Over de rol van ijdelheid in de wetenschap ~ De affaire Stapel
Diederik Stapel was jarenlang een alom geprezen en bewonderde hoogleraar in de sociale psychologie. Maar op 8 september 2011 kwam in de openbaarheid dat hij keer op keer stukken geschreven had die naar hij voorgaf op onderzoek waren gebaseerd, maar die in feite pure verzinsels waren.
Dat bericht kwam voor iedereen als een donderslag bij heldere hemel. Die avond werd Robbert Dijkgraaf, de toenmalige president van de KNAW, op de TV ondervraagd over de affaire. ‘Zoiets is natuurlijk erg’ zei hij, ‘het schaadt de reputatie van de wetenschap, maar gelukkig komt bedrog in de wetenschap heel zelden voor’. Met dat laatste heeft hij zowel gelijk als ongelijk. Er zijn in de wetenschap in totaal minstens 18 ‘megafraudeurs’ geweest.[i] Toch kan Dijkgraaf zijn uitspraak handhaven, want relatief doen zij zich zelden voor, gegeven het kolossale aantal wetenschappelijke producten (artikelen, boeken, rapporten, patenten en wat al niet) dat jaarlijks wereldwijd verschijnt.
De gedachte dat het hier om iets zeer uitzonderlijks betreft zagen we ook bij anderen. Pim Levelt, voormalig president van de Akademie en rapporteur over de zaak Stapel meende zelfs dat het misschien wel het omvangrijkste bedrog ooit zou zijn.[ii] Dat is niet zo. Stapel heeft 69 frauduleuze publicaties op zijn naam staan en neemt als zodanig de vijfde plaats in. Een Japanse arts is ‘de kampioen’ fraudeur met 172 artikelen.[iii] In de vorige eeuw heeft John F. Darsee, verbonden aan Harvard University, veel opzien gebaard met 104 valse publicaties.
Wat Stapel betreft, verscheidene commentatoren dachten al meteen te weten wat de oorzaak van zijn gedrag was. Het zou allemaal komen door de dwang tot publiceren, het publish or perish regime van de hedendaagse universiteiten. Die verklaring acht ik aanvechtbaar. Voor zover ik daar berichten over heb, behoren degenen die op grote schaal fraude plegen allen tot één type. Het zijn briljante persoonlijkheden, die met het grootste gemak artikelen schrijven. En daarbij ijdel, in de betekenis die aan dit begrip gehecht wordt op pagina 7-8 van dit boek.
Inderdaad leggen de universiteiten hun wetenschappelijke medewerkers een pensum op, dat is trouwens al een hele tijd zo. Zij moeten jaarlijks minstens enkele artikelen in een wetenschappelijke tijdschrift of boek publiceren. Zij die daarvan last hebben behoren tot een ander type: de ploeteraars, die door welke oorzaak ook, moeizaam tot schrijven komen; dat hoeft niet tegen hen te pleiten, het gold tenslotte ook voor Charles Darwin.[iv] Of ook de leermeesters, zij die voorrang geven aan hun taken als docent, boven hun taken als onderzoeker. Jaren geleden kende ik een collega die na zijn benoeming nooit meer een bijdrage voor een wetenschappelijk tijdschrift geschreven heeft, afgezien van een handjevol recensies. Doceren was zijn lust en zijn leven, daar besteedde hij al zijn tijd aan en dat deed hij uitstekend. Zijn studenten droegen hem op handen! Hij gold dan ook zeker niet en terecht niet als een mislukte hoogleraar. Nu zou zo iemand nauwelijks meer getolereerd worden.
Terug naar Diederik Stapel. De Commissie Levelt beschrijft nauwgezet de gedragingen van Stapel. Dat was haar taak en die heeft zij zeer verdienstelijk vervuld. Alle lof! Maar vervolgens stelt zij een heel ander onderwerp aan de orde, te weten de sociale psychologie, het vak van Stapel.[v] Naar het oordeel van de commissie is dat ‘een flodderwetenschap’ en blijkbaar meent zij dat het van flodderwetenschap naar fraude maar een klein stapje zou zijn. Er is evenwel geen enkel teken dat er op zou wijzen dat de aard van die wetenschap bij de fraude van Stapel een rol gespeeld zou hebben.
