamelijke en psychische aard te ondervinden (Korf et al., 1991). Ook in de panelstudie worden (sub)acute lichamelijke en psychische gezondheidsklachten gerapporteerd, zowel bij beginnende als ervaren gebruikers. Omdat er in de doorlopende panelstudie verschillende scenes en netwerken zijn vertegenwoordigd die qua leeftijd en/of leefstijl soms fors van elkaar kunnen verschillen, kunnen de gerapporteerde gezondheidsklachten flink uiteenlopen. Het feit dat gebruikers in de beginjaren negentig al hinder ondervonden van ecstasy, weerhield anderen er kennelijk niet van om toch te gaan experimenteren. Ondanks de eerste fatale ongelukken met ecstasy bleef het mellow imago bij nieuwe groepen in tact en werd ecstasy alleen maar populairder. Toen de media bol stonden over ecstasy en housemuziek waren de tweede (1993-1997) en derde subgeneratie (1998-2002) grotendeels nog te jong om naar housefeesten te gaan. De participatie van deze grote groep stappers luidde de mainstreaming van house in. Toen de eerste pioniers en trendvolgers rond 1994-1995 afhaakten, begon de feest- en ecstasymarkt te accelereren.

Terwijl de eerste generatie proefondervindelijk de eigen grenzen van ecstasy had ontdekt of grotendeels was uitgefeest, stond een nieuwe generatie te trappelen om te gaan feesten mét ecstasy. Uit bezorgdheid over het toenemend aantal gezondheidsincidenten op party’s en de wisselende kwaliteit van de ecstasymarkt werden in deze periode Educare en, van overheidswege, het DIMS opgericht. De voorlichting ging meer aandacht besteden aan gezondheidsklachten. Door de jaren heen rapporteren panelleden de meeste gezondheidsklachten bij jonge (hardcore) partygangers van wie de gemiddelde dosering aanzienlijk hoger ligt dan bij de doorsnee (mellow) gebruiker. Velen pleegden roofbouw op hun lichaam door (bijna) elk weekend urenlang te feesten op een cocktail van pillen, alcohol, cannabis en vaak ook amfetamine. De tijdelijke populariteit van de combinatie van ecstasy en amfetamine leidde onder andere op dance-events tot een toename van gezondheidsincidenten.

Het onder ecstasygebruikers algemeen bekende verschijnsel van de ‘dinsdagdip’ (Jacinto et al., 2008; Parrott, 2005) was bij het naderen van het volgende feest bij wijze van spreken alweer vergeten. Naast de gebruiksfrequentie, is ook de set en setting een factor van betekenis. Thuisgebruikers rapporteren minder klachten, evenals groepen die ecstasy meer als (quasi-)therapeutisch hulpmiddel zien. De meest genoemde negatieve ervaringen in de panelstudie zijn de volgende:[xvii]

Acute lichamelijke effecten (vaak intrinsiek psychofarmacalogisch aan het middel): gespannen en stijve kaken (‘trekbek’), wangen kapot kauwen, grote pupillen, spraakgebrek, misselijkheid en overgeven, buikkrampen, zenuwtrekken, huilbuien, hevig transpireren, droge mond, niet goed meer kunnen focussen, hoofdpijn, erectieproblemen, moeilijk klaarkomen, slapeloosheid.

Subacute lichamelijke effecten (vaak de volgende dag of dagen): lange nasleep, lui, futloos, moe, spierpijn, kater (‘brak’), opgebrand, ‘elektrische’ schokken, koortsgevoel, slechte huid, gewichtsverlies, verminderde eetlust.

Acute sociale en psychische effecten (vaak bij overdosering): te stonede, sterke of ongemakkelijke rush, ‘zitkick’, hallucinaties, te lange werking, opgefokt, paniekaanval, desoriëntatie, controleverlies, vergeetachtig, ‘naar de klote’.

Subacute sociale en psychische effecten: ‘dinsdagdip’, (korte) depressie, lethargisch, chagrijnig, nonchalant, emotioneel labiel, stemmingswisselingen, vergeetachtig, concentratieproblemen, prikkelbaar, malaise gevoel, verlies van onschuld, mellow, maar (mogelijk) wel kans op hersenschade.

