Over de rol van ijdelheid in de wetenschap ~ Voorwoord

‘IJdelheid’, wat is mijn definitie van dat begrip? In de Van Dale wordt ijdelheid omschreven als ‘een te hoge dunk van de eigen voortreffelijkheid’ en als ‘de zucht om door anderen bewonderd en geprezen te worden’. Beide omschrijvingen zijn voor mijn doel bruikbaar. Een zekere mate van ijdelheid in deze betekenis is veel beoefenaars van de wetenschap eigen, met name als ze de positie van hoogleraar bereikt hebben. Mij gaat het hier echter om gevallen waarbij ijdelheid zich in excessieve vorm voordoet. In die zin dat deze ook nog gepaard gaat met de ‘ik heb altijd gelijk’ gedachte, en vaak ook met ‘ik weet toch wel hoe het zit, ook zonder het onderzocht te hebben’.

Ik heb in ruime mate gegevens verzameld over tien zulke personen. In zeven van mijn casussen ben ik goeddeels tot mijn oordeel over hen gekomen op grond van eigen onderzoek en eigen ervaringen. In twee gevallen heb ik mede gebruik gemaakt van het zorgvuldige werk van een onderzoekscommissie. In drie gevallen heb ik mijn oordeel voornamelijk gebaseerd op doorwrochte studies van anderen. Ik heb niet de pretentie dat het hier gaat om zoiets als een representatieve steekproef. Wel meen ik een scala van gevallen te presenteren die de meeste variaties op dit gebied omvat. Zo heb ik gezocht naar voorbeelden uit onderscheiden gebieden van wetenschap. In zes gevallen zijn het beoefenaars van de sociale wetenschappen (in de ruime zin van het woord), in vier gevallen natuurwetenschappers (in de ruime zin van het woord). In vijf casussen betreft het actuele affaires, in de vijf overige om zaken die zich in het (nabije) verleden hebben voorgedaan. Die te bespreken is van belang, al is het maar om aan te tonen dat misstanden in de wetenschap niet enkel van vandaag of gisteren zijn. In alle tien gevallen betreft het mannen. Geen wonder. Immers in het nabije verleden waren bijna alle beoefenaars van de wetenschap van het mannelijk geslacht, en ook nu nog geldt dat voor een ruime meerderheid. Maar de emancipatie schrijdt met rasse schreden voort! Alweer enkele jaren geleden kreeg voor het eerst een vrouwelijke beoefenaar van de wetenschap een officiële berisping wegens wangedrag in de wetenschap. Ik noem hier geen namen.

Excessieve ijdelheid in de wetenschap, in de hier geformuleerde betekenis van dat woord, heeft vaak schadelijke gevolgen en wordt daarom in dit geschrift bestreden.

Achtereenvolgens bespreek ik leven en werk van de volgende personen: de fysisch geograaf Jan P. Bakker; de antropoloog Claude Lévi-Strauss; de socioloog Norbert Elias; de hersenonderzoeker Dick Swaab; de chemicus Henk Buck; de nanotechnoloog Jan Hendrik Schön: de sociaal psycholoog Diederik Stapel; de antropoloog Mart Bax; de psycholoog Cyril Burt; de historicus Bernard Berenson.

De vraag die als eerste te beantwoorden staat is of ijdelheid in excessieve-mate bij onderzoekers in alle gevallen nadelig is voor de wetenschap.

Bij het schrijven van dit boek heb ik de hulp gehad van Henk Tromp. Hij heeft mijn teksten zorgvuldig gelezen en mij zijn kritiek niet bespaard. Verder, hij weet (bijna) alles van computers en ik (bijna) niks. En tenslotte, het mooie hoofdstuk 11 is van zijn hand.

Ook wil ik Frank Bovenkerk en Lodewijk Brunt bedanken voor hun welkome bijstand. Eens waren zij veelbelovende promovendi van mij, nu zijn zij allebei emeritus hoogleraar. Dat ik dat nog mag meemaken!

Volgende hoofdstukover-de-rol-van-ijdelheid-in-de-wetenschap-jan-p-bakker/