Mei

‘Heeft u wat geld voor me?’
Ze staat bij de ingang van de supermarkt.
Ze is een jaar of zeventien, achttien.
Ze is goed gekleed en ziet er verzorgd uit.
Ik geef haar de paar euro die ik in mijn zak heb.
‘Dank je wel’, zegt ze.

Als ik vijf minuten later naar buiten loop, stel ik toch de vraag.
‘Waarom sta jij hier?’
‘Ik heb schulden gemaakt’, zegt ze, ‘niet erg veel, hoor.’
Ze haalt haar schouders op.
‘Ik ben stom geweest.’
Ze glimlacht.
‘In mei ben ik al klaar met afbetalen.’
‘Dat is toch nog een half jaar’, zeg ik, rekenwonder.
‘Ja, maar ik mocht gelukkig mijn kamer houden. Die kan ik net betalen.’
Ze haalt haar schouders weer op.
‘En ik heb mijn telefoon nog. Alleen blijft er niks over voor boodschappen.’

Op weg naar huis struikel ik bijna over mijn goedertierenheid. Maar als ik thuis ben, zijn alle mogelijke hulpacties weer tot rust gekomen, zet ik de computer aan, tik dit stukje en buig me over de redactie van een stuk over circulaire economie.