Frequentie, patronen en trendremmende factoren
Ecstasy is voornamelijk een weekendmiddel gebleven. Gevraagd naar de frequentie van ecstasygebruik zei niemand van de huidige gebruikers in de Amsterdamse clubsurvey van 2008 dagelijks, bijna dagelijks of een paar dagen per week ecstasy te nemen. Toch zei ongeveer een kwart van de ooit-gebruikers dat ze wel eens te veel of te vaak ecstasy hebben gebruikt (Benschop et al., 2009).

In de panelstudie hebben jonge partynetwerken (20-24 jaar) en (overwegend oudere) homogerelateerde netwerken een hogere gebruiksfrequentie. Het gebruikspatroon van (oudere) thuisgebruikers (25-35 jaar) bevindt zich meestal op een lager niveau. Hoewel de euforische ecstasycultuur uit de beginjaren inmiddels is getemperd, is een dance-event voor velen nog steeds synoniem met ecstasy. Partygangers zijn twintig jaar na de initiële verspreidingsfase nog steeds van mening dat ecstasy bij dance-events hoort. De gebruiksintervallen in de panelstudie variëren voor het overgrote deel van de gebruikers van één keer per week tot eenmaal per jaar. Ondanks de tussen scenes, netwerken en generaties verschillende percepties ten aanzien van ecstasy, vertonen de frequentiecurves bij continuerende gebruikers op de langere termijn (ongeveer 5-7 jaar) vaak een vergelijkbaar patroon: eerst stijgend in de startfase, met daarbinnen piekperiodes, en op de langere termijn vooral een dalende frequentie (vgl. Korf et al., 1991; Peters, 2008; Van de Wijngaart et al., 1997). Het wekelijkse gebruik verandert op termijn in maandelijks gebruik en uiteindelijk slechts enkele keren per jaar of nog minder, dan wel stoppen. Het gebruikspatroon van impulsief, excessief en (zeer) frequent gebruik verandert doordat gebruikers in de loop van hun gebruikscarrière over het algemeen steeds kieskeuriger worden, wat resulteert in ceremonieel en calculerend gebruik. Ook forse gebruikers besluiten soms om tussentijds een rustpauze in te lassen, in de hoop dat het ‘oude ecstasygevoel’ weer terugkeert. Wie niet stopt met gebruik wordt meestal wel steeds selectiever. Dit proces herhaalt zich in alle subgeneraties, die elkaar door de tijd heen – met nieuwere en oudere groepen – in het uitgaansleven overlappen.

Ergens halverwege de derde subgeneratie (1998-2002) verkondigen meer trendsetters dat ecstasy uit de mode is. Dit als voorbode van het tippingpoint rond 2001, toen er over een bredere linie door minder uitgaanders ecstasy werd gebruikt en de frequentie van gebruik in een aanzienlijk aantal panelnetwerken begon af te nemen. Dit betekende overigens nog niet dat er op de schaarsere momenten ook maat werd gehouden. Juist omdat ecstasy minder werd genomen werden deze sessies soms aangegrepen om ‘net als vroeger’ weer ouderwets ‘naar de tyfus’ te gaan. En ondanks het algemene patroon van matiging in gebruikerskringen, zijn er de laatste jaren in de panelstudie ook jongere netwerken vertegenwoordigd die een stijgend gebruik laten zien. Welke factoren zijn er aan te wijzen die ertoe hebben bijgedragen dat de verleiding om ecstasy te nemen op termijn fors minder is geworden? Panelleden dragen hiervoor uiteenlopende redenen aan, waarbij opvallend is dat de kans op hersenschade niet of nauwelijks wordt aangevoerd als reden om te minderen met gebruik.

Feestverzadiging
Het verlangen om samen met vrienden te feesten gaat vaak ook gepaard met een persoonlijk verlangen naar de psychoactieve werking van ecstasy. Het moment van verzadiging treedt op wanneer stappen steeds vaker als een sleur wordt ervaren en het enthousiasme begint te slinken. Dat moment openbaart zich bij de ene groep sneller dan bij de andere. Terwijl de ‘doorzakkers’ niet van ophouden willen weten, verbleekt de speciale ‘ecstasymagie’ na herhaaldelijk (veelvuldig) gebruik bij de afhakers. Het verzadigingspunt wordt bereikt wanneer de spanning en opwinding van het uitgaan is verdwenen of verandert in routineus stappen. Stapvrienden haken af, peergroepen krimpen of assimileren in nieuwe (stap)groepen.

