Insluiten of heenzenden ~ Instroom bij politie
Hoeveel problematische GHB-gebruikers komen in aanraking met de politie? Voor buitenstaanders lijkt dit een gemakkelijk te beantwoorden vraag. De politie registreert immers heel veel, dus zou het aantal problematische GHB-gebruikers toch vrij eenvoudig uit de registratie gehaald moeten kunnen worden? Maar zo simpel is het niet, want problematisch GHB-gebruik wordt niet systematisch geregistreerd. De politie moet al zo veel andere zaken registreren, dat niet vanzelfsprekend bij elke nieuwe problematiek de registratie wordt aangepast, c.q. uitgebreid. Bovendien is er geen eenduidige definitie van ‘problematisch GHB-gebruik’ – en die is, gezien de in vorige hoofdstukken al voren gekomen variatie in problematiek, ook niet eenvoudig te formuleren. Niettemin trachten we in dit hoofdstuk tot een beredeneerde landelijke schatting te komen van de populatie, met oog voor regionale verschillen in aantallen en in trendmatige ontwikkelingen.
Unieke personen en totale aantallen in 2010 en 2011
Respondenten is gevraagd naar het aantal problematische GHB-gebruikers dat in hun regio of korps in 2010 en 2011 in aanraking kwam met de politie. Daarbij moesten ze aangeven of het precieze aantallen of schattingen waren. Voor beide jaren werd zowel gevraagd naar het aantal individuele gebruikers (unieke personen) als naar het totale aantal (inclusief herhalingsgevallen).
Bij precieze aantallen gaat het bijvoorbeeld om de individuen en gevallen die respondenten zelf hebben geturfd of laten turven op basis van hun registratie, zoals bij de cellencomplexen van de arrestantenzorg. Zo kwamen uit een analyse door een forensisch arts van de gegevens van het cellencomplex in Groningen in 2010 in totaal 15 gevallen (10 unieke personen) en in 2011 in totaal 23 gevallen (14 unieke personen) naar voren. Precieze cijfers kunnen ook betrekking hebben op individuen en gevallen die bij de recherche werden genoteerd of door de recherche handmatig uit het politiesysteem zijn gefilterd. In bijvoorbeeld de politieregio Zaanstreek-Waterland kwam de recherche handmatig tot 27 gevallen (25 unieke personen) in 2010 en 2011 samen. En in de provincie (tevens: politieregio) Utrecht telde de portefeuillehouder gezondheidszorg bij de politie 27 unieke personen in 2011.
De ‘hardheid’ van de schattingen varieert. Soms had een respondent heel systematisch een inventarisatie gemaakt, maar wilde dan toch nog een slag om de arm houden en niet van ‘precieze aantallen’ spreken (bijvoorbeeld politie Gelderland Zuid). In andere gevallen zijn de schattingen gebaseerd op eigen kennis en ervaring (bijvoorbeeld als hoofd arrestantenzorg, teamchef, wijkagent of jongerenwerker).
De gerapporteerde aantallen weerspiegelen vrijwel onvermijdelijk ook het ‘werkveld’ van de respondenten. Bij de arrestantenzorg zijn dat de cellencomplexen – en daar komen niet alle 24 arrestanten terecht. Bij de recherche kan, afhankelijk van de mate waarin rechercheurs ingezet worden bij de aanpak van GHB-gebruikers, de selectie breder zijn en kunnen ook de problematische GHB-gebruikers worden meegeteld die niet naar een cellencomplex gaan. Een voorbeeld hiervan is de politieregio Kennemerland (provincie Noord-Holland), waar de schattingen van de recherche ongeveer twee keer zo hoog zijn als die van de arrestantenzorg (Tabel 4.1). Een tweede voorbeeld is de politieregio IJsselland (provincie Overijssel), waarbinnen voor Hardenberg en omgeving de politie eveneens ongeveer dubbel zo veel GHB-gevallen schatte als de arrestantenzorg (Tabel 4.2). En een derde voorbeeld komt van district Breda (politieregio Midden en West Brabant), waar uit een analyse naar voren komt dat lang niet alle GHB-verdachten worden ingesloten in het cellencomplex.
