John O’Mill en de macaronische traditie
Er is een tijd geweest, lang vóór de Ryam- en de Beyoncé-agenda de klassen vrolijk kleurden, dat de agenda voor het nieuwe schooljaar door de school zelf werd verstrekt. Andere modellen waren uit den boze. Het waren dan ook saaie, grijzige notitieboekjes, zonder opsmuk.
De enige frivoliteit die de ontwerpers zich veroorloofden, waren korte, lichtvoetige versjes, gewoonlijk rechtsonder op de zaterdag. Populair waren bijvoorbeeld C. Buddingh’, Daan Zonderland en Kees Stip; volwassenen kunnen dankzij die saaie agenda’s vaak nog klassieke regels uit het hoofd reciteren als
Ik ben de blauwbilgorgel,
Mijn vader was een porgel,
Mijn moeder was een porulan
van Buddingh’, of
Er zijn hier heel wat maden bij
die made zijn in Germanij
van Kees Stip, in de gedaante van Trijntje Fop.
Favoriet waren de rijmpjes van John O’Mill, het pseudoniem van de Brabantse docent Engels Jan van der Meulen (1915-2005). Ze waren grappig, eenvoudig te onthouden en dus altijd makkelijk te citeren. Een voorbeeld:
Rot young
A terrible infant, called Peter
sprinkled his bed with a gheter.
His father got woost,
took hold of a cnoost
and gave him a pack on his meter.
Of
Drents adrift
A hot headed Drent in Ter Apel
who always ran too hard from staple
forsplintered his plate
when the waitress was late
and gave her a lell with the laple.
Ze verschenen, behalve in die sombere agenda’s, in kleine boekjes met olijke titels als Lyrical Laria of Rollicky Rhymes, Bonny Ballads, an O’Mill medley of Verse & Worse, Curious Couplets, in Waals en Koeterwaals of – de mooiste – Popsy Poems. Pre-Popsylated Poetry. Rispe Rijmen in Dutch and double Dutch.
(Korte taalles: double Dutch is Engels voor “onzin uitkramen”. Risp komt niet voor in het Nederlands en lijkt vooral door de dichter gekozen vanwege de mooie alliteratie met “rijmen”.
Pre-Popsylated wordt in een inleiding door de dichter zelf als volgt toegelicht: “All the verse in this bundle has been carefully and critically pre-popsylated by the author himself, so that any resemblance to art or poetry is purely accidental”. Het zal geen verbazing wekken, dat popsylated niet in de Engelse woordenschat voorkomt. Met wat goede wil kan nog gedacht worden aan een woordspeling met preposterous, volgens het woordenboek te vertalen met “ongerijmd”.)
Traditie
Het duurde tot lang na de middelbare school, dat O’Mills werk meer bleek te zijn dan alleen in pseudo-Engels vervatte anekdotes, maar dat het paste in een eeuwenlange literaire traditie, die van de macaronische poëzie. Dat is, blijkens het Spectrum Opzoekboek Letterkunde. 2500 begrippen van A tot Z (2001), “poëzie waarbij de opzettelijke vermenging van twee of meer (vaak verbasterde) talen gebruikt wordt voor een komisch of zelfs nonsensicaal effect.”
Het genre is genoemd naar de bundel Carmen macaronicum de Patavinis (1490) die de Italiaanse dichter Michele di Bartolomeo (1450-1495) publiceerde onder het pseudoniem Tifi degli Odasi. De monnik Teofilo Folengo (1496-1544) maakte het genre bekend en populair. Hij vermengde in het Liber Macaronicorum (1520) zijn Italiaanse poëzie met Latijnse woorden. De naam is ontleend aan het begrip maccheroni, een eenvoudige maaltijd, gebaseerd op bloem, boter en kaas. Folengo zag het macaronische vers als het literaire equivalent van zo’n Italiaanse boerenmaaltijd.
Zijn Liber Macaronicorum was een succes, aanvankelijk in Italië, maar al snel in heel Europa en daarbuiten, zodat het niet langer alleen om verlatijnst Italiaans ging, maar in principe elke taal in aanmerking kwam.
De definitie van macaronisch vers moge dan van “een komisch of zelfs nonsensicaal effect” spreken, ook in de serieuzere kunsten zijn volop voorbeelden te vinden. En evenmin beperkt het zich tot poëzie. Zo laat Charles Chaplin, in zijn rol van Adenoid Hynkel (een persiflage van Adolf Hitler) in The Great Dictator (1940), een mengeling van onzin-Engels en namaak-Duits spreken. In Umberto Eco’s De naam van de roos (1980) uit de monnik Salvatore zich in macaronisch Italiaans en James Joyce had zijn Finnegans wake (1939) nooit zó geschreven zonder de macaronische principes. Nadsat is de macaronische geheimtaal waarmee leden van een bende in Anthony Burgess’ A clockwork orange (1962) communiceren.
Succes
Dat John O’Mill school gemaakt heeft, blijkt uit het succes van Make that the cat wise (2013), een boekje vol voorbeelden van stonecoalenenglish, fouten die Nederlanders, meestal zonder opzet, tegen het Engels maakten. Representatief zijn uitspraken als Are you trying to lead me around the garden? en No thank you, I look the cat out of the tree. Inmiddels is daar een hele lijn van ontwikkeld, met kaftpapier, pennenetuis en – ironisch genoeg – schoolagenda’s. Eenzelfde succes hadden I always get my sin (2009) en de Duitse variant Lass mal sitzen (2010).
O’Mill beperkte zich bepaald niet tot de – al dan niet pikante – limerick. Zijn oeuvre strekt van een- of tweeregelige versjes als
Of mice and men
Kleine muisjes hebben kleine wensjes
Beschuitjes met gestampte mensjes
tot hele ballades, zoals de zes pagina’s tellende Ballade van Japie de Vries. Populair zijn ook zijn hertalingen van het traditionele Nederlandse liedrepertoire – “Hooper the Poop sat on the stoop” en “Where the silver top of sand dunes” -, maar het best is hij op dreef als zijn macaronische dichtader vloeit, zoals in
A handful of rhythm
‘To bed, to bed’ said Dumb Malotte
‘First something hot’ said Licker Pot
‘Where shall we get it?’ said Middle Fing
‘In grandfather’s juke-box’ said Ringer Ling
‘Let’s rock it round the clock’ yelled the Little Thing.
Hij kon het trouwens ook in het Fins
‘k finteemaal niløkor’ zei de Fin,
‘enksi erde lollok nifan in’
Sweris Waddanders