Negatieve effecten
Acute en subacute lichamelijke en negatieve effecten worden in de beginperiode van de gebruikscarrière vaak op de koop toe genomen. De acute lichamelijke effecten horen nu eenmaal bij de werking van een amfetamineachtige drug, zo wordt geredeneerd. De subacute lichamelijke effecten worden in het begin van de ecstasycarrière eveneens voor lief genomen. De luiheid en futloosheid de volgende dag wordt lang niet altijd als storend of onaangenaam gezien, omdat gebruikers snel leren om hier rekening mee te houden en geen serieuze activiteiten te plannen. Dit is ook een belangrijke reden om ecstasy juist in het weekend te nemen. Als het feest geslaagd is geweest, dan suist dit nog na (‘afterglow’). De acute psychische effecten hangen vaak samen met de dosering; wie fors doseert kan in paniek raken of de controle verliezen, maar de meeste gebruikers weten hun pillenconsumptie goed te beheersen. De manifestatie van subacute psychische bijwerkingen een paar dagen na gebruik breekt veel gebruikers op den duur op. Wanneer deze signalen zich steeds vaker voordoen na gebruik en/of in intensiteit toenemen, is dit vaak een reden om (sterk) te gaan minderen, de dosering te verlagen of tijdelijk dan wel definitief te stoppen met ecstasy. Overigens wijzen veel panelleden er op dat er altijd doorzakkers over blijven die niet van ophouden weten en op den duur het spoor bijster raken en problemen krijgen met vrienden, opleiding, werkgevers, et cetera.

Pillenmoeheid
Een door gestage pillenconsumptie herhaaldelijk opgewekte roes geeft op termijn meer negatieve en ongewenste effecten als gevolg van een tolerantieverhoging. Dit proces kan worden getypeerd als een manifestatie van ‘de wet van de afnemende meeropbrengst’. Het netwerk van Nemo (64a:2004) bijvoorbeeld, die jarenlang met vrienden bijna elk weekend ecstasy slikte, begon er een aversie voor te krijgen: “We werden er niet meer ‘waus’ (lekker stoned) van. In plaats daarvan vergiftigden we onszelf alleen nog maar. Waarom nog zes pillen slikken als je er niks meer van voelt?”. Andere panelleden drukken de ‘pillenmoeheid‘ in vergelijkbare bewoordingen uit. “Als de kater niet meer opweegt tegen de joy” is het volgens Lizz (72a:2002) tijd om te stoppen. Wanneer de ooit zo bejubelde wonderpil van een upper is getransformeerd tot een downer is de onttovering compleet. Cynisme ligt op de loer. De ooit zo bejubelde pil is verworden tot een ‘instant high’, een ‘banale stimulant’. Ecstasy is de dip dan niet meer waard.

Sociale en maatschappelijke prioriteiten
Naast de alledaagse verplichtingen van werk, opleiding en sociale relaties, delen jongeren en jongvolwassenen hun vrije tijd in het weekend in afhankelijk van de persoonlijke leefstijl. Forse stappers die ecstasygebruiken en langdurig uitgaan, kennen het ritme van stappen, de volgende ochtend of middag pas thuiskomen, laat opstaan en nog net voor sluitingstijd boodschappen doen. Dergelijke uitspattingen gaan vaak met veel plezier gepaard, maar worden op den duur als tijdverlies gezien. Feesten blijft leuk, maar niet altijd meer met ecstasy. De herhaling van de ervaring leidt tot een grotere ironie jegens de eigen vriendenkring. Het besef dat euforie tijd kost, waardoor andere activiteiten steeds vaker in het gedrang komen, dwingt gebruikers tot het maken van nieuwe keuzes.

De gezellige, intieme urenlange praat- en knuffelsessies vertonen slijtagesporen. Veel gebruikers zijn er beducht voor dat de studie of het werk er niet onder mag gaan leiden omdat je niet goed uitgerust aan de maandag begint. De ingecalculeerde eufore vaagheid gaat steeds meer tegenstaan omdat gebruikers de tijd om te herstellen steeds vaker als verloren tijd gaan beschouwen. De ritualisering van de ecstasyroes past in de voortschrijdende maatschappelijke carrière niet langer in de profane tijdsplanning die een opleiding, baan, of kinderen gewoon vereisen. En voor wie desondanks toch wil blijven stappen, voelt zich ongemakkelijk onder de ecstasyhigh omdat deze zo goed zichtbaar is.