Praktijkvoorbeeld: Wie tel je binnen de politieregistratie mee als problematisch GHB-verslaafd?
Het district Breda voerde een analyse uit op de data zoals geregistreerd in BHV. Daar troffen informatieanalisten voor de periode 2009 t/m januari 2011 in totaal 203 records aan met de combinatie “aangehouden verdachte in Breda + GHB”. Dit betreft echter niet alle (strafbare) feiten van personen in combinatie met GHB. Ten eerste omdat GHB toen nog op Lijst 2 van de Opiumwet stond. (Met als – voor de schattingen van het aantal problematische GHB-gebruikers dat in aanraking komt met de politie in dit rapport overigens juiste (DJK) – implicatie dat iemand niet wordt aangehouden bij een beperkte hoeveelheid en indien er geen andere strafbare feiten zijn begaan. De mate van ervaren overlast en de hoeveelheid GHB in bezit vormen bij Lijst 2 de basis van de keuze tot wel of niet aanhouden.) Ten tweede zijn alle hulpverleningen (eerst politie dan ambulance of alleen ambulance) buiten beschouwing gelaten. “Geschat wordt dat dit verschijnsel een veelvoud betreft van de politieregistraties.” Vervolgens heeft men alle registraties van 2010 en 2011 en 24 stuks van 2009 handmatig doorlopen, in totaal 142 incidenten. Van deze 142 verdachten waren 49 aantoonbaar onder invloed van de GHB tijdens het plegen van het feit, waren 55 nog in het bezit van de GHB tijdens de aanhouding en werden er 52 ingesloten (37%) in het cellencomplex.
Een soortgelijke analyse is ook gedaan voor de combinatie van aangehouden verdachte en GGZ “om enigszins een vergelijking te kunnen maken tussen de problematiek rondom het aantal aangehouden verdachten in combinatie met GHB en psychisch verwarde personen.” Voor dezelfde periode leverde dit 253 incidenten op. Alle hulpverleningen (eerst politie dan ambulance of alleen ambulance) die niet leiden tot een aanhouding zijn niet meegenomen. “Geschat wordt dat dit verschijnsel een veelvoud betreft van de politieregistraties.” Wel werd uitgegaan van de aanname dat als er beoordeling GGZ arts (en eventuele crisisopvang) plaatsvindt, hier een onvrijwillige vrijheidsbeneming (aanhouding) aan vooraf is gegaan. Van deze 253 incidenten zijn er 120 handmatig nader beschouwd. En van deze 120 was in 44 gevallen de verdachte totaal niet aanspreekbaar; 67 verdachten werden ingesloten (56%) in het cellencomplex.
Tabel 4.1 bevat een overzicht van de gerapporteerde (geschatte) aantallen problematische GHB-gebruikers per provincie en politieregio. In het overzicht ontbreken schattingen over Zeeland; volgens de politie is daar slechts mondjesmaat sprake van GHB-problematiek, maar aan een schatting wilde men zich niet wagen. Ook zijn er geen cijfers over geheel Friesland, wel over een deel (met name Heerenveen e.o., zie Tabel 4.2). Overigens doet de GHB-problematiek volgens de Friese respondenten zich daarbuiten nauwelijks voor. Van de andere regio’s zijn niet steeds alle gewenste cijfers of schattingen verkregen en zijn er bijvoorbeeld alleen aantallen verschaft over één van beide jaren, of alleen het totaal aantal gevallen, maar niet het aantal unieke personen.
In Tabel 4.1 en 4.2 staat in de kolom ‘bron’ vermeld van wie de cijfers of schattingen afkomstig zijn. Daarbij worden onder andere arrestantenzorg en recherche onderscheiden. Beide zijn onderdelen van de politie. Ter bescherming van de anonimiteit zijn andere functies of afdelingen simpelweg “politie” genoemd. Cijfers en schattingen van verschillende bronnen binnen een regio kunnen overlappen en niet zo maar bij elkaar opgeteld worden.