Meer terecht is haar aandacht voor de vraag hoe Stapel het heeft klaargespeeld om zo lang onontdekt te blijven. Zij noemt ‘het onbeschaamd gebruik van zijn prestige, aanzien en macht, en zijn geraffineerde werkwijze.’ Om dat laatste punt toe te lichten heb ik acht recente artikelen van zijn hand in ogenschouw genomen. Ik ga er daarbij van uit dat die mede op verzinsels gebaseerd zijn, ofschoon ik niet helemaal zeker weet of dat in alle gevallen helemaal zo is.
Hij voerde steeds een of twee co-auteurs op. Dat is een hulpmiddel of truc die de meeste grote fraudeurs gebruikt hebben: het verhoogt hun geloofwaardigheid. Stapel deed het steeds op dezelfde manier, hij plaatste de naam van een co-auteur als eerste boven een artikel, daarmee de suggestie wekkend dat deze de voornaamste auteur was, zichzelf zette hij steeds ‘bescheiden’ op de tweede plaats. Ook verder zijn deze artikelen merkwaardig uniform van opzet. In alle gevallen komt er eerst een theoretische verhandeling die een kwart tot een derde deel van de respectieve artikelen omvat. Dit onderdeel is fraudevrij (dat neem ik tenminste aan) en draagt daardoor bij tot zijn, Stapels, geloofwaardigheid. Vervolgens vertelt hij hoe en met welk doel hij empirisch materiaal verzameld zou hebben. Het zou daarbij steeds gegaan zijn om diverse vormen van omvangrijke schriftelijke enquêtes, bijna altijd meerdere per artikel. Die zijn in feite niet gehouden. In plaats daarvan werden gefingeerde cijfers gepresenteerd, waarop tamelijk ingewikkelde statistische toetsen werden losgelaten. De uitkomsten daarvan zijn gebruikt om de door hem gewenste conclusies op te baseren. Ieder artikel eindigt met een lijst van geciteerde literatuur. Deze is steeds vertrouwenwekkend lang. De acht artikelen in kwestie tellen gemiddeld 13 pagina’s, die lijsten gemiddeld ruim veertig verwijzingen.
Ik moet bekennen dat, indien ik een van deze artikelen gelezen zou hebben vóór Stapels ontmaskering, ik volstrekt niet gedacht zou hebben aan bedrog. Wat mij betreft is zijn werkwijze dus geheel en al geslaagd. Wat mij wel opvalt is dat hij in al deze gevallen zegt maar één onderzoekstechniek te hebben gebruikt, te weten de schriftelijke enquête. Een heel eenzijdige en steriele keuze. Maar wel de enige waarbij je als onderzoeker geen van je proefpersonen ooit gesproken of ook maar gezien hoeft te hebben. Als hij had voorgegeven andere vormen van onderzoek te gebruiken, zou hij veel eerder door de mand gevallen zijn.
Toch blijft het voor mij een raadsel dat de mensen in zijn omgeving, bijvoorbeeld die co-auteurs, niet eerder argwaan gekregen hebben. Wat een rare verhoudingen bestaan er dan binnen zo’n instituut: een hoogleraar zegt dat hij steeds maar weer omvangrijke enquêtes organiseert, maar je merkt er als medewerker of student niks van. Die resultaten zijn er als bij toverslag. En blijkbaar heb je niet de wil of de behoefte hem te vragen hoe dat precies zit.
Wat heeft Stapel ertoe gebracht op grote schaal bedrog te plegen? Hij had (en heeft) menselijkerwijs gesproken nog ruim een half leven te gaan, hij moet toch hebben beseft dat het eens stuk zou lopen. Ik zou tenminste in zijn plaats geen nacht goed geslapen hebben. De enige verklaring die ik kan bedenken en die ik voor een betere geef, is dat hij eigenlijk helemaal niet vond dat hij bedrog pleegde. Want dat hij meende ook zonder zo’n ‘dom onderzoek’ wel te weten wat het juiste antwoord op zijn vraagstellingen was.