Foto: R.E.L. • Rush

Foto: R.E.L. • Rush

Het dalende gebruik van ecstasy na de eeuwwisseling ging gepaard met het nieuwe stigma van de ‘losbol’ en de ‘pillenkop met een trekbek’: niet bepaald hip. “Het bijna religieuze gevoel dat je had met elkaar” is volgens Joerie (26a:2001) verdwenen. De laatste jaren associëren veel panelleden de echo van het ‘love, peace & unity’ gevoel met een heel ander tijdperk. De conversie van een collectief beleefde bijna religieuze ervaring naar meer weerzin tegen herkenbaar decorumverlies, heeft ook de sfeer in het clubcircuit zichtbaar beïnvloed. Deze mentaliteitsverandering in de gebruikerswereld en de gewijzigde houding tegenover ecstasy bij nieuwe subgeneraties, werpt een ander licht op de daarmee samenhangende ‘normalisering’, die als gevolg van informele sancties tot een breed gedeelde gedragsverandering leidde. Nam ecstasy in de jaren negentig nog een vlucht, na de eeuwwisseling stuit de ‘normalisering’ van gebruik (voorlopig) op zijn grenzen, doordat ecstasy in het clubcircuit minder vanzelfsprekend werd.

“Vroeger werd er altijd gepraat over de beste pillen. We waren al een week van tevoren zenuwachtig. Dat bijzondere moment dat ecstasy ritueel wordt uitgedeeld en gezamenlijk geslikt is verleden tijd. We worden niet meer warm of koud van ecstasy. Een pil is zo normaal geworden dat het niet meer bijzonder is: alleen nog als toetje op een speciaal feest” (Misja, 49a:2000).

Ecstasytrends
In de panelstudie (bijlage 2) laat ecstasygebruik in de tweede helft van de jaren negentig tot en met 2001 soms opvallende schommelingen zien. Daarna is er een voortgaande, vrij forse daling, vanaf 2005 gevolgd door een stabilisering, maar op een beduidend lager niveau dan in de jaren negentig. Ondanks de tussentijdse piek in 2001 is de langere termijn trend sinds het midden van de jaren negentig neerwaarts. Hoewel er door de tijd heen geen panelnetwerken zijn waarbinnen helemaal geen ecstasy wordt gebruikt, is de variatie opvallend. In de clubsurveys (bijlage 3) piekt het ooit-gebruik van ecstasy in 1998, wanneer twee op de drie bezoekers (66%) zeggen de drug weleens te hebben genomen. Daarna wordt dit de helft (53% in 2003 en 48% in 2008), net als in 1995 (50%). Het recente gebruik (laatste jaar) vertoont eenzelfde trendpatroon (41% in 1995, 55% in 1998, 36% in 2003 en 38% in 2005). Het actuele gebruik (laatste maand) piekt eveneens in 1998 (41%). Sindsdien loopt het terug naar 20% in 2003 en 2008 en dat is beduidend lager dan in 1995, toen nog één op de drie bezoekers de laatste maand ecstasy had genomen (33%).

Gebruikte in de tweede helft van de jaren negentig nog ruim een kwart van de clubgangers (26% in 1995 en 28% in 1998) ecstasy op de uitgaansavond van de survey, na de eeuwwisseling zakte dit naar één op de tien (8% in 2003 en 9% in 2008). De snelle verspreiding van ecstasygebruik in de jaren negentig blijkt ook uit surveys onder de algemene Amsterdamse bevolking vanaf 12 jaar. Tekenend is dat in de enquête van 1987 nog geen vragen werden gesteld over ecstasy (Sandwijk et al., 1988), maar in de volgende survey (1990) wel. Tussen 1990 en 2001 is het ooit-gebruik ruim verzesvoudigd van 1.3% naar 8.7%, met de sterkste stijging tussen 1994 en 1997 (van 3.3% naar 7.0%). Het laatste maand gebruik steeg van 0.1% in 1990 naar 0.7% in 1994 en lag zowel in 1997 als 2001 op 1.1% (Abraham et al., 2003). Deze trends gelden het sterkst voor twintigers en jonge dertigers, bij wie de grootste sprong eveneens tussen 1994 en 1997 plaatsvond (bijvoorbeeld bij 25-29 jarigen verdubbelde toen het ooit-gebruik van 7.2% naar 15.8%, terwijl het actuele gebruik steeg van 1.1% naar 2.9%), om vervolgens af te zwakken (naar 14.9% ooit- en 2.2% huidig gebruik). Opvallend is dat de leeftijd van het eerste ecstasygebruik vrij stabiel rond 26-27 jaar bleef liggen (Abraham et al., 2003).

