Octave Mirbeau, vergeten literair anarchist

Ondanks zijn romans, journalistieke stukken en ander werk is in overzichtswerken van het socialisme weinig over Octave Mirbeau (1848-1917) te vinden. Domela Nieuwenhuis noemt hem in zijn Geschiedenis van het Socialisme enkele malen, maar in het standaardwerk De Socialisten van H.P.G. Quack is nauwelijks iets over hem terug te vinden. Mirbeau is met name de geschiedenisboekjes ingegaan omdat hij als schrijver met niet aflatende ijver steun betuigde voor de vrijlating van de onschuldige, wegens spionage veroordeelde kapitein Alfred Dreyfuss. Bovendien vanwege zijn pogingen de daden te verklaren van de anarchist Ravachol (1859-1892) die in 1892 enkele bomaanslagen pleegde uit protest tegen het inzetten van soldaten tegen stakers. Op zijn publicitaire conto kan echter veel meer worden bijgeschreven.

Morele monsters
Mirbeau ageerde tegen discriminatie, onderdrukking, onrechtvaardigheid, antisemitisme en ongelijkheid, kerk en staat Hij zag een vrije samenleving als zijn ideaal. Zijn streven bracht hij in praktijk met de mogelijkheden die hem ten dienste stonden en waarmee hij het beste uit de voeten kon: zijn pen en zijn werk. Getroffen door het onrecht dat hij in de samenleving constateerde, ageerde hij daartegen juist als schrijver.
Pierre Michel, voorzitter van de Société Octave Mirbeau, schreef in 2014: ‘Mirbeau heeft veertig jaar lang iedereen ontmaskerd, aan de kaak gesteld, hun schijnheilige grijns doorgeprikt met een hartstochtelijke gedrevenheid; iedereen die het onnozele volk op geraffineerde wijze dom heeft gehouden, ondanks dat dat volk steeds weer respect blijft houden voor de demagogen, de patsers van de politiek, de speculanten, de oplichters van de beurs en de haaien van de industrie en de handel; “de morele monsters” van het onrechtvaardige en repressieve systeem dat “justitie” heet, de zielenknijpers van de kerken, de kwezelaars van de kunsten en de letteren, de clowns en wauwelaars van een corrupte en in slaap sussende pers en alle burgers die zich vetmesten ten koste van de armen en die geen enkel medelijden kennen, geen enkel “artistiek gevoel” en geen enkele persoonlijke gedachte hebben en die zich voor hun morele en intellectuele welzijn een onwrikbaar en moorddadig geweten hebben aangemeten.’

Aanklachten
Mirbeau leverde zijn kritiek in journalistieke commentaren in kranten en tijdschriften, in korte verhalen, romans, theater- en toneelstukken. Hij was geen anarchistisch theoreticus, hij schreef geen anarchistisch handvest, was geen anarchistisch visionair en schetste geen toekomstige ideale samenleving. Nu lijkt het alsof hij in Frankrijk destijds in de zijlijn van het anarchisme opereerde en in hedendaagse anarchistische kringen lijkt hij nogal onbekend, maar hij was iemand die wel degelijk op de voorgrond trad. Hij was geen activist die op de barricades stond en slechts zelden heeft hij in een demonstratie meegelopen. Zijn journalistieke artikelen zijn felle commentaren waarin hij vanuit een anarchistische visie reageert op de actualiteit.
Van zijn romans is Dagboek van een kamermeisje vandaag de dag zijn bekendste werk. Het is een in romanvorm gegoten aanklacht tegen de ongelijkheid in de samenleving. De strekking ervan is glashelder: de arbeidende bevolking wordt uitgebuit en wordt iedere kans op een vrije ontplooiing ontnomen dankzij strenge arbeidswetten, klassenjustitie, autoritair gereguleerd onderwijs en een onoverbrugbaar klassenverschil waarmee staat, kerk, adel en het kapitalistische systeem elkaar in stand houden.

In de jaren zeventig verschenen een aantal van de romans van Mirbeau (deels opnieuw) in het Nederlands. Naast Dagboek onder meer het in 1899 verschenen De tuin der folteringen. Dit boek verwekte destijds nog meer schandaal dan het Dagboek van een kamermeisje. Mirbeau werd bij het schrijven van deze satire geïnspireerd door het werk van Beaudelaire. ‘Men kan het kwaad en de wreedheid alleen bestrijden door ze te beschrijven. Zoals Dante in De Hel heeft gedaan’, stelde Mirbeau zelf. De tuin der folteringen is een curieus boek waarin sadisme en de vreugde daaraan een rol spelen. Tolstoj schijnt gesteld te hebben dat we ‘er de meest verderfelijke hartstochten uit kunnen leren kennen en ons na een gruwelijke maar heilzame catharsis kunnen wapenen om die te bestrijden.’ Op zijn beurt inspireerde Mirbeau met dit boek Kafka tot het schrijven van zijn verhaal In de strafkolonie.