In de beide gepresenteerde tabellen valt op dat bij meerdere cijfers/schattingen binnen hetzelfde gebied de cijfers/schattingen van de arrestantenzorg lager zijn dan de andere cijfers/schattingen. Dit valt te verklaren doordat de arrestantenzorg alleen ziet, c.q. rapporteert over wat in het cellencomplex aankomt, terwijl andere respondenten ook kunnen meetellen wie daar niet naartoe gaat.
Naar een landelijk beeld
In hoeverre valt nu uit al deze verschillende cijfers en schattingen een landelijk beeld te construeren van het aantal problematische GHB-gebruikers dat in 2010 en 2011 in aanraking is gekomen met de politie?
Binnen de strafrechtsketen komen we met de arrestanten in de cellencomplexen van de politie in principe het dichtst bij het beslispunt van het Openbaar Ministerie om een verdachte – uiteraard mede in samenhang met de feiten waarvan deze wordt verdacht – in te sluiten of heen te zenden.
In Tabel 4.3 zijn door de arrestantenzorg van de verschillende politieregio’s gerapporteerde cijfers en schattingen samengevat. Wanneer we de (schaarse) precieze cijfers en de (vaker verstrekte) schattingen bij elkaar optellen, dan komen we voor ongeveer de helft van de politieregio’s op totaal circa 150 unieke personen in 2010 en rond 220 voor 2012. Simpelweg geëxtrapoleerd naar alle 25 politieregio’s zou dat neerkomen op rond de 320 unieke personen in 2010 en circa 420 in 2011. De arrestantenzorg van ongeveer driekwart van de politieregio’s leverde precieze cijfers of schattingen van het totaal aantal problematische GHB-gebruikers in de cellencomplexen. Op dezelfde wijze geëxtrapoleerd zou dan voor het hele land neerkomen op in rond de 420 gevallen in 2010 en 570 gevallen in 2011. Gezien het verschil in grootte van de politieregio’s en de variatie in aantallen tussen de regio’s zijn dit echter nogal grofmazige berekeningen.
Tegelijkertijd vormen de precieze cijfers en de schattingen van de arrestantenzorg – onder de aanname dat deze valide zijn – vrijwel zeker een onderrapportage van de totale aan GHB-gebruik gerelateerde problematiek waarmee de politie te maken krijgt. In meer algemene zin omdat niet alle GHB-gebruikers die in aanraking komen met de politie strafbare feiten hebben gepleegd die (strafrechtelijk) voldoende aanleiding vormen voor plaatsing in een cellencomplex. En meer specifiek omdat, wanneer een dergelijke aanleiding er wel is, verdachten vanwege verwachte of gevreesde ontwenningsverschijnselen toch niet in een cellencomplex geplaatst worden. Voor een schatting van het aantal (ook) in strafrechtelijke zin problematische GHB-gebruikers die in aanraking komen met de politie is overigens de eerstgenoemde groep niet relevant.
Trends
Om een indicatie te krijgen van de trend in het aantal problematische GHB-gebruikers dat in aanraking komt met de politie is respondenten gevraagd om een vergelijking te maken tussen de jaren 2008-2009 en 2010-2011. Daarbij moesten zij op een vijfpuntschaal aangeven of dit aantal in hun gemeente en/of regio in 2010-2011 (1) veel kleiner, (2) kleiner, (3) hetzelfde, (4) groter of (5) veel groter was. De resultaten hiervan staan in Tabel 4.4.
Het overheersende beeld is dat de afgelopen twee jaar het aantal groter is geworden; zowel voor gemeenten als regio’s is de gemiddelde score 4.1. De sterkste toename wordt gerapporteerd voor Friesland, een deel van Overijssel (politie Twente) en Gelderland. Daartegenover staat een vrij stabiele situatie in Zeeland en delen van Noord-Holland (politie Zaanstreek-Waterland) en Zuid-Holland (politie Rotterdam-Rijnmond en Zuid Holland Zuid). Het is overigens niet ondenkbaar dat de gerapporteerde toenames mede voortvloeien uit een groeiende alertheid op en betere herkenning van problematische GHB-gebruikers.