Concluderend laat de panelstudie al vanaf het midden van de jaren negentig, zij het met tussentijdse schommelingen, een daling in het ecstasygebruik zien, terwijl de surveys onder clubbezoekers en de algemene bevolking in de tweede helft van de jaren negentig nog een stijging vertonen. Nu moeten we wel in de gaten houden dat het bij de panelstudie uitsluitend om recent en actueel gebruik gaat en we dus bij de vergelijking met de surveygegevens niet moeten kijken naar het ooit-gebruik. Niettemin dringt zich het beeld op dat de tempering in het ecstasygebruik binnen de panelstudie eerder inzette dan bij clubbezoekers in bredere zin en bij de algemene hoofdstedelijke bevolking.

De panelstudie toont een doorsnee van gevarieerde gebruikersgroepen (recreatieven, creatieven, alternatieven, psychonauten en sensualisten) in het uitgaansleven in de leeftijdsrange 20-35 jaar. De groepen bevinden zich in verschillende fasen van hun gebruikscarrière (beginnend, converterend en langdurig), maar hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij als trendsettend gelden voor zowel het uitgaansgedrag in het algemeen als middelengebruik in het bijzonder. In dit licht is de daling in het ecstasygebruik binnen de panelstudie te beschouwen als voorloper van een meer algemene gebruikerstrend.

Gebruikersperspectief
Elke subgeneratie (bijlage 1) van elk circa vijf jaar wordt op termijn gevoeliger voor problemen die verbonden zijn aan frequent gebruik en/of hoge doseringen. Op den duur wordt besloten om te minderen, selectiever te gebruiken of (tijdelijk) te stoppen. Door de tijd heen blijven bepaalde groepen echter op riskante wijze ecstasy gebruiken, soms ook doelbewust, en vaak in combinatie met andere middelen om de roes te verlengen en/of te versterken. Ondanks de eerste negatieve gebruikerservaringen in de jaren negentig, blijft de perceptie van ecstasy aanvankelijk overwegend positief. Pas na het tippingpoint (2001), van mainstream naar een postravefase, begint ecstasy – ondanks als positief beleefde ervaringen in jonge gebruikersgroepen – over bijna de gehele uitgaanslinie terrein te verliezen.

De groep drinkers (‘ectasymaagden’) groeit in de periode waarin ook de alcoholindustrie expandeert, terwijl de groep peppers (stimulantiagebruikers) dan fors krimpt. Slikken raakt uit de mode ten gunste van drinken. Terwijl de ervaren gebruikers (1e en 2e subgeneratie, 1988-1997) nog incidenteel ecstasy blijven nemen, loopt de 4e subgeneratie (2003-2008) in de postravefase niet meer massaal warm voor het ‘oude wondermiddel’. Het omslagpunt valt ten tijde van de 3e cyclus (1998-2002) en resulteert in een voortgaande daling in de 4e cyclus (2003-2008) – ongeveer tien jaar na de ‘houserevolutie’ en de snelle opkomst van ecstasy. Het is tevens het omkeerpunt tussen de aanwassende massa (schaalvergroting) en de doorstroom van trendsetters naar kleine (exclusieve) locaties (schaalverkleining) en loopt parallel met de groeiende behoefte aan differentiatie (eclecticisme). Het begin van de 4e cyclus kan worden getypeerd als de ‘nieuwe nuchterheid’. In de jaren negentig (3e en 4e cyclus) viel ecstasy bij steeds meer verschillende uitgaansculturen in de smaak (verticale groei), waarbinnen meer stappers binnen netwerken gingen gebruiken (horizontale groei). Na de eeuwwisseling, bij het bereiken van een verzadigingspunt en het begin van een nieuwe postravefase, vindt er zowel verticale als horizontale krimp plaats. Minder gebruikersgroepen – onder andere door de komst van urban – tonen zich ontvankelijk voor ecstasy (verticale krimp) en ook de gebruiksfrequentie binnen de gebruikersgroepen wordt minder (horizontale krimp).