Reactionair
In Dagboek van een kamermeisje en De tuin der folteringen hekelde Mirbeau zijn politieke en artistieke tegenstanders en maakte hij ze belachelijk. In De badkamer van een zenuwlijder gaat hij nog een stap verder. Volgens de Nederlandse uitgever (1974) is het boek een ‘bonte aaneenschakeling van verhalen, gesprekken, anekdoten en herinneringen… Een defilé van uitbuiters, misdadigers en malle omhooggevallen politici, kunstenmakers en geleerden met  obscure theorieën, waanzinnige generaals, schijnvertoon zaaiende baronnen, minzieke oudere dames van adel, sadisten, racisten en protofascisten.’[1]
Mirbeau was al halverwege de dertig toen hij de ommezwaai maakte van reactionair naar anarchist. Een late overstap voor iemand die daarvoor al uitstekend op de hoogte was van de politieke situatie en van vernieuwende ontwikkelingen in kunst en cultuur, met name literatuur en schilderkunst, die hij juist toejuichte. Het is erg waarschijnlijk dat deze vernieuwingen hem ervan doordrongen dat de progressieve ontwikkelingen in kunst en cultuur niet los kunnen staan van radicale omwentelingen in de politiek en in de maatschappij.
Zijn anarchistische visie en zijn kritiek op de verhoudingen in de samenleving ontstonden nadat hij het werk van Tolstoj en de geschriften van Peter Kropotkin had gelezen. Zijn kennismaking in 1888 met de Franse anarchist Jean Grave, redacteur van het anarchistische tijdschrift La Révolte, versterkte zijn anarchistische opvattingen. Die opvattingen zijn met name bepaald door het algemeen gangbare anarchistische denken van die tijd, de laatste decennia van de negentiende eeuw. Zijn kritieken en commentaren zijn ingegeven door de actualiteit van dat moment. Mirbeau reageerde op actuele situaties en gebeurtenissen, plaatste ze tegen de achtergrond van de algehele maatschappelijke toestand. Hij ontwikkelde echter nauwelijks een toekomstvisie, hoewel hij zich realiseerde dat zijn werk wel degelijk een bijdrage was aan een gewenste radicale verandering.

Revolutie
Theoretici van het anarchisme gingen in het laatste kwart van de negentiende eeuw uit van de mogelijkheid en absolute noodzaak van een revolutie, het liefst op wereldschaal, waarna een anarchistische samenleving gerealiseerd zou kunnen worden. Mirbeau hing dit denken ook aan, maar plaatste er ook vraagtekens bij. Dat blijkt onder meer zijn toneelstuk Les Mauvais Bergers uit 1897. Dit door Mirbeau als ‘sociaal en anarchistisch’ betitelde stuk is wederom een aanklacht tegen de misstanden en onderdrukking in de samenleving. Door middel van het stuk wilde hij bij het publiek een bewustwordingsproces in gang zetten, juist bij de elite, dieniet op een maatschappijverandering zat te wachten.
Inhoudelijk is Les Mauvais Bergers niet meer toepasbaar op de huidige maatschappelijke situatie. Het is door tijd en omstandigheden ingehaald. Maar als schets van de arbeidsomstandigheden en de woon- en leefsituatie van de arbeidende bevolking van de periode waarin het is geschreven, geeft het een getrouw beeld. De arbeidersstaking waarvan in het stuk sprake is en die zou moeten leiden tot de noodzakelijke ‘grote omwenteling’, zou er echter nooit komen. In het stuk wordt een staking geleid door een charismatische socialist, geschetst naar het beeld van voormannen in de socialistische beweging zoals die eind negentiende en begin twintigste eeuw een leidende rol speelden, ook in Nederland. Na de Tweede Wereldoorlog is de rol van dergelijke voortrekkers vrijwel geheel verdwenen. Door het stuk niet met een optimistische blik op de toekomst te eindigen, maar door het in mineur te besluiten, openbaart Mirbeau zijn toekomstvisie: die revolutie zal er niet komen.

