Klokkenluider

Hij is groot. Zijn grijze baard lang.
Hij zet de twee plastic tassen naast zich op het trottoir.
‘Meneer’, zegt hij, ‘ik ga geen lang verhaal vertellen. Dat heeft toch geen zin.’
Hij heeft vriendelijke ogen.
‘Ik ben nu al vijf jaar dakloos en krijg geen uitkering.’
Hij hoest.
‘Ben ontslagen. Was klokkenluider.’
Terwijl ik in mijn zakken alvast naar een euro zoek, gaat een telefoon.
Hij pakt een van de tassen.
‘Met mij’, zegt hij, ‘waar ben je?’
Hij kijkt naar de toren van de Westerkerk.
‘Ik kan over een kwartiertje bij je zijn.’
Hij stopt de telefoon in zijn jaszak.
‘Mijn zus’, zegt hij, ‘die zorgt goed voor me.’