De veranderende houding tegenover en perceptie van ecstasy (setfactoren) moeten vooral worden verklaard als gevolg van een significante (feitelijke dan wel gepercipieerde) toename van subacute psychische gezondheidsklachten. Het aureool van ecstasy als een ‘softdrug’ – waar je zonder kans op verslaving ‘onbeperkt’ van kunt genieten – stuit door de ‘radicalisering’ van het gebruik op feesten op zijn eigen grenzen. Doordat de positieve eigenschappen afnemen bij repeterend gebruik, neemt de lust en het verlangen om te consumeren navenant af. De tanende plezierfactor beïnvloedt bij een kritische massa ook de verwachting bij ‘nieuwe’ consumenten in de postraveperiode. Omdat ecstasy een ‘volksdrug’ is geworden, switchen trendsetters in nieuwe cycli (ook) naar andere middelen ter articulering van de eigen lifestyle en/of scene.

Drugsmarktperspectief
De (gewijzigde) marktfactoren hebben weinig invloed gehad op het dalende ecstasygebruik na 2001, althans niet in die zin dat een lagere prijs heeft geleid tot toenemend gebruik. Want van 10-15 gulden (circa 4,50-7,80 euro) per pil halverwege de jaren negentig zakt de ecstasyprijs op gebruikersniveau naar slechts 2-3 euro rond 2002.

Door vulgarisering van de markt stapt een deel van de ecstasydealers over op de duurdere en voor dealers lucratievere cocaïne (hoofdstuk 9). De prevalentie van ecstasygebruik daalt (binnen de mainstream) op het moment dat de ecstasyprijs een bodem heeft bereikt. Hoewel de slechte kwaliteit van pillen in gebruikersgroepen soms aanleiding is om te stoppen of over te stappen op andere drugs, is ook de factor zuiverheid jarenlang weinig van invloed geweest op het besluit om van ecstasygebruik af te zien. Immers, de zuiverheid van de ecstasymarktis – met uitzondering van een dip in 1997 en enkele waarschuwingscampagnes naar aanleiding van versnijdingen met onder andere atropine en mCPP – op de lange termijn namelijk in belangrijke mate stabiel gebleven, ook toen het gebruik na 2001 sterk daalde.

Uitgaansperspectief
Het Amsterdamse uitgaansleven is sinds de jaren negentig flink gegroeid (hoofdstuk 6) en heeft zich qua bezoekersomvang aan het eind van de jaren nul naar schatting verdrievoudigd tot 25.000-30.000 bezoekers in het weekend. Ondernemers (onder andere organisatoren, investeerders, clubexploitanten) zagen hun kans schoon door mee te liften op het (commerciële) succes van house. De schaalvergroting van house leidde weliswaar tot een bloeiende dance-industrie aan het eind van jaren negentig, maar werkte soms ook verloedering (onder andere supportersrellen) in de hand, met als gevolg grootschalig drugsgebruik, handel en een toename van gezondheidsincidenten.

De zich tegelijk manifesterende upgrading van het uitgaansleven in de Amsterdamse binnenstad – als reactie op de schaalvergroting en drugsgebruik – trok een ‘beschaafd’ en ‘chique’ publiek aan dat minder primair op dance en dansen was georiënteerd. Gestimuleerd door de economische hoogtijdagen eind jaren negentig openden nieuwe lounges en clubs hun deuren en werd er bovendien strenger toegezien op het openlijk gebruik van drugs. De kritiek op braafheid en ‘vertrutting’ van het uitgaansleven, die geventileerd wordt door de pioniers en culturele avant-garde behorende tot de eerste twee subgeneraties (1988-1997), doet zich voor het eerst rond 2002 nadrukkelijk voor. Dat is ook de fase waarin het ecstasygebruik zienderogen begint af te nemen. Door de vermenigvuldiging van de aantallen clubs en bezoekers, plus de krachtige invloed van urban, wordt het ecstasyslikkend potentieel verdund en blijft het steeds meer beperkt tot niches in de upperground, die overigens in de 3e eclectische fase aan invloed wint.