Kiezersstaking
Dit pessimisme weerhield hem er echter niet van zich continu in te zetten voor rechtvaardigheid, tegen uitbuiting en repressie en de heersende instituties aan te klagen. Dat blijkt eens te meer uit zijn artikel La grève des électeurs (De Kiezersstaking, 1888), een artikel dat niet veel aan actualiteit heeft ingeboet. In het stuk roept Mirbeau de kiezers op hun stem niet uit te brengen en te staken, omdat stemmen geen wezenlijke  veranderingen in de samenleving en dus in de machtsverhoudingen teweeg kunnen brengen. Met mooie praatjes en dikdoenerij houden de machthebbers het systeem in stand. Het is een illusie dat de kiezer invloed kan uitoefenen door zijn stem uit te brengen. Verkiezingen staan mijlenver af van werkelijke democratie, stelt Mirbeau. Hij laat zijn stakingsoproep voor de kiezers echter vergezeld gaan van een stevige tirade tegen die kiezers die zich als makke schapen naar de slachtbank van het stembureau laten voeren. ‘Hoe is het mogelijk dat er ook maar ergens (…) een brave borst te vinden is die zo stom is, zo achterlijk, zo blind voor alles wat duidelijk zichtbaar is en zo doof is voor alles wat hoorbaar is, dat hij stemt op een royalistische, een religieuze of een socialistische partij, zonder dat er ook maar iets is dat hem daartoe verplicht, zonder dat hij ervoor betaald krijgt of dronken gevoerd wordt?’, schrijft Mirbeau.

Klootjesvolk
Uit zijn betoog spreekt nogal wat minachting voor de kiezer die zich goedgelovig de mooie woorden van de heersende partijen laat aanleunen maar die verder geen actie onderneemt aan zijn positie iets te veranderen. Het doet denken aan de theorie van het ‘klootjesvolk’ zoals die in 1965 door Provo werd gelanceerd. Enerzijds spreekt hij de kiezer verwijtend toe, anderzijds roept hij hen op het systeem te boycotten. In plaats van echter een alternatief te bieden voor verkiezingen, blijft zijn oproep daar steken.
Geprojecteerd op het heden zijn in De Kiezersstaking zeker overeenkomsten te vinden: machtsmisbruik, accumulatie van kapitaal bij grote bedrijven, zelfverrijking, macht van multinationals en het leugenachtige gedrag van politici.
Zijn fundamentele kritiek op de structuur van de samenleving heeft niet afgedaan, maar alternatieven biedt Mirbeau niet. Opmerkelijk is wel dat hij, hoewel hij beïnvloed was door de geschriften van Kropotkin, geen pleidooi houdt voor de door Kropotkin zo wenselijk geachte kleine gemeenschappen op anarchistische, communistische grondslag. Kropotkin (1842-1921) week daarmee af van de binnen het socialisme gangbare opvattingen van het streven naar een grote omwenteling die in een klap de ideale samenleving werkelijkheid zou laten worden. Hij wilde fabrieksarbeid, landbouw en handarbeid laten integreren in een samenleving die een uitwisseling moest zijn tussen stad en platteland.

Idealen
Steeds vaker zien we hoe mensen hun idealen in de dagelijkse praktijk proberen te realiseren. Tegenwoordig komt de leefbaarheid in steden, in de woon- en werkomgeving, meer en meer in het gedrang. En in plaats van te wachten op initiatieven van de overheid of op resultaten van trage ambtelijke molens, kiezen veel mensen ervoor zelf stappen te ondernemen om hun eigen woon-, leef- en werksituatie te verbeteren. De afgelopen decennia zijn er wereldwijd duizenden van dergelijke initiatieven van de grond gekomen op het gebied van energie, onderwijs, landbouw, voedsel, ecologie, natuur, opvoeding en dergelijke, vaak op milieuvriendelijke, coöperatieve en democratische basis. Met dit pragmatisch anarchisme – breng je idealen, voor zover mogelijk, nu al in de praktijk – werd in de tijd van Mirbeau ook al geëxperimenteerd. Utopische gemeenschappen bestonden al in Frankrijk in de negentiende eeuw, maar hun aantal was te beperkt om van propagandistische waarde te kunnen zijn.
Bovendien kon een gemiddeld arbeidersgezin onmogelijk de dagelijkse grauwe werkelijkheid ontvluchten. Mirbeau richtte zich op de bestaande samenleving, bestreed haar uitwassen en wilde het liefst zo snel mogelijk veranderingen zien. Wie zijn werk leest of herleest, ziet een schrijver die weliswaar verbonden is met zijn tijd, maar die ook actuele waarden schetst.

Noot:
[1] Octave Mirbeau, De badkamer van een zenuwlijder, De Arbeiderspers 1974. De flaptekst, van Mirbeaukenner Martin Ros, is te mooi om hier niet weer te geven.

Literatuur: De AS 198, Octave Mirbeau, literair anarchist, zomer 2017.