Samenvatting en conclusie
Uit de inventarisatie komt een voortgaande toename naar voren van het aantal problematische GHB-gebruikers dat in aanraking komt met de politie, hoewel de gesignaleerde toename wellicht mede het resultaat is van een groeiende alertheid op en betere herkenning van problematische GHB-gebruikers.
Er zijn geen harde cijfers over aantallen problematische GHB-gebruikers die in aanraking komen met de politie. Zij worden niet als aparte categorie geregistreerd en zijn ook niet zomaar aan de hand van een aantal wel geregistreerde gegevens uit de informatiesystemen van de politie te achterhalen.
Afgaand op de gerapporteerde data is landelijk niet alleen sprake van een groter aantal in 2010-2011 dan in 2008-2009, de verzamelde gegevens indiceren ook een groei tussen 2010 en 2011. Een extrapolatie van gegevens uit de arrestantenzorg naar de landelijke situatie resulteert in een voorzichtige schatting van rond de 320 unieke personen in 2010 en circa 420 in 2011; en ongeveer 420 gevallen (inclusief herhalingsgevallen) in 2010 en 570 gevallen in 2011.
Bij deze schattingen moet echter rekening gehouden worden met een forse marge, mede omdat de omvang van de problematiek flink kan verschillen tussen politieregio’s en provincies. Regionale verschillen zijn er ook in de gerapporteerde (geschatte) groei van de problematiek: van niet tot nauwelijks in Zeeland en delen van Noord- en Zuid-Holland tot sterk in (delen van) Friesland, Overijssel en Gelderland.
Noten
xv. In dit geval forensisch arts. In alle andere gevallen iemand van de politie.
xvi. Twee cellencomplexen opgeteld.
xvii. Twee cellencomplexen opgeteld.
LITERATUUR
Benschop, A. & Korf, D.J. (2011) De grote Spuiten en Slikken internetenquête 2011. Amsterdam: Bonger Instituut voor Criminologie.
Boonstra, M. (2011) Ontwenning van GHB: een voorbeeldpraktijk. Verslaving, 7(10):3-15.
Degenhardt, L., Darke, S. & Dillon, P. (2003) The prevalence and correlates of gamma-hydroxybutyrate (GHB) overdose among Australian users. Addiction, 89: 199-204.
Doekhie, J., Nabben, T. & Korf, D.J. (2010) NL.Trendwatch. Gebruikersmarkt uitgaansdrugs in Nederland 2008-2009. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Nabben, T., Leenders, F. & Benschop, A. (2002) GHB: Tussen extase en narcose. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Németh, Z., Kun, B. & Demetrovics, Z. (2010). The involvement of GHB (gamma-hydroxybutyrate) in reported sexual assaults: a systematic review. Journal of Psychopharmacology, 24(9):1281-1287.
Ouwehand, A.W., Wisselink, D.J., Kuijpers, W.G.T., van Delden, E.B. & Mol, A. (2011) Kerncijfers verslavingszorg 2010. Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (Ladis). Houten: IVZ.
Sumnall, H.R. Woolfall, K., Edwards, S., Cole, J.C. & Beynon, C.M. (2007) Use, function, and subjective experiences of gamma-hydroxybutyrate (GHB). Drug and Alcohol Dependence, 92:286-290.
Vogels, N. & Croes, E. (2012) Monitor Drugs Incidenten: factsheet 2011. Utrecht: Trimbos-instituut.
Van der Poel, A., Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & van Laar, M. (2011) Feestmeter 2008-2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos-instituut/Bonger Instituut voor Criminologie (UvA).
Van Rooij, A., Schoenmakers, T.M. & van de Mheen, D. (2011) Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik 2009: De kerncijfers. Rotterdam: IVO.
Voorham, L. & Buitenhuis, S. (2012) GHB-gebruik(ers) in beeld. Een typering van de GHB-gebruiker en hun bereikbaarheid. Utrecht: Trimbos-instituut.
Wisselink, D.J., Kuijpers, W.G.T. & Mol, A. (2012) Kerncijfers verslavingszorg 2011. Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (Ladis). Houten: IVZ.