De krimpende ecstasymarkt na 2001 wordt in het mainstream uitgaansperspectief veroorzaakt doordat de 4e subgeneratie (2003-2008) zich minder wil onderscheiden met ecstasy en raves. Dit wordt door de prevalentiecijfers van de clubsurveys uit 2003 en 2008 bevestigd. Het uitgaansleven wordt na de eeuwwisseling steeds minder bevolkt door extreme feestneuzen en steeds vaker door studenten, vrouwen en jonge allochtonen die qua drugsgebruik in het algemeen en ecstasy in het bijzonder minder hard van stapel lopen. ‘Naar de klote eruitzienis zó jaren negentig!’ Deze mentaliteitsverandering leidt ertoe dat een stoned uiterlijk voor een fors aantal stappers geen lonkend perspectief meer is. Verdwaasd rondlopen op ecstasy is niet meer cool. De creatieven, die belang hechten aan het vergaren van sociaal kapitaal, begrepen dit als eerste. Een flinke groep switchte naar cocaïne, dat qua roes beter te camoufleren is (hoofdstuk 9). De upgrading van het uitgaansleven ging tegelijkertijd gepaard met een proces van stringentere regulering en handhaving, dat halverwege de jaren negentig werd ingezet. In hoofdstuk 12 bekijken we of regulering, strengere fouillering en strafrechtelijk optreden (beleidsperspectief) ook invloed hebben gehad op het tanende ecstasygebruik in het nachtleven.