Wie weet heeft hij ten dele nog gelijk ook. Om dat te onderzoeken zou het nodig zijn minstens enkele van zijn stellingen nu ook echt te onderzoeken. Ik meen dat het genoegzaam interessant zou zijn daar een scriptie aan te wijden. Misschien aardig voor Diederik Stapel zelf om dat te ondernemen.
In het rapport van Levelt staat Stapels eerste reactie: ‘Ik heb het met ontzetting en schaamte gelezen’. Hij is streng gestraft: is ontslagen en is aangeklaagd wegens valsheid in geschrifte en misleiding. Maar hij doet nu wat hij zo uitstekend kan, te weten het schrijven van fictie. In 2014 is een boek verschenen van hem en A.H.J. Dautzenberg, gebaseerd op talloze gesprekken en de uitwisseling van tal van e-mails tussen hen. Samen maar liefs 400 pagina’s omvattend. Niet gespeend van vernuft, maar slechts hier en daar echt interessant.[vi]
Op 19 augustus 2016 was er op de televisie een aflevering van het programma ‘Kijken In De Ziel’ met als gespreksleider de immer alerte Coen Verbraak. Zijn gesprekspartners waren een uitgelezen gezelschap van beoefenaars van de wetenschap. Onderwerp van gesprek: misstanden in de wetenschap. Wat vooral ter sprake kwam was oncollegiaal gedrag van vakgenoten. Overigens zonder dat daarbij het verschijnsel aan de orde kwam van onderzoekers die weigeren in te gaan op serieuze en faire kritiek van vakgenoten.
Pas aan het einde van de uitzending kwam de term fraude ter tafel. Als enige voorbeeld daarvan binnen de wetenschap werd de affaire Stapel besproken. Indrukwekkend was met name het relaas van degene die vertelde dat Diederik zowel een naaste collega als een goede vriend van hem was.[vii]
Bij een congres in Londen dat deze bijwoonde waren ook twee promovendi van Stapel aanwezig. Die vroegen hem op een avond een vertrouwelijk gesprek met hen aan te gaan. Zij deelden hem mede Stapel ernstig te verdenken van fraude. Aanvankelijk hechtte hij geen geloof aan hun beweringen, maar aan het einde van hun overleg, die nacht om vier uur, was hij nagenoeg overtuigd van hun gelijk. Hij nam contact op met Stapel, die eerst bij hoog en bij laag ontkende, maar al spoedig door de mand viel. ‘Toen heb ik gehuild’ zo eindigt hij zijn verslag.
‘Heeft u nog contact gehad met Stapel’ vroeg Verbraak hem. ‘Wij wonen in dezelfde straat en ik zie hem soms langs fietsen. Maar nee, ik wil nooit meer iets met hem te maken hebben.’ Verbraak vroeg toen aan de aanwezigen of ze vonden dat Stapel een tweede kans zou moeten krijgen. Sommigen wezen die gedachte resoluut van de hand. Tot mijn verbazing waren anderen daartoe wel geneigd.
Noten
1 Abma, R. De publicatiefabriek; over de betekenis van de affaire Stapel. Nijmegen, van Tilt 2013. Aldaar p. 53. Hij somt 14 gevallen op. Zelf noem ik 4 meer gevallen, te weten de antropoloog Mart Bax, de psycholoog Cyril Burt, de historicus Bernard Berenson, de chemicus Henk Buck.
2 Commissie Levelt: Interim rapportage inzake door Professor D.A. Stapel gemaakte inbreuk op wetenschappelijke integriteit. Amsterdam, 2011.
3 Abma, R.: zie noot 1.
4 Desmond, A. en J. Moore: Darwin. London, Penguin Books 1992. Aldaar p. 415.
5 Abma, R.: zie noot 1, aldaar pp. 57-78.
6 Stapel D. en A.H.D. Dautzenberg: De fictiefabriek; een bevrijdingsroman in brieven. Atlas Contact, 2014.
7 Het betrof Marcel Zeelenberg, hoogleraar economische psychologie aan de universiteit te Tilburg.
Volgende hoofdstuk: over-de-rol-van-ijdelheid-in-de-wetenschap-inzake-mart-bax/