NOTEN
i. De psychoactieve werking van MDA werd toevallig tijdens een zelfexperiment in 1930 ontdekt door Gordon Alles, de (her)ontdekker van amfetamine (zie hoofdstuk 10). De bevindingen van Alles waren onder andere een grotere zelfbeschouwing, een verhoogde aandacht voor omringende voorwerpen, hallucinaties, kleurenverdieping en fantasieën. De Chileense psychiater Naranjo (1976) beschrijft dat zijn proefpersonen vooral berichtten over een
grotere gevoelsverruiming, een grotere neiging vertoonden tot het leggen van contacten, intensiever na gingen denken en een sterke herbeleving ervoeren van gebeurtenissen uit het verleden.
ii. Eerst bekend als Adam, in de betekenis van “the condition of primal innocence and unity with all life” (Grob, 2000:53), krijgt MDMA faam in therapeutische kringen. Collin & Godfrey (1997) rapporteren dat destijds naar schatting 4.000 therapeuten in Amerika MDMA gebruikten in behandelsessies met patiënten.
iii. Een lobby van wetenschappers heeft destijds echter niet kunnen voorkomen dat MDMA als een ‘class A’ middel werd geregistreerd, waardoor er ook geen uitzondering werd gemaakt voor medische en therapeutische toepassingen. De kritiek van de onderzoekscommissie luidde dat veel onderzoeksdocumentatie te anekdotisch van aard zou zijn (Iversen, 2009).
iv. In een als bijsluiter bijgevoegde tekst lijkt het alsof de therapeut voorafgaand aan de sessie nog een persoonlijke boodschap kwijt wil: “Het is de wereld van je eigen ziel die je zoekt. Alleen binnenin jezelf bestaat die andere realiteit waar je naar verlangt. Ik kan je alleen geven wat in jezelf bestaat. De enige beeldengalerij die ik je kan laten zien is die van je eigen ziel. Ik kan je niets anders geven dan de mogelijkheid, de prikkel, de sleutel. Ik kan je helpen om je eigen wereld zichtbaar te maken. Niets meer dan dat” (anoniem verspreidde tekst).
v. Het pillenarsenaal is sinds de grootschalige en mondiale productie schier onuitputtelijk, gezien de logoparade van – alleen al in Nederland – honderden verschillende pillen in alle soorten, maten en kleuren van de regenboog. De stortvloed aan kapitalistische merken en symbolen die op de pillen staan afgedrukt is de ultieme metafoor op de symbolische ruil- en roeseconomie waarmee gebruikers cq. consumenten zich in de mondiale pleziercultuur
kunnen identificeren. De productmarketing van illegale producenten volgt de marketingformule van farmaceutische bedrijven die amfetamine in verschillende pillenvarianten met felle kleuren op de consumentenmarkt lanceerden om de aantrekkelijkheid te verhogen (zie hoofdstuk 10).
vi. Voordat de house overwaaide naar Amsterdam stond discomuziek – en dus ook discotheken – in laag aanzien binnen de hiërarchie van de sociaal-culturele smaakladder. De nieuwe ‘sound of the city’ was zo controversieel, dat muziekkenners van rock tot disco aanvankelijk diep verdeeld waren en de acceptatie van housemuziek bij het stappubliek zelfs een zetje nodig had van een groepje Britse housepioniers (hoofdstuk 5).
vii. Het aantal ecstasygerelateerde ambulanceritten in 2001 bedraagt 42 en stijgt licht halverwege de jaren nul, waarna het aantal ritten in 2008 weer op 43 komt (Buster, 2009).
viii. Een studie over de berichtgeving in de Schotse media over een periode van tien jaar wijst uit dat elke ecstasygerelateerde dode in het nieuws komt, terwijl bij paracetamol een letale vergiftiging slechts 1 op de 250 dodelijke ongevallen in het nieuws komt en voor diazepam (slaapmiddel) 1 op de 50 (Forsyth, 2001).
ix. Professor Nutt is door het publiekelijk uitdragen van zijn pragmatische standpunten over de gezondheidsschade van bijvoorbeeld marihuana en ecstasy in 2009 ontslagen als voorzitter van een drugsadviescommissie.
x. In acht jaar is op de houseparty’s waar beide artsen hebben gewerkt één persoon overleden en kregen vijftien personen ernstige gezondheidklachten. Op drie miljoen bezoekers meldden zich 23.000 bij de eerstehulpposten. Ruim 97% daarvan had milde klachten zoals hoofdpijn, oververhitting, slaaptekort of vochtgebrek.
xi. De werking zou meer intens en/of geiler zijn en tevens de maag ontzien om misselijkheid te voorkomen. Vooral in homonetwerken waar medicijnencocktails worden geslikt tegen AIDS geniet deze toedieningswijze de voorkeur.
xii. De sterkte van poeders, kristallen en tabletten is moeilijk te vergelijken. Testuitslagen van tabletten worden in milligrammen weergegeven; testuitslagen van poeders en kristallen in percentages. De chemisch maximaal haalbare zuiverheid bedraagt 84%, waarbij de resterende 16% uit zouten bestaat. Een gram pure MDMA bevat dus 840 mg (MDMA); het equivalent van ongeveer 10 ecstasytabletten. De gemiddelde zuiverheid van 73% MDMA (in 2008) is gezien de maximaal haalbare 84% zeer hoog te noemen.
xiii. Bij de combinatie ecstasy en GHB tracht de gebruiker de rush van de ecstasy te behouden en/of te verlengen door middel van GHB zonder dat het energetische effect van ecstasy teniet wordt gedaan. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de combinatie LSD en ecstasy.
xiv. Bij de combinatie alcohol en cocaïne tracht de gebruiker het (dronken) gevoel van de alcohol te veranderen en op te heffen door cocaïne. Omgekeerd wordt het hyperactieve effect van cocaïne gedempt door alcohol. In beide gevallen neutraliseert de gebruiker het ongewenste effect door een ander middel. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de combinatie van cocaïne en GHB.
xv. Bij de combinatie ecstasy en amfetamine tracht de gebruiker door het mixen van verschillende stimulantia de energieke roes te behouden en/of te verlengen.
xvi. De eerste Amsterdamse smartshop was Conscious Dreams, die in 1993 openging. In 1999 waren er naar schatting vijftig smartshops in Amsterdam gevestigd (Riper & De Kort, 1999).
xvii. Overigens moet hier worden vermeld dat sommige genoemde effecten kunnen optreden als gevolg van een te hoge dosering of sterke versnijding met andere stoffen, zoals fenacetine.
xviii. In het volgens de panelstudie piekjaar 2001 werd geen clubsurvey gehouden.
xix. In 2001 werd de Amsterdamse bevolkingsurvey onderdeel van het Nationaal Prevalentie Onderzoek (NPO), maar werden nog wel afzonderlijke cijfers over Amsterdam gerapporteerd (Abraham et al., 2002). Sindsdien gebeurt dit laatste niet meer.